Bij verschijnen van de Toekomstvisie omvang woningvoorraad Delft,
waarin de woningmarktontwikkelingen in Delft tot 2015 beschreven worden, is
aangegeven dat de nota getoetst zal worden aan het nieuwe woningbehoefte
onderzoek 2002. De Toekomstvisie is, evenals de woonvisie van de
woningcorporaties, in belangrijke mate gebaseerd op resultaten van het
woningbehoefte onderzoek 1998. Inmiddels zijn we enkele jaren verder, is de
situatie op de woningmarkt veranderd en is een nieuw woningbehoefte onderzoek
beschikbaar (WBO 2002).
De
centrale vraag is: In hoeverre is bijstelling van de resultaten uit de
toekomstvisie noodzakelijk?
Rigo
Research heeft in opdracht van de gemeente Delft en het Centraal Overlegorgaan
Woningcorporaties (de vier Delftse woningcorporaties) een nota geschreven
waarin de actuele woningmarktontwikkelingen tegen het licht van de eerder
opgestelde lange termijnvisie is gelegd.
De
twee belangrijkste hoofdconclusies zijn:
-
De
uitkomst blijft overeind, omdat wijzigingen in de samenstelling en de
woonsituatie van huishoudens betrekkelijk onafhankelijk zijn van conjuncturele
ontwikkelingen
-
Conjuncturele
ontwikkelingen zijn wel van grote invloed
op de actuele vraag/aanbodverhoudingen op de woningmarkt.
Conclusies
op de inhoud:
- Recente cijfers over
ontwikkelingen in de huishoudensamenstelling laten zien dat de in de
woonvisie beschreven uitgangssituatie correct is, en liggen in lijn met de
toekomstvoorspellingen uit de woonvisie.
- De demografische
prognoses lijken adequaat. Wel was de groei van het aantal huishoudens de
afgelopen jaren aanmerkelijk. Zou die trend zich onverkort blijven
voortzetten, dan zou de gewenste uitbreidingsbehoefte hoger kunnen worden
dan de 5.000 woningen uit de woonvisie. Daar kan men ook pragmatisch tegen
aankijken: ‘bouwen’ blijft simpelweg het parool, en het zal al moeilijk
genoeg worden om daar vaart in te krijgen en houden.
- Aarzelingen kunnen er
zijn bij de economische veronderstellingen uit de woonvisie. De afgelopen
jaren bleek de inkomensverbetering aanmerkelijk. Een geactualiseerde
toekomstvoorspelling, met de gemiddelde inkomensontwikkeling van de
afgelopen 25 jaar als input, leidt tot een grotere afname van de doelgroep
dan in de woonvisie wordt verondersteld. Ook hier kan men pragmatisch
tegen aankijken. De economische veronderstellingen uit de woonvisie zijn
(ook bij nader inzien, en wellicht in tegenspraak met ‘algemene
gevoelens’) eerder aan de voorzichtige dan aan de optimistische kant. Bij
deze voorzichtige veronderstellingen ligt er dus al een vervangingsopgave
voor circa 3.000 woningen.
- Er zijn in 2002 net als
in 1998 nog steeds meer mensen die een goedkope huurwoning zouden willen
achterlaten dan willen betrekken.
- In aantallen
uitgedrukt, zijn de categorieën dure huurwoningen en goedkope koopwoningen
de enige die een stijgende vraag laat zien. In beide segmenten is de
vraagdruk erg hoog. Vooral goedkope koopwoningen komen nauwelijks
beschikbaar.
- In alle andere
categorieën is de omvang van de vraag afgenomen.
- In aantallen is de
vraag naar flats beduidend afgenomen; het blijft kwantitatief gezien wel
het grootste vraagsegment. Het potentiële aanbod is ook sterk gedaald,
maar verhoudt zich redelijk tot de omvang van de vraag.
- Bij de rijtjeswoningen
zijn zowel vraag als aanbod slechts licht teruggelopen. Dit blijft een
segment waar het potentiële aanbod sterk achterblijft bij de vraag.
- De vraag naar luxe
woningen (vrijstaand bijvoorbeeld) is sterk teruggelopen, in iets mindere
mate geldt dat voor de vraag naar seniorenwoningen. In beide gevallen
geldt dat de omvang van de vraag getalsmatig niet bijzonder groot is. Het
probleem zit aan de aanbodkant: zeker van de luxe woningtypen komt
nagenoeg niets beschikbaar.
De
conclusies van bijgaande nota worden meegenomen in de door corporaties en
gemeente gezamenlijk op te stellen stedelijke visie op het wonen tot 2015
(prestatie afspraak nr.1 Samen voor wonen, 2005).
M.E. Treep