Inhoudelijk verslag over de uitvoering van het beleid rond
stedelijke vernieuwing in Delft over de periode 2000 t/m 2004.
________
2. Beleidskader stedelijke
vernieuwing
6. Conclusies ISV Monitor 2000
7. Conclusies ISV Monitor 2001
8. Conclusies ISV Monitor 2002
9. Conclusies ISV Monitor 2003
10. Conclusies ISV Monitor 2004
11. Conclusies totale ISV1 periode
_______
1. Overzicht
doelstellingen DOP1 en relatie met projecten…..……….. 25
2. ISV-
monitor 2000………………………………………………..…….. 27
Inhoudelijke
ISV-monitor 2000…………..……………….…………… 27
Procesmonitor
ISV 2000…………………………..……..……………. 33
3. ISV-
monitor 2001……………………………………………………... 36
Inhoudelijke
ISV-monitor 2001…………….………………..………… 36
Procesmonitor
ISV 2001…………………………………………….… 42
4. ISV-monitor
2002…………….………………………………………… 44
Inhoudelijke ISV-monitor
2002…………….…….…………………… 44
Procesmonitor
ISV 2002………….…..………………………………. 53
5. ISV-monitor
2003………………………………………………………. 56
Inhoudelijke
ISV-monitor 2003……………..…….…………………… 56
Procesmonitor
ISV 2003………….……..……………………………. 66
6. ISV-monitor
2004………………………………………………………. 70
Inhoudelijke
ISV-monitor 2004………..………….…………………… 70
Procesmonitor
ISV 2004………………..…………..…………………. 81
Vakteam Projecten en vakgroep
Beleid en Ondersteuning
Gemeente Delft
mei 2005
Voor u ligt een verantwoordingsverslag waarin de
gemeente Delft verantwoording aflegt over het beleid rond stedelijke
vernieuwing in de periode 2000 t/m 2004 (ISV1). Programmagemeenten als Delft zijn namelijk op basis van de in
2000 in werking getreden wet Stedelijke Vernieuwing (Wsv) verplicht om na
afloop van een ISV periode een verantwoordingsverslag in te dienen bij de
provincies. Hierin moet worden verantwoord in hoeverre de in het
Ontwikkelingsprogramma gestelde doelen zijn behaald en wat de gemeente heeft
gedaan om deze alsnog te bereiken.
In de hoofdstukken 3, 4 en 5 worden de te
bereiken doelen beschreven. Voor de ISV-monitor gaat het hierbij om een
combinatie van de in hoofdstuk 3 opgesomde oorspronkelijke DOP-doelstellingen
uit het Delfts Ontwikkelingsprogramma 2000-2010 (DOP1) en de tussentijds
opnieuw geformuleerde werkdoelstellingen, zoals vermeld in hoofdstuk 4.
Voor de provinciale toets zijn echter alleen de in hoofdstuk 5 vermelde kerndoelen
relevant. In hoofdstuk 6 t/m 10 wordt vervolgens ingegaan op de vraag in
hoeverre de doelen behaald zijn. Achtereenvolgens worden daarvoor de conclusies
van de jaarlijkse ISV-monitor samengevat. In hoofdstuk 11 wordt de
eindconclusie geformuleerd over de totale ISV1-periode. Voor een volledige
beschrijving van de jaarlijkse inhoudelijke en procesmatige monitorgegevens
wordt tenslotte verwezen naar de bijlagen.
Wat de gemeente Delft heeft gedaan om haar
stedelijk vernieuwingsbeleid uit te voeren dan wel bij te stellen om de
ISV-doelstellingen alsnog te halen, wordt ook beschreven in de jaarlijkse aan
de provincie toegezonden Meerjarenramingen (MR-ISV’s). Separaat is conform de
vereisten in het kader van de wet Stedelijke Vernieuwing en de provinciale
handreiking voor de ISV1 verantwoording, een bestedingsverslag ISV1
ingediend waarover een accountantsverklaring is verstrekt.
Het
streven naar een vitale stad is de hoofddoelstelling van de Nota Stedelijke
Vernieuwing[1]. In deze
nota wordt geconstateerd dat de druk op stedelijk gebied toeneemt en dat
werkloosheid, gebrek aan leefkwaliteit en het wegtrekken van bedrijvigheid elkaar
dreigen te versterken. Volgens VROM is dat een slechte ontwikkeling die
bovendien onnodig is omdat de stad wel degelijk potenties bezit die benut
moeten worden. Er is daarom een samenhangende aanpak van stedelijke gebieden
nodig die gericht is op kwaliteitsverhoging van de woon- en werkmilieus in de
steden. Deze hoofddoelstelling is later verder geconcretiseerd in het Besluit
beleidskader stedelijke vernieuwing (Staatsblad, jaargang 2000, 507). Het
beleidskader onderscheidt negen inhoudelijke, landelijke doelstellingen van
stedelijke vernieuwing:
1.
Vergroting van de variatie en
differentiatie van woonmilieus;
2.
Huisvesten van specifieke
bevolkingsgroepen die moeilijkheden ondervinden
bij het vinden van hun passende huisvesting;
3.
Tegengaan van onvrijwillige
segregatie;
4.
Verbetering van de
omgevingskwaliteit;
5.
Zorgvuldig, duurzaam en intensief
ruimtegebruik;
6.
Behoud van cultuurhistorische
waarden;
7.
Verbetering van de fysieke
voorwaarden voor economische activiteit;
8.
Verbetering van de
milieukwaliteit;
9.
Versterking van de sociale
infrastructuur.
Deze
uitwerking van de hoofddoelstelling maakt duidelijk dat stedelijke vernieuwing
niet uitsluitend een fysieke aangelegenheid is. Hoewel ingrepen in de fysieke
omgeving als basis worden gezien voor het nastreven van de negen
doelstellingen, wordt in het beleidskader stedelijke vernieuwing nadrukkelijk
gesteld dat niet alle te nemen maatregelen ook strikt fysiek moeten
zijn. Het beleidskader vermeldt sociaal beheer van wijken door woningcorporaties
als voorbeeld van niet-fysieke maatregelen. Bovendien wordt benadrukt dat de te
bereiken doelstellingen hoofdzakelijk een sociaal karakter hebben. In
vergelijking tot de nota Belstato[2]
richt de Nota Stedelijke Vernieuwing meer aandacht op de mogelijkheid om met
interventies in de fysieke omgeving richting te geven aan sociale en
economische ontwikkelingen en processen. De Provincie ZH heeft het landelijk
beleidskader Stedelijke Vernieuwing in nauw overleg met gemeenten in
Zuid-Holland uitgewerkt in een reeks discussienota’s over stedelijke
vernieuwing in Zuid-Holland[3],
een provinciale Verordening met bijbehorende regeling waarin de indicatieve
budgetten zijn toegekend[4]
en uiteindelijk in een Provinciaal meerjarenprogramma voor stedelijke
vernieuwing in Zuid-Holland[5].
De uitvoering van stedelijke vernieuwing blijft echter maatwerk; per stad zijn
en worden de ambities, doelstellingen en interventies beschreven in lokale
Ontwikkelingsprogramma’s. Na goedkeuring hiervan worden de voorschotten
toegekend die op basis van een verantwoording achteraf kunnen worden omgezet in
definitieve bijdragen.
In het in
2000 ingediende Delfts Ontwikkelingsprogramma 2000-2010 (DOP1) staan de (SMART)
doelen die Delft in de ISV1-periode (2000 t/m 2004) hoopte te bereiken. De
gemeente Delft heeft op basis van deze doelstellingen in 2000 een jaarlijks te
actualiseren ISV-monitorsysteem opgezet. Deze monitor kent een inhoudelijk en
een procesmatig deel. Het inhoudelijk deel meet in hoeverre de doelstellingen
bereikt zijn en met het procesmatig deel wordt jaarlijks de voortgang van ISV
projecten gevolgd. Doel van de ISV-monitoring is:
q
zicht houden op de voortgang van ISV projecten en
programma’s
q
zicht houden op het bereiken van de ISV doelstellingen
q
zicht houden op de relatie tussen de projecten en
programma’s enerzijds en de stedelijk te bereiken ISV doelstellingen anderzijds
q
zonodig bijsturen van het stedelijk vernieuwingsbeleid
De conclusies van de monitor zijn jaarlijks (in het
najaar) in een Meerjarenraming ISV (MR-ISV) opgenomen en aan de Gemeenteraad
voorgelegd. De 27 (inhoudelijke) doelen in ISV1 zijn:
1. Een gunstige ontwikkeling van het aantal
arbeidsplaatsen in Delft in relatie tot de landelijke cijfers.
Bij een stijging van het landelijk aantal
arbeidsplaatsen, is het uitgangspunt dat per 1-1-2005 in Delft 1,1 maal de
landelijke stijging wordt gerealiseerd. Tevens stijgt het aantal
arbeidsplaatsen in de toeristische sector per 1-1-2005 met minimaal 10% (excl.
seizoensarbeid). Bij een landelijke daling is de daling in Delft maximaal 2/3
van de landelijke daling.
2. Evenwicht in de woon-werkbalans.
Per
1-1-2005 moet de woon-werkbalans schommelen rond de verhouding 1:1
3. Zo weinig mogelijk uitkeringsgerechtigden en
werklozen.
De gemeente Delft start in 2000 een
vernieuwende ‘sluitende activeringsaanpak’, die tot doel heeft ingeschrevenen
en uitkeringsgerechtigden te activeren naar werk, sociale activering of een
zorgtraject. Het streven is daarbij dat het percentage uitkeringsgerechtigden en
DMZ-uitkeringsgerechtigden in fase 4 per 1-1-2005 met 20% is teruggedrongen.
4. Het toerisme in Delft moet zoveel mogelijk worden
bevorderd.
De streefsituatie per 1-1-2005 is: 15%
stijging van het aantal bezoeken van musea en bezienswaardigheden en 10% stijging
van het aantal overnachtingen in hotels en camping.
5. Een grotere differentiatie in prijs en kwaliteit in
huur- en koopsector.
Het totaal aandeel van woningen in de
koopsector en het aandeel dure huurwoningen tezamen, zal daarom per 1-1-2005
moeten zijn gestegen tot 40%. Hoofdzakelijk zullen in deze periode zgn.
‘stadswoningen’ worden gerealiseerd.
6. Meer woningen voor senioren.
Voor 1-1-2005 moeten 150 extra woningen met
zorgaanbod en collectieve voorzieningen voor senioren zijn gerealiseerd, waarvan
2/3 deel goedkope huurwoningen en 1/3 dure huurwoningen.
7. Meer ‘opgepluste’ woningen.
Voor
1-1-2005 moeten minimaal 2000
opgepluste woningen (ca. 400 woningen per jaar) zijn gerealiseerd op basis van
de onderzoeken seniorenscore.
8. Stijging van het aantal grondgebonden woningen voor
gezinnen met kinderen.
Voor 1-1-2005 zijn minimaal 200
grondgebonden woningen aan de voorraad toegevoegd.
9. Verbetering monumenten.
Per 1-1-2005 dienen minimaal 100
gemeentelijke monumenten en 20 Rijksmonumenten te zijn verbeterd.
10. Geoptimaliseerde rioolsystemen en in combinatie
daarmee een betere kwaliteit van het oppervlaktewater en oevers.
Per
1-1-2005 is tenminste 55% van het daarvoor geschikt verhard oppervlak
afgekoppeld van het rioolstelsel, het aantal riooloverstorten teruggebracht tot
ca. 75% van 1999 en zijn enkele deelsystemen geherstructureerd. Ook is per
1-1-2005 sprake van een verbetering kwaliteit van het oppervlaktewater volgens
het STOWA-beoordelingssysteem tot gemiddeld circa 3 (van maximaal haalbaar 5) en
is tenminste 15% van daarvoor geschikte oevers natuurvriendelijk ingericht.
11.
Zo min
mogelijk stagnatie door bodemsanering
In overleg met de provincie Zuid-Holland vindt effectmeting
van het compartiment bodem plaats op grond van de afgifte van een beschikking
op een saneringsplan of goedkeuring van een saneringsevaluatie. Voor Delft komt
dit in de eerste planperiode (2000-2005) neer op:
Þ
drie of vier saneringen van ernstige en urgente
puntverontreinigingen binnen deze
gebieden waarvan de bodemproblematiek stagnerend werkt op de (stedelijke)
ontwikkelingsplannen (ISV-doelstelling en NMP-doelstelling, beheersbaar 2022).
Voor twee van deze saneringslocaties wordt in de periode tot 2002 aanvullend
bodemonderzoek uitgevoerd.
Op basis van de NMP doelstellingen en
specifiek voor de gemeente Delft is verder opgenomen dat:
Þ
Voor het jaar 2002 een onderzoeksprogramma opgesteld wordt.
Met behulp van dit onderzoeksprogramma worden uiteindelijk alle ernstige en
urgente verontreinigingslokaties binnen Delft voor 2005 in beeld gebracht
(NMP-doelstelling, landsdekkend beeld 2005).
Þ
Voor 2002 wordt een raamsaneringsplan voor de G4 zones in
Delft opgesteld. Als dit plan is goedgekeurd kunnen saneringen binnen de
diffuse, ernstig verontreinigde gebieden volgens dit plan worden gerealiseerd.
Ook kunnen met behulp van dit plan individuele uitvoeringsplannen worden
gerealiseerd.
12.
Minder
geluidsbelasting van woningen.
Het aantal woningen met een geluidsbelasting
van meer dan 60 dB(A) voor wegverkeerslawaai moet worden teruggebracht. De
bedoeling is dat er in 2003, 86 geluidssaneringswoningen zijn aangepakt. Per
1-1-2005 moeten minimaal 90 woningen zijn ‘geluidsgesaneerd’.
13. Een optimaal afvalbeleid.
Te bereiken effect is dat van het ingezameld
GFT-afval 90% zuiver is per 1-1-2005. Om dit te bereiken, moet o.a.
voorlichting worden gegeven. Ook zijn er minimaal 5 retourettes in Delft en is
er sprake van een stabilisatie van de hoeveelheid te verbranden afval op het
niveau van1998. Ook zijn er in Delft per 1-1-2005 t.o.v. 1998 minimaal 500
extra ondergrondse afvalcontainers gerealiseerd.
14. Voldoende besparing van energie.
Per 1-1-2005 moet een energiebesparing
bereikt zijn van minimaal 30% in tenminste 2000 bestaande woningen.
Ook moeten lokale energieopwekkingprojecten
uitgevoerd zijn, leidend tot een opwekking van in totaal minimaal ca. 3% van
het elektriciteitsverbruik.
15. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer
en de fiets in combinatie met een zo laag mogelijk gebruik van de auto.
Het aandeel van de auto in de modal split in
Delft moet worden verkleind. Als te bereiken effect per 1-1-2005 geldt in dit
verband dat als er sprake is van een landelijke stijging, deze in Delft beperkt
blijft tot maximaal 0,75 maal de landelijke stijging en dat bij een landelijke
daling van de automobiliteit de daling in Delft hiervan minimaal 1,25 maal de
landelijke daling is.
16. Een concentratie van het autoverkeer op de
hoofdroutes.
Per 1-1-2005 is tenminste 50% van het lokale
wegennet als verblijfsgebied aangewezen en ingericht als 30-km gebied of
woonerven en is voor een viertal wegvakken de doorgaande functie beperkt.
17. Een gewaarborgde bereikbaarheid van economische
activiteiten voor alle
verkeersdeelnemers.
Per 1-1-2005 moeten hiervoor minimaal de
volgende zaken zijn gerealiseerd: minimaal twee extra geconcentreerde
parkeervoorzieningen aan de randen van de binnenstad in combinatie met een
grotendeels autoluwe binnenstad; voldoende en adequate stallingsvoorzieningen
voor fietsers bij belangrijke bestemmingen als binnenstad en station;
hoogwaardig openbaar vervoer naar de TU en een geslaagde herinrichting van de
Schoemakerstraat bij het Delftechpark.
18. Een afname van het aantal verkeersslachtoffers.
Per 1-1-2005 wordt gestreefd naar een niveau
van minder dan 200 verkeersslachtoffers per jaar.
19. Zo groot mogelijke algemene tevredenheid van bewoners
over hun wijk.
Het verschil in tevredenheid in de wijken
Voorhof en Wippolder tezamen, afgezet tegen de gemiddelde tevredenheid in de
rest van Delft moet per 1-1-2005 zijn gehalveerd.
20.
Een netwerk
ter bestrijding van sociaal isolement in de wijk.
Per 1-1-2005 moet er in elk van de
7 wijken in Delft een netwerk ingericht zijn met vertegenwoordigers van
betrokken maatschappelijke organisaties. Dit netwerk signaleert sociaal
isolement en zorgt voor een passend aanbod waaronder huisbezoeken.
21. Een zo hoog mogelijke zelfredzaamheid van burgers in
Delft.
Ten
aanzien van dak- en thuislozen in Delft is het te bereiken effect
dat per 1-1-2005 tenminste:
*
90% in beeld is via meldpunt, BAW-overleg of instellingen,
*
tenminste 80% hiervan is opgevangen in instellingen of
ambulant
*
minimaal 75% hiervan woont daarna zelfstandig of vindt een
andere woonvorm.
22. Een zo hoog mogelijke zelfredzaamheid van burgers in
Delft.
Ten aanzien van minderheden zijn de
te bereiken effecten per 1-1-2005:
*
minimaal 90% van de nieuwkomers in Delft met een niet
voorwaardelijke verblijfsvergunning voelt zich thuis in Delft
*
ten minste 95% van de in Delft wonende houders van een VVTV
wordt maatschappelijk begeleid en volgt een scholingstraject,
*
minimaal 95% van de alleenstaande minderjarige asielzoekers
die worden opgevangen in Delft volgt onderwijs.
23.
Zoveel
mogelijk goed gebruikte buurtaccommodaties.
Er dienen per 1-1-2005 in Delft
minimaal vier buurtaccommodaties te zijn gebouwd en minimaal twee
jongerenvoorzieningen te zijn omgezet in permanente accommodaties.
24.
Een
vensterschoolprogramma voor kinderen in de wijk.
Per 1-1-2005 moet er in elk van de
7 wijken in Delft een vensterschoolprogramma gerealiseerd zijn. Het programma
moet kind- en oudergericht zijn, ingebed zijn in de wijk en zo mogelijk (daar
is een langere termijn voor nodig dan 5 jaar) moeten de verschillende
onderdelen (scholen, kinderopvang en de andere faciliteiten) fysiek
samengebracht worden in één gebouw.
25. Voldoende sport- en spelmogelijkheden in de wijken
van Delft.
Per 1-1-2005 dienen gemiddeld minimaal 1,5
speelplekken per 100 0- tot 9- jarigen
aanwezig te zijn en minimaal 78 voorzieningen voor jongeren tussen de 10 en 19
jaar. Over de invulling van het speelruimtebeleid en de inrichting van de
speelplekken zal op wijkniveau in elk geval overleg worden gevoerd met
belanghebbenden. Als kwalitatieve ‘ondergrens’ geldt hierbij de huidige
Europese veiligheidsnormering.
26. Een zo laag mogelijke criminaliteit.
Het te bereiken effect is minimaal dezelfde
plek in de ranglijst van gemeenten boven de 50.000 inwoners. Op 1-1-2005 moet
Delft dus staan op nr. 40 of lager voor misdrijven en op nr. 33 of lager voor
geweldsdelicten.
27. Een gedifferentieerd en op de behoefte afgestemd
aanbod van kinderopvangvoorzieningen.
Per 1-1-2005 moet het percentage kinderen
dat gebruik kan maken van kinderopvang liggen rond de 40% voor de hele
dagopvang en rond 15% voor de buitenschoolse opvang. Ook moeten er per 1-1-2005
in Delft in elk geval 400 kindsplaatsen buitenschoolse opvang extra zijn
gerealiseerd.
Na
ambtelijk overleg met de provincie in het eerste kwartaal van 2003 heeft de
gemeente Delft enkele van de hiervoor genoemde DOP-doelstellingen opnieuw geformuleerd
om daarmee te komen tot beter meetbare en haalbare, door de gemeente te beïnvloeden
doelstellingen. De aldus tot stand gekomen nieuwe set van doelstellingen is
vervolgens vanaf de ISV monitor 2002 in de jaarlijkse monitoring en bijstelling
van het ISV-beleid gehanteerd. Conform het Rijksbeleid is hierbij de
oorspronkelijke ISV/DOP-doelstellingen echter geen geweld aangedaan: 19 van de
27 DOP-doelstellingen zijn dan ook in de ISV-monitor gehandhaafd en slechts een
beperkt aantal (8 stuks) is vervangen door werkdoelstellingen. Dit
betrof de volgende doelstellingen:
DOP-doelstelling 3: Zo weinig mogelijk
uitkeringsgerechtigden en werklozen.
Omschrijving:
sluitende activeringsaanpak starten en streven naar terugbrenging per
01-01-2005 van het percentage uitkeringsgerechtigden fase 4 met 20%.
Nulmeting
1999: het aantal fase 4 DMZ-uitkeringsgerechtigden ingeschreven
bij het Arbeidsbureau (1.230) plus het aantal niet bij het Arbeidsbureau
ingeschreven fase 4 cliёnten (958) in procenten van het bestand
DMZ-uitkeringsgerechtigden bedraagt 70,6%.
Situatie
mei 2003: het CWI (v.m. Arbeidsbureau) kan geen cijfers over het
aantal bij hen ingeschreven uitkeringsgerechtigden leveren. Het aantal
uitkeringsgerechtigden in fase 4 is in absolute getallen nagenoeg constant
gebleven. Het aantal klanten in fase 4 als percentage van het totaal aantal
bijstandsgerechtigden is van 70,6% naar 71,5% gestegen. Deze stijging heeft
echter vooral te maken met een daling van het aantal klanten in de overige
fasen. Dit is volgens de ‘geest’ van de ISV-doelstelling geen ongewenste ontwikkeling.
Delft is immers volop bezig met de in 2000 gestarte “sluitende
activeringsaanpak” die tot doel heeft
ingeschrevenen en uitkeringsgerechtigden (in alle categorieën dus) te
activeren naar werk, sociale activering of een zorgtraject. Deze activiteiten zijn
gebundeld en worden inmiddels gemonitord in een door de raad vastgesteld
“Prestatieboek”. Nu gebleken is dat door dit beleid, dat op zich vruchten
afwerpt, en door gewijzigde, deels autonome omstandigheden (m.n. weer
toenemende werkloosheid) de genoemde oorspronkelijke ISV- doelstelling niet
(meer) meetbaar en haalbaar is, luidt het voorstel de DOP-doelstelling te
interpreteren volgens het Prestatieboek 2003. Dit houdt in dat in 2006 één
derde van het fase 4 bestand van april 2002 (2.239) is uitgestroomd naar
betaald of gesubsidieerd werk en is één derde actief als vrijwilliger en dat in
2003 in totaal 550 klanten worden geplaatst in een traject.
Werkdoelstelling: per
01.01.2005 moet de combinatie van uitstroom uit fase 4 en het in traject zijn
van fase 4 klanten voldoende zijn om per april 2006 een derde deel van de fase
4 bestand van april 2002 te kunnen laten uitstromen naar werk en een derde deel
naar vrijwilligerswerk.
DOP-doelstelling
7. Meer ‘opgepluste’ woningen; senioren en minder validen langer zelfstandig
laten wonen.
Omschrijving: per
01-01-2005 moeten minimaal 2.000 woningen zijn opgeplust
Nulmeting
1999: er zijn (nog) geen woningen opgeplust.
Situatie
mei 2003: per 01-01-2003 zijn er 217 woningen opgeplust op basis van
de seniorenscore. In uitvoering zijn 401 woningen en in planning zijn er nog
132 woningen. Tevens loopt een onderzoek om nog 252 woningen op te plussen. Er
is hierbij echter sprake van vertraging, die wordt veroorzaakt doordat het
proces meer werk met zich mee bracht en moeizamer bleek dan van tevoren was
ingeschat. Blijkens de ontwikkelingen worden dus feitelijk slechts 750 woningen
opgeplust. Op aangeven van de provincie kunnen daarbij echter worden opgeteld
de via de WVG aangepaste woningen. In de periode 1999 t/m 2002 waren dat 1910
woningen. In 2003 en 2004 komen daar op basis van een voorzichtige schatting
circa 540 aangepaste woningen bij, zodat minimaal 3.200 woningen zijn opgeplust
en aangepast voor senioren en minder validen.
De
provincie Zuid Holland heeft naar aanleiding van de proefverantwoording ISV1,
waar Delft aan heeft deelgenomen, in april/mei 2005 zogenaamde kerndoelen vastgesteld.
Dit zijn de doelen waarop de provincie zich richt bij de beoordeling van
de aanvraag tot het vaststellen van het investeringsbudget. Het zijn in feite
alle ISV1 doelen op het gebied van Wonen en Duurzaamheid (zie
nummer 5 t/m 14, hoofdstuk 3). In tabelvorm samengevat:
Nr |
Provinciale en gemeentelijke kerndoelen |
|
1 |
Kwalitatief beter en meer gedifferentieerd woningaanbod |
·
Stijging koop en dure huurwoningen tot 40% ( nr. 5) ·
150 woningen met zorgaanbod, waarvan 100 goedkoop
(nr. 6) ·
750 opgepluste woningen (nr. 7) ·
2450 woningen aangepast voor senioren/ minder
validen of gehandicapten (nr. 7) ·
200 extra grondgebonden woningen (nr. 8) ·
100 gemeentelijke monumenten verbeterd en 20
rijksmonumenten (nr. 9) |
2 |
Bodemsanering |
·
minimaal 3 ernstige en urgente bodemsaneringen
uitvoeren (nr. 11) ·
onderzoeksprogramma opstellen (nr. 11) |
3 |
Geluidsanering |
·
90 woningen geluidsaneren (nr. 12) |
4 |
Duurzaamheid |
Riolen en oppervlaktewater: ·
55% afgekoppeld (nr. 10) ·
Emissiereductie van de vuillast van
riooloverstorten met 25% (nr. 10) ·
Herstructurering minimaal 2 waterdeelsystemen (nr.
10) ·
Waterkwaliteit gemiddeld circa. 3 (nr. 10) ·
15% natuurvriendelijke oevers inrichten (nr. 10) § Afvalbeleid:
·
90% zuiver GFT, 5 afvalbrengpunten verbeterd of
gerealiseerd (nr.13) ·
stabilisatie hoeveelheid te verbranden
huishoudelijk afval (nr.13) ·
minimaal 500 ondergrondse afvalcontainers (nr.13) ·
minimaal 1000 ton minder CO2 uitstoot t.o.v. de
landelijke trend (nr.14) |
In de in de hoofdstukken 6 t/m 10 weergegeven
conclusies ten aanzien van de jaarlijkse ISV monitor zijn alle DOP- en
werkdoelstellingen vermeld. De conclusies met betrekking tot de hierboven
vermelde kerndoelen zijn in de tekst telkens cursief gemarkeerd.
Voor een volledige beschrijving van de resultaten
van zowel de inhoudelijke ISV-monitor als de procesmonitor 2000 wordt verwezen
naar bijlage 2. Hieronder volgen de conclusies die medio 2001 zijn getrokken:
Uit de inhoudelijke
ISV-monitor 2000 blijkt dat het beleid op een aantal onderdelen aandacht
verdient. De doelstellingen lijken vooralsnog meetbaar en haalbaar. De
conclusies uit de monitor die voor de stedelijke vernieuwing in Delft van
belang zijn, zijn dit jaar kort samengevat de volgende:
q
Economie: Het aantal dagbezoekers aan Delft loopt terug
terwijl Delft zich ten doel stelt dat dit aantal per 1-1-2005 met 15% is
gestegen. Als deze ‘terugval’ niet toe te schrijven is aan tijdelijke
fluctuaties en als het in gang gezette huidig beleid niet voldoende effect
sorteert, moeten er in de periode die resteert tot 1-1-2005 alsnog extra
inspanningen worden gepleegd om het toeristisch dagbezoek aan Delft te
stimuleren. Mocht deze doelstelling alsnog onhaalbaar blijken (bijvoorbeeld
door externe factoren), dan dient deze in overleg met de provincie naar beneden
toe te worden bijgesteld. Verdere aandachtspunten voor dit
themaprogramma: het bijhouden van gegevens rond de woon-werkbalans en de
gegevens van het aantal fase 4 uitkeringsgerechtigden die wel en niet bij het
arbeidsbureau staan ingeschreven.
q
Wonen: Voor wat dit programma betreft, ligt Delft
redelijk ‘op schema’.
Verdere
aandachtspunten voor dit themaprogramma: Het tempo van het opplusprogramma voor
woningen moet omhoog. In 2000 is van de 2000 op te plussen woningen nog niets
gerealiseerd. Er wordt druk overlegd met de Delftse corporaties om deze
doelstelling alsnog te halen door het tempo van de uitvoering van
opplusprogramma’s te versnellen. In de MRSV en in deze MR-ISV zijn hiervoor
budgetten gereserveerd.
q
Duurzaamheid: Delft ligt op dit gebied in het
algemeen ‘op schema’.
Verdere
aandachtspunten voor dit themaprogramma: De uitvoering van de opgenomen
projecten voor ISV geluidssanering van woningen. De aanlevering van gegevens
omtrent energieverbruik en energiebesparing.
q
Mobiliteit: Het autogebruik in Delft stijgt terwijl deze had
moeten dalen (ISV-doelstelling). Als deze stijging niet toe te schrijven is aan
tijdelijke fluctuaties en de ingezette programma’s niet voldoende effect
sorteert, moeten er in de periode die resteert tot 1-1-2005 alsnog extra
inspanningen worden gepleegd om het autogebruik te beperken en/of het gebruik
van openbaar vervoer en fiets te stimuleren. Mocht deze doelstelling alsnog
onhaalbaar blijken, dan dient deze in overleg met de provincie naar beneden toe
te worden bijgesteld. Verdere aandachtspunten voor dit themaprogramma: Het
behalen van de doelstelling met betrekking tot het beperken van de doorgaande
functie op nog 3 wegvakken extra (er is in 2000 slechts op 1 wegvak een beperking
van de doorgaande functie gerealiseerd terwijl 4 de doelstelling is).
q
Leefbaarheid: Delft is in 2000 landelijk op nummer 39 komen
te staan wat het aantal gepleegde geweldsdelicten betreft. Het per 1-1-2005
bereiken van plaats 33 of lager was de ISV-doelstelling. Een ongunstiger plaats
in 2000 betekent dus een verkeerde ontwikkeling. Als deze ‘terugval’ niet toe
te schrijven is aan tijdelijke fluctuaties en het huidig beleid niet voldoende
effect sorteert, moeten er in de periode die resteert tot 1-1-2005 alsnog extra
inspanningen worden gepleegd om het aantal geweldsdelicten in Delft alsnog te
beperken. Mocht deze doelstelling alsnog onhaalbaar blijken, dan dient deze in
overleg met de provincie naar beneden toe te worden bijgesteld. Verdere
aandachtspunten voor dit themaprogramma: Intensivering van reeds lopend
BAW-project met betrekking tot zelfstandige huisvesting van dak- en thuislozen.
Het gesignaleerde tekort aan sport- en spelmogelijkheden voor 10-19 jarigen zal
door de tijdige realisatie van skatevoorzieningen op de middenberm van de
Provinciale Weg, worden ingelost in het kader van het EZH-programma.
De procesmatige
monitor 2000 geeft voor alle lopende ISV programma’s en projecten globaal weer
wat de voortgang. Er zijn momenteel in totaal 42 ISV-programma’s/ projecten in
gang gezet. De balans is dat hiervan per 1-1-2000 slechts 3 projecten/
programma’s (1% van het totaal) zijn voltooid, en dat er 11 projecten (26%) in
uitvoering zijn. De meeste projecten/ programma’s zitten in het stadium van de
voorbereiding: maar liefst 24 projecten/ programma’s (56%) verkeren nog in het
stadium van de start van de planvorming en 3 projecten/programma’s (1% van het
totaal) heeft de bestuurlijke besluitvorming al achter de rug. Inhoudelijk
gezien, is er een redelijke ‘match’ met de te bereiken effecten: voor alle te
bereiken effecten zijn projecten of programma’s in gang gezet, doch het lage
aantal projecten/ programma’s dat het stadium van uitvoering voltooiing heeft
bereikt, moet omhoog om de te bereiken effecten ook echt te halen.
De belangrijkste resultaten van de
monitor 2000 zijn samenvattend, dat extra aandacht nodig is voor de
volgende onderwerpen:
1.
stimulering dagtoerisme
2.
beperking automobiliteit en/of stimulering gebruik openbaar
vervoer en fiets
3.
beperking aantal geweldsdelicten
4.
voltooiing van lopende ISV projecten en programma’s
De eindconclusie van de monitor 2000 is dat Delft
voor wat de uitvoering van haar ISV programma betreft, wel ‘op koers’ maar nog
niet voldoende ‘op schema’ ligt. Via de op 20 december 2001 door de Raad
vastgestelde MR-ISV 2001-2004 zijn bovenstaande aandachtspunten verwerkt in een
bijstelling van het lokale ISV-beleid.
Voor een volledige beschrijving van de resultaten
van zowel de inhoudelijke ISV-monitor als de procesmonitor 2001 wordt verwezen
naar bijlage 3. Hieronder volgen de conclusies die medio 2002 zijn getrokken:
Uit de inhoudelijke
ISV-monitor 2001 blijkt dat het beleid op een aantal onderdelen aandacht
verdient. Bijstelling van de ten doel gestelde te bereiken effecten kan volgens
de ISV-wetgeving alleen via tussentijds overleg met de Provincie Zuid Holland
plaatsvinden. In tegenstelling tot de situatie van vorig jaar, moet dit overleg
nu waarschijnlijk wel gevoerd worden en wel op die punten waarop de
doelstelling redelijkerwijs niet haalbaar blijkt. De conclusies uit de monitor
die voor de stedelijke vernieuwing in Delft van belang zijn, zijn kort
aangeduid dit jaar de volgende:
q
Duurzaamheid:
o
riolen en oppervlaktewater: het aantal
overstortinrichtingen moet verder worden teruggebracht
o
afvalbeleid: meer retourettes realiseren
q Mobiliteit:
o
concentratie autoverkeer op hoofdroutes: beperking van de
doorgaande functie van meer wegvakken
o
verder terugdringen van de automobiliteit
q Leefbaarheid:
beperking criminaliteit: verder terugdringen van het aantal misdrijven en
geweldsdelicten
De conclusie
van de monitor 2001 is – overigens net als vorig jaar - dat Delft voor wat de
uitvoering van haar ISV programma betreft, wel ‘op koers’ maar nog niet
voldoende ‘op schema’ ligt. Binnenkort zal moeten worden bezien of de uitvoering van het huidig beleid alsnog
extra inspanningen vereist dan wel dat in een ander kader reeds is voorzien in
het bereiken van bovenstaande doelstellingen. Indien dit niet het geval is,
moet er overleg met de provincie plaatsvinden over bijstelling van de
ISV-doelstellingen uit 2000. Daarnaast laat de beschikbaarheid van een aantal
cijfers soms te wensen over; dit betreft echter veelal externe instanties die
dus niet te beïnvloeden zijn door een gemeente. Vanuit de ISV-monitor 2001
bezien, moeten in elk geval de volgende zaken nader onderzocht worden:
q
Economie: doelstelling en projecten met betrekking tot
uitkeringsgerechtigden nader bezien (ook te weinig cijfers voorhanden om dit te
meten)
q
Wonen: doelstelling met betrekking tot opplussen
(2000 won.) niet haalbaar
q
Duurzaamheid:
q
doelstelling en projecten met betrekking tot het
terugbrengen van het aantal overstortinrichtingen nader bezien
q
afvalbeleid: doelstelling en projecten met betrekking
tot retourettes nader bezien
q
Mobiliteit: concentratie autoverkeer op hoofdroutes:
doelstelling en projecten met betrekking tot een beperking van de doorgaande
functie van extra wegvakken nader bezien
q
Leefbaarheid: beperking criminaliteit: grotendeels niet
beïnvloedbaar door gemeente, doelstelling en projecten nader bezien
Het aandachtspunt uit de monitor 2000 met
betrekking tot de noodzaak van voltooiing van projecten en programma’s is
vormgegeven via een gehouden periodiek te organiseren ISV werkconferentie. Op
deze bijeenkomst zijn werkafspraken gemaakt om projecten en het bereiken van
doelstellingen te intensiveren. Daarnaast is via de op 19 december 2002 door de
Raad vastgestelde MR-ISV 2002-2004 zijn bovenstaande aandachtspunten verwerkt
in een bijstelling van het lokale ISV-beleid.
Voor een volledige beschrijving van de resultaten
van zowel de inhoudelijke ISV-monitor als de procesmonitor 2002 wordt verwezen
naar bijlage 4. Hieronder volgen de conclusies die medio 2003 zijn getrokken:
De procesmatige
monitor 2002 geeft zoals bekend voor de lopende ISV en SV programma’s en
projecten globaal weer wat de voortgang is. Daarnaast wordt bijgehouden wie
verantwoordelijk is en aan welke ISV doelstellingen wordt bijgedragen. Ook deze
monitor laat een positief beeld zien. Er zijn momenteel in totaal 71 (deel)
projecten in gang gezet. Per 1-1-2003 zijn hiervan 13 (deel)projecten (18,3%)
voltooid en er zijn er 28 (39,4%) in uitvoering. Dit betekent dat de stijgende
tendens die ook al in de vorige monitor (2001) was gesignaleerd, is voortgezet.
In tegenstelling tot de vorige monitor zijn de meeste (deel)projecten in het
stadium van uitvoering/ voltooiing (bijna 58%). In aanvulling hierop heeft in het voorjaar van 2003 een interviewronde
plaatsgevonden met projectleiders op basis waarvan enerzijds een actueel beeld
is verkregen van de voortgang van projecten/programma’s en anderzijds hernieuwd
overleg heeft plaatsgevonden over te bereiken doelstellingen en de
(her)verdeling van ISV-gelden (gezien de op de werkconferentie in het najaar
van 2002 gemaakte afspraken).
Via de op 18 december 2003 door de Raad
vastgestelde MR-ISV 2003-2004 zijn bovenstaande aandachtspunten verwerkt in een
bijstelling van het lokale ISV-beleid.
Voor een volledige beschrijving van de resultaten
van zowel de inhoudelijke ISV-monitor als de procesmonitor 2003 wordt verwezen
naar bijlage 5. Hieronder volgen de conclusies die medio 2004 zijn getrokken:
De procesmatige
monitor 2003 geeft voor de lopende ISV en SV programma’s en projecten globaal
weer wat de voortgang is. Daarnaast wordt bijgehouden wie verantwoordelijk is
en aan welke ISV doelstellingen wordt bijgedragen. Ook deze monitor laat een
positief beeld zien. Er zijn in totaal 77 (deel) projecten in gang. Per
31-12-2003 zijn hiervan 23 (deel)projecten (29,1%) voltooid en er zijn er 32
(40,5%) in uitvoering. Er zijn nog maar 22 projecten (27,9%) in het stadium van
start planvorming of bestuurlijke besluitvorming. Dit betekent dat de positieve
tendens van meer projecten in uitvoering/voltooid en minder in het stadium van
planvorming/besluitvorming, zich doorzet.
Naast vulling van de procesmatige monitor heeft ook in het voorjaar van
2004 weer een interviewronde plaatsgevonden met projectleiders op basis waarvan
enerzijds een actueel beeld is verkregen van de voortgang van
projecten/programma’s en anderzijds hernieuwd overleg heeft plaatsgevonden over
te bereiken doelstellingen en de (her)verdeling van ISV-gelden.
Via de op 16 december 2004 door de Raad vastgestelde MR-ISV 2004-2009 is dit,
samen met de genoemde aandachtspunten uit de inhoudelijke monitor verwerkt in
een bijstelling van het lokale ISV-beleid.
Voor een volledige beschrijving van de resultaten
van zowel de inhoudelijke ISV-monitor als de procesmonitor 2004 wordt verwezen
naar bijlage 6. Hieronder volgen de conclusies die medio 2005 zijn getrokken:
Tabel: overzicht ISV-procesmonitor 2004
Als we over de totale ISV1 periode de gerealiseerde
resultaten vergelijken met de oorspronkelijke DOP1 doelstellingen dan wel met
de nadien in overleg met de provincie geformuleerde werkdoelstellingen, is de
‘eindscore’ voor wat betreft alleen de gemeentelijke doelen als volgt:
Tabel: overzicht
eindscores gemeentelijke ISV (sub)doelen per 31-12-2004
Het gros van de
gemeentelijke (sub)doelstellingen (22 stuks) is dus al of niet ruimschoots
gehaald. Bij een drietal (sub)doelen is sprake van een marginaal verschil met
de doelstelling en 5 (sub)doelen zijn waarschijnlijk wel behaald maar
definitieve cijfers waarmee dit kan worden aangetoond, zijn nog niet
beschikbaar. Een achttal gemeentelijke (sub)doelen zijn formeel gezien niet
behaald. Een viertal daarvan zijn nog niet behaald (geen kerndoelen), maar
worden in de ISV2 periode alsnog behaald en een viertal is niet behaald door
niet beïnvloedbare autonome ontwikkelingen.
De provincie ZH heeft in de proefverantwoording
aangegeven welke doelstellingen bij de beoordeling ‘kerndoelstellingen’ zullen
zijn (zie hoofdstuk 4). In onderstaand overzicht wordt daarom samengevat wat in
de Delftse ISV1-monitor de uiteindelijke score per 31-12-2004 is met betrekking
tot alleen deze kerndoelen. Het beeld is dan aanmerkelijk positiever:
Tabel: overzicht eindscores ISV kern(sub)doelen per
31-12-2004
De eindconclusie
is dan ook dat de in DOP1 geformuleerde DOP-doelen en/of de nadien in
overleg met de provincie geformuleerde werkdoelen zijn behaald voor
zover dat in redelijkheid beïnvloedbaar was door de gemeente Delft. Verder kan
worden geconcludeerd dat de door de provincie nadien geformuleerde kerndoelen
alle zijn behaald. Slechts bij drie subdoelen is er sprake van een marginaal
verschil en van een subdoelstelling kan nog niet worden aangetoond dat deze is
behaald (verwachting is wel positief). Aanvullende gegevens met betrekking tot
deze doelstelling (waterkwaliteit) zullen dan ook worden nagestuurd
zodra deze beschikbaar zijn. Tenslotte geldt als conclusie dat veel van de in
gang gezette ISV projecten en programma’s gerealiseerd (42,7%) of in de
uitvoeringsfase zijn (30,5%). De rest van de projecten en programma’s loopt
door in ISV2 en zal naar verwachting bijdragen tot het alsnog behalen van alle
(beïnvloedbare) doelen.
[1] Nota Stedelijke Vernieuwing, min. VROM, juni 1997,
TK, kamerstukken 1996-1997, nr. 25427
[2] Nota Beleid Stadsvernieuwing in de Toekomst, min. VROM, 1997
[3] Maatwerk voor vitale regio’s (feb. 1999 en aug.
1999), Provinciale taken Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (okt. 1999
en feb. 2000), Stedelijke Vernieuwing in projectgemeenten (mei 2000 en aug.
2000)
[4] Regeling behorende bij de verordening
Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing Zuid-Holland (augustus en december
2000) en Verordening Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (sept. 2000)
[5] Stad in Balans? Stedelijke vernieuwing in
Zuid-Holland, februari 2003