Verantwoordingsverslag ISV1 Delft

 

Inhoudelijk verslag over de uitvoering van het beleid rond stedelijke vernieuwing in Delft over de periode 2000 t/m 2004.

 

 

 

 

INHOUD

________

 

1. Samenvatting en leeswijzer 2

2. Beleidskader stedelijke vernieuwing. 2

3. DOP-doelstellingen ISV1. 4

4. Werkdoelstellingen ISV1. 7

5. Kerndoelen ISV1. 10

6. Conclusies ISV Monitor 2000. 11

7. Conclusies ISV Monitor 2001. 12

8. Conclusies ISV Monitor 2002. 13

9. Conclusies ISV Monitor 2003. 14

10. Conclusies ISV Monitor 2004. 14

11. Conclusies totale ISV1 periode. 16

 

 

Bijlagen

_______

 

1.            Overzicht doelstellingen DOP1 en relatie met projecten…..………..          25

2.            ISV- monitor 2000………………………………………………..……..           27

Inhoudelijke ISV-monitor 2000…………..……………….……………           27

Procesmonitor ISV 2000…………………………..……..…………….          33

3.            ISV- monitor 2001……………………………………………………...            36

Inhoudelijke ISV-monitor 2001…………….………………..…………           36

Procesmonitor ISV 2001…………………………………………….…           42

4.            ISV-monitor 2002…………….…………………………………………            44

Inhoudelijke ISV-monitor 2002…………….…….……………………            44

Procesmonitor ISV 2002………….…..……………………………….           53

5.            ISV-monitor 2003……………………………………………………….            56

Inhoudelijke ISV-monitor 2003……………..…….……………………           56

Procesmonitor ISV 2003………….……..…………………………….           66

6.            ISV-monitor 2004……………………………………………………….            70

Inhoudelijke ISV-monitor 2004………..………….……………………           70

Procesmonitor ISV 2004………………..…………..………………….          81

 

 

 

Vakteam Projecten en vakgroep Beleid en Ondersteuning

Gemeente Delft

mei 2005


 

1. Samenvatting en leeswijzer

 

 

 

Voor u ligt een verantwoordingsverslag waarin de gemeente Delft verantwoording aflegt over het beleid rond stedelijke vernieuwing in de periode 2000 t/m 2004 (ISV1).  Programmagemeenten als Delft zijn namelijk op basis van de in 2000 in werking getreden wet Stedelijke Vernieuwing (Wsv) verplicht om na afloop van een ISV periode een verantwoordingsverslag in te dienen bij de provincies. Hierin moet worden verantwoord in hoeverre de in het Ontwikkelingsprogramma gestelde doelen zijn behaald en wat de gemeente heeft gedaan om deze alsnog te bereiken. 

 

In de hoofdstukken 3, 4 en 5 worden de te bereiken doelen beschreven. Voor de ISV-monitor gaat het hierbij om een combinatie van de in hoofdstuk 3 opgesomde oorspronkelijke DOP-doelstellingen uit het Delfts Ontwikkelingsprogramma 2000-2010 (DOP1) en de tussentijds opnieuw geformuleerde werkdoelstellingen, zoals vermeld in hoofdstuk 4. Voor de provinciale toets zijn echter alleen de in hoofdstuk 5 vermelde kerndoelen relevant. In hoofdstuk 6 t/m 10 wordt vervolgens ingegaan op de vraag in hoeverre de doelen behaald zijn. Achtereenvolgens worden daarvoor de conclusies van de jaarlijkse ISV-monitor samengevat. In hoofdstuk 11 wordt de eindconclusie geformuleerd over de totale ISV1-periode. Voor een volledige beschrijving van de jaarlijkse inhoudelijke en procesmatige monitorgegevens wordt tenslotte verwezen naar de bijlagen.

 

Wat de gemeente Delft heeft gedaan om haar stedelijk vernieuwingsbeleid uit te voeren dan wel bij te stellen om de ISV-doelstellingen alsnog te halen, wordt ook beschreven in de jaarlijkse aan de provincie toegezonden Meerjarenramingen (MR-ISV’s). Separaat is conform de vereisten in het kader van de wet Stedelijke Vernieuwing en de provinciale handreiking voor de ISV1 verantwoording, een bestedingsverslag ISV1 ingediend waarover een accountantsverklaring is verstrekt.

 

 

2. Beleidskader stedelijke vernieuwing

 

 

 

Het streven naar een vitale stad is de hoofddoelstelling van de Nota Stedelijke Vernieuwing[1]. In deze nota wordt geconstateerd dat de druk op stedelijk gebied toeneemt en dat werkloosheid, gebrek aan leefkwaliteit en het wegtrekken van bedrijvigheid elkaar dreigen te versterken. Volgens VROM is dat een slechte ontwikkeling die bovendien onnodig is omdat de stad wel degelijk potenties bezit die benut moeten worden. Er is daarom een samenhangende aanpak van stedelijke gebieden nodig die gericht is op kwaliteitsverhoging van de woon- en werkmilieus in de steden. Deze hoofddoelstelling is later verder geconcretiseerd in het Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing (Staatsblad, jaargang 2000, 507). Het beleidskader onderscheidt negen inhoudelijke, landelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing:

 

1.         Vergroting van de variatie en differentiatie van woonmilieus;

2.         Huisvesten van specifieke bevolkingsgroepen die moeilijkheden ondervinden

bij het vinden van hun passende huisvesting;

3.         Tegengaan van onvrijwillige segregatie;

4.         Verbetering van de omgevingskwaliteit;

5.         Zorgvuldig, duurzaam en intensief ruimtegebruik;

6.         Behoud van cultuurhistorische waarden;

7.         Verbetering van de fysieke voorwaarden voor economische activiteit;

8.         Verbetering van de milieukwaliteit;

9.         Versterking van de sociale infrastructuur.

 

Deze uitwerking van de hoofddoelstelling maakt duidelijk dat stedelijke vernieuwing niet uitsluitend een fysieke aangelegenheid is. Hoewel ingrepen in de fysieke omgeving als basis worden gezien voor het nastreven van de negen doelstellingen, wordt in het beleidskader stedelijke vernieuwing nadrukkelijk gesteld dat niet alle te nemen maatregelen ook strikt fysiek moeten zijn. Het beleidskader vermeldt sociaal beheer van wijken door woningcorporaties als voorbeeld van niet-fysieke maatregelen. Bovendien wordt benadrukt dat de te bereiken doelstellingen hoofdzakelijk een sociaal karakter hebben. In vergelijking tot de nota Belstato[2] richt de Nota Stedelijke Vernieuwing meer aandacht op de mogelijkheid om met interventies in de fysieke omgeving richting te geven aan sociale en economische ontwikkelingen en processen. De Provincie ZH heeft het landelijk beleidskader Stedelijke Vernieuwing in nauw overleg met gemeenten in Zuid-Holland uitgewerkt in een reeks discussienota’s over stedelijke vernieuwing in Zuid-Holland[3], een provinciale Verordening met bijbehorende regeling waarin de indicatieve budgetten zijn toegekend[4] en uiteindelijk in een Provinciaal meerjarenprogramma voor stedelijke vernieuwing in Zuid-Holland[5]. De uitvoering van stedelijke vernieuwing blijft echter maatwerk; per stad zijn en worden de ambities, doelstellingen en interventies beschreven in lokale Ontwikkelingsprogramma’s. Na goedkeuring hiervan worden de voorschotten toegekend die op basis van een verantwoording achteraf kunnen worden omgezet in definitieve bijdragen.

 


 

3. DOP-doelstellingen ISV1

 

 

 

In het in 2000 ingediende Delfts Ontwikkelingsprogramma 2000-2010 (DOP1) staan de (SMART) doelen die Delft in de ISV1-periode (2000 t/m 2004) hoopte te bereiken. De gemeente Delft heeft op basis van deze doelstellingen in 2000 een jaarlijks te actualiseren ISV-monitorsysteem opgezet. Deze monitor kent een inhoudelijk en een procesmatig deel. Het inhoudelijk deel meet in hoeverre de doelstellingen bereikt zijn en met het procesmatig deel wordt jaarlijks de voortgang van ISV projecten gevolgd. Doel van de ISV-monitoring is:

 

q       zicht houden op de voortgang van ISV projecten en programma’s

q       zicht houden op het bereiken van de ISV doelstellingen

q       zicht houden op de relatie tussen de projecten en programma’s enerzijds en de stedelijk te bereiken ISV doelstellingen anderzijds

q       zonodig bijsturen van het stedelijk vernieuwingsbeleid

 

De conclusies van de monitor zijn jaarlijks (in het najaar) in een Meerjarenraming ISV (MR-ISV) opgenomen en aan de Gemeenteraad voorgelegd. De 27 (inhoudelijke) doelen in ISV1 zijn:

 

1.       Een gunstige ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen in Delft in relatie tot de landelijke cijfers.

Bij een stijging van het landelijk aantal arbeidsplaatsen, is het uitgangspunt dat per 1-1-2005 in Delft 1,1 maal de landelijke stijging wordt gerealiseerd. Tevens stijgt het aantal arbeidsplaatsen in de toeristische sector per 1-1-2005 met minimaal 10% (excl. seizoensarbeid). Bij een landelijke daling is de daling in Delft maximaal 2/3 van de landelijke daling.

 

2.       Evenwicht in de woon-werkbalans.

Per 1-1-2005 moet de woon-werkbalans schommelen rond de verhouding 1:1

 

3.       Zo weinig mogelijk uitkeringsgerechtigden en werklozen.

De gemeente Delft start in 2000 een vernieuwende ‘sluitende activeringsaanpak’, die tot doel heeft ingeschrevenen en uitkeringsgerechtigden te activeren naar werk, sociale activering of een zorgtraject. Het streven is daarbij dat het percentage uitkeringsgerechtigden en DMZ-uitkeringsgerechtigden in fase 4 per 1-1-2005 met 20% is teruggedrongen.

 

4.       Het toerisme in Delft moet zoveel mogelijk worden bevorderd.

De streefsituatie per 1-1-2005 is: 15% stijging van het aantal bezoeken van musea en bezienswaardigheden en 10% stijging van het aantal overnachtingen in hotels en camping. 

 

5.    Een grotere differentiatie in prijs en kwaliteit in huur- en koopsector.

Het totaal aandeel van woningen in de koopsector en het aandeel dure huurwoningen tezamen, zal daarom per 1-1-2005 moeten zijn gestegen tot 40%. Hoofdzakelijk zullen in deze periode zgn. ‘stadswoningen’ worden gerealiseerd.

 

6.    Meer woningen voor senioren.

Voor 1-1-2005 moeten 150 extra woningen met zorgaanbod en collectieve voorzieningen voor senioren zijn gerealiseerd, waarvan 2/3 deel goedkope huurwoningen en 1/3 dure huurwoningen.

 

7.    Meer ‘opgepluste’ woningen.

Voor 1-1-2005 moeten minimaal 2000 opgepluste woningen (ca. 400 woningen per jaar) zijn gerealiseerd op basis van de onderzoeken seniorenscore.

 

8.    Stijging van het aantal grondgebonden woningen voor gezinnen met kinderen.

Voor 1-1-2005 zijn minimaal 200 grondgebonden woningen aan de voorraad toegevoegd.

 

9.    Verbetering monumenten.

Per 1-1-2005 dienen minimaal 100 gemeentelijke monumenten en 20 Rijksmonumenten te zijn verbeterd.

 

10.   Geoptimaliseerde rioolsystemen en in combinatie daarmee een betere kwaliteit van het oppervlaktewater en oevers.

      Per 1-1-2005 is tenminste 55% van het daarvoor geschikt verhard oppervlak afgekoppeld van het rioolstelsel, het aantal riooloverstorten teruggebracht tot ca. 75% van 1999 en zijn enkele deelsystemen geherstructureerd. Ook is per 1-1-2005 sprake van een verbetering kwaliteit van het oppervlaktewater volgens het STOWA-beoordelingssysteem tot gemiddeld circa 3 (van maximaal haalbaar 5) en is tenminste 15% van daarvoor geschikte oevers natuurvriendelijk ingericht.

 

11.   Zo min mogelijk stagnatie door bodemsanering

In overleg met de provincie Zuid-Holland vindt effectmeting van het compartiment bodem plaats op grond van de afgifte van een beschikking op een saneringsplan of goedkeuring van een saneringsevaluatie. Voor Delft komt dit in de eerste planperiode (2000-2005) neer op:

 

Þ            drie of vier saneringen van ernstige en urgente puntverontreinigingen  binnen deze gebieden waarvan de bodemproblematiek stagnerend werkt op de (stedelijke) ontwikkelingsplannen (ISV-doelstelling en NMP-doelstelling, beheersbaar 2022). Voor twee van deze saneringslocaties wordt in de periode tot 2002 aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd.

 

Op basis van de NMP doelstellingen en specifiek voor de gemeente Delft is verder opgenomen dat:

 

Þ      Voor het jaar 2002 een onderzoeksprogramma opgesteld wordt. Met behulp van dit onderzoeksprogramma worden uiteindelijk alle ernstige en urgente verontreinigingslokaties binnen Delft voor 2005 in beeld gebracht (NMP-doelstelling, landsdekkend beeld 2005).

Þ      Voor 2002 wordt een raamsaneringsplan voor de G4 zones in Delft opgesteld. Als dit plan is goedgekeurd kunnen saneringen binnen de diffuse, ernstig verontreinigde gebieden volgens dit plan worden gerealiseerd. Ook kunnen met behulp van dit plan individuele uitvoeringsplannen worden gerealiseerd.

 

12.   Minder geluidsbelasting van woningen.

Het aantal woningen met een geluidsbelasting van meer dan 60 dB(A) voor wegverkeerslawaai moet worden teruggebracht. De bedoeling is dat er in 2003, 86 geluidssaneringswoningen zijn aangepakt. Per 1-1-2005 moeten minimaal 90 woningen zijn ‘geluidsgesaneerd’.

 

13.   Een optimaal afvalbeleid.

Te bereiken effect is dat van het ingezameld GFT-afval 90% zuiver is per 1-1-2005. Om dit te bereiken, moet o.a. voorlichting worden gegeven. Ook zijn er minimaal 5 retourettes in Delft en is er sprake van een stabilisatie van de hoeveelheid te verbranden afval op het niveau van1998. Ook zijn er in Delft per 1-1-2005 t.o.v. 1998 minimaal 500 extra ondergrondse afvalcontainers gerealiseerd.

 

14.   Voldoende besparing van energie.

Per 1-1-2005 moet een energiebesparing bereikt zijn van minimaal 30% in tenminste 2000 bestaande woningen.

Ook moeten lokale energieopwekkingprojecten uitgevoerd zijn, leidend tot een opwekking van in totaal minimaal ca. 3% van het elektriciteitsverbruik.

 

15.   Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets in combinatie met een zo laag mogelijk gebruik van de auto.

Het aandeel van de auto in de modal split in Delft moet worden verkleind. Als te bereiken effect per 1-1-2005 geldt in dit verband dat als er sprake is van een landelijke stijging, deze in Delft beperkt blijft tot maximaal 0,75 maal de landelijke stijging en dat bij een landelijke daling van de automobiliteit de daling in Delft hiervan minimaal 1,25 maal de landelijke daling is.

 

16.   Een concentratie van het autoverkeer op de hoofdroutes.

Per 1-1-2005 is tenminste 50% van het lokale wegennet als verblijfsgebied aangewezen en ingericht als 30-km gebied of woonerven en is voor een viertal wegvakken de doorgaande functie beperkt.

 

17.   Een gewaarborgde bereikbaarheid van economische activiteiten voor alle  verkeersdeelnemers.

Per 1-1-2005 moeten hiervoor minimaal de volgende zaken zijn gerealiseerd: minimaal twee extra geconcentreerde parkeervoorzieningen aan de randen van de binnenstad in combinatie met een grotendeels autoluwe binnenstad; voldoende en adequate stallingsvoorzieningen voor fietsers bij belangrijke bestemmingen als binnenstad en station; hoogwaardig openbaar vervoer naar de TU en een geslaagde herinrichting van de Schoemakerstraat bij het Delftechpark.

 

18.   Een afname van het aantal verkeersslachtoffers.

Per 1-1-2005 wordt gestreefd naar een niveau van minder dan 200 verkeersslachtoffers per jaar.

 

 

19.   Zo groot mogelijke algemene tevredenheid van bewoners over hun wijk.

Het verschil in tevredenheid in de wijken Voorhof en Wippolder tezamen, afgezet tegen de gemiddelde tevredenheid in de rest van Delft moet per 1-1-2005 zijn gehalveerd.

 

20.   Een netwerk ter bestrijding van sociaal isolement in de wijk.

Per 1-1-2005 moet er in elk van de 7 wijken in Delft een netwerk ingericht zijn met vertegenwoordigers van betrokken maatschappelijke organisaties. Dit netwerk signaleert sociaal isolement en zorgt voor een passend aanbod waaronder huisbezoeken.

 

21.   Een zo hoog mogelijke zelfredzaamheid van burgers in Delft.

Ten aanzien van dak- en thuislozen in Delft is het te bereiken effect dat per 1-1-2005 tenminste:

*         90% in beeld is via meldpunt, BAW-overleg of instellingen,

*         tenminste 80% hiervan is opgevangen in instellingen of ambulant

*         minimaal 75% hiervan woont daarna zelfstandig of vindt een andere woonvorm.

 

22.   Een zo hoog mogelijke zelfredzaamheid van burgers in Delft.

Ten aanzien van minderheden zijn de te bereiken effecten per 1-1-2005:

*         minimaal 90% van de nieuwkomers in Delft met een niet voorwaardelijke verblijfsvergunning voelt zich thuis in Delft

*         ten minste 95% van de in Delft wonende houders van een VVTV wordt maatschappelijk begeleid en volgt een scholingstraject,

*         minimaal 95% van de alleenstaande minderjarige asielzoekers die worden opgevangen in Delft volgt onderwijs.

 

23.   Zoveel mogelijk goed gebruikte buurtaccommodaties.

Er dienen per 1-1-2005 in Delft minimaal vier buurtaccommodaties te zijn gebouwd en minimaal twee jongerenvoorzieningen te zijn omgezet in permanente accommodaties.

 

24.   Een vensterschoolprogramma voor kinderen in de wijk.

Per 1-1-2005 moet er in elk van de 7 wijken in Delft een vensterschoolprogramma gerealiseerd zijn. Het programma moet kind- en oudergericht zijn, ingebed zijn in de wijk en zo mogelijk (daar is een langere termijn voor nodig dan 5 jaar) moeten de verschillende onderdelen (scholen, kinderopvang en de andere faciliteiten) fysiek samengebracht worden in één gebouw.

 

25.   Voldoende sport- en spelmogelijkheden in de wijken van Delft.

Per 1-1-2005 dienen gemiddeld minimaal 1,5 speelplekken per 100  0- tot 9- jarigen aanwezig te zijn en minimaal 78 voorzieningen voor jongeren tussen de 10 en 19 jaar. Over de invulling van het speelruimtebeleid en de inrichting van de speelplekken zal op wijkniveau in elk geval overleg worden gevoerd met belanghebbenden. Als kwalitatieve ‘ondergrens’ geldt hierbij de huidige Europese veiligheidsnormering.

 

 

 

26.   Een zo laag mogelijke criminaliteit.

Het te bereiken effect is minimaal dezelfde plek in de ranglijst van gemeenten boven de 50.000 inwoners. Op 1-1-2005 moet Delft dus staan op nr. 40 of lager voor misdrijven en op nr. 33 of lager voor geweldsdelicten.

 

27.   Een gedifferentieerd en op de behoefte afgestemd aanbod van kinderopvangvoorzieningen.

Per 1-1-2005 moet het percentage kinderen dat gebruik kan maken van kinderopvang liggen rond de 40% voor de hele dagopvang en rond 15% voor de buitenschoolse opvang. Ook moeten er per 1-1-2005 in Delft in elk geval 400 kindsplaatsen buitenschoolse opvang extra zijn gerealiseerd.

 

 

4. Werkdoelstellingen ISV1

 

 

 

Na ambtelijk overleg met de provincie in het eerste kwartaal van 2003 heeft de gemeente Delft enkele van de hiervoor genoemde DOP-doelstellingen opnieuw geformuleerd om daarmee te komen tot beter meetbare en haalbare, door de gemeente te beïnvloeden doelstellingen. De aldus tot stand gekomen nieuwe set van doelstellingen is vervolgens vanaf de ISV monitor 2002 in de jaarlijkse monitoring en bijstelling van het ISV-beleid gehanteerd. Conform het Rijksbeleid is hierbij de oorspronkelijke ISV/DOP-doelstellingen echter geen geweld aangedaan: 19 van de 27 DOP-doelstellingen zijn dan ook in de ISV-monitor gehandhaafd en slechts een beperkt aantal (8 stuks) is vervangen door werkdoelstellingen. Dit betrof de volgende doelstellingen:

 

DOP-doelstelling 3: Zo weinig mogelijk uitkeringsgerechtigden en werklozen.

Omschrijving: sluitende activeringsaanpak starten en streven naar terugbrenging per 01-01-2005 van het percentage uitkeringsgerechtigden fase 4 met 20%.

Nulmeting 1999: het aantal fase 4 DMZ-uitkeringsgerechtigden ingeschreven bij het Arbeidsbureau (1.230) plus het aantal niet bij het Arbeidsbureau ingeschreven fase 4 cliёnten (958) in procenten van het bestand DMZ-uitkeringsgerechtigden bedraagt 70,6%.

Situatie mei 2003: het CWI (v.m. Arbeidsbureau) kan geen cijfers over het aantal bij hen ingeschreven uitkeringsgerechtigden leveren. Het aantal uitkeringsgerechtigden in fase 4 is in absolute getallen nagenoeg constant gebleven. Het aantal klanten in fase 4 als percentage van het totaal aantal bijstandsgerechtigden is van 70,6% naar 71,5% gestegen. Deze stijging heeft echter vooral te maken met een daling van het aantal klanten in de overige fasen. Dit is volgens de ‘geest’ van de ISV-doelstelling geen ongewenste ontwikkeling. Delft is immers volop bezig met de in 2000 gestarte “sluitende activeringsaanpak” die tot doel heeft  ingeschrevenen en uitkeringsgerechtigden (in alle categorieën dus) te activeren naar werk, sociale activering of een zorgtraject. Deze activiteiten zijn gebundeld en worden inmiddels gemonitord in een door de raad vastgesteld “Prestatieboek”. Nu gebleken is dat door dit beleid, dat op zich vruchten afwerpt, en door gewijzigde, deels autonome omstandigheden (m.n. weer toenemende werkloosheid) de genoemde oorspronkelijke ISV- doelstelling niet (meer) meetbaar en haalbaar is, luidt het voorstel de DOP-doelstelling te interpreteren volgens het Prestatieboek 2003. Dit houdt in dat in 2006 één derde van het fase 4 bestand van april 2002 (2.239) is uitgestroomd naar betaald of gesubsidieerd werk en is één derde actief als vrijwilliger en dat in 2003 in totaal 550 klanten worden geplaatst in een traject. 

Werkdoelstelling: per 01.01.2005 moet de combinatie van uitstroom uit fase 4 en het in traject zijn van fase 4 klanten voldoende zijn om per april 2006 een derde deel van de fase 4 bestand van april 2002 te kunnen laten uitstromen naar werk en een derde deel naar vrijwilligerswerk.

 

DOP-doelstelling 7. Meer ‘opgepluste’ woningen; senioren en minder validen langer zelfstandig laten wonen.

Omschrijving: per 01-01-2005 moeten minimaal 2.000 woningen zijn opgeplust

Nulmeting 1999: er zijn (nog) geen woningen opgeplust.

Situatie mei 2003: per 01-01-2003 zijn er 217 woningen opgeplust op basis van de seniorenscore. In uitvoering zijn 401 woningen en in planning zijn er nog 132 woningen. Tevens loopt een onderzoek om nog 252 woningen op te plussen. Er is hierbij echter sprake van vertraging, die wordt veroorzaakt doordat het proces meer werk met zich mee bracht en moeizamer bleek dan van tevoren was ingeschat. Blijkens de ontwikkelingen worden dus feitelijk slechts 750 woningen opgeplust. Op aangeven van de provincie kunnen daarbij echter worden opgeteld de via de WVG aangepaste woningen. In de periode 1999 t/m 2002 waren dat 1910 woningen. In 2003 en 2004 komen daar op basis van een voorzichtige schatting circa 540 aangepaste woningen bij, zodat minimaal 3.200 woningen zijn opgeplust en aangepast voor senioren en minder validen.

Werkdoelstelling: per 01-01-2005 zijn minimaal 750 woningen opgeplust. In de prestatieafspraken met de corporaties voor 2004 en daarna worden nieuwe streefgetallen opgenomen voor opplussen en aanpasbaar bouwen gebaseerd op de regionale woonzorgmonitor en de lokale beleidsvisie rond wonen, zorg en welzijn. Daarnaast zijn per 01-01-2005 minimaal 2450 woningen aangepast voor senioren,  minder validen of gehandicapten.

 

DOP-doelstelling 10. Geoptimaliseerde rioolsystemen en in combinatie daarmee een betere kwaliteit van het oppervlaktewater en oevers.

Subdoelstelling: per 01-01-2005 moet het aantal riooloverstorten zijn teruggebracht tot 75% van 1999.

Nulmeting 1999: aantal riooloverstorten is nog niet teruggebracht.

Situatie mei 2003:  Het beperken van de vuilemissie (naar het oppervlaktewater) die ontstaat door overstorten, wordt bereikt door het beperken van de hoeveelheid rioolwater die bij pieksituaties (regenval) overgestort wordt of door het beperken van de vuillast van het overstortende rioolwater. Vuillast wordt verminderd door bezinkingsvoorzieningen en met het verbeteren van het rioolstelsel. Volume-beperking is o.m. bereikt door het bijbouwen van ondergrondse waterbergingen in de van Miereveltlaan en aan de Bieslandsekade. Verder wordt het bijbouwen van een waterberging en rioolverbetering aan de Rotterdamseweg voorbereid. De provincie heeft gesuggereerd om de doelstelling met betrekking tot het aantal riooloverstorten te veranderen in een overeenkomstige doelstelling met betrekking tot emissiereductie van de vuillast.

Werk(sub)doelstelling: per 01-01-2005 moet een emissiereductie van de vuillast a.g.v. riooloverstort zijn bereikt van 25% t.o.v. 1999; te bepalen via theoretische berekeningen.

 

DOP-doelstelling 13. Optimaal afvalbeleid.

Subdoelstelling: per 01-01-2005 moeten er 5 retourettes zijn gerealiseerd.

Nulmeting 1999: 1 retourette gerealiseerd.

Situatie mei 2003: Gebleken is dat bij ondernemers in Delft niet veel belangstelling is voor het realiseren van extra retourettes. Daarom is inmiddels door de gemeenteraad besloten een project voor extra retourettes te beёindigen. Daarnaast zijn wel ‘afvalbrengpunten’ in wijken verbeterd en gerealiseerd via de inrichting van het inzamelpunt aan de Staal- en Schieweg en via de rijdende chemo-kar, die wijken periodiek aandoet. Ook zijn bij winkels kledingcontainers geplaatst. Tevens worden voorbereidingen getroffen voor een afvalbrengpunt bij C1000-Zuidpoort. De provincie heeft geen moeite met de betreffende wijziging met betrekking tot het lokale afvalbeleid.

Werk(sub)doelstelling: per 1-1-2005 moeten er minimaal 5 afvalbrengpunten zijn verbeterd en/of gerealiseerd.

 

DOP-doelstelling 14. Voldoende besparing van energie.

Subdoelstelling: per 01-01-2005 moet een energiebesparing zijn bereikt van minimaal 30% in 2000 bestaande woningen.

Nulmeting 1998: verbruik bedroeg 6.543.149 GJ per jaar.

Situatie mei 2003: wegens het ontbreken van cijfers bij ENECO kan het totale energieverbruik in Delft niet worden gemeten. Wel kan het aantal woningen waarin een EPA-onderzoek heeft plaatsgevonden worden gemeten. Delft zit uiteraard niet stil bij het terugdringen van het energieverbruik door huishoudens. Voorbeeld daarvan is het lokale energieopwekkings project “Delftsblauwe Daken”, waarbij 407 huishoudens in koopwoningen d.m.v. het plaatsen van zonnepanelen een gemiddelde energiebesparing hebben gerealiseerd van ca. 9%. Dit experiment wordt uitgebreid naar een vergelijkbaar aantal woningen in de huursector. Voorts is in april 2003 de nota 3E, getiteld “Klimaatplan Delft” door de gemeenteraad vastgesteld, met als doelstelling om na de planperiode van 10 jaar per jaar 33.500 ton minder CO2 uit te stoten in vergelijking met 1999. Daarnaast is een met de Delftse corporaties te sluiten convenant “Duurzaam beheer” in voorbereiding, dat oa. moet leiden tot het terugdringen van het energieverbruik in bestaande woningen. Ook zijn er plannen om de restwarmte te gebruiken voor het verwarmen van de woningen in de Poptahof, de Spoorzone en de Harnaschpolder. Tenslotte worden overeenkomstig het Bouwbesluit voorwaarden in bouwvergunningen opgenomen die moeten leiden tot energiebesparing. De provincie suggereerde om bij het halen van de DOP-doelstelling het aantal bestaande woningen waaraan energiebesparende maatregelen (spouwmuurisolatie en/of dubbelglas) zijn getroffen, te betrekken. Echter, zowel intern als extern (Delfts EnergieAgentschap en ENECO) zijn ook daarover geen cijfers beschikbaar zodat ook dit niet kan worden gemonitord. Voorgesteld wordt om aan te sluiten bij de in gang te zetten monitoring van het Klimaatplan Delft. Deze monitoring wordt onderdeel van de Delftse Duurzaamheidmonitor. Daarnaast wordt aangesloten bij de rapportageverplichtingen in het kader van BANS. Het Klimaatplan omvat programma’s, projecten en instrumenten waarin de gemeente Delft een rol speelt. De monitoring van dit plan geeft daarom ook slechts een beeld van de reductie van de CO2-emissie als gevolg van initiatieven waarbij de Gemeente Delft betrokken is. Het Delfts Energie Agentschap zal daarnaast de resultaten van ‘externe’ initiatieven monitoren. De eerste Klimaatmonitor zal in het najaar 2004 uitkomen.

Werk(sub)doelstelling: per 1-1-2005 minimaal 1.000 ton minder CO2 uitstoot t.o.v. de landelijke trend. Monitoring via de Delftse Klimaatmonitor resp. de Delftse Duurzaamheidmonitor.

 

DOP-doelstelling 15. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets in combinatie met een zo laag mogelijk gebruik van de auto.

Doelstelling: het aandeel van de auto in de modal split in Delft moet worden verkleind; per 01-01-2005 mag het autogebruik bij een landelijke stijging, in Delft tot maximaal 0,75 daarvan stijgen. Bij een landelijke daling is de daling in Delft minimaal 1,25 maal die landelijke daling.

Nulmeting 1997: landelijk 36% autobestuurders. Delft 30%.

Situatie mei 2003: landelijk; 32% (1999), 32% (2000). Delft respectievelijk 22% en 26%. Deze cijfers zouden duiden op een – ongewenste - stijgende tendens in Delft, maar zijn net als de nulmeting gebaseerd op een landelijk onderzoek verplaatsingsgedrag (OVG), waarin erg weinig inwoners van Delft zijn meegenomen. De verwachting is dat de telrapporten van het Stadsgewest Haaglanden een representatiever beeld zullen geven van Delft.  Het terugdringen van het autogebruik maakt voorts deel uit van het Verkeers- en Vervoerplan Plus, dat nog in uitvoering moet komen. Binnenkort wordt dit project gestart. Naar verwachting zal dat oa. bijdragen tot het terugdringen van het autogebruik. Daarnaast is ook (deels) sprake van een moeilijk te beïnvloeden (autonome) maatschappelijke ontwikkeling.

Werkdoelstelling: op basis van jaarlijkse telrapporten van Haaglanden wordt een nieuwe meetmethode ontwikkeld om de doelstelling te monitoren.

 

DOP-doelstelling 16. Concentratie van autoverkeer op hoofdroutes.

Subdoelstelling: per 01-01-2005 moet voor een viertal wegvakken de doorgaande functie zijn beperkt.

Nulmeting 1999: (nog) geen doorgaande functie van een wegvak beperkt.

Situatie mei 2003: de doorgaande functie van de Hugo de Grootstraat beperkt. Ook is er een plan voor het beperken van de doorgaande functie van de Delftse Straatweg ter hoogte van de manege. Daarnaast zijn er plannen ontwikkeld voor toeritdosering aan de Rotterdamseweg, Schieweg en Abtswoude. De provincie ZH heeft toegezegd buurgemeenten te verzoeken hieraan medewerking te verlenen zodat realisatie van dit laatste plan haalbaar wordt en de ISV-doelstelling kan worden behaald. Op de langere termijn zijn in studie de beperking van de doorgaande functie van de Voorhofdreef, Buitenhofdreef en Papsouwselaan, maar deze maatregelen zullen pas na 2004 effect sorteren.

Werk(sub)doelstelling: ongewijzigd.

 

DOP-doelstelling 26. Zo laag mogelijke criminaliteit.

Doelstelling: per 01-01-2005 moet Delft op de ranglijst voor misdrijven op nr. 40 of hoger (40 +) staan.

Nulmeting (1996): Delft staat op de ranglijst op nr. 40.

Situatie mei 2003: blijkens beschikbare cijfers is er een tegenovergestelde – ongewenste-  ontwikkeling te zien. Delft stijgt op de ranglijst voor misdrijven van nr. 40 (in 1996), via nr. 35 (in 1998) naar 33 (in 2000). Landelijk gezien bedraagt het aantal misdrijven per 1.000 inwoners: 82. In Delft was dat in 2001 109 misdrijven per 1.000 inwoners. Omdat de positie op de ranglijst een onterechte koppeling weergeeft met de inspanningen van andere gemeenten, heeft de provincie geadviseerd in plaats daarvan de absolute aantallen geregistreerde misdrijven te monitoren. In absolute aantallen zijn in 1996 5.859 misdrijven geregistreerd; in 2001 werden processen verbaal opgemaakt voor 8.531 misdrijven. Veiligheid is/blijft daarom voor Delft een zeer belangrijk beleidsitem. Daartoe is in 1999 de nota “Een veilige stad voor iedereen” door de gemeenteraad vastgesteld. Daarin zijn de kaders geschetst voor een integraal veiligheidsbeleid voor de komende 4 jaar. Een van de doelstellingen daarin is de terugdringing van de criminaliteit in Delft. Aandachtspunten zijn verder: een veilige school, het politiekeurmerk, veilig uit en thuis, veiligheid in wijkplannen, een communicatiestrategie inzake integrale veiligheid en een aanpassing in de ambtelijke organisatie. Een ‘evaluatienota Integraal Veiligheidsbeleid’ is door B&W en Raad vastgesteld. Voorts is in samenwerking met het ministerie van BZK begin 2002 een project gestart om criminaliteit onder jongeren te voorkomen in het kader van preventief jongerenbeleid. Het is Delft sindsdien (nog) niet gelukt te dalen op de ranglijst voor misdrijven. Wel lijkt in absolute aantallen gezien sprake van een daling van het aantal misdrijven.

Werkdoelstelling: per 1-1-2005 is het aantal misdrijven in Delft gelijk aan of minder dan de nulmeting (1996: 5.859 misdrijven).

 

 

5. Kerndoelen ISV1

 

 

 

De provincie Zuid Holland heeft naar aanleiding van de proefverantwoording ISV1, waar Delft aan heeft deelgenomen, in april/mei 2005 zogenaamde kerndoelen vastgesteld. Dit zijn de doelen waarop de provincie zich richt bij de beoordeling van de aanvraag tot het vaststellen van het investeringsbudget. Het zijn in feite alle ISV1 doelen op het gebied van Wonen en Duurzaamheid (zie nummer 5 t/m 14, hoofdstuk 3). In tabelvorm samengevat:

 

 

Nr

Provinciale en gemeentelijke kerndoelen

Meetbare doelen of acties (nummers  corresponderen met doelstellingen inhoudelijke ISV-monitor)

1

Kwalitatief beter en meer gedifferentieerd woningaanbod

·         Stijging koop en dure huurwoningen tot 40% ( nr. 5)

·         150 woningen met zorgaanbod, waarvan 100 goedkoop (nr. 6)

·         750 opgepluste woningen (nr. 7)

·         2450 woningen aangepast voor senioren/ minder validen of gehandicapten (nr. 7)

·         200 extra grondgebonden woningen (nr. 8)

·         100 gemeentelijke monumenten verbeterd en 20 rijksmonumenten (nr. 9)

2

Bodemsanering

 

 

·         minimaal 3 ernstige en urgente bodemsaneringen uitvoeren (nr. 11)

·         onderzoeksprogramma opstellen (nr. 11)

3

Geluidsanering

·         90 woningen geluidsaneren (nr. 12)

4

Duurzaamheid

Riolen en oppervlaktewater:

·         55% afgekoppeld (nr. 10)

·         Emissiereductie van de vuillast van riooloverstorten met 25% (nr. 10)

·         Herstructurering minimaal 2 waterdeelsystemen (nr. 10)

·         Waterkwaliteit gemiddeld circa. 3 (nr. 10)

·         15% natuurvriendelijke oevers inrichten (nr. 10)

§  Afvalbeleid:

·         90% zuiver GFT, 5 afvalbrengpunten verbeterd of gerealiseerd (nr.13)

·         stabilisatie hoeveelheid te verbranden huishoudelijk afval (nr.13)

·         minimaal 500 ondergrondse afvalcontainers (nr.13)

·         minimaal 1000 ton minder CO2 uitstoot t.o.v. de landelijke trend (nr.14)

 

In de in de hoofdstukken 6 t/m 10 weergegeven conclusies ten aanzien van de jaarlijkse ISV monitor zijn alle DOP- en werkdoelstellingen vermeld. De conclusies met betrekking tot de hierboven vermelde kerndoelen zijn in de tekst telkens cursief gemarkeerd.

 


 

6. Conclusies ISV Monitor 2000

 

 

Voor een volledige beschrijving van de resultaten van zowel de inhoudelijke ISV-monitor als de procesmonitor 2000 wordt verwezen naar bijlage 2. Hieronder volgen de conclusies die medio 2001 zijn getrokken:

 

Uit de inhoudelijke ISV-monitor 2000 blijkt dat het beleid op een aantal onderdelen aandacht verdient. De doelstellingen lijken vooralsnog meetbaar en haalbaar. De conclusies uit de monitor die voor de stedelijke vernieuwing in Delft van belang zijn, zijn dit jaar kort samengevat de volgende:

 

q       Economie: Het aantal dagbezoekers aan Delft loopt terug terwijl Delft zich ten doel stelt dat dit aantal per 1-1-2005 met 15% is gestegen. Als deze ‘terugval’ niet toe te schrijven is aan tijdelijke fluctuaties en als het in gang gezette huidig beleid niet voldoende effect sorteert, moeten er in de periode die resteert tot 1-1-2005 alsnog extra inspanningen worden gepleegd om het toeristisch dagbezoek aan Delft te stimuleren. Mocht deze doelstelling alsnog onhaalbaar blijken (bijvoorbeeld door externe factoren), dan dient deze in overleg met de provincie naar beneden toe te worden bijgesteld. Verdere aandachtspunten voor dit themaprogramma: het bijhouden van gegevens rond de woon-werkbalans en de gegevens van het aantal fase 4 uitkeringsgerechtigden die wel en niet bij het arbeidsbureau staan ingeschreven.

q       Wonen: Voor wat dit programma betreft, ligt Delft redelijk ‘op schema’.

Verdere aandachtspunten voor dit themaprogramma: Het tempo van het opplusprogramma voor woningen moet omhoog. In 2000 is van de 2000 op te plussen woningen nog niets gerealiseerd. Er wordt druk overlegd met de Delftse corporaties om deze doelstelling alsnog te halen door het tempo van de uitvoering van opplusprogramma’s te versnellen. In de MRSV en in deze MR-ISV zijn hiervoor budgetten gereserveerd.

q       Duurzaamheid: Delft ligt op dit gebied in het algemeen ‘op schema’.

Verdere aandachtspunten voor dit themaprogramma: De uitvoering van de opgenomen projecten voor ISV geluidssanering van woningen. De aanlevering van gegevens omtrent energieverbruik en energiebesparing.

q       Mobiliteit: Het autogebruik in Delft stijgt terwijl deze had moeten dalen (ISV-doelstelling). Als deze stijging niet toe te schrijven is aan tijdelijke fluctuaties en de ingezette programma’s niet voldoende effect sorteert, moeten er in de periode die resteert tot 1-1-2005 alsnog extra inspanningen worden gepleegd om het autogebruik te beperken en/of het gebruik van openbaar vervoer en fiets te stimuleren. Mocht deze doelstelling alsnog onhaalbaar blijken, dan dient deze in overleg met de provincie naar beneden toe te worden bijgesteld. Verdere aandachtspunten voor dit themaprogramma: Het behalen van de doelstelling met betrekking tot het beperken van de doorgaande functie op nog 3 wegvakken extra (er is in 2000 slechts op 1 wegvak een beperking van de doorgaande functie gerealiseerd terwijl 4 de doelstelling is).

q       Leefbaarheid: Delft is in 2000 landelijk op nummer 39 komen te staan wat het aantal gepleegde geweldsdelicten betreft. Het per 1-1-2005 bereiken van plaats 33 of lager was de ISV-doelstelling. Een ongunstiger plaats in 2000 betekent dus een verkeerde ontwikkeling. Als deze ‘terugval’ niet toe te schrijven is aan tijdelijke fluctuaties en het huidig beleid niet voldoende effect sorteert, moeten er in de periode die resteert tot 1-1-2005 alsnog extra inspanningen worden gepleegd om het aantal geweldsdelicten in Delft alsnog te beperken. Mocht deze doelstelling alsnog onhaalbaar blijken, dan dient deze in overleg met de provincie naar beneden toe te worden bijgesteld. Verdere aandachtspunten voor dit themaprogramma: Intensivering van reeds lopend BAW-project met betrekking tot zelfstandige huisvesting van dak- en thuislozen. Het gesignaleerde tekort aan sport- en spelmogelijkheden voor 10-19 jarigen zal door de tijdige realisatie van skatevoorzieningen op de middenberm van de Provinciale Weg, worden ingelost in het kader van het EZH-programma.  

 

De procesmatige monitor 2000 geeft voor alle lopende ISV programma’s en projecten globaal weer wat de voortgang. Er zijn momenteel in totaal 42 ISV-programma’s/ projecten in gang gezet. De balans is dat hiervan per 1-1-2000 slechts 3 projecten/ programma’s (1% van het totaal) zijn voltooid, en dat er 11 projecten (26%) in uitvoering zijn. De meeste projecten/ programma’s zitten in het stadium van de voorbereiding: maar liefst 24 projecten/ programma’s (56%) verkeren nog in het stadium van de start van de planvorming en 3 projecten/programma’s (1% van het totaal) heeft de bestuurlijke besluitvorming al achter de rug. Inhoudelijk gezien, is er een redelijke ‘match’ met de te bereiken effecten: voor alle te bereiken effecten zijn projecten of programma’s in gang gezet, doch het lage aantal projecten/ programma’s dat het stadium van uitvoering voltooiing heeft bereikt, moet omhoog om de te bereiken effecten ook echt te halen.

 

De belangrijkste resultaten van de monitor 2000 zijn samenvattend, dat extra aandacht nodig is voor de volgende onderwerpen:

1.       stimulering dagtoerisme

2.       beperking automobiliteit en/of stimulering gebruik openbaar vervoer en fiets

3.       beperking aantal geweldsdelicten

4.       voltooiing van lopende ISV projecten en programma’s

 

De eindconclusie van de monitor 2000 is dat Delft voor wat de uitvoering van haar ISV programma betreft, wel ‘op koers’ maar nog niet voldoende ‘op schema’ ligt. Via de op 20 december 2001 door de Raad vastgestelde MR-ISV 2001-2004 zijn bovenstaande aandachtspunten verwerkt in een bijstelling van het lokale ISV-beleid.

 

 

7. Conclusies ISV Monitor 2001

 

 

Voor een volledige beschrijving van de resultaten van zowel de inhoudelijke ISV-monitor als de procesmonitor 2001 wordt verwezen naar bijlage 3. Hieronder volgen de conclusies die medio 2002 zijn getrokken:

 

Uit de inhoudelijke ISV-monitor 2001 blijkt dat het beleid op een aantal onderdelen aandacht verdient. Bijstelling van de ten doel gestelde te bereiken effecten kan volgens de ISV-wetgeving alleen via tussentijds overleg met de Provincie Zuid Holland plaatsvinden. In tegenstelling tot de situatie van vorig jaar, moet dit overleg nu waarschijnlijk wel gevoerd worden en wel op die punten waarop de doelstelling redelijkerwijs niet haalbaar blijkt. De conclusies uit de monitor die voor de stedelijke vernieuwing in Delft van belang zijn, zijn kort aangeduid dit jaar de volgende:

 

q       Duurzaamheid:

o        riolen en oppervlaktewater: het aantal overstortinrichtingen moet verder worden teruggebracht

o        afvalbeleid: meer retourettes realiseren

q       Mobiliteit:

o        concentratie autoverkeer op hoofdroutes: beperking van de doorgaande functie van meer wegvakken 

o        verder terugdringen van de automobiliteit

q       Leefbaarheid: beperking criminaliteit: verder terugdringen van het aantal misdrijven en geweldsdelicten

 

De procesmatige monitor 2001 geeft voor de lopende ISV en SV programma’s en projecten globaal weer wat de voortgang is, wie verantwoordelijk is en aan welke te bereiken effecten wordt bijgedragen. Er zijn momenteel in totaal 45 programma’s/ projecten in gang gezet. Per 1-1-2001 zijn hiervan 7 projecten/programma’s (15,5%) voltooid en er zijn er 12 (27%) in uitvoering. Dit is een beter beeld dan ten tijde van de vorige monitor (2000). Het blijft echter zo, dat de meeste projecten/programma’s in het stadium van voorbereiding zitten: 20 projecten/programma’s zitten in de startfase en 6 projecten/ programma’s (13%) bevinden zich in het stadium van de (afgeronde) besluitvorming. Er zijn nu minder projecten/ programma’s in de startfase dan vorig jaar en zijn er meer in de besluitvormingsfase. Ook dit is een positieve ontwikkeling.

 

De conclusie van de monitor 2001 is – overigens net als vorig jaar - dat Delft voor wat de uitvoering van haar ISV programma betreft, wel ‘op koers’ maar nog niet voldoende ‘op schema’ ligt. Binnenkort zal moeten worden bezien of  de uitvoering van het huidig beleid alsnog extra inspanningen vereist dan wel dat in een ander kader reeds is voorzien in het bereiken van bovenstaande doelstellingen. Indien dit niet het geval is, moet er overleg met de provincie plaatsvinden over bijstelling van de ISV-doelstellingen uit 2000. Daarnaast laat de beschikbaarheid van een aantal cijfers soms te wensen over; dit betreft echter veelal externe instanties die dus niet te beïnvloeden zijn door een gemeente. Vanuit de ISV-monitor 2001 bezien, moeten in elk geval de volgende zaken nader onderzocht worden:

 

q             Economie: doelstelling en projecten met betrekking tot uitkeringsgerechtigden nader bezien (ook te weinig cijfers voorhanden om dit te meten)

q             Wonen: doelstelling met betrekking tot opplussen (2000 won.) niet haalbaar

q             Duurzaamheid:

q             doelstelling en projecten met betrekking tot het terugbrengen van het aantal overstortinrichtingen nader bezien

q             afvalbeleid: doelstelling en projecten met betrekking tot retourettes nader bezien

q             Mobiliteit: concentratie autoverkeer op hoofdroutes: doelstelling en projecten met betrekking tot een beperking van de doorgaande functie van extra wegvakken nader bezien

q             Leefbaarheid: beperking criminaliteit: grotendeels niet beïnvloedbaar door gemeente, doelstelling en projecten nader bezien

 

Het aandachtspunt uit de monitor 2000 met betrekking tot de noodzaak van voltooiing van projecten en programma’s is vormgegeven via een gehouden periodiek te organiseren ISV werkconferentie. Op deze bijeenkomst zijn werkafspraken gemaakt om projecten en het bereiken van doelstellingen te intensiveren. Daarnaast is via de op 19 december 2002 door de Raad vastgestelde MR-ISV 2002-2004 zijn bovenstaande aandachtspunten verwerkt in een bijstelling van het lokale ISV-beleid.

 

 

8. Conclusies ISV Monitor 2002

 

 

 

Nadat uit de ISV-monitor 2001 bleek dat het beleid op een aantal onderdelen aandacht verdiende, is overleg met de Provincie Zuid Holland gevoerd. Dit overleg is gevoerd over die punten waarop de doelstelling ondanks inspanningen van de gemeente redelijkerwijs niet haalbaar en/of meetbaar bleek. Dit heeft in principe niet geleid tot een bijstelling van de oorspronkelijke doelstellingen, wel is de wijze van monitoren aangepast (zie ook hoofdstuk 4). De gemeente heeft over de bijstelling van het monitoren separaat gerapporteerd aan de Provincie en heeft dit verwerkt in de monitor. Daarnaast heeft nader intern overleg en een nader onderzoek naar gegevens voor de inhoudelijke ISV-monitor plaatsgevonden.

 

Voor een volledige beschrijving van de resultaten van zowel de inhoudelijke ISV-monitor als de procesmonitor 2002 wordt verwezen naar bijlage 4. Hieronder volgen de conclusies die medio 2003 zijn getrokken:

 

Conclusie van de inhoudelijke monitor 2002 (bijlage 1) is dat Delft ‘op koers’ en grotendeels ‘op schema’ ligt. Een aantal doelstellingen (zie bijlage 2) is zelfs al gehaald. Er zijn echter nog maar 2 jaren (2003 en 2004) te gaan om de resterende doelstellingen te behalen. Daarom zijn de volgende aandachtspunten van belang om de ISV-doelstellingen per 1-1-2005 te behalen:

 

q       Economie: Het totaal aantal arbeidsplaatsen in Delft moet meer in de pas lopen met de landelijke ontwikkeling;

q       Duurzaamheid: Resultaten afwachten met betrekking tot de meting van vermindering CO2 uitstoot;

q       Mobiliteit: Monitor fietsverkeer en verhouding fiets/auto/openbaar vervoer in ontwikkeling;

q       Leefbaarheid: Daling criminaliteit moet worden vastgehouden.

 

De procesmatige monitor 2002 geeft zoals bekend voor de lopende ISV en SV programma’s en projecten globaal weer wat de voortgang is. Daarnaast wordt bijgehouden wie verantwoordelijk is en aan welke ISV doelstellingen wordt bijgedragen. Ook deze monitor laat een positief beeld zien. Er zijn momenteel in totaal 71 (deel) projecten in gang gezet. Per 1-1-2003 zijn hiervan 13 (deel)projecten (18,3%) voltooid en er zijn er 28 (39,4%) in uitvoering. Dit betekent dat de stijgende tendens die ook al in de vorige monitor (2001) was gesignaleerd, is voortgezet. In tegenstelling tot de vorige monitor zijn de meeste (deel)projecten in het stadium van uitvoering/ voltooiing (bijna 58%).  In aanvulling hierop heeft in het voorjaar van 2003 een interviewronde plaatsgevonden met projectleiders op basis waarvan enerzijds een actueel beeld is verkregen van de voortgang van projecten/programma’s en anderzijds hernieuwd overleg heeft plaatsgevonden over te bereiken doelstellingen en de (her)verdeling van ISV-gelden (gezien de op de werkconferentie in het najaar van 2002 gemaakte afspraken).

 

Via de op 18 december 2003 door de Raad vastgestelde MR-ISV 2003-2004 zijn bovenstaande aandachtspunten verwerkt in een bijstelling van het lokale ISV-beleid.

 

 

9. Conclusies ISV Monitor 2003

 

 

Voor een volledige beschrijving van de resultaten van zowel de inhoudelijke ISV-monitor als de procesmonitor 2003 wordt verwezen naar bijlage 5. Hieronder volgen de conclusies die medio 2004 zijn getrokken:

 

Conclusie van de inhoudelijke monitor 2003 is dat Delft ‘op koers’ en ‘op schema’ ligt. In vergelijking met de vorige monitor (2002) is een groter aantal DOP1-doelstellingen gehaald. Wel moet opgemerkt worden dat het jaarlijks moeilijker wordt de betreffende gegevens te verzamelen. In dit verband zijn de volgende aandachtspunten van belang:

 

q       Economie: cijfers van het totaal aantal arbeidsplaatsen in Delft per 31-12-2003 zijn nog niet beschikbaar;

q       Duurzaamheid: de vergelijking van de vermindering van CO2 uitstoot in Delft ten opzichte van de landelijke trend moet nog gemaakt worden;

q       Leefbaarheid: uitvoering van de 7 thema’s integraal veiligheidsbeleid lijkt beter criterium dan de cijfers m.b.t. de geregistreerde criminaliteit.

 

De procesmatige monitor 2003 geeft voor de lopende ISV en SV programma’s en projecten globaal weer wat de voortgang is. Daarnaast wordt bijgehouden wie verantwoordelijk is en aan welke ISV doelstellingen wordt bijgedragen. Ook deze monitor laat een positief beeld zien. Er zijn in totaal 77 (deel) projecten in gang. Per 31-12-2003 zijn hiervan 23 (deel)projecten (29,1%) voltooid en er zijn er 32 (40,5%) in uitvoering. Er zijn nog maar 22 projecten (27,9%) in het stadium van start planvorming of bestuurlijke besluitvorming. Dit betekent dat de positieve tendens van meer projecten in uitvoering/voltooid en minder in het stadium van planvorming/besluitvorming, zich doorzet.  Naast vulling van de procesmatige monitor heeft ook in het voorjaar van 2004 weer een interviewronde plaatsgevonden met projectleiders op basis waarvan enerzijds een actueel beeld is verkregen van de voortgang van projecten/programma’s en anderzijds hernieuwd overleg heeft plaatsgevonden over te bereiken doelstellingen en de (her)verdeling van ISV-gelden. Via de op 16 december 2004 door de Raad vastgestelde MR-ISV 2004-2009 is dit, samen met de genoemde aandachtspunten uit de inhoudelijke monitor verwerkt in een bijstelling van het lokale ISV-beleid.

 

 

10. Conclusies ISV Monitor 2004

 

 

Voor een volledige beschrijving van de resultaten van zowel de inhoudelijke ISV-monitor als de procesmonitor 2004 wordt verwezen naar bijlage 6. Hieronder volgen de conclusies die medio 2005 zijn getrokken:

 

Conclusie van de inhoudelijke ISV-monitor 2004 is dat in de ISV1-periode 51 van de 59 ISV1-(sub)doelstellingen gehaald zijn, dat is ca. 86%. Hiervan zijn 17 subdoelen zelfs ruimschoots gehaald, 22 subdoelen zijn ‘gewoon’ gehaald, 6 subdoelen ‘bijna’ (dus met een marginaal verschil) en 6 subdoelen zijn zeer waarschijnlijk gehaald. In vergelijking met de vorige monitor (2003) is dus een veel groter aantal ISV-doelstellingen gehaald. In totaal zijn er 8 (sub)doelen niet gehaald. Dit zijn echter geen kerndoelen. Hiervan wordt de helft (4 stuks) in ISV2 met zekerheid alsnog gehaald en de andere vier subdoelen zijn inmiddels door autonome (beleids)ontwikkelingen achterhaald. Dit zijn de (sub)doelstellingen met betrekking tot arbeidsplaatsen (nr. 1), raamsaneringsplan (nr. 11), autogebruik (nr. 15) en het aantal misdrijven (nr. 26).

Als we alleen naar de kerndoelen kijken, is het beeld als volgt: van de 21 subdoelen zijn er 17 (ca. 81%) gehaald, waarvan 10 (ca. 48%) zelfs ruimschoots. Er zijn geen kerndoelen ‘niet’ gehaald en slechts 3 subdoelen zijn ‘bijna’ gehaald (dus met een marginaal verschil). Dit zijn de volgende subdoelen:

 

q             Subdoel met betrekking tot seniorenwoningen: formeel moeten er per 31 december 2004 nog 23 zorgwoningen worden gerealiseerd, maar er was op dat moment wel reeds bouwvergunning verleend voor in totaal maar liefst 195 zorgwoningen;

q             Subdoel met betrekking tot afvalbrengpunten: nog maar één te realiseren, terwijl landelijk beleid moet worden afgewacht;

q             Subdoel met betrekking tot huishoudelijk afval: slechts 2,9% boven (stabilisatie)doelstelling, terwijl landelijk beleid moet worden afgewacht.

 

De doelstelling met betrekking tot waterkwaliteit is het enige kernsubdoel waarvan definitieve gegevens over de situatie per 31-12-2004 nog niet beschikbaar zijn. Wel is uit de reeds beschikbare gegevens een positieve trend af te leiden en daarnaast zijn per 31 december 2004 meerdere maatregelen en projecten in gang, waarvan verwacht wordt dat deze zullen resulteren in een betere waterkwaliteit. De betreffende gegevens over de waterkwaliteit komen echter van het Hoogheemraadschap Delfland en zullen naar verwachting pas in augustus 2005 beschikbaar komen.

 

De procesmatige monitor 2004 geeft weer wat de voortgang is van lopende programma’s en projecten. Daarnaast wordt bijgehouden wie verantwoordelijk is en aan welke ISV doelstellingen wordt bijgedragen. Ook deze monitor laat een positief beeld zien. Er zijn in totaal 80 (deel) projecten in gang. Per 31-12-2004 zijn hiervan 35 (deel)projecten (42,7%) voltooid en er zijn er 25 (30,5%) in uitvoering. Er zijn nog maar 20 projecten (24,4%) in het stadium van start planvorming of bestuurlijke besluitvorming. Dit betekent dat de positieve trend van meer projecten in uitvoering/voltooid en minder in het stadium van planvorming/besluitvorming, zich doorzet.  Naast vulling van de procesmatige monitor heeft – dit jaar eerder in het jaar in verband met de vereiste indieningtermijn van de ISV1 verantwoording - een inventarisatieronde plaatsgevonden op basis waarvan enerzijds een actueel beeld is verkregen van de voortgang van projecten/programma’s en anderzijds hernieuwd overleg heeft plaatsgevonden over te bereiken doelstellingen en de (her)verdeling van ISV-gelden. Hierna wordt het verloop over de ISV1 periode weergegeven:

 

 

Tabel: overzicht ISV-procesmonitor 2004


 

11. Conclusies totale ISV1 periode

 

 

 

Als we over de totale ISV1 periode de gerealiseerde resultaten vergelijken met de oorspronkelijke DOP1 doelstellingen dan wel met de nadien in overleg met de provincie geformuleerde werkdoelstellingen, is de ‘eindscore’ voor wat betreft alleen de gemeentelijke doelen als volgt:

 

 

Tabel: overzicht eindscores gemeentelijke ISV (sub)doelen per 31-12-2004

Het gros van de gemeentelijke (sub)doelstellingen (22 stuks) is dus al of niet ruimschoots gehaald. Bij een drietal (sub)doelen is sprake van een marginaal verschil met de doelstelling en 5 (sub)doelen zijn waarschijnlijk wel behaald maar definitieve cijfers waarmee dit kan worden aangetoond, zijn nog niet beschikbaar. Een achttal gemeentelijke (sub)doelen zijn formeel gezien niet behaald. Een viertal daarvan zijn nog niet behaald (geen kerndoelen), maar worden in de ISV2 periode alsnog behaald en een viertal is niet behaald door niet beïnvloedbare autonome ontwikkelingen.

De provincie ZH heeft in de proefverantwoording aangegeven welke doelstellingen bij de beoordeling ‘kerndoelstellingen’ zullen zijn (zie hoofdstuk 4). In onderstaand overzicht wordt daarom samengevat wat in de Delftse ISV1-monitor de uiteindelijke score per 31-12-2004 is met betrekking tot alleen deze kerndoelen. Het beeld is dan aanmerkelijk positiever:

 

 

Tabel: overzicht eindscores ISV kern(sub)doelen per 31-12-2004

 

De eindconclusie is dan ook dat de in DOP1 geformuleerde DOP-doelen en/of de nadien in overleg met de provincie geformuleerde werkdoelen zijn behaald voor zover dat in redelijkheid beïnvloedbaar was door de gemeente Delft. Verder kan worden geconcludeerd dat de door de provincie nadien geformuleerde kerndoelen alle zijn behaald. Slechts bij drie subdoelen is er sprake van een marginaal verschil en van een subdoelstelling kan nog niet worden aangetoond dat deze is behaald (verwachting is wel positief). Aanvullende gegevens met betrekking tot deze doelstelling (waterkwaliteit) zullen dan ook worden nagestuurd zodra deze beschikbaar zijn. Tenslotte geldt als conclusie dat veel van de in gang gezette ISV projecten en programma’s gerealiseerd (42,7%) of in de uitvoeringsfase zijn (30,5%). De rest van de projecten en programma’s loopt door in ISV2 en zal naar verwachting bijdragen tot het alsnog behalen van alle (beïnvloedbare) doelen.



[1] Nota Stedelijke Vernieuwing, min. VROM, juni 1997, TK, kamerstukken 1996-1997, nr. 25427

[2] Nota Beleid Stadsvernieuwing in de Toekomst, min. VROM, 1997

[3] Maatwerk voor vitale regio’s (feb. 1999 en aug. 1999), Provinciale taken Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (okt. 1999 en feb. 2000), Stedelijke Vernieuwing in projectgemeenten (mei 2000 en aug. 2000)

[4] Regeling behorende bij de verordening Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing Zuid-Holland (augustus en december 2000) en Verordening Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (sept. 2000)

[5] Stad in Balans? Stedelijke vernieuwing in Zuid-Holland, februari 2003