Nieuwe of gewijzigde teksten zijn vet, blauw en cursief aangegeven
Nieuw
APV artikel |
Naam/
Onderwerp |
Wijzigingsvoorstel
|
Toelichting
|
|
|
|
|
Hoofdstuk 2
|
Orde en veiligheid
op de weg
|
Hoofdstuk
2 enige aanpassing in indeling van het hoofdstuk Oud: Artikel
2.3.8 (messen en andere voorwerpen als wapen) was opgenomen in afdeling 3
(Maatregelen tegen overlast en baldadigheid)
was: Nieuw: Artikel
verplaatsen naar afdeling 1 (Orde en veiligheid op de weg) van
hoofdstuk 2; wordt artikel 2.1.23 Oud: Titel
afdeling 6: Voorkomen strafbare feiten Nieuw: Titel
afdeling 6 wijzigingen in “Drugsoverlast” . Oud: Artikel
2.6.2 - betreden gesloten woning of lokaal Nieuw
Artikel
verplaatsen naar afdeling 3
(Maatregelen tegen overlast en baldadigheid). Nieuw
artikel nummer wordt 2.3.8 (dit was het artikel over messen dat
is verplaatst naar hoofdstuk 2 afdeling 1 – zie hierboven). |
De
oude titel “Voorkomen van strafbare feiten” is ruim en weinig specifiek; dat
heeft tot gevolg dat onderwerpen minder makkelijk snel terug te vinden zijn.
Enerzijds is de nieuwe benaming conform de model APV. Anderzijds is meteen
duidelijk waar deze afdeling over gaat en kan hij desgewenst verder aangevuld
worden met relevante artikelen. Artikel
staat momenteel opgenomen in afdeling 6 Voorkoming van strafbare feiten.
Inhoud van artikel heeft betrekking op betreden gesloten woningen op grond
van openbare orde aspecten (art. 174a Gw) of op grond van Opiumwet (art. 13b). In model APV staat dit
artikel opgenomen onder afdeling Maatregelen tegen overlast en baldadigheid. |
2.1.13
|
Uitweg
|
Wijzigen
lid 3, toevoegen lid 4. Nieuwe
tekst wordt: Artikel 2.1.13 Maken, veranderen van een uitweg 1. Het is verboden zonder vergunning
van het college: a. een uitweg te maken
naar de weg; b. van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg; c. verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg. 2. Voor de toepassing van het eerste
lid wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat. 3. De vergunning kan worden geweigerd in het belang van: a. de bruikbaarheid van
de weg; b. het veilig en doelmatig gebruik van de weg; c. de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving; d. de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente. 4. Het verbod in het eerste lid
geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de
Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of het Provinciaal
wegenreglement Zuid-Holland. |
Aansluiting bij de Model-APV: Voor lid 3 wijziging van het lid omdat dit ruimer is in de verschillende belangen die worden afgewogen om te komen tot een eventuele weigering en in lid 4 voor de afbakening met overige regelgeving. |
2.1.23 |
Messen
en andere voorwerpen als wapen |
Verplaatsen artikel – zie boven bij toelichting
hoofdstuk 2 Was
art. 2.3.8 Plaatsen onder afdeling 1 Orde en veiligheid op de weg |
Zie
onder art. 2.3.8 |
Art.
2.2.2 |
Evenementen |
Diverse
wijzigingen 1. Toevoegen
sub h aan tweede lid: 2. Toevoegen sub
i aan tweede lid, luidend: "sprake
is van strijd met de nadere regels als bedoeld in het derde lid."; 3. In derde lid wijzigen: “Het college kan voor evenementen gebieden en/of locaties
aanwijzen en/of nadere regels vaststellen”; 4. Toevoegen vierde lid, luidend: Nieuwe tekst wordt1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren. 2. De
vergunning kan worden geweigerd in het belang van: a. de openbare orde; b. het voor voorkomen of beperken van overlast dan wel onaanvaardbare belasting voor de omgeving; c. de verkeersveiligheid, de verkeersdoorstroming of de veiligheid van personen of goederen; d. de zedelijkheid of gezondheid; dan wel indien e. er onvoldoende behoefte aan het evenement lijkt te bestaan, hierbij het aantal te verwachten bezoekers in aanmerking nemende; f. het evenement onevenredig veel beslag legt op ruimte, tijd en hulpdiensten; g. de aard van het evenement zich niet verdraagt met het karakter of de bestemming van de gevraagde locatie; h. de aanvraag feitelijk inhoudt dat er geen sprake is van een evenement, maar van een activiteit waarvoor een andere vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd; i.
sprake is van
strijd met de nadere regels als bedoeld in het derde en/of vierde lid. 3. Het college kan voor evenementen gebieden en/of locaties aanwijzen en/of nadere regels vaststellen. 4. De burgemeester kan nadere regels vaststellen betreffende het beslissen op een aanvraag om een vergunning voor het houden van een evenement |
Door het
ontbreken van een heldere definitie voor zowel het begrip braderie als
incidentele markt is het niet goed mogelijk om aanvragen voor dergelijke
activiteiten te beoordelen en indien nodig te weigeren. Direct gevolg hiervan
is dat het aantal aanvragen voor deze activiteiten sinds 2003 sterk is
gestegen en dat de aard en karakter van braderieën in veel gevallen niet
conform hetgeen is wat normaliter onder het begrip braderie wordt verstaan.
Door een aantal technische aanvullingen op artikel 2.2.2 APV (evenementen)
wordt het beter mogelijk om de feitelijke situatie, zowel bij de
vergunningaanvraag als bij de controle op de naleving, te beoordelen en kunnen
de hiervoor genoemde ongewenste ontwikkelingen worden voorkomen. In de nota
Technische aanvullingen art. 2.2.2 APV is e.e.a. verder uitgewerkt en
vastgesteld door het college d.d. 13 oktober 2005. |
2.3.1
|
Plakken
en kladden |
Lid
2 sub a en sub wijzigen, toevoegen: “te doen aanplakken” en “of te doen
aanbrengen” Lid
2 wordt: Het
is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op de weg
of op dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf de weg zichtbaar is: a.
een
aanplakbiljet of ander geschrifte, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te
brengen of te doen aanbrengen: b.
met
kalk, krijt, teer of een kleur- of verfstof enige afbeelding, letter, cijfer
of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
|
Conform
model APV. Op deze manier kan ook de opdrachtgever strafbaar worden gesteld. |
2.3.10a |
Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein
e.d. |
Nieuw artikel Het
is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen
zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of
de burgemeester aangewezen terrein
waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden
wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het
terrein. |
Aan dit artikel is behoefte omdat fietsers en
bromfietsers (voornamelijk aan de hand meegenomen) de doorstroming belemmeren
in de paden tussen de marktkramen. Ook tijdens evenementen (bijv kermis etc)
zijn er grote voetgangersconcentraties in vernauwde doorgangen; voetgangers
met fietsen of bromfietsen hiertussen levert hinder op. Tot nu toe is het
slechts mogelijk burgers aan te spreken en te attenderen op de overlast die
het gedrag oplevert. Met de opname van dit nieuwe artikel is het mogelijk
hierop te handhaven. Artikel is confom model APV. Er is gekozen voor
subnummering, om het hernummeren van de daarop volgende artikelen te
voorkomen. |
2.3.14
|
Loslopende
honden |
Lid
1 sub c wijzigingen; tatoeage of microchip vervangen door “ander
identificatiemerk” Oud: op
de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of een door middel van
tatoeage of microchip aangebracht identificatiemerk, die de eigenaar of ouder
duidelijk doen kennen. Nieuw: op
de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen. |
Conform model APV (art. 2.4.17 lid 1 sub c) Tekst
model is meer tijdloos en niet afhankelijk van een specifieke techniek. |
2.3.16
|
Gevaarlijke
honden |
Toevoegen:
lid 2 en lid 4 van art. 2.4.19 model APV Wijzigen: lid 2 wordt lid 3 Nieuw: Lid
2 wordt: In afwijking van artikel 2.3.14, aanhef en onder c, geldt
voor het bepaalde in het eerste lid bovendien dat de hond voorzien moet zijn
van een optisch leesbaar, niet-verwijderbaar identificatiekenmerk in het oor
of de buikwand. Lid
4 wordt: Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Regeling agressieve dieren. |
Dit
artikel heeft betrekking op gevaarlijke (dolle) honden. Tekst is nu conform
model APV |
2.4.5
|
Vervreemding
van door verhandeling verkregen goederen |
Toevoegen:
“of een voor hem handelend persoon” Nieuwe
tekst: Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig
door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen dat het onder zijn
berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij
deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed. |
Conform
model APV (art. 2.5.4); maakt handhaving eenvoudiger |
2.4.6
|
Verhandeling
in horecabedrijven |
Toevoegen: “of een voor hem handelend persoon” Nieuwe tekst: Het is de houder van een horecabedrijf verboden
toe te laten dat een handelaar of een voor hem
handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft,
verkoopt of op enig andere wijze overdraagt. |
Conform
model APV (art. 2.5.5); maakt handhaving eenvoudiger |
Afdeling
6 |
Voorkomen
van strafbare feiten |
Afdeling
6 – Voorkomen van strafbare feiten – krijgt nieuwe naam, namelijk Drugsoverlast. |
De
oude naam is ruim en weinig specifiek, daarom zijn onderwerpen wat minder
makkelijk terug te vinden. De nieuwe titel schept duidelijkheid en is
anderzijds conform de benaming in de model APV |
Hoofdstuk 5 |
|
|
|
5.2.1
|
Inzameling
geld, goed |
Toevoeging
lid 2: Nieuwe
tekst: “…wordt mede verstaan het bij het aanbieden
van goederen waartoe ook worden gerekend
geschreven of gedrukte stukken…” |
Conform
model APV |
Art.
5.2.3 5e lid; standplaatsen, uitstallingen |
Idem
|
Bij
weigeringsgronden (5e lid) verwijzing wijzigen. Oud
lid 5 sub g:
g.
vanwege strijdigheid met de beleidsregels die zijn vastgelegd in de Nota
Standplaatsenbeleid, zoals het maximumstelsel. Nieuw:
lid 5 sub g:
g.
vanwege strijdigheid met de beleidsregels die zijn vastgelegd in de Nota Standplaatsenbeleid, zoals het
maximumstelsel, en/of de Nota Uitstallingen
2005 |
In
de betreffende nota staat het beleid van de gemeente weergegeven alsmede
weigeringsgronden. Er is niet gekozen voor een algemene verwijzing naar een
beleidsnota, maar voor een concrete verwijzing (naam, jaartal). Dit is een
afweging in het kader van transparantie naar de burger toe. |
Afdeling 7 |
Verstrooiing van as |
|
In
1998 zijn wijzigingen aangebracht in de wetgeving op de lijkbezorging. In het
oude Besluit op de lijkbezorging stond de mogelijkheid om as te verstrooien
op een permanent daartoe bestemd terrein, bijvoorbeeld een begraafplaats of
crematorium. In de gewijzigde Wet blijft de mogelijkheid van het permanente
terrein (in iets andere bewoordingen) opgenomen als een algemene vorm van
asbestemming. Verstrooiingen die
plaatsvinden door of op last van de houder van een crematorium of
bewaarplaats van asbussen kunnen alleen plaatsvinden op het terrein dat
daartoe permanent is bestemd (uiteraard blijft ook de mogelijkheid bestaan
dat de as op open zee verstrooid wordt). De wet regelt thans dat de asbus ter beschikking
kan worden gesteld aan een nabestaande die de zorg voor de asbus op zich
neemt, waarna onder meer tot incidentele verstrooiing kan worden besloten. De
opgenomen artikelen zijn conform de model APV. Bron toelichting: model
APV. |
Art. 5.7.1 |
Begripsomschrijving |
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele
asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de
lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek
buiten een permanent daartoe bestemd terrein. |
|
Art. 5.7.2 |
Verboden plaatsen |
1. Incidentele
asverstrooiing is verboden op: a. verharde delen
van de weg; b. gemeentelijke
begraafplaatsen en crematoriumterreinen; c. kinderspeelplaatsen,
speel- en ligweiden, openbare sport- en spelterreinen; d. op of vanaf
bruggen en viaducten. 2. Het college kan
een besluit nemen waarin voor een bepaalde termijn wordt verboden dat op
andere plaatsen dan genoemd in het eerste lid asverstrooiing plaatsvindt. 3. Het college kan
op verzoek van de nabestaande die zorgdraagt voor de asbus op grond van
bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van het verbod uit het eerste
lid, behoudens de gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen. |
Asverstrooiing
is om uiteenlopende redenen niet op alle plaatsen even wenselijk. Dit geldt
zeker voor plaatsen waar de as niet of nauwelijks in de bodem kan worden
opgenomen en door de wind kan gaan dwarrelen. Dit speelt met name een rol op
stoepen, straten, pleinen en dergelijke. Daarom is er een verbod opgenomen
voor het verstrooien van as op de verharde delen van de weg. Gezien de
mogelijke overlast die asverstrooiing op straten en dergelijke op kan leveren
voor derden en de kans op het snelle verwaaien van de as, is het overigens
niet waarschijnlijk dat nabestaanden de verharde delen van de weg zullen
uitkiezen als plaats om de as te verstrooien. Het verbod zal dus naar
verwachting geen wezenlijke beperking opleveren voor nabestaanden. Voor
de mogelijkheden van asverstrooiing rond gemeentelijke begraafplaatsen (en
crematoria) is een en ander geregeld in de beheersverordening
begraafplaatsen. De regelingen daarin maken deel uit van het algehele beleid
rond de begraafplaats. Het openstellen van de begraafplaats (en het crematoriumterrein)
voor incidentele verstrooiing zou daarin verstorend kunnen werken. De
begraafplaats (en het crematoriumterrein) zijn expliciete voorbeelden van
terreinen waar het vanuit een oogpunt van beheer bezwaarlijk kan zijn om
incidenteel as te verstrooien. Bij
het maken van de bepalingen is uitgegaan van de begrippen 'weg' en 'openbaar
water', zoals die reeds in de APV staan. Het college heeft de begraafplaats
Iepenhof aangewezen als permanent verstrooiingsterrein. Deze aanwijzing maakt
deel uit van het algehele begraafplaats- en crematoriumbeleid en in het
bijzonder ten aanzien van het beleid rond allerlei vormen van asbestemmingen.
Het openstellen van de begraafplaats - en crematoriumterreinen voor
incidentele verstrooiingen zou daarin verstorend werken. Het
begraafplaats- en crematoriumterrein zijn expliciete voorbeelden van
terreinen waar het vanuit oogpunt van beheer bezwaarlijk is om incidenteel as
te verstrooien. Voorts
is onder 'volgende plaatsen' door de gemeente plaatsen aangegeven waarvan in
het algemeen kan worden aangenomen dat het niet wenselijk is dat daar as
wordt verstrooid, in verband met hinder voor omstanders van de activiteit op
zich en van de as die na de activiteit wordt achtergelaten. |
Art. 5.7.3 |
Hinder of overlast |
Incidentele
asverstrooiing is verboden indien daardoor hinder of overlast wordt
veroorzaakt voor derden. |
Het
verstrooien van as is een emotionele gebeurtenis. Zowel voor nabestaanden als
voor omstanders die ermee worden geconfronteerd. Het is daarom van belang dat
omstanders geen hinder ondervinden van de activiteit op zich en van de as die
na de activiteit wordt achtergelaten. Een
typerend voorbeeld is het verstrooien van as in de nabijheid van een groep
mensen, terwijl er een stevige bries die kant uitwaait. Dit levert
vanzelfsprekend een onwenselijke situatie op. Ook
tot enige tijd na de verstrooiing kan as, bijvoorbeeld op de hiervoor
aangegeven wijze, hinder opleveren voor omstanders. Daar moet tijdens het
verstrooien rekening mee worden gehouden. Dit kan door de as bijvoorbeeld
over een groter oppervlak te verspreiden, zodat deze eerder in de bodem wordt
opgenomen. Een ander voorbeeld in dit geval is het verstrooien vanaf een
gebouw of vanaf een balkon. Er zijn genoeg situaties denkbaar waarin dit
hinder oplevert voor het publiek. Overigens
is uit de toelichting bij de wijziging van de Wet op de Lijkbezorging af te
leiden dat het waarnemen door omstanders van de handeling op zich geen hinder
oplevert. Door de wet op het punt van asverstrooiing te verruimen heeft de
wetgever bewust aanvaard dat het publiek geconfronteerd kan worden met
incidentele verstrooiing. |