Gedifferentieerde buurten in Delft

 

1.       Inleiding

 

In het college programma 2002-2006 wordt onder het kopje ‘integratie’ het respectvol samenleven van oude en nieuwe bevolkingsgroepen als een kernpunt van beleid benoemd.

Het programma Integratie en Activering heeft tot doel heeft een samenhangende aanpak van werkloosheid, armoede en sociaal isolement te realiseren. om kwetsbare groepen in staat te stellen deel te nemen aan de arbeidsmarkt en de samenleving.

Komende jaren wordt ingezet op kennismaking tussen (groepen) mensen van diverse afkomst en op deelname van allochtonen aan allerhande maatschappelijke activiteiten. Het ontstaan van witte en zwarte buurten wordt hierbij onwenselijk geacht. Het college wil eilandvorming doorbreken.

 

Deze notitie belicht de volkshuisvestelijke kant van het integratie vraagstuk, de ruimtelijke segregatie.

Het college vindt dat, naast aandacht voor het samenleven en de leefomgeving, ook actief moet worden gewerkt aan de kwaliteit en kwantiteit van woonruimte en de sociale woningbouw in Delft. Het woningaanbod in Delft is eenzijdig waardoor weinig doorstroming mogelijk is, zowel aan de onderzijde als aan de bovenzijde van de woonmarkt. Daarmee raakt Delft in sociaal economisch opzicht een belangrijke groep bewoners kwijt. Er is daarnaast sprake van schaarste. Dit vereist een zorgvuldig omgaan met de slaagkansen van alle doelgroepen waaronder de allochtone doelgroepen.

Het college streeft naar voldoende kwalitatief goede woningen en een meer gevarieerde woningbouw voor alle groepen in alle buurten van de stad. Met het realiseren hiervan creëer je je gedifferentieerde en leefbare buurten. Hetgeen van positieve wisselwerking heeft met de wooncarrière en wensen van de Delftse bevolking.

 

Voor een nadere uitwerking van de aanpak ruimtelijke segregatie is een ambtelijke werkgroep in het leven geroepen, die ook enige tijd is aangevuld met een afgevaardigde van de corporaties.  

 

Voorafgaand aan nadere analyse en uitwerking volgt hierna een beknopte verkenning van kenmerken, oorzaken en gevolgen van ruimtelijke segregatie op basis van algemeen onderzoek, gevolgd door nadere definiëring van de problematiek in Delft en een beschrijving van enkele oplossingsrichtingen.

 

2. Ruimtelijke segregatie en integratie

 

Ruimtelijke segregatie is het verschijnsel dat allochtone en autochtone Nederlanders in verschillende woonbuurten wonen. Sinds begin jaren 80 wordt in Nederland over dit onderwerp gesproken en geschreven en worden initiatieven genomen tot het realiseren van een gemengde populatie in buurten.

 

Integratie is in hoge mate synoniem aan emancipatie van nieuwkomers en heeft betrekking op alle maatschappelijke domeinen. Omdat op al die domeinen andere groepen al actief zijn kan emancipatie alleen slagen in- dien er een positieve wisselwerking tussen ‘oude’ en ‘nieuwe’ groepen ontstaat.

 

Segregatie tussen buurten is zichtbaar als een aantal aspecten in ogenschouw worden genomen welke hier schematisch worden weergegeven.

 

  1. Inkomen

Buurten met een goedkope woningvoorraad trekken groepen met een lage sociaal-economische status aan. Dit leidt tot een gering economisch draagvlak, weinig werkgelegenheid en verhuizen zodra dat mogelijk is; dus een hoog doorstroompercentage.

 

  1. Kleur

Omdat veel nieuwkomers een laag inkomen hebben en in het algemeen minder snel slagen een sociaal-economische stap voorwaarts te maken ontstaan sterk verkleurde buurten. Dit effect wordt versterkt doordat nieuwe nieuwkomers zich bij eerder aangekomen familie of bekenden vestigen.

 

  1. Kansen

Door het geringe economische draagvlak, door verkleuring van scholen in deze buurten, en het isolement binnen het gezin of gemeenschap ontbreekt het aan kansen en netwerken. Daardoor ontstaat het risico dat achterstandssituaties zich gaan vastzetten en leiden tot verpaupering en wangedrag. Zonder stimulans van buiten is er ook te weinig correctie  binnen dergelijke buurten/buurten.

 

  1. Cultuur

Deze eilandvorming houdt een gebrek aan communicatie tussen groepen in stand. Daardoor komt er op cultureel en religieus gebied geen uitwisseling tot stand. Er is weinig dialoog over wat wel en niet kan en er is daarmee onvoldoende basis aanwezig voor een respectvol samenleven.

 

De huidige segregatie is niet in alle gevallen een neerslag van de vrije keus van de bewoners. Velen wonen in bepaalde buurten omdat zij elders geen woning kunnen betalen of bemachtigen. Maar dat is niet de enige reden.

Het wordt ook veroorzaakt door de eigen oriëntaties. De meeste niet-westerse allochtonen zijn Islamitisch. Deze geloofsovertuiging heeft invloed op de wijze waarop men een woning waardeert. Islamieten hebben voorkeuren op het gebied van oppervlakte en situering van kamers, keuken, badkamer en toilet binnen de woning.

Veel huishoudens streven homogene woonmilieus na. Er is b.v behoefte aan een koffiehuis of een moskee in de buurt. Net zoals bij autochtonen is er bijvoorbeeld behoefte aan de gezelligheid van een sportvereniging. Mensen van dezelfde cultuur kunnen bij elkaar veiligheid, geborgenheid en bescherming vinden.

Zowel allochtonen als autochtonen geven aan dat de aanwezigheid van landgenoten leidt tot een gevoel van solidariteit, mensen staan meer voor elkaar klaar.

 

Nieuwe ontwikkelingen

In Nederland wonen in 2002 bijna drie miljoen allochtonen. In 2050 zullen dat er naar verwachting bijna zes miljoen zijn. (Allochtonenprognose CBS 2000 – 2050). De sterkste groei zowel relatief als absoluut is te zien bij de tweede generatie allochtonen. De omvang van deze groep zal in 50 jaar tijd verviervoudigen tot ruim 1,5 miljoen. Momenteel behoort bijna 19 procent van de niet-westerse allochtonen tot de tweede generatie. In 2020 zal dit zijn opgelopen tot 27 procent.

 

Van de 1,4 miljoen niet-westerse allochtonen woont 40% in een van de vier grote steden. Binnen Haaglanden woont ongeveer tweederde van de allochtonen in Den Haag. In Rotterdam en Den Haag zijn veel allochtonen gevestigd in de vooroorlogse buurten rond de binnenstad. In Utrecht en Amsterdam zijn ook veel allochtonen doorgedrongen tot de naoorlogse buurten. Sinds een aantal jaren is in Rotterdam en Den Haag de trek van allochtonen naar naoorlogse buurten sterk op gang gekomen. Van de grote minderheidsgroepen wonen Turken en Marokkanen het meest gesegregeerd.

 

Maar er zijn ook tegenovergestelde ontwikkelingen. Uit de analyse van Bonnerman in 1998 blijkt dat er een groei heeft plaatsgevonden van 15 naar 21 procent in het aandeel eigenaar bewoners onder allochtonen en dat er een daling is in de kamerbezetting omdat de gezinnen minder groot zijn geworden.

Het Sociaal Cultureel Planbureau geeft aan dat in 2005 dat de maatschappelijke ongelijkheid sinds 2002 toeneemt. Geconstateerd wordt dat de positie van bepaalde groepen allochtonen (bv. Turken) langzaam verbetert. Aan de andere kant neemt het aandeel allochtonen toe in de groep mensen verkerend in een slechte leefsituatie.

 

Delft is al jarenlang bezig met het organiseren van inburgeringtrajecten en is daarbij heel succesvol. Uit de profieltoets die een jaar na de start van het inburgeringtraject wordt gehouden, blijkt dat 74,7 procent van de deelnemers op het gebied van lezen, spreken, luisteren en schrijven niveau 2 of hoger scoren. Daarnaast is er een hoge instroom richting werk, studie of activering.

 

Voorbeeld van spreiding

Naarmate allochtonen langer in Nederland wonen, zullen zij ook meer gebruik maken van de mogelijkheden die er zijn. En dat is onder andere hun woonduur verzilveren door het verhuizen naar woningen buiten de directe omgeving. Het aantal Delftenaren van allochtone afkomst is de laatste jaren over de gehele linie gegroeid. Op onderstaande kaarten is goed te zien hoe de van afkomst Turkse bevolking zich de afgelopen jaren heeft verspreid over Delft.

 

 

 

 

 

Woonwensen

Er is nog onvoldoende bekend wat nu precies de verschillen zijn in woonwensen van allochtonen en autochtonen. Een aantal specifieke culturele en sociaal-economische factoren spelen een rol in de woonsituatie van met name Turken en Marokkanen. Daarbij gaat het onder meer om de lage arbeidsparticipatie van vrouwen, relatief grote gezinnen, jong trouwen en tot het huwelijk in het ouderlijk huis blijven wonen. Ook de eerder genoemde beschikbaarheid van betaalbare woningen en woningen met een specifieke indeling spelen een rol bij de keuze voor het wonen in een buurt. Allochtone bewoners zijn vaker ontevreden over hun buurt dan autochtone bewoners. Met name onder Turken en Marokkanen wensen velen niet te wonen in een concentratiewijk (Armse & Faassen 2000) Volgens onderzoek van het SCP in 2003 stelt 48 % van de allochtonen dat er te veel allochtonen zijn en dat een woonwijk er op achteruitgaat als er meer allochtonen komen wonen. Onder de autochtonen is 65 % deze mening toegedaan.

Volgens het Woningbehoeftenonderzoek hebben in Zuid-Holland allochtonen vaker de wens te verhuizen dan autochtonen. Men zoekt ook vaker een huurwoning.

 

Verschillen

Bewoners van concentratiebuurten hebben gemiddeld andere demografische en sociaal economische kenmerken dan bewoners van buurten met voornamelijk autochtone bewoners. In vergelijking met allochtone bewoners van andere buurten blijkt dat allochtone bewoners van concentratiebuurten:

 

Autochtone bewoners van concentratiebuurten zijn in vergelijking met autochtonen in andere buurten:

 

3. De situatie in Delft

 

Het Programma Integratie en Activering richt zich primair op (groepen) mensen die langdurig in een achterstandssituatie (dreigen) te verkeren. Doel is om deze mensen hier met gerichte, concrete acties en projecten uit te halen en hun kansen op inkomen, werk, participatie, opleiding, vorming, gezondheid, ontspanning en kennismaking te vergroten. Het gaat daarbij om een proces waarin allochtonen en autochtonen actief en respectvol betrokken zijn, waarbij eilandvorming wordt voorkomen of doorbroken en alle Delftenaren goed kunnen wonen, werken en samenleven. In de tussenrapportage 2002 staat dat bij een te grote concentratie van allochtonen in een wijk de integratie minder kans heeft. En dat een gerichte aanpak nodig is om die concentratie aan te pakken. Deze nota is daar een aanzet toe.

 

In Delft is de verhouding westerse- en niet-westerse bevolking niet gelijkmatig verdeeld over de stad. Voor onderstaande gegevens is de definitie aangehouden van de Vereniging Nederlandse Gemeenten: een allochtoon is een persoon waarvan tenminste een van de ouders in het buitenland is geboren. Bij de bepaling of iemand tot de westerse of niet- westerse allochtoon behoort is eveneens gebruik gemaakt van de VNG definitie.

 

Samenstelling Delftse bevolking eind 2004:
Bewoners met een Nederlandse etniciteit           69.438

Bewoners met een buitenlandse etniciteit           26.353

26,5% van de Delftse bevolking is allochtoon waarvan meer dan helft van niet-westerse afkomst is.

Om een gedifferentieerder beeld te krijgen van de samenstelling van de buurten en hoe de bewoners de buurt beleven is de achterstandscore ontwikkeld.

 

Achterstandmonitor

Om te bepalen of een wijk te maken heeft met achterstand kan naar verschillende indicatoren worden gekeken. Voor de score van de achterstandmonitor is gekeken naar, naast het aantal niet- westerse allochtonen, naar de gemiddelde verblijfsduur in jaren, het gemiddeld besteedbaar huishoudinkomen, de gemiddelde WOZ waarde en het percentage koopwoningen. De achterstandmonitor vraagt ook naar de beleving van de samenstelling van de buurten. De respons was laag. Er kan daarom nog niets gezegd worden over de beleving van de samenstelling van de buurten (zie ook bijlage 3). 

Op grond van de genoemde doelgroepen in de achterstandsmonitor komen de volgende buurten naar voren die in aanmerking komen om als eerste te worden aangepakt: Poptahof-Zuid, Gillisbuurt, Poptahof-Noord, Het Rode Dorp en met enige achterstand de Reinier de Graafbuurt.

 

Enkele buurten zoals de Poptahof en de Gillisbuurt kennen een bevolking met meer dan 50 procent niet-westerse allochtonen. Het Rode Dorp, Juniusstraat, Buitenhof-Noord, Reinier de Graaf, Multatulibuurt, de hoogbouw van Voorhof en het bedrijventerrein Vulcanusweg kennen een populatie van 30 tot 49 procent niet-westerse allochtonen.

 

Gemiddeld woont een Delftenaar 8,7 jaar in zijn woning. Westerse mensen (autochtonen en westerse allochtonen) 9,6 jaar en niet-westerse allochtonen 4,4 jaar. Hierbij is een verschil te zien in nationaliteiten. Mensen afkomstig uit Turkije, Suriname en Indonesië verblijven gemiddeld langer in de woning dan Irakezen en Somaliërs. Deze cijfers kunnen vertekend zijn omdat de gemiddelde niet-westerse allochtoon jonger is dan een autochtoon en daardoor gemiddeld korter in de woning woont.

 

Ook wat betreft woningtypen is er een verschil: van de mensen die verhuizen naar een woning in Delft, bestaat 30 procent uit niet-westerse allochtonen. Hiervan vestigt ruim een kwart zich in een eengezinswoning. Bij westerse mensen is dat ruim de helft.

 

Er is ook een verschil ten aanzien van de waarde van de betrokken woning. Van de verhuizende niet-westerse allochtonen vestigt meer dan tweederde zich in een woning met een lage WOZ waarde (tot 150.000 euro). Bij westerlingen is dat 45 procent.

 

Verder is er een verschil tussen huur- en koopwoningen. Slechts 14 procent van de niet-westerse allochtonen betrekt een koopwoning. Tegenover 32 procent van de westerlingen.

 

Als gekeken wordt naar de spreiding over de buurten is duidelijk dat niet-westerse allochtonen ondervertegenwoordigd zijn in de duurdere buurten van Delft. Dit wordt veroorzaakt door de inkomenspositie van deze groep, en niet omdat zij niet elders zouden willen wonen. De Delftse corporaties hebben namelijk langere tijd een exit enquête laten invullen door mensen die gingen verhuizen. In deze enquête werden vragen gesteld over de reden dat men ging verhuizen. Uit de analyse van de enquête bleek dat zowel allochtonen als autochtonen een zelfde wooncarrière nastreven. Men begint in een woning met twee of drie kamers die goedkoop is en die geen lange wachttijd kent. Daarna verhuist men naar een duurdere, ruimere woning om daarna te verhuizen naar een eengezinswoning, bijvoorbeeld in Tanthof of in een Vinexwoning in een van de buurgemeenten.

 

De achterstandmonitor vraagt ook naar de beleving van de samenstelling van de buurten. De respons was laag op deze vraag. Er kan daarom nog niets gezegd worden over de beleving van de samenstelling van de buurten, bijvoorbeeld of de verhouding tussen bepaalde groepen moeizaam verloopt. 

 

Op grond van bovenstaande gegevens kan niet worden aangetoond waarom buurten met een overwegend woningaanbod van een bepaalde prijsklasse vooral allochtonen, dan wel autochtonen trekt. Zo zijn er enkele buurten met een behoorlijk aanbod van middeldure en goedkope woningen waar het aantal allochtonen naar verhouding laag is. Blijkbaar is een hoge concentratie niet-westerse allochtonen niet alleen bepalend over hoe er over een wijk wordt gedacht. 

 

Conclusie: Het aantal mensen met een niet-westerse afkomst in Delft is onevenredig verspreid over de stad. Het aantal groeit, maar niet in alle buurten even hard. Eenzijdig woningaanbod geschikt voor bepaalde inkomensgroepen verklaart deels de keuze voor een bepaalde buurt. Het onderzoek levert geen gegevens over de beleving van de samenstelling van de buurt op. De achterstandscore geeft wel een indicatie in welke buurten zou moeten worden begonnen om instrumenten in te zetten om de wijk aantrekkelijker te maken voor verschillende allochtone en autochtone groepen.

 

4.       Mogelijkheden voor meer differentiatie binnen buurten

 

Het college van Delft heeft in haar programma ‘Voorzetten en doorzetten’ opgenomen dat het onwenselijk is dat er witte en zwarte buurten ontstaan. Geconstateerd kan worden dat er al buurten zijn waar overwegend westerse of juist niet westerse burgers wonen. De gemeente Delft streeft naar een differentiatie binnen de buurten wat betreft herkomst, leeftijd en inkomen van de burgers. Dat betekent dat beleid moet worden ingezet om dit resultaat te bereiken.

 

Hieronder volgt een inventarisatie van de mogelijkheden om de segregatie te verminderen of te voorkomen.

 

1. Nieuwbouw en herstructurering

De belangrijkste middelen om een meer sociaal gemengde samenleving te krijgen zijn nieuwbouw en herstructurering. Deze kunnen worden ingezet om gericht de woningvoorraad te differentiëren naar woningtype en prijsklasse. In nieuwbouwbuurten worden woningen naar type en prijsklasse gemengd en in bestaande buurten worden woningen afgebroken om ze te vervangen door woningen van een gewenst woningtype en prijsniveau.

 

Om dit te bereiken zijn in de Wippolder woningen gebouwd die bijdragen aan een grotere differentiatie in de buurt, waardoor de samenstelling van de bevolking ook meer gedifferentieerd wordt. Verder zijn er plannen om in de Poptahof een groot aantal woningen te bouwen of te renoveren zodat deze  naar verwachting ook bij mensen met een hogere sociale status in trek zullen zijn.

Differentiatie van de woningvoorraad heeft volgens de ervaring in Den Haag (Vaillantlaan en Bouwlust) niet direct tot gevolg dat er minder allochtonen komen wonen. Wel biedt het een mogelijkheid voor een wooncarrière.

Omdat herstructurering het belangrijkste middel is tegen segregatie, zal bij prioriteitstelling van de buurten die voor herstructurering in aanmerking komen, de gewenste diversiteit van de bevolking moeten worden meegenomen. 

 

2. Kennismaken met andere buurten

Een andere mogelijkheid is het vergroten van de mogelijkheden van bewoners van buurten waar veel allochtonen wonen. In de Poptahof, de wijk met de meeste niet-westerse allochtonen vindt de komende jaren herstructurering plaats. Dat betekent dat veel bewoners een stadsvernieuwingsurgentie krijgen, die hen de mogelijkheid geeft om te verhuizen naar een andere buurt.

 

a. Bij herstructurering komen bewoners in aanmerking voor een voorrangsverklaring die hen voorrang geeft boven gewone woningzoekenden. In de ‘Uitvoeringsregels Voorrangsverklaring’ die hoort bij de Huisvestingsverordening staat voor herstructureringsurgenten de mogelijkheid beschreven om huurders actief een woning aan te bieden. Van deze mogelijkheid kan in concentratiebuurten gebruik worden gemaakt. Op deze wijze kunnen huurders kennismaken met buurten waar zij niet goed bekend zijn.

 

b. Omdat mensen binnen het aanbodmodel zelf een woning zoeken, zullen de bewoners gerichte informatie moeten krijgen over hun mogelijkheden binnen andere buurten. Dit kan gebeuren tijdens huisbezoeken, door middel van schriftelijk informatiemateriaal of door het gezamenlijk bezoeken van andere buurten. Op deze wijze kunnen mensen zich breder oriënteren op hun mogelijkheden. Het effect van deze werkwijze wordt versterkt als men eenmaal in de nieuwe buurt woont, dan kunnen ook familieleden en vrienden kennismaken met de andere omgeving.

 

3. Het behouden van goedkope sociale huurwoningen

Niet-westerse allochtonen hebben over het algemeen een lager inkomensniveau dan de autochtone bevolking. Dat betekent dat zij overwegend zijn aangewezen op de goedkopere woningvoorraad. Die is  Delft bijna geheel in het bezit van de woningcorporaties. Met name in buurten waar niet-westerse allochtonen ondervertegenwoordigd zijn, moet de goedkope woningvoorraad die er is bereikbaar blijven voor mensen met een laag inkomen. Bij woningen die vanwege de jaarlijkse huurverhogingen dreigen onbetaalbaar te worden voor de doelgroep van beleid, zal de huurverhoging moeten worden afgetopt. Bij mutatie zal de huur maximaal  worden opgetrokken tot aan het aftoppingsniveau.

 

4. Statushouders

Na ontvangst van hun ‘status’ moeten asielzoekers de AZC’s verlaten. De overheid stelt halfjaarlijks het aantal statushouders vast dat de gemeenten moeten huisvesten. In Delft heeft dat tot 1 juli 2002 geen problemen opgeleverd. Dankzij het aanbodmodel, waarbij in Delft starters vergelijkbare kansen hadden op de woningmarkt als doorstromers kon Delft ruimschoots aan de verplichting voldoen. Vanwege de goedkope woningvoorraad in Delft hebben zich hier meer statushouders gevestigd dan door het rijk was bepaald. Juli 2002 kwam de kentering. Starters worden nu namelijk  gehuisvest op volgorde van hun reactieduur. Dat betekent dat de statushouders, die uiteraard geen reactieduur hebben kunnen opbouwen, moeilijker aan een woning komen. Naar alle waarschijnlijkheid zal de gemeente medio volgend jaar aanvullende maatregelen moeten nemen om aan de rijksopgave te voldoen.

 

5. Aanpassing woonruimteverdelingsysteem

Binnen het Stadsgewest Haaglanden heeft een aanpassing plaatsgevonden van het aanbodmodel. Een van de belangrijkste aanpassingen is het afschaffen van de woonduur als selectiecriterium. Daarvoor in de plaats is een systeem gekomen waarbij een ieder zich moet laten registreren als woningzoekende. Bij starters en bij doorstromers wordt nu de inschrijfduur beloond. Deze nieuwe manier van woonruimteverdeling zal waarschijnlijk positief zijn voor de niet-westerse allochtonen, die vanwege hun kortere woonduur minder mogelijkheden hebben.

 

6. Grote woningen

Voor grote gezinnen is er een beperkt woningaanbod. Daarnaast doet zich de situatie voor dat een grote woning in de loop van de jaren door minder mensen bewoond wordt, doordat bijvoorbeeld de kinderen op zichzelf gaan wonen. Het is van belang dat de grote woningen beschikbaar blijven voor de doelgroep. De gemeente wil over dit thema een verdiepingsslag maken en zal hierover dit jaar een notitie aan de Gemeenteraad aanbieden.

 

7. Gericht bouwen

Bepaalde bevolkingsgroepen hebben de voorkeur voor bepaalde woningtypen, door daar gericht voor te bouwen wordt men ‘verleid’ naar een bepaalde buurt te gaan.

a.       Woningtype

Uit diverse onderzoeken blijkt dat met name oudere allochtonen graag met of in de nabijheid van kinderen en generatiegenoten wonen. Inwonen bij de kinderen is in bestaande woningen maar beperkt mogelijk. De woningen zijn onvoldoende groot en komen niet tegemoet aan de behoefte van privacy van zowel de kinderen als de inwonende ouders. Het bouwen van kangoeroewoningen, waarbij twee zelfstandige woningen naast, boven of onder elkaar gelegen zijn, met of zonder gemeenschappelijke toegang, kan tegemoetkomen aan de vraag.

Een andere mogelijkheid is de woongroep voor ouderen, waar mensen met dezelfde etnische afkomst samen hun oude dag kunnen doorbrengen.

Deze ontwikkeling sluit aan bij de wens van het ministerie van VROM om recht te doen aan de toenemende variaties aan leefstijlen en woonwensen.

Naar de specifieke wensen van allochtone ouderen in Delft zal in het kader van het programma ‘Wonen, Zorg en Welzijn’ onderzoek worden gedaan.

 

b.       Woningindeling

De meeste woningen in Delft zijn gebouwd voor gemiddelde autochtone huishoudens. De meeste niet-westerse allochtonen zijn Islamitisch. Deze geloofsovertuiging heeft invloed op de wijze waarop men een woning waardeert. Islamieten hebben voorkeuren op het gebied van oppervlakte en situering van kamers, keuken, badkamer en toilet binnen de woning. Bij nieuwbouw kan bij een percentage van de woningen rekening worden gehouden met deze woonwensen. Deze woningen zullen ook voor niet-islamieten aantrekkelijk zijn.

 

Ervaring met differentiatie

Bovenstaande mogelijkheden moeten niet de illusie geven dat daarmee differentiatie een feit is.

In “Integratie door differentiatie?” van het ministerie van VROM wordt namelijk het volgende geconcludeerd:

“In drie buurten waar differentiatie van de woningvoorraad al enkele jaren geleden heeft plaatsgevonden (Selwerd in Groningen, Nieuw Engeland in Hoogvliet en de Gasseltestraat e.o in Den Haag) zijn de sociale effecten neutraal of negatief. Er ontstaat geen nieuwe positieve verstandhouding tussen de verschillende inkomensgroepen en van een ‘voorbeeldfunctie’ is evenmin sprake. Uitwisseling tussen maatschappelijk kwetsbare groepen en de meer succesvolle bewoners ontbreekt vanwege de uiteenlopende status, interesses, belangen en oriëntaties. Zeker als de nieuwkomers van buiten de buurt komen is er sprake van onverschilligheid wat leidt tot het langs elkaar heen leven en een algemene geringe betrokkenheid in de buurt.

Het bestrijden van segregatie is dan ook alleen succesvol indien dat gecombineerd wordt met een stevig inburgerings- en oudkomersbeleid, bestrijden van achterstanden bij peuters en scholieren etc. en niet te vergeten het nemen van bestuurlijke verantwoordelijkheid door allochtonen en hun eigen organisaties.

 

Toch komt een dergelijke tweedeling als minder slecht uit de bus dan het voortbestaan van de oorspronkelijke uitgangssituatie van moeizame verhoudingen tussen etnische groepen in traditioneel ‘arme’ buurten. Voor de vroegere spanningen komt een –weliswaar moeizame- vreedzame coëxistentie in de plaats. Naast de fysieke upgrading is deze relatieve verzachting van de sociale verhoudingen een bescheiden verbetering te noemen.”

 

Voor een daadwerkelijke integratie is meer nodig dan gedifferentieerd woningaanbod. Het vergt vooral een verbetering van de inkomenspositie van de allochtonen. Dat is een voorwaarde om de inburgering in Nederland succesvol te laten plaatsvinden. In het programma ‘Integratie en Activering’ zijn diverse succesvolle activiteiten opgenomen die hieraan bijdragen.

 

Conclusie

Delft is een multiculturele stad waar de spreiding van autochtonen en niet-westerse allochtonen niet gelijk verdeeld is over de stad. Er zijn diverse methoden om tot een differentiatie binnen buurten te komen en concentratie in buurten te voorkomen. Nieuwbouw en herstructurering is de belangrijkste methode. Het vergroten en differentiëren van het aanbod voor met name de groep niet-westerse allochtonen zal naar verwachting bijdragen aan meer variatie in de buurten wanneer hierbij rekening wordt gehouden met de woonwensen. Daarnaast is het vooral belangrijk om de mogelijkheden op de arbeidsmarkt en de inkomenspositie te verbeteren voor mensen met een lagere sociaal economische positie zodat een groter deel van de woningmarkt bereikbaar is.

 

In bijlage 1 treft u de reactie aan van de corporaties over het voorgenomen beleid.

In bijlage 2 treft u de reactie aan op de visie van de woningcorporaties.

In bijlage 3 ziet u de achterstandsmonitor.

In bijlage 4 treft u de verdeling westers/ niet-westers in buurten aan.

 

 

5. Maatregelen

Om de komende jaren differentiatie binnen buurten te vergroten zijn de volgende acties van belang:

 

·         Monitoring buurten

We onderzoeken of het mogelijk is om de effecten van het aangepaste regionale woonruimteverdeelsysteem voor (niet-westerse) allochtonen te meten. In 2006 doen we een steekproef naar buurten in Delft die zich een risicofase gaan bevinden. We gebruiken hiervoor de achterstandsmonitor.

 

·         Herstructureren en bouwen

In de buurten waar herstructurering plaatsvindt de mogelijkheden voor gedifferentieerd bouwen stimuleren en hierover afspraken maken met betrokken partijen.

 

·         Nieuwbouw

Voor de nieuwbouwlocaties waar woningbouwcorporaties bij betrokken zijn, wordt het gedifferentieerd wonen als uitgangspunt genomen en worden afspraken gemaakt met woningbouwcorporaties.

 

Een andere mogelijkheid is het vergroten van de wooncarrièremogelijkheden van bewoners van buurten waar veel allochtonen wonen. Daar waar herstructurering plaatsvindt, doet zich de kans voor tot kennismaking met andere buurten. Het verlenen van urgentie kan daarbij bijvoorbeeld een instrument zijn.

 

 

·         Statushouders

In 2006 met de corporaties de mogelijkheid bespreken om statushouders een woning aan te bieden in verschillende buurten van Delft.

 

 

·         Woonwensenonderzoek

Vanaf 2005 onderzoeken wij de woonwensen van allochtonen. De uitkomsten leiden tot concrete haalbare maatregelen. Bijzondere aandacht zal uitgaan naar de wensen van allochtone ouderen.

 

·         Grote woningen

Voor grote gezinnen is er een beperkt woningaanbod. Daarnaast doet zich de situatie voor dat een grote woning in de loop van de jaren door minder mensen bewoond wordt, doordat bijvoorbeeld de kinderen op zichzelf gaan wonen. Het is van belang dat de grote woningen beschikbaar blijven voor de doelgroep. De gemeente wil over dit thema een verdiepingsslag maken en zal hierover dit jaar een notitie aan de Gemeenteraad aanbieden.

 

·         Leefbaarheid in de buurten

In overleg met bewoners en corporaties maatregelen treffen in de buurten om het samenleven van allochtone en autochtone bewoners te stimuleren. Hierbij sluiten wij aan bij initiatieven in het kader van de Delftse invulling van de Stadsetiquette. Het stimuleren van de  betrokkenheid van en contacten tussen (groepen) bewoners en het voorkomen van onverschilligheid en overlast staan centraal bij deze wijkaanpak. Ook initiatieven die we nemen in het kader van de ‘wijkeconomie’ en ‘Kunst in de wijken’ zijn van groot belang voor leefbare buurten.

Vanuit het partneroverleg wijkaanpak, waaraan onder andere de corporaties deelnemen, worden gezamenlijke acties en initiatieven vormgegeven en in gang gezet. Bijvoorbeeld initiatieven gericht op het vergroten van de ontmoetingskansen van allochtone en autochtone bewoners en acties gericht op het voorkomen van spanningen door verschillende leefstijlen van bewoners.

 

Voorstel:

 

·         In stemmen met de voorgestelde invulling om meer differentiatie in de buurten te stimuleren en te grote concentraties in buurten te voorkomen

·         Het voorstel voor overleg aan de Raadscommissie Leefbaarheid aan te bieden


 

Bijlage 1: visie woningbouwcorporaties

 

Als woningcorporaties herkennen we ons niet in het standpunt dat er een segregatieprobleem bestaat in Delft. Weliswaar is per buurt verscheidenheid aan concentraties van allochtonen en autochtonen maar op zichzelf is dat geen probleem. Wat wel aangepakt moet worden, en daarin staan gemeente en corporaties zij aan zij is de sociaal economische achterstand van mensen. Door de eenzijdige opbouw van de woningvoorraad qua typering en prijsstelling ontstaan zo belaste buurten. Het zijn de buurten waar routines van het dag- en nachtritme vervagen en waar het totale gebrek aan inspiratie leidt tot sociale problemen die hun uitingsvorm ook hebben in de leefbaarheid en veiligheid van buurten. Van belang is dat we deze mensen en buurten weten te herkennen zodat middelen geconcentreerd kunnen worden ingezet om hen te helpen hun sociaal economische achterstand in te halen. Met juist ook aandacht voor de kinderen die nog een volledige ontwikkeling voor zich hebben en waarop vooral via de school of het jongerenwerk nog grote positieve invloed kan worden uitgeoefend.

 

Als corporaties herkennen we niet, althans in Delft, dat het probleem van de sociaal economische achterstand zich via concentraties van allochtonen laat definiëren. Het onderscheid tussen zwarte en witte buurten maken we niet omdat dat op zich naar onze mening het probleem niet is. Dat er veel allochtonen zijn die een sociaal economische achterstand hebben herkennen we natuurlijk wel maar het feit dat buurten als de Poptahof en de Gilliswijk een hoge concentratie kennen van allochtonen is op zich geen reden daar middels spreidingsbeleid meer balans te brengen tussen “wit” en “zwart”. Een wijk met een hoge concentratie allochtonen kan best functioneren mits bij de bewoners inspiratie en geloof is naar “beter en beter” en tegelijkertijd gewerkt wordt aan sociale cohesie en leefbaarheid. Gedrag dat buiten de gemeenschappelijke normen en waarden valt, dient te worden aangepakt. Aandachtspunt daarbij is dat corporaties en gemeente een gemeenschappelijke visie uitdragen op het thema woonmilieus en leefstijlen. Mensen met elkaar versterkende leefstijlen geven een buurt haar identiteit en dus herkenbaarheid. Door daar bij de verkoop en verhuur van woningen en bedrijfsmatig onroerend goed aan te appelleren ontstaat voor woningzoekenden de mogelijkheid om een complex, straat of woning te kiezen waarvan het woonmilieu aansluit op zijn woonvoorkeuren. Het zijn juist succesvolle woonmilieus die segregatie met succes weten tegen te gaan. Die ontstaan niet vanzelf. Middels voorlichting en zonodig middels sturing en handhaving dient de identiteit te worden uitgedragen. Het is een proces van jaren maar mits consequent als werkkader gehanteerd, zal dat lukken. In de Poptahof en in de flat De Merel in het bijzonder ervaar je wat je met een goed beheerplan en een consequente toepassing ervan weet te bereiken. De Poptahof is geen probleemwijk en met de herstructurering en de aandacht voor branding en de sociaal economische positie van haar inwoners, zorgen we ervoor dat ook dit een wijk wordt met herkenbare, succesvolle woonmilieus. Dat daar meer allochtonen wonen dan elders zien we niet als een belemmering op dat succesvolle woonmilieu te bereiken.

 

Als corporaties zijn we dus zijn algemeenheid van mening dat er in Delft geen segregatieprobleem bestaat en vinden we het realistischer om puur vanuit sociaal economische invalshoek en die van leefbaarheid knelpunten in bepaalde gebieden of complexniveau te benoemen. We vinden de maatregelen in de aanpak ruimtelijke segregatie zoals nu gepresenteerd niet passen bij de stad Delft en dan richten we ons met name op het standpunt dat over- of onderconcentratie van allochtonen in bepaalde buurten als ongewenst wordt beschouwd. Wel ondersteunen we het initiatief om instrumenten in te zetten om de achterstand van een wijk te verminderen. Differentiatie van de woningbouw en buurt middels nieuwbouw en transformatie is er een van. Het laten kennismaken met anderen buurten is natuurlijk een goede zaak want zo krijg je als woningzoekende een goed beeld van de woningmarkt en kan je een keuze maken voor het woonmilieu van jouw voorkeur. Maar het bieden van een urgentie aan woningzoekenden die zich willen vestigen in een buurt waarmee zij niet goed bekend staan (in casu een autochtoon die wil verhuizen naar een “zwarte” wijk of een allochtoon met interesse voor “witte” wijk), steunen we als corporaties niet. Omdat daarmee het onderliggende probleem niet echt wordt opgelost maar ook omdat woningzoekenden zich niet laten verleiden naar een woonmilieu dat niet past bij zijn woonvoorkeuren tenzij er geen alternatief is waardoor een negatieve woningkeuze ontstaat. De woningzoekende zal op eigen kracht de keuze maken met gebruikmaking van zijn op basis van inschrijfduur opgebouwde rechten. Overigens wordt daar ook het nodige over gezegd in de huisvestingswet. Uiteindelijk heeft iedereen de vrije keuze daar te wonen waar hij wil. De voorgestelde aanpassing van het woonruimteverdelingsysteem is reeds uitgevoerd. Het huidige selectiecriterium is reeds inschrijfduur waarbij woonduur deels wordt meegewogen. Allochtonen krijgen daardoor overigens een steeds betere kans op de woningmarkt. Begin 2006 met de introductie van het nieuwe woningmatchingssysteem, wordt verder nog het snel zoeken geïntroduceerd waarbij middels loting per dag een woningzoekende aan een woning wordt gekoppeld. Het gaat hier om woningen waarbij de reactieduur ca 1 tot 1,5 jaar is. Begin 2006 start Woonbron met experiment Te Woon waarbij woningen worden verloot. Al deze selectiecriteria zullen worden geanalyseerd op hun effecten waarna vervolgmaatregelen kunnen worden genomen. Het gericht bouwen van woonconcepten voor allochtonen en woningen met een aangepast plattegrond, heeft wel onze steun mits passend in het woonmilieu dat wordt nagestreefd.

 

Verder overleg met gemeente als voorgesteld vinden we een goed plan maar dan niet met het spreidingsstandpunt als uitgangspunt maar die van het creëren  van woonmilieus waar “zwart” en “wit”in harmonie samenleven. Met volle aandacht en inzet voor het thema leefbaarheid in brede zin, zoals het verbeteren van sociaal-economische omstandigheden van Delftenaren, het tegengaan van radicalisering van jongeren en het gevoel van veilig samen leven belangrijker te vinden. Verder zijn we voorstander van een gezamenlijke monitor van de leefbaarheid van buurten waarbij de lemonmethode zich heeft bewezen als een effectief instrument.

 

Namens woningcorporaties Delft,

Erwin Zwijnenburg

 Bijlage 2: reactie gemeente visie corporaties

 

 

Wij constateren met de woningcorporaties dat Delft op dit moment geen segregatieprobleem heeft, althans niet wanneer men de situatie in Delft met die in de grote steden vergelijkt. Dat neemt echter niet weg dat de verdeling van autochtone en allochtone Delftenaren over de stad onevenwichtig is. Dat betekent toch dat in bepaalde buurten een cumulatie optreedt van sociaal-economische en culturele vragen, terwijl andere buurten in het geheel niet met dergelijke vragen te maken hebben. Een en ander is bijvoorbeeld direct zichtbaar in de kleur van de scholen in de buurt.

Dat is ook de reden dat de gemeente zich in diverse documenten heeft uitgesproken voor een gedifferentieerde samenstelling van de bevolking in buurten. Daarbij gaat het overigens niet alleen om een mix van allochtoon-autochtoon, maar bijvoorbeeld ook om een goede mix van jong en oud en een mix van verschillende huishoudentypes. Deze wens komt vervolgens weer tot uitdrukking in de differentiatie van de woningtypes die bij nieuwbouw en herstructurering wordt nagestreefd.

De leefstijlengedachte van de corporaties wordt door het college op hoofdlijnen gesteund. Het is van belang dat mensen zich in hun (woon)omgeving kunnen herkennen. De leefstijlenbenadering mag er echter niet toe leiden dat naar populatie eenzijdige woonbuurten ontstaan (met uitzondering wellicht van de campus van de TU). Verder vraagt het college ook aandacht voor het feit dat steeds meer naar voren komt dat de woonwens van allochtonen en autochtonen niet zo veel verschilt. De huurprijs, de beschikbaarheid van passende woningen en aanwezigheid van familie, bekenden of specifieke voorzieningen in de feitelijke woonomgeving  vormen echter drempels voor verhuizing naar andere buurten.

 

Het college is er daarom voor te bezien of het verlagen van die drempels mogelijk is. Zoals uit onderliggende nota blijkt behelst dat geen gedwongen spreiding, maar een beleid dat erop is gericht alle nieuwkomers in Delft en alle mensen die (tijdelijk) verhuizen vanwege herstructurering actief in aanraking te brengen met aanbod in woonbuurten waar men zelf in eerste instantie niet aan zou denken. Gebruikmakend dus van de beweging die vestiging en herstructurering sowieso al met zich meebrengen.

Dat vergt dan wel dat de sociale woningvoorraad in die zin scherp wordt bewaakt dat juist (grotere) betaalbare woningen in buurten met een kleine allochtone populatie in roulatie blijven. Het verkoopbeleid van de corporaties zou met dat aspect voldoende rekening moeten houden, zoals dat bijvoorbeeld ook geldt voor (WVG-)aangepaste huurwoningen.

Het college kan zich verder volledig vinden in de reactie van de corporaties waar zij pleiten voor een actief integratie- en leefbaarheidbeleid in en rond wooncomplexen/woonbuurten. De aanpak van woonoverlast, kunst- en kennismakingsprojecten in verschillende hoogbouwflats en het begroeten van nieuwe bewoners zijn allemaal voorbeelden van de inzet die partijen nu al in Delft plegen. Het versterken daarvan heeft de volledige instemming van het college.

 

 

Bijlage 3 Achterstandsmonitor

 

 

 

 

 

 

 

 

De score per buurt is berekend op basis van de volgende aspecten:

 

  1. gemiddelde verblijfsduur in jaren
  2. gemiddeld besteedbaar huishoudeninkomen
  3. % koopwoningen
  4. gemiddelde WOZ waarde
  5. % niet westers allochtonen in de populatie

 

Buurten met minder dan 100 inwoners zijn buiten de berekening gelaten. Deze zijn op de kaart grijs ingekleurd.

De score is als volgt tot stand gekomen. De score is voor alle buurten op nul gezet. Vervolgens scoren buurten op de hierboven genoemde aspecten, en wel als volgt:

 

Ad1. gemiddelde verblijfsduur in jaren

<= 4 jaar = + 25

  4-6 jaar = + 20

  6-8 jaar = + 10

8-10 jaar = +   5

> 10 jaar = +   0

 

Ad2. gemiddeld besteedbaar huishoudeninkomen

          <= 20.000 = + 25

20.000 – 22.000 = + 20

22.000 – 24.000 = + 10

24.000 – 26.000 = +   5

             >26.000 = + 0

 

Ad 3. % koopwoningen

  <= 5% = + 25

  5-20% = + 20

20-35% = + 10

35-50% = +   5

  > 50% = +   0

 

Ad4. gemiddelde WOZ waarde in Euro’s

              <= 95.000 = + 25

  95.000 – 110.000 = + 20

110.000 – 125.000 = + 10

125.000 – 140.000 = + 5

               >140.000 = + 0

 

Ad 5. % niet westers allochtonen in de populatie

De optelsom van ad1 t/m ad 4 is vermenigvuldigd met het percentage niet-westerse allochtonen in de populatie van die buurt.

 

 

Voorbeeld 1:

Poptahof-zuid

 

Gemiddelde verblijfsduur                                               = 5,6                = +20

Gemiddeld besteedbaar huishoudeninkomen                   = 17000            = +25

% koopwoningen                                                          = 2%                = +25

gemiddelde WOZ waarde                                              = 78636            = +25

 

totaal bovenstaande                                                                             =   95

 

% niet-westerse allochtonen                                                                 x 72,8%

 

score                                                                                                  = 69

 

 

Voorbeeld 2:

TU-wijk

 

Gemiddelde verblijfsduur                                               = 3,1                = +25

Gemiddeld besteedbaar huishoudeninkomen                   = 14900            = +25

% koopwoningen                                                          = 1%                = +25

gemiddelde WOZ waarde                                              = 72605            = +25

 

totaal bovenstaande                                                                             =   100

 

% niet-westerse allochtonen                                                                 x 23,9%

 

score                                                                                                  = 24

 

 

De maximum score die een buurt kan halen is 100 (25+25+25+25x100%=hoogste mate van achterstand) en de minimum score is 0 (geen achterstand).

 

 

Bronnen

 

Rapportage minderheden 2003

Sociaal Cultureel Planbureau

 

Etniciteit samengevat

Nationaal Kompas Volksgezondheid

 

Ruimtelijke segregatie

LBR documentatie

 

Allochtonen en wonen in Zuid-Holland

ABF research

Hans Heida en Roelf-Jan van Til

 

Allochtone ouderen en wonen

Forum

 

Wonen in multiculturele steden

Ministerie van VROM

Gideon Bolt en Ronald van Kempen

 

Bruggen bouwen

Tijdelijke Commissie Onderzoek Integratiebeleid