Nr: 544178
Gemeente Delft, februari 2005
Samenvatting en conclusies
Naar
aanleiding van vragen uit de Stipraadsfractie over de woonsituatie van jongeren
en studenten in Delft en de landelijke aandacht voor het tekort aan
studentenhuisvesting wordt met deze nota inzicht gegeven in de huidige en
toekomstige woonsituatie van studenten en jongeren in Delft. In de nota komen
de volgende onderwerpen aan de orde:
-
de
huidige woonsituatie van jongeren en studenten in Delft;
-
ontwikkelingen
in vraag en aanbod tot 2010;
-
het
woningtekort tot 2010 en de opgave.
Voor
de uitwerking is gebruik gemaakt van diverse databestanden (bijlage I).
Huidige stand van zaken
In totaal telt Delft zo’n 19.000 studenten en
jongeren in Delft. De helft van deze jongeren volgt hoger onderwijs. 80% van de
jongeren is uitwonend. Jongeren zijn het sterkst vertegenwoordigd in de
Binnenstad en in Wippolder.
Per saldo volgen bijna 16.000 studenten hoger
onderwijs in Delft. De helft van deze studenten woont buiten Delft. 29% heeft daarbij een reistijd van meer dan
een half uur met het openbaar vervoer. Jongerejaars moeten gemiddeld langer
reizen dan ouderejaars. Als de gewenste woonsituatie van de jongerejaars gelijk
staat aan de gerealiseerde woonsituatie van de ouderejaars zijn 450 woonruimten
extra nodig in Delft om hieraan te voldoen.
In verband met de betaalbaarheid zijn werkende
jongeren en starters op de woningmarkt
in belangrijke mate aangewezen op de sociale woningvoorraad. Voor
jongeren is geen urgent tekort geraamd. Kijkend naar de slaagkansen van
jongeren op woonruimte in Delft is deze vergelijkbaar met andere doelgroepen.
De kansen zijn weliswaar beperkt maar geven niet direct aanleiding tot
aanvullend beleid specifiek voor jongeren.
Toekomstige ontwikkelingen
Er
zijn twee ontwikkelingen die van invloed zijn op de te verwachten behoefte aan
jongeren en studentenhuisvesting: de demografische ontwikkeling en de
ontwikkelingen bij onderwijsinstellingen. Volgens de gemeentelijke
bevolkingsprognose zal het aantal jongeren in de leeftijd van 18 tot en met 27
jaar in Delft in de periode 2004 tot 2010 met ruim 1.900 personen toenemen. Bij
deze prognose is geen rekening gehouden met specifieke ontwikkelingen op
onderwijsgebied. Op basis van een algemene inschatting van de
onderwijsinstellingen wordt in dezelfde periode namelijk een toename met zo’n
3.200 studenten die in Delft onderwijs volgen verwacht. Overigens wijst de
praktijk uit dat lang niet alle studenten in Delft komen wonen. De toename van
het aantal studenten wordt vooral veroorzaakt door toekomstige verplaatsing van
de TH Rijswijk naar Delft en het aanbod aan populaire studierichtingen zoals
luchtvaarttechniek (INHOLLAND).
Komende
jaren wordt het aantal studenteneenheden door Duwo fors uitgebreid in de
nieuwbouw. Per saldo betreft het ruim 1.400 eenheden in TU Noord en TU midden.
Ook worden naar inschatting zo’n 344 wooneenheden onttrokken aan de voorraad.
Per saldo neemt de voorraad voor studenten met 1.070 toe.
De
behoefte aan studentenhuisvesting betreft de
optelsom van het urgente tekort en de woonbehoefte als gevolg van de
verwachtte toename van het aantal studenten komende jaren. Vertaling van
studentenaantallen naar woonruimte is gebaseerd op de verhouding inwonenden en
uitwonenden aan HBO en universiteit en de reistijden van studenten.
De
behoefte aan studentenhuisvesting tot 2010 komt dan opgeteld uit op 1.100
woonruimten.
Voor
werkende jongeren en starters op de markt is de behoefte bepaald aan de hand
van de demografische ontwikkeling komende jaren, de verhouding jongeren en
studenten hoger onderwijs en de huishoudenvorming. Komende jaren wordt de
behoefte aan huisvesting voor werkende jongeren ingeschat op 450 woningen.
De behoefteramingen voor studenten- en
jongerenhuisvesting kunnen beiden beschouwd worden als minimumvarianten.
Minimum omdat 1) uitgegaan is van de huidige woonsituatie en de kansen op
woonruimte voor jongeren en 2) uitgegaan is van de huidige woonsituatie, de
reistijden en de gerealiseerde woonsituatie van ouderejaars in vergelijking met
die van jongerejaars. Wanneer in behoefte onderzoek gekeken wordt naar woonwensen
valt de woonbehoefte in het algemeen iets hoger uit. Tevens kan nieuw aanbod
straks extra vraag oproepen. Wanneer het campusidee erg aanslaat zullen
waarschijnlijk meer studenten in Delft willen wonen dan nu het geval is.
Om
komende jaren in voldoende mate tegemoet te kunnen komen aan de behoefte aan
jongerenhuisvesting in Delft zijn de volgende acties van belang:
-
In
2005 monitoren van de effecten van het nieuwe woonruimteverdeelsysteem op de
slaagkansen van starters en jongeren op sociale huurwoningen;
-
Realisatie
van een breed gedifferentieerd woningaanbod in Harnaschpolder waarmee de
doorstroming uit de bestaande (betaalbare en goedkope) woningvoorraad in Delft
op gang kan komen;
-
Realisatie
van 200 sociale koopwoningen in Harnaschpolder met een verkoopwaarde van
156.000 euro (prijspeil 2004) waarmee deze bereikbaar zijn voor starters op de
woningmarkt;
-
Onderzoeken
van de potenties van nieuwbouwplannen van projectontwikkelaars in de gemeente
voor realisatie van betaalbare huisvesting voor de doelgroep starters en
jongeren. Hierbij valt te denken aan de plannen in de Poptahof, de locatie
Albert Hein Martinus Nijhofflaan, de locatie Pauwmolen nabij de A13 en het
Reinier de Graafterrein. De optelsom van realisatie van delen van deze projecten
voor de doelgroep jongeren kan potentieel circa 500 woningen opleveren.
Om
komende jaren in voldoende mate tegemoet te kunnen komen aan de behoefte aan
studentenhuisvesting in Delft zijn de volgende acties van belang:
-
Streven
naar daadwerkelijke realisatie van de ruim 1.400 eenheden in TU-noord en
TU-midden;
-
Naast
Poptahof bij andere herstructureringsprojecten, bijvoorbeeld Bomenwijk, de
mogelijkheden voor tijdelijke huisvesting aan studenten stimuleren en hier
concrete prestatieafspraken over maken met betrokken partij(en);
-
Invoeren
van het Campuscontract voor alle zelfstandige studentencomplexen van Duwo ter
bevordering van de doorstroming;
-
Verbeteren
van de algemene jaarlijkse publiciteitscampagne bij aanvang van elk nieuw
studiejaar waarbij aandacht gegeven wordt aan de behoefte aan woonruimte van
studenten en de dienstverlening die het kamerburo daarbij aan particulieren kan
bieden (zoals advisering, leveren standaardhuurcontract en dergelijke).
Vanuit
de Stipraadsfractie in Delft zijn vragen gesteld over een aantal statistische
gegevens over de feitelijke huidige (woon)situatie van studenten en jongeren in
de stad. Hoeveel jongeren en studenten wonen in Delft en wat zijn hun kansen op
woonruimte? De huidige verstopping van de woningmarkt kan er toe leiden dat
starters op de woningmarkt in de knel komen, er komen immers minder woningen in
de bestaande voorraad vrij. Een gevolg hiervan is dat ook het vrijkomende
aanbod aan onzelfstandige woonruimte zoals studentenhuisvesting kan stagneren.
Naast
meer inzicht in de huidige woonkansen is ook meer inzicht gewenst in het
toekomstig te verwachten aantal jongeren en studenten in Delft. Naast de
demografische component spelen hierbij ook ontwikkelingen in het onderwijs
zoals samenwerking, aanbod van nieuwe opleidingen en internationalisering van
het onderwijs een rol.
Op
landelijk niveau wordt momenteel specifiek aandacht gevraagd voor de stand van
zaken met betrekking tot studentenhuisvesting. Minister Dekker schrijft in haar
brief aan de kamer (november 2003) dat op landelijk niveau een tekort bestaat
aan 15.000 eenheden. Dit blijkt uit een onderzoek dat zij heeft laten uitvoeren
naar de reisafstanden met het openbaar vervoer van studenten. Studenten met een
reisafstand van meer dan 45 minuten met het openbaar vervoer gelden daarbij als
urgent. Speerpunten van landelijk beleid zijn verruiming van het aanbod, het
bevorderen van doorstroming en het bevorderen van kennis en inzicht op lokaal
niveau. De minister spreekt alle 18 gemeenten in de studentensteden (waaronder
Delft) aan om afspraken te maken met woningcorporaties en marktpartijen over
studentenhuisvesting. Lokaal inzicht in de behoefte is daarbij van cruciaal
belang. Dit onderzoek moet hieraan bijdragen.
Met
dit onderzoek wordt meer inzicht verkregen in de huidige en toekomstige
woonsituatie van studenten en jongeren in Delft. In het navolgende komen doel,
de doelgroep, de onderzoeksvragen en de onderzoeksmethode aan de orde.
2.1 Uitwerking
De onderzoeksvragen
-
Wat is de huidige woonsituatie van jongeren en
studenten in Delft?
-
Is sprake van een woningtekort?
-
Welke ontwikkelingen in vraag en aanbod doen zich
voor in de periode tot 2010?
-
Wat is de opgave tot 2010?
In dit onderzoek is ervoor gekozen de vragen zoveel
mogelijk te beantwoorden met gebruikmaking van diverse databestanden.
De woonsituatie van jongeren en studenten is in
beeld gebracht met behulp van de volgende bestanden:
-
Gemeentelijke bevolkingsadministratie;
-
Gemeentelijk woonruimtebestand;
-
Studentenadministratie TU en INHOLLAND (de twee
grootste onderwijsinstellingen voor hoger onderwijs in Delft);
-
Bestand Informatiebeheergroep Groningen
(viercijferige postcode);
-
Woonruimteverdelingsbestanden regionaal aanbodmodel.
In bijlage I is een korte toelichting over deze
bestanden opgenomen.
Voor een deel zijn de bestanden op adresniveau met
elkaar gekoppeld om uitspraken te kunnen doen. Voor een deel was dit niet
mogelijk omdat een aantal bestanden alleen op viercijferige postcodeniveau
beschikbaar zijn.
Naast een uitgebreide bestandsanalyse zijn een
aantal gesprekken gevoerd met onder anderen de volgende personen en
organisaties:
TU Delft: de heer Krul
Hogeschool INHOLLAND Delft, de heer van Hemert
Haagse Hogeschool (TH Rijswijk), de heer Breebaart
Vereniging van Vakbond en Studenten, Tijmen Gombert,
Peter van Tol
Fractievoorzitter Studentenraad Jan Pieter Lankema
Woningcorporatie Duwo: Frans van der Zon, Hans Al,
Els Auwers
2.2 Definities
Student:
Iedereen die aan een HBO-instelling of Universiteit staat ingeschreven.
Jongeren:Alle
niet studenten in de leeftijdsgroep 18 tot en met 27 jaar.
Urgent
woningtekort: Verschil tussen het aandeel jongerejaars dat op meer dan een half
uur reistijd met het openbaar vervoer van Delft woont en het aandeel
ouderejaars dat op meer dan een half uur reisafstand woont.
In
hoofdstuk 3 wordt de huidige woonsituatie van jongeren en studenten beschreven.
In hoofdstuk 4 worden de toekomstige ontwikkelingen van vraag en aanbod
weergegeven. Hoofdstuk 5 betreft een eerste verkenning van mogelijke
oplossingsrichtingen en aanbevelingen. Samenvatting en conclusies vindt u aan
het begin van deze nota.
3.1 Inleiding
In
totaal telt Delft zo’n 19.000 studenten en jongeren in Delft. Ruim de helft van
deze jongeren volgt hoger onderwijs. Eenvijfde van de jongeren is inwonend bij
ouders. In de binnenstad, maar ook in Wippolder, waartoe ook de TU-wijk en de
Zeeheldenbuurt behoren, wonen veel
jongeren. Zij maken in beide wijken bijna eenderde van het totaal aantal
inwoners uit. Ook in Hof van Delft en Voorhof wonen veel jongeren.
Tabel 3.1: Jongeren
inclusief studenten per wijk, mede gerelateerd aan totaal aantal inwoners per
wijk
|
Jongeren en studenten |
|
|
|
Inwoners |
|
Woonwijk |
Inwonend |
uitwonend |
totaal |
in % |
In % |
aantal |
Binnenstad |
255 |
3266 |
3521 |
19% |
30% |
11627 |
Vrijenban |
396 |
1123 |
1519 |
8% |
16% |
9370 |
Hof van Delft |
439 |
2567 |
3006 |
16% |
23% |
13088 |
Voordijkshoorn |
314 |
677 |
991 |
5% |
13% |
7859 |
Tanthof-West |
608 |
484 |
1092 |
6% |
12% |
9163 |
Tanthof-Oost |
474 |
544 |
1018 |
5% |
15% |
6743 |
Voorhof |
435 |
2324 |
2759 |
15% |
22% |
12483 |
Buitenhof |
691 |
1599 |
2290 |
12% |
16% |
14576 |
Schieweg |
20 |
82 |
102 |
1% |
9% |
1112 |
Wippolder |
400 |
2325 |
2725 |
14% |
28% |
9770 |
Totaal |
4032 |
14991 |
19023 |
100% |
20% |
95791 |
Bron: Bestandsbewerking gemeente 2004
Studenten wonen vaker in de binnenstad dan jongeren.
Jongeren zijn sterk vertegenwoordigd in de Voorhof.
Tabel 3.2: Aandeel
uitwonende studenten en jongeren woonachtig in Delft per wijk op
1-1-2004 verticaal
gepercenteerd
Woonwijk |
Studenten |
Jongeren 18-27 jr. |
Totaal |
Binnenstad |
26% |
17% |
22% |
Vrijenban |
7% |
8% |
7% |
Hof van Delft |
20% |
13% |
17% |
Voordijkshoorn |
3% |
7% |
5% |
Tanthof-West |
2% |
5% |
3% |
Tanthof-Oost |
2% |
5% |
4% |
Voorhof |
11% |
21% |
16% |
Buitenhof |
10% |
12% |
11% |
Schieweg |
1% |
1% |
1% |
Wippolder |
18% |
12% |
16% |
Totaal Delft |
8.326 |
6.665 |
14.991 |
Bron: Bestandsbewerking gemeente 2004
3.2 Woonsituatie studenten
De woonsituatie van
studenten is in kaart gebracht aan de hand van data van de
Informatiebeheergroep in Groningen, databestanden van de Technische
Universiteit Delft en Hogeschool INHOLLAND (de twee grootste
onderwijsinstellingen voor hoger onderwijs in Delft), de Gemeentelijke
BevolkingsAdministratie en het gemeentelijk woonruimtenbestand.
Per saldo wonen bijna
10.000 studenten in Delft, waarvan ruim 8.300 studenten uitwonend zijn. Van de
studenten aan de TU is circa viervijfde uitwonend. Voor INHOLLAND bedraagt dit
aandeel eenderde. Deze verhoudingen komen overeen met landelijke
ervaringsgegevens waarbij HBO studenten vaker thuis wonen dan studenten die
wetenschappelijk onderwijs volgen. Naast opleiding heeft vooral de leeftijd een
sterke correlatie met al of niet uitwonend zijn. Is van de 18-19 jarigen ruim
60% uitwonend, bij de 20-21 jarigen is dit al opgelopen tot 85%, en vanaf 27
jaar woont nagenoeg iedereen op zichzelf.
Tabel 3.3:
Aandeel uitwonende studenten in Delft naar leeftijd 1-1-2004
Leeftijd |
% uitwonend |
18-19 jaar 20-21 jaar 22-26 jaar 27 jaar e.o |
63% 85% 95% 100% |
Bron: Bestandsbewerking gemeente 2004
De woonsituatie van de
uitwonende studenten wordt in tabel 3.4 met indicatieve aantallen weergegeven.
Indicatief, omdat het een inschatting betreft (immers niet alle databestanden
konden op adresniveau gekoppeld worden).
Ruim de helft van de
jongeren en studenten huurt woonruimte bij een corporatie, waarbij Duwo een fors
aandeel voor haar rekening neemt. Zo’n
3.400 studenten
wonen bij Duwo, waarvan de meerderheid in onzelfstandige wooneenheden.
Daarnaast huisvest Duwo ruim 1.400 jongeren. Zij wonen vaker in zelfstandige
woonruimte in vergelijking met de studenten. Circa 450 studentenwooneenheden
van Duwo worden bewoond door mensen van 28 jaar en ouder. Eenderde van de
studenten huurt woonruimte bij een
particulier. Jongeren wonen daarnaast relatief vaak in een koopwoning.
Tabel 3.4: Uitwonende jongeren en studenten in Delft
1-1-2004 naar eigendomsverhouding woning (indicatieve aantallen)
|
studenten |
jongeren |
totaal |
Woningcorporatie |
|
|
|
Woningen |
2080 |
2415 |
4495 |
Eenheid |
2369 |
820 |
3189 |
Subtotaal |
4449 |
3235 |
7684 |
waarvan
bij duwo: |
3404 |
1427 |
4831 |
|
|
|
|
Particulier |
|
|
|
Woning |
2619 |
1574 |
4193 |
Eenheid |
283 |
168 |
451 |
Subtotaal |
2902 |
1742 |
4644 |
|
|
|
|
Koop |
605 |
1400 |
2005 |
|
|
|
|
Onbekend |
370 |
288 |
658 |
Totaal |
8326 |
6665 |
14991 |
Bron: Bestandsbewerking gemeente 2004
Niet alle van de bijna
10.000 in Delft woonachtige studenten studeren in Delft. Van de Delftse
studenten studeert driekwart in Delft (7.555). Per saldo volgen bijna 16.000
studenten onderwijs in Delft. Dit betekent dat ongeveer de helft van de
studenten die in Delft onderwijs volgen buiten Delft woont. Tabel 3.5 laat de
woonsituatie van de aan Delft gebonden studenten zien vertaald naar reistijd.
Naast de studenten die al in Delft wonen (waaraan geen nadere reistijd is
gekoppeld), is gekeken hoeveel studenten binnen een half uur met het openbaar
vervoer in Delft kunnen zijn en hoeveel studenten meer dan een half uur nodig
hebben. Voor een half uur reistijd is een selectie gemaakt van omliggende
gemeenten van waaruit dat mogelijk is.
Omliggende
gemeenten binnen half uur reisafstand openbaar vervoer van Delft:
Bergschenhoek Berkel en Rodenrijs Bleiswijk Den Haag |
Leiden Leidschendam Voorburg Maassluis Pijnacker-Nootdorp |
Rijswijk Rotterdam Schiedam Vlaardingen Voorschoten |
Wassenaar Zoetermeer |
Voor het bepalen van de
urgente behoefte van woonruimten is de
reistijd van studenten een belangrijk aspect. Het landelijk tekort van 15.000
eenheden is mede bepaald door een grens te leggen bij drie kwartier reizen met
het openbaar vervoer. Daarnaast is gekeken naar de woonsituatie van ouderejaars
en is deze vergeleken met de woonsituatie en reisafstand van jongerejaars. Voor
dit onderzoek gaan we uit van een half uur reisafstand, er rekening mee houdend
dat in woonplaats en studieplaats zelf, ook nog enige afstand afgelegd moet
worden om de plaats van bestemming te bereiken. Concreet betekent dit dat de
feitelijke reistijd iets meer dan een half uur kan zijn van deur tot deur.
Tabel 3.5:
Woongebied naar reistijd, in- en uitwonende studenten januari 2004
Woongebied |
Inwonend (horizontaal
%) |
Uitwonend (horizontaal
%) |
Totaal
aantal |
In
procent (verticaal
%) |
Delft Omliggend gebied <
half uur reistijd > half uur reistijd |
5% 45% 60% |
95% 55% 40% |
7.555 3.771 4.615 |
47% 24% 29% |
Totaal |
30% |
70% |
15.941 |
100% |
Bron: Bestandsbewerking gemeente 2004
Tabel 3.5 laat zien dat
29% van de studenten meer dan een half uur reistijd heeft. Van deze studenten
is 60% inwonend en 40% uitwonend. Naar verwachting zal een deel van de
studenten met veel reistijd bewust gekozen hebben voor deze situatie. Om een
inschatting te kunnen maken van de gewenste situatie geeft tabel 3.6 de
reistijd naar leeftijd weer. Gesteld kan worden dat ouderejaars in het algemeen
hun gewenste woonsituatie zullen hebben gerealiseerd en dat deze vergeleken zou
kunnen worden met die van de jongerejaars.
Tabel 3.6
Reistijd studenten naar leeftijd horizontaal gepercenteerd
Leeftijd |
<=
half uur reistijd OV |
>
half uur reistijd OV |
Totaal |
16-17 jaar 18-22 jaar 23-27 jaar 28 jaar en ouder |
51% 69% 75% 66% |
49% 31% 25% 34% |
76 7294 6855 1716 |
Totaal |
71% |
29% |
15941 |
Bron: Bestandsbewerking gemeente 2004
De tabel laat zien dat
driekwart van de 23-27-jarigen een reistijd heeft van maximaal een half uur.
Bij de 18-22-jarigen is dit met nog geen 70% duidelijk lager. Bij de 16- en 17
jarigen ligt dit aandeel met 51% nog lager. Als de reistijd van de ouderejaars
als meest wenselijke uitgangsituatie wordt geprojecteerd op de reistijd van de
jongerejaars kan ingeschat worden wat de urgente woonbehoefte is. Omdat de
meeste jongeren op z’n vroegst vanaf hun 18e zelfstandig gaan wonen, wordt de eerste leeftijdscategorie
buiten beschouwing gelaten. Om het aandeel 18-22-jarigen met een reistijd van
maximaal een half uur op te krikken van 69% naar 75% zijn 450 woonruimten
nodig. Dit getal kan worden gezien als het urgente woningtekort om de positie
van jongerejaars gelijk te stellen aan die van de ouderejaars.
Dit urgente tekort is
lager dan eerdere berekeningen vanuit VROM en Duwo (zie bijlage), die in 2003
respectievelijk een tekort van ongeveer 600 en 650 woonruimten hadden berekend.
Naast een verschil in
methodiek waarbij Duwo het tekort heeft berekend op basis van woonwensen en
plannen (hetgeen in het algemeen tot een iets hogere behoefte leidt dan
berekening van tekorten op basis van daadwerkelijk gerealiseerde verhuizingen),
kan het verschil in belangrijke mate verklaard worden door uitbreiding van het
aanbod afgelopen periode. Zo heeft Duwo afgelopen jaar 200 tijdelijke eenheden
aan de Leeghwaterstraat toegevoegd en zijn er tijdelijke
huisvestingsmogelijkheden voor studenten in de Poptahof en aan de van
Leeuwenhoeksingel bijgekomen. Het urgente tekort is daarmee daadwerkelijk
afgenomen.
In
hoeverre sluit het huidige woonaanbod aan bij de woonwensen van jongeren en
studenten? Er is in het kader van dit onderzoek geen specifiek onderzoek gedaan
naar de woonwensen van de Delftse jongeren. Wel is op landelijk niveau divers
onderzoek gedaan naar de woonbehoeften van specifieke doelgroepen, waaronder
jongeren (onderzoeken VROM WBO, CPB). Uit deze onderzoeken blijkt dat jongeren
in verhouding met vroeger langer bij hun ouders blijven wonen. Verder is de groep jongeren 18-27 jaar een
zeer diverse groep. De jongeren tot 23 jaar wonen relatief vaak thuis of
onzelfstandig. Deze groep volgt voor een groot deel een opleiding en heeft een
laag inkomen. De voorkeur gaat veelal uit naar een kamer of een kleine
betaalbare wooneenheid. De groep vanaf 23 jaar heeft vaak werk of is
werkzoekende en heeft daardoor een andere woonvoorkeur dan de eerste groep.
Jongeren boven de 23 jaar zijn dan ook meer op zoek naar een zelfstandige huur-
of koopwoning. Voor beide groepen geldt dat de voorkeur voor een
centrumstedelijk woonmilieu met een hoogwaardig voorzieningenniveau de voorkeur
heeft. Voor een deel van de jongeren (met name tot 23 jaar) is de locatie van
de woonruimte zelfs belangrijker dan de kwaliteit. Voor beide groepen geldt
verder dat de betaalbaarheid van het wonen een belangrijk punt is. Veel
jongeren zijn daarom op een sociale huurwoning of een betaalbare koopwoning
aangewezen. In Delft bestaat tweederde van de woningvoorraad uit huurwoningen
en eendere uit koopwoningen. Jongeren zijn dus vooral aangewezen op de
huursector. Wat zijn de kansen van starters op een sociale huurwoning?
Zelfstandige
sociale huurwoningen in Delft worden via het advertentiesysteem in de krant
verhuurd. Onzelfstandige woonruimte voor studenten verloopt via coöptatie
(Duwo) of de kamerwinkel van Duwo (hospita’s) en zelfstandige woonruimte voor
studenten wordt eveneens via de kamerwinkel van Duwo aangeboden.
Tabel
3.7 toont het totaal aantal huishoudens in Delft dat afgelopen jaren naar
woonruimte zocht naar leeftijd.
|
|
2000 |
|
|
2001 |
|
|
2002 |
|
|
2003 |
|
|
wzkden |
verhuurd |
kans |
wzkden |
verhuurd |
kans |
wzkden |
verhuurd |
kans |
wzkden |
Verhuurd |
kans |
<
23 jaar |
3094 |
174 |
6 |
4841 |
287 |
6 |
5249 |
287 |
5 |
5594 |
360 |
6 |
23-30
jaar |
6466 |
595 |
9 |
8642 |
606 |
7 |
8808 |
515 |
6 |
8726 |
561 |
6 |
30-55
jaar |
8245 |
930 |
11 |
10436 |
787 |
8 |
10962 |
681 |
6 |
13106 |
998 |
7 |
55
jaar e.o |
1246 |
300 |
24 |
1516 |
285 |
19 |
1524 |
289 |
19 |
8 |
* |
* |
Totaal |
19051 |
1999 |
10 |
25435 |
1965 |
8 |
26543 |
1772 |
7 |
27426 |
1919 |
7 |
*:
niet apart onderscheiden
**:slaagkans:
kans op woonruimte (=aantal verhuringen gedeeld door het aantal woningzoekenden
dat gereageerd heeft)
Bron:
DSO/Beleid/Onderzoek/april 2004
De
tabel laat zien dat het totaal aantal woningzoekenden in Delft tussen 2000 en
2003 fors is toegenomen. De woningzoekenden kunnen zowel uit Delft als van
buiten Delft afkomstig zijn.
De
relatief sterkste groei betreft de woningzoekenden tot 23 jaar met een toename
van 2.500 huishoudens. Tegelijkertijd is in dezelfde periode het aantal
verhuringen afgenomen. Gevolg is een afname van de slaagkans van 10% in 2000
naar 7% in 2003. Het aantal verhuringen en het aantal woningzoekenden is in
2003 licht gestegen ten opzichte van 2002. In Haaglanden is de slaagkans
afgelopen jaar zelfs iets toegenomen. Dit laatste heeft te maken met een groter
aantal verhuringen als gevolg van meer opleveringen in de nieuwbouw.
De
cijfers uit 2000 laten verder zien dat de kans op woonruimte sterk toenam met
het stijgen van de leeftijd. In 2002 is de kans op woonruimte in de
leeftijdsklassen tot 55 jaar echter ongeveer aan elkaar gelijk. Het effect van
labelen voor starters op leeftijd sorteert hier duidelijk haar effect. Het
aantal toewijzingen aan jongeren tot 23 jaar is in 2002 met bijna tweederde
toegenomen. Tegelijkertijd is het aantal toewijzingen aan 23-55 jarigen met
bijna een kwart afgenomen. Ook het aantal toewijzingen aan woningzoekenden van
55 jaar en ouder is –zij het in geringe mate- iets afgenomen wat geleid heeft
tot een iets lagere slaagkans voor deze groep. Per saldo hebben ouderen echter
de meeste kans op woonruimte.
Bij
het zoeken naar zelfstandige woonruimte wordt in de woonruimteverdeling
onderscheid gemaakt naar starters en doorstromers. Starters zijn in het
algemeen jonge huishoudens die woonruimte wensen maar geen zelfstandige
woonruimte achterlaten bij verhuizing. Reactieduur vormt het criterium bij
toewijzing. Doorstromers laten bij verhuizing wel zelfstandige woonruimte
achter. Hier geldt de woonduur als volgordebepaling bij toewijzing.
In
Delft is de verhouding starters/doorstromers onder de woningzoekenden
tweederde/eenderde. Binnen de regio Haaglanden als geheel is het aandeel
starters met 60% iets minder sterk vertegenwoordigd In 2003 reageerden ongeveer
4.700 Delftse jonge starters en 2.760 Delftse doorstromers op een sociale
huurwoning in Delft. Afgelopen 3 jaar is meer dan 60% van de verhuringen naar
Delftenaren gegaan, waarbij starters vaker van buiten Delft afkomstig zijn dan
doorstromers. In 2003 werd zelfs tweederde van de voorraad toegewezen aan
Delftenaren.
In
Delft is de slaagkans op woonruimte voor starters en doorstromers afgelopen
jaren ongeveer aan elkaar gelijk. Om starters ongeveer gelijke kansen te bieden
op woonruimte als doorstromers moeten meer woningen aan starters worden
toegewezen (er zijn immers veel meer starters) dan aan doorstromers. In Delft
is dit dan ook het geval. Zo zijn in 2003 1.194 woningen aan starters
toegewezen en 725 aan doorstromers.
In
de jonge leeftijdsklassen tot 23 jaar zijn het vooral starters die woonruimte
zoeken. De meeste doorstromers zijn ouder dan 30 jaar en slechts weinig
doorstromers zijn jonger dan 23 jaar. Tabel 3.8 geeft de slaagkans van
woningzoekende starters naar leeftijd weer. In de bijlage is dezelfde tabel
opgenomen voor doorstromers. Door de soms kleine aantallen woningzoekende
doorstromers per jaarklasse, kunnen slaagkansen per jaar echter sterk
fluctueren en zijn daarmee minder representatief.
|
|
2000 |
|
|
2001 |
|
|
2002 |
|
|
2003 |
|
|
uit Delft |
b. Delft |
Totaal |
uit Delft |
b. Delft |
Totaal |
uit Delft |
b. Delft |
Totaal |
uit Delft |
b. Delft |
Totaal |
18
jaar |
7 |
2 |
3 |
17 |
2 |
6 |
16 |
4 |
8 |
18 |
3 |
7 |
19
jaar |
11 |
3 |
5 |
9 |
4 |
5 |
9 |
4 |
5 |
10 |
3 |
5 |
20
jaar |
6 |
3 |
4 |
11 |
5 |
6 |
9 |
3 |
4 |
11 |
3 |
5 |
21
jaar |
9 |
4 |
6 |
10 |
5 |
6 |
11 |
4 |
5 |
19 |
4 |
7 |
22
jaar |
12 |
5 |
7 |
12 |
4 |
6 |
12 |
4 |
7 |
19 |
4 |
8 |
23
jaar |
11 |
5 |
7 |
12 |
4 |
6 |
13 |
3 |
6 |
19 |
3 |
7 |
24
jaar |
19 |
10 |
14 |
15 |
3 |
7 |
14 |
4 |
7 |
17 |
4 |
8 |
25
jaar |
10 |
4 |
6 |
12 |
5 |
7 |
11 |
3 |
6 |
18 |
2 |
7 |
26
jaar |
8 |
3 |
5 |
13 |
4 |
7 |
11 |
4 |
6 |
14 |
4 |
7 |
27
jaar |
12 |
7 |
9 |
13 |
5 |
8 |
15 |
3 |
7 |
15 |
2 |
7 |
28
jaar |
18 |
8 |
11 |
22 |
6 |
11 |
12 |
5 |
7 |
16 |
2 |
6 |
29
jaar |
28 |
10 |
17 |
17 |
7 |
10 |
20 |
3 |
8 |
13 |
2 |
6 |
30+
jaar |
28 |
10 |
15 |
19 |
4 |
8 |
19 |
3 |
7 |
19 |
4 |
7 |
Totaal |
17 |
7 |
10 |
15 |
5 |
7 |
14 |
4 |
6 |
17 |
3 |
7 |
Bron:
DSO/Beleid/Onderzoek/april 2004
In
2000 en 2001 hadden starters van 28 jaar of ouder duidelijk meer kans dan jonge
starters tot 23 jaar. In 2002 is de slaagkans van de verschillende
leeftijdsklassen echter veel evenrediger verdeeld over alle leeftijden. De
slaagkansen van jongeren tot 23 jaar is duidelijk verbeterd. Deze trend zet
zich in 2003 door.
Eerste
resultaten van de nieuwe cijfers over 2004 wijzen uit dat de positie van
starters in Delft vergelijkbaar of iets beter is dan die van doorstromers. Per
saldo is de slaagkans van alle woningzoekenden wel iets afgenomen naar het
niveau van 2001. De reactieduur voor starters op de Delftse woningmarkt
bedraagt momenteel zo’n 1,5 jaar.
Conclusie
op grond van de evaluatie: Jongeren hebben momenteel vergelijkbare kansen op
een Delftse sociale huurwoning als andere groepen woningzoekenden. Vanuit de
optiek van het realiseren van evenredige kansen voor iedereen is aanvullend
beleid in die zin niet strikt noodzakelijk. Dit laat echter onverlet dat de
kans op een sociale huurwoning sowieso gering is in Delft. In die zin is dan
ook zeker sprake van een tekort en is aandacht nodig voor realisatie van
voldoende huisvesting voor alle doelgroepen in Delft, waaronder ook zeker
jongeren. De groei van de verschillende groepen zal mede bepalen hoeveel
aandacht voor extra woonruimte voor jongeren noodzakelijk is.
Een
belangrijk aandachtspunt is dat per 1 januari 2005 het nieuwe regionale
woonruimteverdeelsyteem in werking is getreden en dat momenteel nieuwe
prestatie afspraken worden gemaakt op regionaal niveau. Eén van der
veranderingen is dat woningen niet meer gelabeld worden voor starters en
doorstromers. Verwacht wordt dat doorstromers in het algemeen nauwelijks zullen
reageren op starterswoningen omdat dit een ander segment betreft. In de
gemeente Delft zijn de prestatie afspraken tussen gemeente en woningcorporaties
voor 2005 onlangs ondertekend. Hierin is opgenomen dat de slaagkansen van
starters en doorstromers in Delft ongeveer aan elkaar gelijk moeten zijn en dat
de slaagkansen naar leeftijd van starters ook ongeveer aan elkaar gelijk moet
zijn. Monitoring in 2005 moet uitwijzen in hoeverre deze prestaties binnen het
nieuwe verdeelsysteem ook in voldoende mate behaald kunnen worden.
Duwo is de voornaamste aanbieder van onzelfstandige
woonruimte. Ongeveer 40% van de woonruimten is onzelfstandig. In 2002 muteerden
1.179 onzelfstandige woonruimten van Duwo. In 2003 waren dit er met 1.294 ruim
100 meer. De mutatiegraad voor het totale bezit van Duwo in Delft (6.545) is in
2003 iets toegenomen van 23% in 2002 naar bijna 25% in 2003 (=1.617 mutaties).
In 2003 muteerde eenderde van het onzelfstandige aanbod en ongeveer eenvijfde
van het zelfstandige woningaanbod van Duwo. Per saldo werden in 2003 ruim 100
onzelfstandige woonruimten meer aangeboden dan zelfstandige woonruimten. Veel onzelfstandige woonruimte wordt aan
studenten toegewezen. Wat is nu de kans op woonruimte voor studenten in Delft?
Het blijkt lastig uitspraken te doen over de gemiddelde wachttijd voor een
studentenkamer. Deze verschilt per soort woonruimte, per student (veel kamers
worden toegewezen middels coöptatie), maar vooral ook per moment. De vraag naar
studentenhuisvesting heeft een jaarlijkse piek in september. In de loop van het
studiejaar zakt de vraag weer terug naar een normaal niveau. Over de gemiddelde
wachttijd voor een studentenkamer is weinig bekend. Dit wordt niet
geregistreerd en kan per student erg afwijken.
Duwo kamerwinkel
De DUWO-Kamerwinkel TUD biedt kamers van
particulieren te huur aan (met en zonder hospita), tijdelijke kamers
(bijvoorbeeld van studenten die tijdelijk in het buitenland studeren), maar ook
zelfstandige eenheden, zoals de studentenwoningen uit het DUWO-bezit.
Tabel 3.9: Aantal contacten, ingeschrevenen,
bemiddelden en verhuringen Kamerwinkel Duwo
Jaar |
Klanten |
Kamerzoekenden |
bemiddeling |
Verhuur particulier |
2001 |
- |
2.700 |
421 |
172 |
2002 |
7.000 |
2.400 |
373 |
144 |
2003 |
6.000 |
2.000 |
300 |
194 |
2004 |
4.850 |
1.769 |
373 |
159 |
* 2004: cijfers tot en met derde kwartaal;
Bron: Duwo kamerwinkel
Het aantal klanten dat bij de kamerwinkel langskomt
met vragen en het aantal woningzoekenden is afgelopen jaren afgenomen. Dit komt
vooral omdat steeds meer jongeren hun informatie rechtstreeks via internet
achterhalen. De laatste kolom in tabel 3.8 toont de particuliere kamerverhuur
via de kamerwinkel. Daaruit blijkt vooralsnog geen duidelijke afname van het
particulier aanbod bij de kamerwinkel. Wel wordt een trend van verkopen in
plaats van verhuren van panden gesignaleerd en wordt aangegeven dat
kamerverhuur voorheen vaak gold als welkome aanvulling op bijvoorbeeld een
uitkering, met de nieuwe regelgeving niet langer interessant is.
Als verandering in de markt wordt gesignaleerd dat
de ‘ruimte’ in het kameraanbod na de piek in het najaar in 2003 wat is
afgenomen ten opzichte van voorgaande jaren. Tegelijkertijd blijkt echter ook
dat reeds in oktober het aantal wensverhuizers tussen de woningzoekenden
toeneemt.
Werkgroep huisvesting studentenvakbond (VSSD)
Vanuit de werkgroep
huisvesting van de studentenvakbond wordt aangegeven dat ook dit studiejaar
2004/2005 de meeste studenten die in de zomer zijn gaan zoeken, inmiddels over
woonruimte beschikken, al dan niet tijdelijk. Over gemiddelde wachttijden is
lastig een algemene inschatting te maken omdat deze nogal kunnen verschillen
per student. Zo krijgen vrouwen over het algemeen sneller woonruimte dan
mannen. Vanuit de werkgroep wordt verder aangegeven dat studenten graag in
studenteneenheden willen wonen en duidelijk minder enthousiast zijn over
zelfstandige huisvesting. Ook wordt aangegeven dat in onzelfstandige eenheden
de doorstroom van afgestudeerden goed is, terwijl deze doorstroom in sommige
zelfstandige eenheden stokt.
De kansen voor starters om
een woning te kopen zijn beperkt. Hoewel het merendeel van de Delftse voorraad
met recht betaalbaar genoemd kan worden,
is het aandeel koopwoningen met eenderde niet groot. Tegelijkertijd komen in de
bestaande voorraad slechts mondjesmaat woningen vrij door de beperkte
doorstroming. Het nieuwbouwbeleid in Delft is
gericht op het bevorderen van doorstroming door een gedifferentieerd
nieuwbouwprogramma te realiseren. Dit betekent bijvoorbeeld meer diversiteit in
woningtypen, meer woningen in de koopsector en meer realisatie in de middeldure
en duurdere prijsklassen. Met een dergelijk
programma komen naar verwachting meer woningen in de bestaande voorraad vrij,
waaronder veel betaalbare woningen. Tegelijkertijd is er ook aandacht voor
starters in de nieuwbouw. Zo wordt in Harnaschpolder gestreefd naar realisatie
van zo’n 200 sociale koopwoningen (< 156.000 euro prijspeil 2004). Ook bij
andere nieuwbouwprojecten op diverse verdichtingslocaties in Delft liggen
kansen voor realisatie van woningen voor starters en jongeren. Hierbij valt te denken aan de Poptahof, de
locatie Albert Hein Martinus Nijhofflaan, de locatie Pauwmolen en bijvoorbeeld
het Reinier de Graafterrein. De potenties van deze locaties moeten nog nader
worden onderzocht.
3.5
Samenvatting
In totaal telt Delft ruim 19.000 studenten en
jongeren. Ruim de helft van deze jongeren volgt hoger onderwijs, waarvan driekwart
in Delft. Per saldo wonen ongeveer
10.000 studenten in Delft, waarvan 8.300 uitwonend zijn. Ongeveer 16.000
studenten volgen onderwijs in Delft, waarvan de helft buiten Delft woont. De
meeste studenten wonen in één van de omliggende gemeenten en hebben een
reistijd met het openbaar vervoer van maximaal een half uur. 29% van de
studenten heeft een reistijd van meer dan een half uur. Ouderejaars wonen vaker
in Delft dan jongerejaars. Als de gerealiseerde woonsituatie van ouderejaars
geprojecteerd wordt als gewenste woonsituatie van de jongerejaars, zijn 450
woonruimten nodig om deze studenten in Delft te kunnen huisvesten. Bij de
Duwo-kamerwinkel en de werkgroep huisvesting van VSSD worden momenteel geen
grote knelpunten gesignaleerd bij het huisvesten van studenten. De particuliere
kamerverhuur middels de Duwo kamerwinkel is niet duidelijk afgenomen afgelopen
jaren, in oktober neemt het aantal wensverhuizers bij de kamerwinkel daarnaast
weer toe. De meeste studenten die in de zomer zijn gaan zoeken zijn inmiddels
voorzien. Deze ervaringen bevestigen dat het woningtekort voor studenten
afgelopen jaren niet is toegenomen.
De kans van jongeren en starters op zelfstandige
woonruimte is bekeken aan de hand van de slaagkansen van jongeren op woonruimte
afgelopen jaren. Uit de evaluatie blijkt dat de kansen voor starters
vergelijkbaar zijn met de kansen van doorstromers. Dit komt door aanvullend
Delfts toewijzingsbeleid. Ook de kans van jongeren is gelijkgetrokken met de
kans van oudere jongeren. Per saldo is de kans van woningzoekenden op
woonruimte in Delft overigens nog altijd klein. Aandachtspunt komend jaar is de
invoering van het nieuwe woonruimteverdeelsysteem in de regio waarbij geen
onderscheid meer wordt gemaakt tussen starters en doorstromers. De effecten op
de kansen van jongeren moet daarom opnieuw gemonitord worden.
De mogelijkheden een woning te kopen zijn voor
starters beperkt. In Delft wordt op diverse locaties nieuwbouw gerealiseerd
komende jaren. De potenties van starters en jongeren worden daarin meegenomen.
4. Toekomstige
ontwikkelingen
4.1 Ontwikkelingen in de
vraag
Er
zijn twee belangrijke ontwikkelingen te benoemen die van invloed zijn op de te
verwachten behoefte aan jongeren en studentenhuisvesting: de demografische
ontwikkeling en de ontwikkelingen bij de diverse onderwijsinstellingen.
Figuur
4.1 toont de leeftijdsopbouw naar twee leeftijdsklassen.
Bron: Statistisch
jaarboek 2003;Gemeente Delft ICT/Onderzoek & statistiek
Delft
telt in 2004 18.366 personen in de leeftijd van 18 tot en met 27 jaar. Omdat er
ook een aantal studenten van 28 jaar en ouder zijn meegeteld in voorgaande, is
het hier vermelde aantal wat lager dan de ruim 19.000 jongeren en studenten
zoals in het vorige hoofdstuk vermeld.
Voor
de periode 2004 tot 2010 neemt het aantal inwoners van Delft naar inschatting
met zo’n 4.409 personen toe. Het aantal jongeren 18-27 jaar groeit in dezelfde
periode met ruim 1.900 personen. De groep 18-22 jarigen neemt met 1.000
personen toe. In deze prognose is echter nog geen rekening gehouden met
bijzondere ontwikkelingen bij de onderwijsinstellingen. Wel is een deel van de
huidige nieuwbouwplannen voor studentenhuisvesting meegenomen in de berekeningen.
Zetten
we de huidige verdeling naar de toekomst door dan zal ongeveer de helft van de
jongeren werken of werkzoekende zijn en de andere helft hoger onderwijs volgen.
Verder uitgaand van de huidige verhouding inwonend/uitwonend onder niet studerende
jongeren en het feit dat jongeren relatief vaak alleen wonen betekent deze
demografische ontwikkeling een extra woonbehoefte van niet studerende jongeren
van 450 woningen. Voor berekening van de behoefte aan studentenhuisvesting is
het van belang naar de ontwikkelingen binnen het onderwijs te kijken.
Op
basis van een algemene inschatting van de onderwijsinstellingen wordt een
toename met bijna 3.200 in Delft studerende studenten in de periode 2004 en
2010 verwacht. De groei wordt veroorzaakt door verplaatsing van instellingen
naar Delft en populaire studierichtingen zoals luchtvaarttechniek (INHOLLAND).
De groei betreft met name HBO-studenten. De komst van de TH Rijswijk naar Delft
en de verwachtte groei van het leerlingaantal van zowel de TH als INHOLLAND
zorgt voor de sterke stijging. INHOLLAND heeft een deel van de groei inmiddels
gerealiseerd met momenteel 1.530 studenten. Er zijn geen specifieke
ontwikkelingen bij de TU te benoemen die een sterke groei of afname voorspellen
komende jaren.
Tabel 4.1: Studenten aan INHOLLAND en TU in Delft
Instelling |
2000 |
2004 |
2010 |
Toename
(afgerond) |
TU-Delft* Hogeschool
Delft (INHOLL) TH
Rijswijk** |
13.127 972 (1.462) |
14.729 1.212 (1.440) |
14.729 1.800 2.600 |
- 590 2600 |
Totaal |
14.099 |
15.941 |
19.129 |
3.190 |
*
incl. uitwisselingsstudenten, deeltijders ed.
** opent op campus in Delft 2008/2009
De Delftse afdeling van de Hogeschool Inholland is
anderhalf jaar gelden ontstaan uit een fusie van de Ichtus
Hogeschool/Hogeschool Delft met de Hogeschool Alkmaar, Hogeschool Haarlem en
Hogeschool Holland. De Delftse hogeschool heet sinds de fusie de ‘School of
agriculture en Technology’. Behalve luchtvaarttechnologie en
scheepsbouwkundeopleidingen worden ook opleidingen aangeboden binnen het
zogenaamde ‘groene’ domein. Dit jaar telt de school een record aantal studenten
met een stijging van meer dan 400 studenten t.o.v. 2003. Belangrijkste oorzaak
hiervoor is de verhuizing van de studie luchtvaarttechnologie en
scheepsbouwkunde van Haarlem naar Delft.
In schooljaar 2004/2005 telt de school al 1.530 studenten.
De
Haagse Hogeschool/TH Rijswijk gaat komende periode haar nieuwe vestiging op de
campus van de TU Delft realiseren. Verwachting is dat dit overigens pas rond
2008/2009 zal gebeuren. TU en Haagse Hogeschool/TH Rijswijk werken al sinds
2001 samen waarbij bijvoorbeeld schakelmogelijkheden tussen HBO en WO en diverse doorstroomroutes mogelijk zijn. Zo
kunnen studenten bijvoorbeeld doorstromen naar de TU om daar een
afstudeeropdracht uit te voeren. Momenteel telt de school 1.500 studenten.
Verwachting is dat dit aantal komende jaren zal toenemen tot zo’n 2.600
studenten rond 2010.
De
groei van het studentenaantal wordt derhalve vooral veroorzaakt door het succes
van nieuwe opleidingen, combinaties van opleidingsmogelijkheden en dergelijke.
Meer algemene ontwikkelingen en trends in het onderwijs zoals invoering bachelors-mastermodel,
dualisering en digitalisering leiden vooralsnog niet tot een zeer duidelijke verandering
in woonbehoeften van studenten (bijlage III).
Tot
welke woonbehoefte in Delft leidt een toename van 3.190 studenten dat in Delft
studeert komende jaren? De komst van de TH Rijswijk zal vooralsnog in beperkte
mate leiden tot extra druk op de Delftse woningmarkt. De meeste studenten aan
de TH Rijswijk wonen momenteel al in de regio. Er wonen nu al veel meer
studenten van deze opleiding in Delft (152) dan in Rijswijk zelf (37), waar de
school nu nog gevestigd is. Eenderde van de studenten is daarbij uitwonend. 37%
van de studenten moet meer dan een half uur reizen met het openbaar vervoer.
Van deze reisstudenten woont de grote meerderheid thuis bij ouders.
|
Inwonend |
Uitwonend |
Totaal |
Delft <=
half uur reistijd subtotaal >
half uur reistijd |
37 488 525 461 |
115 271 386 68 |
152 759 911 529 |
Totaal |
986 |
454 |
1.440 |
Bron:
Ibgroep
Voor
het bepalen van de woningbehoefte van de studenten in Delft wordt de woonsituatie
van de ouderejaars opnieuw representatief gesteld aan de gewenste situatie van
de jongerejaars aan de TH Rijswijk. Van de jongerejaars heeft 44% een reistijd
van meer dan een half uur. Bij de ouderejaars is dit percentage gedaald tot
28%. Voor een vergelijkbare woonsituatie van jongerejaars zijn 120 woonruimten
in Delft nodig.
|
Delft |
< = half uur reistijd |
> half uur reistijd |
Totaal |
Jongerejaars (<22 jr) Ouderejaars (>= 22 jr |
6% 15% |
50% 56% |
44% 28% |
786 654 |
Totaal |
11% |
53% |
37% |
1440 |
Bron:
Ibgroep
Toename
van TH Rijswijk van 1.440 naar 2.600 studenten betekent in totaal een groei met
1.160 studenten. Uitgaande van een vergelijkbare verdeling als nu, gecorrigeerd
voor de urgente woonbehoefte kan een toename als gevolg van de groei berekend
worden met +175 woonruimten. Als op termijn, meer dan de helft van de
uitwonende TH studenten, die nu gekozen hebben voor wonen in de regio, zich in
Delft zou willen vestigen vanwege bijvoorbeeld het aantrekkelijke wonen, dan
zou de behoefte nog eens met 100 kunnen toenemen. Omdat dit laatste slechts een
aanname is en de daadwerkelijke verplaatsing van de TH pas in 2008/2009 zal
plaatsvinden is deze mogelijke extra behoefte van 100 woonruimten vooralsnog niet
meegeteld in de totale behoefte tot 2010.
De
voorspelde toename van het aantal studenten INHOLLAND bedraagt zo’n +590
studenten. Groei wordt vooral verwacht van de landelijk georiënteerde
opleidingen. Een eerste resultaat van een enquete onder eerstejaars studenten
laat zien dat naar inschatting 60% van deze studenten in Delft wil wonen. Dit
betekent een toename van de woonbehoefte van 0,6*590=355.
Samenvattend
wordt de totale extra woonbehoefte tot 2010 geraamd op 450 (urgent
TU/INHOLLAND)+120 (urgent TH)+175+355 (groei TH/INHOLLAND)=1.100. De netto
voorspelde toename van de voorraad voor studenten komt uit op 1.070. Vraag en
aanbod sluiten redelijk op elkaar aan. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat
dit geldt indien de plannen voor 2010 allemaal ook daadwerkelijk gerealiseerd
worden. Bij vertraging van plannen zal het woningtekort in Delft oplopen.
In
2003 heeft Duwo een onderzoek laten uitvoeren naar de woonwensen van studenten.
Hieruit bleek dat de binnenstad het meest populair is om te wonen, maar dat
daarnaast een Campusconcept ook veel belangstelling geniet. Huisvesting in
eenheden met 4 a 5 studenten met verschillende kameroppervlakken spreekt aan omdat dan een wooncarriere gevolgd kan
worden in het eigen huis, en/of er keuzemogelijkheden zijn een kamer te kiezen
die bij het budget past.
Over
de behoefte aan specifieke jongerenhuisvesting in Delft is minder bekend.
Specifieke voorkeuren voor bepaalde wijken, zoals binnenstad is wel zeker. Ook
is bekend dat sommige wijken minder populair zijn bij jongeren, zoals
bijvoorbeeld Tanthof. Behoefte aan specifieke woonvormen, zoals groepswonen,
wordt binnen de gemeente nog niet gesignaleerd.
Op
basis van eerste resultaten van een uitgezette vragenlijst onder 1e
jaars studenten Scheepsbouw en Luchtvaart Inholland mag verwacht worden dat de
meerderheid van deze studenten in Delft wil gaan wonen op termijn (zo’n 60%).
De opleidingen zijn redelijk uniek in Nederland en de verwachting is dan ook
dat het aandeel uitwonenden op termijn vergelijkbaar kan worden met WO, dus
minstens 70% uitwonend.
4.2 Ontwikkelingen in het
aanbod
In
de verhuur van zelfstandige woningen is Duwo in 2003 begonnen met de invoering
van het Campuscontract, in eerste instantie in de studentencomplexen
Westplantsoen en Balthasar van der Polweg. Binnen zes maanden na afstuderen
moet men verhuizen. De ervaringen hiermee zijn tot nu toe redelijk positief.
De
afdeling Short Stay Housing (SSH) zorgt via contracten met de
onderwijsinstellingen voor de tijdelijke huisvesting van vele buitenlandse
studenten en gastdocenten. De vraag hiernaar neemt afgelopen jaren enorm toe.
Eind 2003 heeft Duwo 1.762 eenheden in beheer. De vraag komt vooral van de TUD
en IHE. De toenemende vraag in 2003
heeft bij Duwo geleid tot de bouw van semi-permanente woningen:
containerwoningen en spaceboxen op een door de TU beschikbaar gesteld terrein.
In totaal zijn 232 van dergelijke woningen gerealiseerd. In 2003 leverde Duwo
454 woningen aan de TUD en 342 kamers aan de IHE.
Andere
instituten waarmee Duwo contracten heeft voor de levering van woonruimten zijn
INHOLLAND (10), de Haagse Hogeschool (200), Stichting studentenhuisvesting
Nederlandse Antillen (75) en de Rijksuniversiteit Leiden (54).
In
2003 zijn tevens 140 tijdelijke woningen in herstructureringswijken voor
buitenlandse studenten beschikbaar gesteld door collega corporaties om aan de
vraag te kunnen voldoen.
Het
realiseren van woonruimten in de sociale sector betekent onrendabel investeren.
Dit geldt in het bijzonder voor onzelfstandige huisvesting omdat hiervoor geen
huursubsidie wordt verstrekt. Duwo verwacht onder meer middels financiering
door collega corporatie(s) (matching van middelen) de financiële middelen te
verkrijgen voor het realiseren van een derde studentenflat aan de Balthasar van
der Polweg, waar 250 tot 300 eenheden worden gerealiseerd.
Komende
jaren gaat Duwo veel studentenhuisvesting realiseren met de bouw van de campus
van de TUD. De plannen behelzen de bouw van een International Student House,
een facultyclub en minimaal 700 studentenwoningen en een congreshotel.
Duwo
is de enige partij die actief is op het gebied van studentenhuisvesting in
Delft.
Tabel
4.4 geeft de nieuwbouwplannen van Duwo weer.
Gebied |
Aantal
woningen/eenheden |
Omschrijving |
TU Noord TU Wijk |
45 85 200 120 80 248 386 250 1414 |
Kanaalweg
36 Kamers
ISH Nieuwbouw
achter Kanaalweg 4 b Mijnbouwplein
11 restauratie Mijnbouwplein
11 nieuwbouw De
Vries van Heystplantsoen Mekelweg Balthasar
van der Polweg Totaal |
Bron:
Duwo 2004
De
hier vermelde plannen kunnen als realistisch worden beschouwd. Naast
uitbreiding vinden komende tijd echter ook een aantal onttrekkingen aan de
voorraad plaats.
Complexen |
Aantal onttrekkingen |
Gimmie
Shelter Zusterflat
Apothekersweg Van
Leeuwenhoeksingel |
112 152 80 |
Totaal |
344 |
Bron:
Duwo en gemeente 2004
Gimmie
Shelter wordt gesloopt en het pand aan de apothekersweg (152 eenheden ) is
slechts tijdelijk in beheer bij Duwo. Tot slot kunnen nog de eenheden in panden
van de gemeente genoemd worden aan de van Leeuwenhoeksingel die op termijn uit
beheer gaan ca 80 studenten). Per saldo betekent dit ongeveer 344 minder
woonruimten. Netto uitbreiding is dan
1.070 woonruimten voor studenten.
In
algemene zin is het voor particuliere eigenaren van panden die deze kamers
gewijs verhuren aan studenten minder aantrekkelijk geworden omdat zij in toenemende
mate te maken hebben met allerlei regels ten aanzien van de (brand)veiligheid
wat vaak gepaard gaat met hoge kosten,
‘zwart’ verhuren lastig is sinds de invoering van de koppelingswet en de
hoge huizenprijzen verkoop aantrekkelijk maken. Ontwikkelingen die ook in Delft
merkbaar zijn. Zo hebben enkele kamerverhuurders afgelopen jaar hun pand aan
Duwo te koop aangeboden voor verdere exploitatie. Uitgebreide regelgeving en de
vaak hoge investeringen die nodig zijn maken het voor Duwo echter ook vaak lastig
deze panden te kopen. Het is echter lastig deze signalen in concrete aantallen
te vertalen.
Het
aantal jongeren 18-27 jaar zal met ruim 1.900 personen toenemen tot 2010.
Hierbij is echter nog geen rekening gehouden met bijzondere ontwikkelingen bij
de onderwijsinstellingen komende jaren. De onderwijssector is volop in
beweging. Vooralsnog lijken de gevolgen voor de behoefte aan woonruimte
beperkt. Extra vraag wordt momenteel vooral verwacht van buitenlandse studenten
als gevolg van de internationalisering van het onderwijs. De komende jaren zal
moeten uitwijzen wat de werkelijke effecten van genoemde ontwikkelingen zijn.
Voor jongeren is geen urgent woningtekort geraamd.
Kijkend naar slaagkansen voor jongeren op woonruimte in Delft is deze
vergelijkbaar met die van andere doelgroepen. De kansen zijn weliswaar beperkt
maar geven niet direct aanleiding tot aanvullend beleid specifiek voor
jongeren. Komende jaren wordt de toename van de behoefte aan huisvesting voor
werkende jongeren ingeschat op 450 woningen.
Het urgent tekort van studentenhuisvesting is
geraamd op 450 woonruimten voor de huidige Delftse studenten. Hiervoor is de
gerealiseerde woonsituatie van ouderejaars studenten als gewenste situatie voor
de jongerejaars genomen.
Komende jaren wordt een groei met 3.190 studenten
verwacht. Een belangrijk deel van deze groei wordt veroorzaakt door de
verhuizing van de TH Rijswijk rond 2008/2009. Per saldo levert dit zo’n 295
extra woningbehoevende studenten in Delft op.
Op basis van een enquete onder eerstejaars INHOLLAND
studenten is de inschatting dat 60% in Delft wil gaan wonen op termijn. Dit
levert een woonbehoefte van 355 op. Totaal komt de behoefte derhalve neer op
1.100 woonruimten.
In dezelfde periode zal het aantal woonruimten voor
studenten netto toenemen met 1.070 woonruimten. Om aan de toenemende behoefte
te voldoen is het wel van belang dat alle plannen zonder vertraging
gerealiseerd worden. Om problemen in de toekomst te voorkomen blijft oog voor
extra alternatieven gewenst. Dit is ook van belang om wegvallen van tijdelijke
huisvesting na een bepaalde periode voldoende op te kunnen vangen.
De behoefteramingen voor studenten- en
jongerenhuisvesting kunnen beiden beschouwd worden als minimumvarianten.
Minimum omdat 1) uitgegaan is van de huidige woonsituatie en de kansen op
woonruimte voor jongeren en 2) uitgegaan is van de huidige woonsituatie, de
reistijden en de gerealiseerde woonsituatie van ouderejaars in vergelijking met
die van jongerejaars. Wanneer in behoefte onderzoek gekeken wordt naar
woonwensen valt de woonbehoefte in het algemeen iets hoger uit. Tevens kan
nieuw aanbod straks extra vraag oproepen. Wanneer het campusidee erg aanslaat
zullen waarschijnlijk meer studenten in Delft willen wonen dan nu het geval is.
In
deze nota is de opgave tot 2010 beschreven. De toename van de behoefte aan
huisvesting voor werkende jongeren bedraagt naar inschatting 450 woningen.
Hierbij is vooral gekeken naar de verwachte toename op grond van demografische
ontwikkelingen . De kans van jongeren en starters op een sociale huurwoning in
Delft is vergelijkbaar met andere
huishoudens. Dit laat onverlet dat de kansen op woonruimte voor iedere groep
beperkt zijn.
De
behoefte en de realisatie van studentenhuisvesting is ongeveer aan elkaar
gelijk komende jaren. Wanneer zich vertragingen voordoen in de planrealisatie,
neemt het tekort echter toe. Hetzelfde geldt indien het aantal studenten
sterker gaat groeien dan nu verondersteld of wanneer de plannen leiden tot
extra vraag. Daarom is continue aandacht voor alternatieven en extra
mogelijkheden van belang. Beide tekorten moeten als een minimum variant worden
bezien.
Om
komende jaren in voldoende mate tegemoet te kunnen komen aan de behoefte aan
jongerenhuisvesting in Delft zijn de volgende acties van belang:
-
In
2005 monitoren van de effecten van het nieuwe woonruimteverdeelsysteem op de
slaagkansen van starters en jongeren op sociale huurwoningen.
-
Realisatie
van breed gedifferentieerd woningaanbod in Harnaschpolder waarmee de
doorstroming uit de bestaande (betaalbare en goedkope) woningvoorraad in Delft
op gang kan komen.
-
Realisatie
van 200 sociale koopwoningen in Harnaschpolder met een verkoopwaarde van
156.000 euro (prijspeil 2004) waarmee deze bereikbaar zijn voor starters op de
woningmarkt.
-
Onderzoeken
van de potenties van nieuwbouwplannen van projectontwikkelaars in de gemeente
voor realisatie van betaalbare huisvesting voor de doelgroep starters en
jongeren. Hierbij valt te denken aan de Poptahof, de locatie Albert Hein
Martinus Nijhofflaan, de locatie Pauwmolen nabij de A13 en het Reinier de
Graafterrein. De optelsom van realisatie van delen van deze projecten voor de
doelgroep jongeren kan potentieel circa 500 woningen opleveren.
Om
komende jaren in voldoende mate tegemoet te kunnen komen aan de behoefte aan
studentenhuisvesting in Delft zijn de volgende acties van belang:
-
Streven
naar daadwerkelijke realisatie van de ruim 1.400 eenheden in TU-noord en
TU-midden;
-
Naast
Poptahof bij andere herstructureringsprojecten, bijvoorbeeld Bomenwijk, de
mogelijkheden voor tijdelijke huisvesting aan studenten stimuleren en hier
concrete prestatieafspraken over maken met betrokken partij(en).
-
Invoeren
van het Campuscontract voor alle zelfstandige studentencomplexen van Duwo ter
bevordering van de doorstroming.
-
Verbeteren
van de algemene jaarlijkse publiciteitscampagne bij aanvang van elk nieuw
studiejaar waarbij aandacht gegeven wordt aan de behoefte aan woonruimte van
studenten en de dienstverlening die het kamerburo daarbij aan particulieren kan
bieden (zoals advisering, leveren standaardhuurcontract en dergelijke).
Bijlage I:
Bestand
met ruim 1.200 ingeschreven studenten in studiejaar 2003/2004 incl. 100 in
Delft wonenden. Na koppeling met het gemeentelijke bevolkingsbestand (GBA) bleken er 80 van deze 100 studenten ook
daadwerkelijk ingeschreven te staan in het GBA.
Bestand
met ruim 14.000 ingeschreven studenten in studiejaar 2003/2004 met 7.555 in
Delft wonenden. Na koppeling met het GBA bleken er 5.714 van deze 7.555
studenten ook daadwerkelijk ingeschreven te staan in het GBA.
Dit
kan veroorzaakt zijn doordat:
·
de
gekoppelde bestanden niet helemaal van dezelfde datum waren,
·
studenten
vaak zelf huisnummertoevoegingen bedenken en in het GBA op een andere adres
staan ingeschreven dan in het bestand van de opleiding,
·
studentenpanden
vaak meerdere huisnummers hebben en in het GBA op een andere huisnummer staan
ingeschreven dan in het bestand van de opleiding,
·
men
alweer verhuisd kan zijn naar een ander adres en dit slechts aan een van beide
instanties heeft doorgeven,
·
studenten
zich bewust niet inschrijven in de gemeente waar men woonachtig is.
Bij
de analyses zijn we ervan uitgegaan dat deze laatste groep heel klein is en dat
de in totaal 1.761 studenten wel staan ingeschreven, maar op een ander adres.
Bestand
van alle in Nederland en buitenland wonende studenten naar 4-cijfers
postcodegebied inwonend/uitwonend naar hoofdlocatie school en schoolgemeente in
studiejaar 2003/2004 t/m 26 jaar (geboortejaar=1977).
Het
databestand van de IB-groep betreft
alleen studenten die recht hebben op studiefinanciering. In de praktijk
betekent dit dat zo’n 20% van de studenten ontbreekt. Dit betreft bijvoorbeeld
studenten die minder dan 19 uur per week studeren en studenten die meer dan
vijf jaar studeren, buitenlandse studenten en dergelijke.
De
gegevens van de IB-groep zijn daarom aangevuld met de studenten (vnl.
27-plussers) van de databestanden van
TUD en INHOLLAND.
Op
1 januari 2004 waren er 18.366 personen van 18-27 jaar waarvan 14.338
zelfstandig wonenden en 4.028 personen die bij hun ouders woonden.
Van
deze aantallen zijn de in Delft woonachtige studenten afgetrokken om het aantal
jongeren (niet-studenten) te krijgen van 18-27 jaar. Maar omdat er ook
studenten meegeteld waren die of jonger dan 18 jaar waren of 28 jaar of ouder,
is hiervoor nog gecorrigeerd. Hierdoor kwam de totale groep van studenten en
jongeren op 19.023 waarvan 14.991 zelfstandig wonenden en 4.032 personen die
bij hun ouders woonden. Het aantal jongeren (niet studenten) kwam hierdoor op
9.135 waarvan 6.665 zelfstandig wonenden en 2.470 personen die bij hun ouders
wonen.
Er
is ook een koppeling gemaakt met het woonruimten bestand, hieruit blijkt dat:
·
Van
de 9.888 in Delft woonachtige studenten, er 8.326 uitwonend zijn, dat is 84,2%.
Van deze uitwonenden woont 66,5% in een woning en 33,5% in een wooneenheid en
7,6% woont in de koopsector.
Bijlage II
Achtergrondinformatie
landelijke trends, onderzoeken en ontwikkelingen
Studentenhuisvesting
Onderzoek Kamers tekort?
Vraag en aanbod van studentenhuisvesting; ABFresearch november 2003 (in
opdracht van ministerie van VROM en OCW)
Voor dit onderzoek is
gebruik gemaakt van twee belangrijke bestanden: informatie van de IB-groep waar
alle aanmeldingen in het hoger onderwijs geregistreerd staan en een bewerking
van het woningbehoefe-onderzoek 2002.
Het urgent tekort en de
vraagdruk is op meerdere manieren benaderd:
1)
reistijd met het openbaar vervoer
2)
reistijd ouderejaars
3)
woonwensen en potentieel aanbod van studenten
(theoretisch omdat andere groepen buiten beschouwing zijn gelaten).
Het onderzoek heeft voor
Delft voor de onderdelen 1 en 2 ook informatie opgeleverd. Voor onderdeel 3)
geldt dat geen resultaat voor Delft bekend is vanwege de geringe celvulling.
Algemene aanbevelingen uit
het landelijk onderzoek:
1)
Vraagoverschot richt zich met name op de reguliere
markt en niet op de markt van niet-woningen. Het verdient aanbeveling beleid te
richten op het vergroten van aanbod van goedkope huurwoningen en niet op het
ad-hoc uitbreiden van de voorraad niet-woningen. Uitbreiden van de voorraad
hoeft niet noodzakelijkerwijs te betekenen dat de goedkope voorraad moet worden
toegevoegd: a) verbeteren van de doorstroming vanuit de goedkope huursector
naar de duurdere segmenten levert aanbod op b) het beter benutten van het
–tijdelijke- aanbod dat onstaat in het voortraject van de herstructurering kan
een continue stroom van goedkope huurwoningen betekenen.
2)
Algemeen wordt aangenomen dat vanuit de
studentenwoningmarkt weinig wordt doorgestroomd. Uit het onderzoek blijkt dat
in relatieve zin nogal mee te vallen. Invoering van campuscontracten voor
specifieke studentenhuisvesting zal echter wel iets bijdragen aan een betere
beschikbaarheid.
Conclusies van
het landelijk onderzoek voor Delft
Delft is een echte
(beta)universiteitsstad. Ruim 90% van de studenten die een opleiding volgt in
Delft studeert aan de TU. 8,6% betreft HBO-studenten. Landelijk is de
verhouding HBO-WO zo’n 60-40%. In Delft is het aandeel mannelijke, oudere en
niet-nederlandse studenten sterker vertegenwoordigd in vergelijking met de
meeste andere steden waar meer HBO en meer gammastudies worden aangeboden.
Delftse studenten stellen het vaker zonder studiefinanciering, onder andere
omdat zij vaker langer studeren en daarmee het recht op een basisbeurs
verliezen. In Delft is het aandeel studenten met volledige studiefinanciering
(basisbeurs + lening + aanvullende lening) ook het laagst, terwijl dit in
steden met vooral HBO (bijv. Zwolle) heel hoog is. De samenstelling van de
studiefinanciering hangt uiteraard niet alleen samen met studieduur en tempo,
maar ook met.eigen inkomen en inkomen van de ouders. Gebruik van
studiefinanciering wordt verder niet in cijfers toegelicht.
Afstand woonadres tot
onderwijsinstelling
Gemiddeld woont in
Nederland zo’n 45% van de studenten binnen een straal van 8 kilometer van de
onderwijsinstelling. In Delft, als compacte stad met voornamelijk WO-studenten,
ligt dit aandeel van bijna 60% een stuk hoger.
Bij het bepalen van het
tekort aan studentenhuisvesting kunnen verschillende standpunten worden gehanteerd.
In het landelijk onderzoek zijn de volgende uitgangpsunten bestudeerd:
-
Uitgaan van een maximale reistijd (OV) tussen
woonadres en studieadres
-
De stelling dat het gewenste gedrag van studenten
gelijk is aan het gerealiseerde gedrag van ouderejaars studenten
Reistijdvariant
Voor
alle studenten geldt een gemiddelde reistijd met het openbaar vervoer van ruim
een uur. Ook nu weer geldt dat de gemiddelde reistijd van studenten in steden
met veel HBO-opleidingen langer is in vergelijking met WO-steden. Een
verklaring hiervoor is voor een belangrijk deel gelegen in het feit dat
HBO-studenten jonger zijn en mede daardoor minder geneigd uit huis te gaan (en
dus dichter bij hun studie te wonen).
Tweederde
van de Delftse studenten woont binnen 45 minuten reisafstand per OV van de
onderwijsinstelling in Delft vandaan. Het aandeel HBO-studenten dat op meer dan
45 minuten afstand van Delft woont is hoger dan gemiddeld (73% vs 63%) en het
aandeel WO-studenten woont minder vaak dan gemiddeld op meer dan 45 minuten
reisafstand (30% vs 39%). Na Groningen kent Delft het grootste aandeel
studenten met een reistijd van maximaal 20 minuten. Ook nu blijkt weer het
compacte karakter van de stad.
Figuur: Reistijd met openbaar vervoer in minuten studentensteden in
Nederland
Bron: Onderzoek Kamers
tekort ABF-research november 2003
Ruim de helft van alle
studenten in Nederland is uitwonend. HBO-studenten wonen vaker thuis dan
WO-studenten. Zo is driekwart van de WO-studenten uitwonend, waarbij beta’s wat
minder vaak uitwonend zijn dan gamma’s. In Delft, Wageningen, Maastricht en
Groningen wonen de grootste aandelen studenten uit. In Delft woont ongeveer een
kwart thuis. Aan de verschillen in uit-/thuiswonen zijn lastig conclusies te
verbinden in relatie tot de krapte op de markt omdat ook een aantal andere factoren van invloed zijn of men al of niet
uit woont.
Het tekort
Het tekort aan
studentenhuisvesting op landelijk niveau wordt in 2003 ingeschat op 15.000
woonruimten. Hierbij is een relatie gelegd tussen reistijd (met openbaar
vervoer) en jongere en ouderejaars studenten. Het percentage jongerejaars
studenten (< 4 jaar) op meer dan 45 minuten van de studieplek dat uit gaat
boven dat van ouderejaars (>= 4 jaar) in dezelfde stad en studiesoort (HBO
of WO) wordt beschouwd als urgent woonruimtezoekend.
Voor Delft wordt volgens
deze norm een urgent tekort van 600
woonruimten ingeschat.
Wonen naar
wens op de Campus (Laagland Advies 2003) i.o.v Duwo
Het absoluut woningtekort
(per 2001) wordt in dit onderzoek geschat op 647 woonruimten. Dit is gebaseerd
op een internet-enquete onder studenten naar hun woonsituatie en hun
woonwensen. Verwezenlijking van de wensen levert een instroom en uitstroom van
studenten op waarbij per saldo een tekort van 647 woonruimten ontstaat. Tot
2010 wordt een groei van 4% van het aantal TU-studenten verwacht. Ingeschat
wordt dat daarnaast het aantal HBO-studenten verdubbeld. Kijkend naar de
feitelijke woonpositie van studenten (driekwart uitwonend in 2002) en
HBO-studenten (15% uitwonend in 2002) en deze aandelen losgelaten op de
voorspelde groei levert dit een toename van de woonbehoefte tot 2010 op van
resp. 465 TU-studenten en 359 HBO-studenten. Alles bijelkaar opgeteld leidt dit
tot een tekort van 1.472 = 1.500 studenteneenheden.
In
het hoger onderwijs in Nederland vinden diverse ontwikkelingen plaats die hun
invloed kunnen hebben op de behoefte aan woonruimte. In deze bijlage een korte
beschrijving.
In
het studiejaar 2002/2003 is het bachelor-mastermodel in Nederland ingevoerd.
Het onderwijsaanbod wordt daarmee gedifferentieerder en flexibeler. Studenten
kunnen nu zelf hun studiepakket samenstellen en daarbij shoppen bij meerdere
onderwijsinstellingen. Dit zou de behoefte aan tijdelijke huisvesting op
termijn kunnen vergroten. Momenteel zijn er echter nog veel onderlinge
verschillen tussen opleidingen waardoor die uitwisselbaarheid nog beperkingen
kent. Verder wijst onderzoek uit dat studenten veelal de voorkeur geven aan een
vaste stek met wat reistijd (in
Nederland in het algemeen goed mogelijk vanwege de relatief beperkte afstanden)
boven tijdelijk verhuizen.
In
het bachelor-master model kunnen studenten aan de universiteit verder kiezen
voor een driejarige opleiding (tot bachelor) of het behalen van een
master-titel in vier jaar. Aan de HBO-scholen blijft de studieduur vier jaar en
is men dan bachelor. Vooralsnog lijkt de meeste voorkeur van studenten aan de
universteit uit te gaan naar de master-titel en van HBO-studenten naar die van
bachelor, waardoor komende jaren geen grote veranderingen in gemiddelde
studieduur te verwachten zijn
Dankzij
de steeds verdere internationalisering van het onderwijs en de invoering van
het bachelor-master model wordt in de toekomst echter wel een stijging van het
aantal buitenlandse studenten verwacht. Indien de stroom van buitenlandse
studenten naar Nederland groter is dan de stroom van Nederlandse studenten naar
het buitenland leidt dit tot extra druk op de woningmarkt die niet alleen met
onderhuur op te lossen is. De vraag naar tijdelijke vormen van huisvesting voor
buitenlandse studenten neemt naar verwachting toe.
In
het HBO zijn duale leertrajecten waarbij werken en leren worden afgewisseld al
jaren gemeengoed. Ook in het wetenschappelijk onderwijs neemt de belangstelling
hiervoor toe. De studieduur neemt dan toe en de studiebeurs wordt gespreid.
Theoretisch betekent een verlenging van studieduur dat studenten langer beroep
doen op studentenhuisvesting.
Momenteel
verkeren duale leerprogramma’s in het wetenschappelijke onderwijs echter nog in
de experimentenfase. Tegelijkertijd is de verwachting dat studenten bij het
ouder worden vaker een voorkeur hebben voor een vorm van zelfstandige
huisvesting. Bij een gebrek aan doorstroommogelijkheden op de reguliere
woningmarkt is dan wel een extra druk op de studentenmarkt te verwachten.
De
mogelijkheden om met behulp van internet thuis te studeren nemen al jaren toe.
Theoretisch neemt hiermee de noodzaak om nabij de onderwijsinstelling te wonen
af.
Hoewel
veel communicatie tussen onderwijsinstelling en leerling al via internet
verloopt blijven de contacturen op de onderwijsinstellingen in de praktijk
belangrijk. Daarnaast hechten veel studenten aan het wonen op kamers voor de
sociale contacten. Een afname van de
vraag naar studentenkamers ligt dan ook minder voor de hand.