Update Algemene Plaatselijke Verordening (APV) 2005 – wijzigingsvoorstellen inhoudelijk

 

Nieuwe of gewijzigde teksten zijn vet, blauw en cursief aangegeven

 

Nieuw APV artikel

Naam/ Onderwerp

Wijzigingsvoorstel

Toelichting

 

 

 

 

Hoofdstuk 2

Orde en veiligheid op de weg

Hoofdstuk 2 enige aanpassing in indeling van het hoofdstuk

 

Oud:

Artikel 2.3.8 (messen en andere voorwerpen als wapen) was opgenomen in afdeling 3 (Maatregelen tegen overlast en baldadigheid)  was:

Nieuw:

Artikel verplaatsen naar afdeling 1 (Orde en veiligheid op de weg) van hoofdstuk 2; wordt artikel 2.1.23

 

Oud:

Titel afdeling 6: Voorkomen strafbare feiten

Nieuw:

Titel afdeling 6 wijzigingen in “Drugsoverlast” . 

 

Oud:

Artikel 2.6.2 - betreden gesloten woning of lokaal

Nieuw

Artikel verplaatsen naar afdeling 3 (Maatregelen tegen overlast en baldadigheid).

Nieuw artikel nummer wordt 2.3.8 (dit was het artikel over messen dat is verplaatst naar hoofdstuk 2 afdeling 1 – zie hierboven).

 

 

 

 

 

 

 

 

De oude titel “Voorkomen van strafbare feiten” is ruim en weinig specifiek; dat heeft tot gevolg dat onderwerpen minder makkelijk snel terug te vinden zijn. Enerzijds is de nieuwe benaming conform de model APV. Anderzijds is meteen duidelijk waar deze afdeling over gaat en kan hij desgewenst verder aangevuld worden met relevante artikelen.

 

Artikel staat momenteel opgenomen in afdeling 6 Voorkoming van strafbare feiten. Inhoud van artikel heeft betrekking op betreden  gesloten woningen op grond  van openbare orde aspecten (art. 174a Gw)  of op grond van Opiumwet (art. 13b). In model APV staat dit artikel opgenomen onder afdeling Maatregelen tegen overlast en baldadigheid.

2.1.13

Uitweg

Wijzigen lid 3, toevoegen lid 4.

 

Nieuwe tekst wordt: 

Artikel 2.1.13 Maken, veranderen van een uitweg

1. Het is verboden zonder vergunning van het college:

a.     een uitweg te maken naar de weg;

b.     van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;

c.     verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.

3. De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:

a.     de bruikbaarheid van de weg;

b.     het veilig en doelmatig gebruik van de weg;

c.     de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

d.     de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.

4. Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of het Provinciaal wegenreglement Zuid-Holland.

Aansluiting bij de Model-APV: Voor lid 3 wijziging van het lid omdat dit ruimer is in de verschillende belangen die worden afgewogen om te komen tot een eventuele weigering en in lid 4 voor de afbakening met overige regelgeving.

 

2.1.23

 

Messen en andere voorwerpen als wapen

Verplaatsen artikel – zie boven bij toelichting hoofdstuk 2

Was art. 2.3.8 Plaatsen onder afdeling 1 Orde en veiligheid op de weg

Zie onder art. 2.3.8

Art. 2.2.2

Evenementen

Diverse wijzigingen

1.            Toevoegen sub h aan tweede lid:
"de aanvraag feitelijk inhoudt dat er geen sprake is van een evenement, maar van een activiteit waarvoor een andere vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd." 

2.            Toevoegen sub i aan tweede lid, luidend:

"sprake is van strijd met de nadere regels als bedoeld in het derde lid.";

3.         In derde lid wijzigen:

“Het college kan voor evenementen gebieden en/of locaties aanwijzen en/of nadere regels vaststellen”;

4.            Toevoegen vierde lid, luidend:
"De burgemeester kan nadere regels vaststellen betreffende het beslissen op een aanvraag om een vergunning voor het houden van een evenement."

 

Nieuwe tekst wordt

1.            Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

2.            De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:

a.                   de openbare orde;

b.                   het voor voorkomen of beperken van overlast dan wel onaanvaardbare belasting voor de omgeving;

c.                    de verkeersveiligheid, de verkeersdoorstroming of de veiligheid van personen of goederen;

d.                   de zedelijkheid of gezondheid;

dan wel indien

e.                   er onvoldoende behoefte aan het evenement lijkt te bestaan, hierbij het aantal te verwachten bezoekers in aanmerking nemende;

f.                     het evenement onevenredig veel beslag legt op ruimte, tijd en hulpdiensten;

g.                   de aard van het evenement zich niet verdraagt met het karakter of de bestemming van de gevraagde locatie;

h.                   de aanvraag feitelijk inhoudt dat er geen sprake is van een evenement, maar van een activiteit waarvoor een andere vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd;

i.                     sprake is van strijd met de nadere regels als bedoeld in het derde en/of vierde lid.

3.            Het college kan voor evenementen gebieden en/of locaties aanwijzen en/of nadere regels vaststellen.

4.            De burgemeester kan nadere regels vaststellen betreffende

              het beslissen op een aanvraag om een vergunning voor het

              houden van een evenement

Door het ontbreken van een heldere definitie voor zowel het begrip braderie als incidentele markt is het niet goed mogelijk om aanvragen voor dergelijke activiteiten te beoordelen en indien nodig te weigeren. Direct gevolg hiervan is dat het aantal aanvragen voor deze activiteiten sinds 2003 sterk is gestegen en dat de aard en karakter van braderieën in veel gevallen niet conform hetgeen is wat normaliter onder het begrip braderie wordt verstaan. Door een aantal technische aanvullingen op artikel 2.2.2 APV (evenementen) wordt het beter mogelijk om de feitelijke situatie, zowel bij de vergunningaanvraag als bij de controle op de naleving, te beoordelen en kunnen de hiervoor genoemde ongewenste ontwikkelingen worden voorkomen. In de nota Technische aanvullingen art. 2.2.2 APV is e.e.a. verder uitgewerkt en vastgesteld door het college d.d. 13 oktober 2005.

 

2.3.1

Plakken en kladden

Lid 2 sub a en sub wijzigen, toevoegen: “te doen aanplakken” en “of te doen aanbrengen” 

 

Lid 2 wordt:

Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op de weg of op dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf de weg zichtbaar is:

a.       een aanplakbiljet of ander geschrifte, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen:

b.       met kalk, krijt, teer of een kleur- of verfstof enige afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.

 

Conform model APV. Op deze manier kan ook de opdrachtgever strafbaar worden gesteld.

2.3.10a

Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.

Nieuw artikel

 

Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de  burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.

 

 

Aan dit artikel is behoefte omdat fietsers en bromfietsers (voornamelijk aan de hand meegenomen) de doorstroming belemmeren in de paden tussen de marktkramen. Ook tijdens evenementen (bijv kermis etc) zijn er grote voetgangersconcentraties in vernauwde doorgangen; voetgangers met fietsen of bromfietsen hiertussen levert hinder op. Tot nu toe is het slechts mogelijk burgers aan te spreken en te attenderen op de overlast die het gedrag oplevert. Met de opname van dit nieuwe artikel is het mogelijk hierop te handhaven.

 

Artikel is confom model APV. Er is gekozen voor subnummering, om het hernummeren van de daarop volgende artikelen te voorkomen.

2.3.14

Loslopende honden

Lid 1 sub c wijzigingen; tatoeage of microchip vervangen door “ander identificatiemerk”

 

Oud:

op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of een door middel van tatoeage of microchip aangebracht identificatiemerk, die de eigenaar of ouder duidelijk doen kennen.

Nieuw:

op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of een ander identificatiemerk dat  de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.

 

 

Conform model APV (art. 2.4.17 lid 1 sub c)

Tekst model is meer tijdloos en niet afhankelijk van een specifieke techniek.  

2.3.16

Gevaarlijke honden

Toevoegen: lid 2 en lid 4 van art. 2.4.19 model APV

 

Wijzigen: lid 2 wordt lid 3

 

Nieuw:

Lid 2 wordt:

In afwijking van artikel 2.3.14, aanhef en onder c, geldt voor het bepaalde in het eerste lid bovendien dat de hond voorzien moet zijn van een optisch leesbaar, niet-verwijderbaar identificatiekenmerk in het oor of de buikwand.

Lid 4 wordt:

Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Regeling agressieve dieren.

 

Dit artikel heeft betrekking op gevaarlijke (dolle) honden. Tekst is nu conform model APV

2.4.5

Vervreemding van door verhandeling verkregen goederen

Toevoegen: “of een voor hem handelend persoon”

 

Nieuwe tekst:

Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.

Conform model APV (art. 2.5.4); maakt handhaving eenvoudiger 

2.4.6

Verhandeling in horecabedrijven

Toevoegen: “of een voor hem handelend persoon”

 

Nieuwe tekst:

Het is de houder van een horecabedrijf verboden toe te laten dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze overdraagt.

Conform model APV (art. 2.5.5); maakt handhaving eenvoudiger 

Afdeling 6

Voorkomen van strafbare feiten

Afdeling 6 – Voorkomen van strafbare feiten – krijgt nieuwe naam, namelijk Drugsoverlast.

De oude naam is ruim en weinig specifiek, daarom zijn onderwerpen wat minder makkelijk terug te vinden. De nieuwe titel schept duidelijkheid en is anderzijds conform de benaming in de model APV

Hoofdstuk 5

 

 

5.2.1

Inzameling geld, goed

Toevoeging lid 2:

 

Nieuwe tekst: 

 “…wordt mede verstaan het bij het aanbieden van goederen waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken…”

Conform model APV

Art. 5.2.3 5e lid; standplaatsen, uitstallingen

Idem

Bij weigeringsgronden (5e lid) verwijzing wijzigen.

 

Oud lid 5 sub g:

g. vanwege strijdigheid met de beleidsregels die zijn vastgelegd in de Nota Standplaatsenbeleid, zoals het maximumstelsel.

 

Nieuw: lid 5 sub g:

g. vanwege strijdigheid met de beleidsregels die zijn vastgelegd in de  Nota Standplaatsenbeleid, zoals het maximumstelsel, en/of de Nota Uitstallingen 2005

In de betreffende nota staat het beleid van de gemeente weergegeven alsmede weigeringsgronden. Er is niet gekozen voor een algemene verwijzing naar een beleidsnota, maar voor een concrete verwijzing (naam, jaartal). Dit is een afweging in het kader van transparantie naar de burger toe.

Afdeling 7

Verstrooiing van as

 

In 1998 zijn wijzigingen aangebracht in de wetgeving op de lijkbezorging. In het oude Besluit op de lijkbezorging stond de mogelijkheid om as te verstrooien op een permanent daartoe bestemd terrein, bijvoorbeeld een begraafplaats of crematorium. In de gewijzigde Wet blijft de mogelijkheid van het permanente terrein (in iets andere bewoordingen) opgenomen als een algemene vorm van asbestemming.  Verstrooiingen die plaatsvinden door of op last van de houder van een crematorium of bewaarplaats van asbussen kunnen alleen plaatsvinden op het terrein dat daartoe permanent is bestemd (uiteraard blijft ook de mogelijkheid bestaan dat de as op open zee verstrooid wordt). De wet regelt thans dat de asbus ter beschikking kan worden gesteld aan een nabestaande die de zorg voor de asbus op zich neemt, waarna onder meer tot incidentele verstrooiing kan worden besloten.

De opgenomen artikelen zijn conform de model APV. Bron toelichting: model APV.    

Art. 5.7.1

Begripsomschrijving

In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.

 

 

Art. 5.7.2

Verboden plaatsen 

1.       Incidentele asverstrooiing is verboden op:

a.       verharde delen van de weg;

b.       gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen;

c.       kinderspeelplaatsen, speel- en ligweiden, openbare sport- en spelterreinen;

d.       op of vanaf bruggen en viaducten.

2.       Het college kan een besluit nemen waarin voor een bepaalde termijn wordt verboden dat op andere plaatsen dan genoemd in het eerste lid asverstrooiing plaatsvindt.

3.       Het college kan op verzoek van de nabestaande die zorgdraagt voor de asbus op grond van bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van het verbod uit het eerste lid, behoudens de gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen.

 

Asverstrooiing is om uiteenlopende redenen niet op alle plaatsen even wenselijk. Dit geldt zeker voor plaatsen waar de as niet of nauwelijks in de bodem kan worden opgenomen en door de wind kan gaan dwarrelen. Dit speelt met name een rol op stoepen, straten, pleinen en dergelijke. Daarom is er een verbod opgenomen voor het verstrooien van as op de verharde delen van de weg. Gezien de mogelijke overlast die asverstrooiing op straten en dergelijke op kan leveren voor derden en de kans op het snelle verwaaien van de as, is het overigens niet waarschijnlijk dat nabestaanden de verharde delen van de weg zullen uitkiezen als plaats om de as te verstrooien. Het verbod zal dus naar verwachting geen wezenlijke beperking opleveren voor nabestaanden.

Voor de mogelijkheden van asverstrooiing rond gemeentelijke begraafplaatsen (en crematoria) is een en ander geregeld in de beheersverordening begraafplaatsen. De regelingen daarin maken deel uit van het algehele beleid rond de begraafplaats. Het openstellen van de begraafplaats (en het crematoriumterrein) voor incidentele verstrooiing zou daarin verstorend kunnen werken. De begraafplaats (en het crematoriumterrein) zijn expliciete voorbeelden van terreinen waar het vanuit een oogpunt van beheer bezwaarlijk kan zijn om incidenteel as te verstrooien.

 

Bij het maken van de bepalingen is uitgegaan van de begrippen 'weg' en 'openbaar water', zoals die reeds in de APV staan. Het college heeft de begraafplaats Iepenhof aangewezen als permanent verstrooiingsterrein. Deze aanwijzing maakt deel uit van het algehele begraafplaats- en crematoriumbeleid en in het bijzonder ten aanzien van het beleid rond allerlei vormen van asbestemmingen. Het openstellen van de begraafplaats - en crematoriumterreinen voor incidentele verstrooiingen zou daarin verstorend werken.

Het begraafplaats- en crematoriumterrein zijn expliciete voorbeelden van terreinen waar het vanuit oogpunt van beheer bezwaarlijk is om incidenteel as te verstrooien.

Voorts is onder 'volgende plaatsen' door de gemeente plaatsen aangegeven waarvan in het algemeen kan worden aangenomen dat het niet wenselijk is dat daar as wordt verstrooid, in verband met hinder voor omstanders van de activiteit op zich en van de as die na de activiteit wordt achtergelaten.

Art. 5.7.3

Hinder of overlast

Incidentele asverstrooiing is verboden indien daardoor hinder of overlast wordt veroorzaakt voor derden.

 

Het verstrooien van as is een emotionele gebeurtenis. Zowel voor nabestaanden als voor omstanders die ermee worden geconfronteerd. Het is daarom van belang dat omstanders geen hinder ondervinden van de activiteit op zich en van de as die na de activiteit wordt achtergelaten.

Een typerend voorbeeld is het verstrooien van as in de nabijheid van een groep mensen, terwijl er een stevige bries die kant uitwaait. Dit levert vanzelfsprekend een onwenselijke situatie op.

Ook tot enige tijd na de verstrooiing kan as, bijvoorbeeld op de hiervoor aangegeven wijze, hinder opleveren voor omstanders. Daar moet tijdens het verstrooien rekening mee worden gehouden. Dit kan door de as bijvoorbeeld over een groter oppervlak te verspreiden, zodat deze eerder in de bodem wordt opgenomen. Een ander voorbeeld in dit geval is het verstrooien vanaf een gebouw of vanaf een balkon. Er zijn genoeg situaties denkbaar waarin dit hinder oplevert voor het publiek.

Overigens is uit de toelichting bij de wijziging van de Wet op de Lijkbezorging af te leiden dat het waarnemen door omstanders van de handeling op zich geen hinder oplevert. Door de wet op het punt van asverstrooiing te verruimen heeft de wetgever bewust aanvaard dat het publiek geconfronteerd kan worden met incidentele verstrooiing.