Regnr. 727098
NOTA
HANDHAVINGSBELEID KINDEROPVANG
1. Inleiding
Per 1 januari 2005 is de nieuwe Wet Kinderopvang (WK) in
werking getreden[1].
Deze wet voorziet in uniforme landelijke kwaliteitseisen die
door GGD toezichthouders namens de gemeenten worden beoordeeld volgens
landelijk vastgestelde toetsingskaders. Verschillen tussen kwaliteitseisen zijn
daardoor niet meer mogelijk. Er zijn toetsingskaders voor dagopvang,
buitenschoolse opvang en gastouderopvang.
Er is geen landelijk uniform handhavingsbeleid. De
verantwoordelijkheid voor handhaving van de WK ligt bij het college van
burgemeester en wethouders. Dit biedt aan iedere gemeente de mogelijkheid om
eigen beleid te ontwikkelen; dit heeft ook een keerzijde omdat er grote
verschillen kunnen ontstaan in de handhaving van de kinderopvang in Nederland.
Dit is niet gewenst. Allereerst omdat er rechtsongelijkheid wordt gecreëerd en
er een verschil in concurrentiepositie kan optreden. Maar ook omdat ondernemers
die in verschillende gemeenten vestigingen hebben, worden geconfronteerd met
verschillen in handhaving.
Behalve voor de ondernemers is het ook voor GGD’en een
ongewenste ontwikkeling omdat zij als toezichthouder in de praktijk te maken
krijgen met deze verschillen en er dan per gemeente aparte handhavingafspraken
moeten worden gemaakt.
De VNG heeft dit probleem onderkend. Op grond hiervan heeft
zij de “Handreiking kwaliteit handhaven in de kinderopvang” ontwikkeld (www.vng.nl). Hierin is een afwegingsmodel
opgenomen dat gemeenten kunnen gebruiken voor het ontwikkelen van hun
handhavingsbeleid. Voorgesteld wordt dat de gemeente Delft dit afwegingsmodel
van de VNG hanteert voor het gemeentelijke handhavingsbeleid kinderopvang.
Het
voorgestelde handhavingsbeleid voor de gemeente Delft komt overeen met het
handhavingsbeleid van de Gemeentes Den Haag en Rotterdam. Ook de regiogemeenten
die samenwerken met de GGD Zuid-Holland West werken met het op het
VNG-afwegingsmodel gebaseerde handhavingsbeleid.
2. Reikwijdte
Onder kinderopvang wordt verstaan het “bedrijfsmatig”
verzorgen en opvoeden van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het
voortgezet onderwijs voor die kinderen begint. Hieronder vallen verschillende
vormen van kinderopvang:
o
dagopvang (kinderdagverblijven);
o
buitenschoolse opvang;
o
gastouderopvang (maximaal 4 kinderen);
o
innovatieve opvang (maximaal 6 kinderen);
o
ouderparticipatiecrèches
2.1.
Verplichte registratie
De WK kent geen vergunningenstelsel meer. Daarvoor in de
plaats is een verplichte registratie gekomen. Alle kindercentra die vormen van
kinderopvang exploiteren zoals hierboven omschreven zijn verplicht om zich
voorafgaand aan exploitatie te laten registeren bij de gemeente. De gemeente is
verplicht om een register bij te houden.
Na melding vindt direct opname in het register plaats.
Binnen acht weken na melding moet de GGD aangeven of exploitatie redelijkerwijs
mag starten. Is die termijn verstreken zonder dat de GGD advies heeft
uitgebracht dan mag gestart worden.
Alle locaties (zie 5.1.) zijn opgenomen in het volgens de WK
verplichte register (zie www.gemeentedelft.info onder product
kinderopvang). Dit register wordt beheerd door de gemeente vanuit de sector
Leefbaarheid, programma Integraal Veiligheidsbeleid.
Wijzigingen in het digitale register worden meteen verwerkt.
Kleine wijzigingen worden één maal per half jaar in de Stadskrant gepubliceerd.
Betreft het een verwijdering uit het register als gevolg van het stoppen van
een exploitatie of het niet (meer) voldoen aan de wettelijke eisen, een nieuw
centrum of een verhuizing dan worden deze zo spoedig mogelijk gepubliceerd in
de Stadskrant.
3.
Verantwoordelijkheden, organisatie en mandatering
De houder is degene die een kindercentrum of een
gastouderbureau exploiteert. De houder is verantwoordelijk voor de kwaliteit
van de kindercentra.
Bij
elke vestiging hoort een oudercommissie te zijn. Oudercommissies hebben een
adviserende taak en functioneren op basis van een reglement. Zij adviseren de
houder gevraagd en ongevraagd over ten minste de volgende aangelegenheden: de
specifieke interpretatie van verantwoorde kinderopvang, het beleid over
veiligheid en gezondheid in het algemeen en voeding in het bijzonder,
openingstijden, spel- en ontwikkelingsactiviteiten, de prijs van kinderopvang
en de klachtenregeling.
Op grond van de WK is het college van burgemeester en
wethouders verantwoordelijk en bevoegd om beleid c.q. beleidsregels vast te
stellen voor de handhaving van de kinderopvang.
De Inspectie voor Werk en Inkomen (IWI) houdt toezicht op
gemeenten. Het college moet jaarlijks een gemeentelijk jaarverslag opstellen
over de werkzaamheden die in het kader van toezicht en handhaving het
voorgaande jaar zijn verricht. Dit verslag dient het college te sturen aan de
gemeenteraad en de minister.
De
GGD is vanuit de optiek van de WK toezichthouder. Het college van burgemeester
en wethouders heeft de toezichthouders van de GGD bij besluit van 26.10.2004
als toezichthouder benoemd (gepubliceerd in de Stadskrant van 28 november
2004).
Als
de toezichthouder oordeelt dat de kwaliteit van de kinderopvang bij een
kindercentrum zodanig tekortschiet, dat het nemen van maatregelen
redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de toezichthouder een schriftelijk
bevel geven. De toezichthouder is hiertoe bevoegd. Een bevel is een beschikking
in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
Het College beslist op basis van het GGD-rapport en het
advies van de toezichthouder of en zo ja op welke manier gesanctioneerd moet
worden. Voorstel is dat het college de programmamanager van het Programma
Integraal Veiligheidsbeleid van de Sector Leefbaarheid mandateert voor het
toepassen van sanctiemaatregelen in de 1ste fase (zie bijlage 3).
Worden overtredingen niet opgelost dan treden de procedures van de 2de
fase in werking. Hiertoe dient per overtreding een collegebesluit te worden
genomen.
Naast de WK heeft de kinderopvang te maken met
(gemeentelijke) regelgeving op grond van andere wetten. De door de brandweer Delft-Rijswijk
afgegeven gebruiksvergunning (alle kindercentra die meer dan tien personen
opvangen jonger dan twaalf jaar zijn gebruiksvergunningplichtig) dient in het
pand aanwezig te zijn en moet kunnen worden getoond bij de jaarlijkse controle
op de brandveiligheid (zie verder onder 3.1.1.). Ook kan het vakteam Bouw- en
Woningtoezicht betrokken zijn bij de kinderopvang vanwege een
bouwvergunningprocedure. Per 1 september 2005 zijn er algemene bouwkundige
regels voor kinderdagverblijven in het Bouwbesluit geformuleerd. Hier moet
altijd aan worden voldaan en er kan op worden gehandhaafd.
Er
is onderzocht of het mogelijk is tot een zo ver mogelijke integrale handhaving
te komen. Dat wil zeggen dat toezicht en controle gezamenlijk en op eenzelfde
tijdstip plaatsvindt. Een dergelijke integrale benadering is niet haalbaar,
o.a. omdat de regelgeving en de bevoegdheden te veel verschillen en
bijvoorbeeld de inspectieprocedure van de WK een veel langere doorlooptijd
heeft (18 weken) dan de controle van de brandweer met betrekking tot de
gebruiksvergunning. Om ervoor te zorgen dat de samenwerking op gemeentelijke
niveau toch efficiënt en effectief is, is gekozen voor een samenwerkingsmodel.
Het gemeentelijk handhavingsbeleid is voorbereid door een
interdisciplinaire ambtelijke werkgroep (Programma Jeugd & Brede School,
Programma Integraal Veiligheidsbeleid, Vakteam Bouw – en Woningtoezicht,
Brandweer Delft-Rijswijk, Handhavingsregisseur, Vakteam JZ). Er heeft
afstemming plaatsgevonden met GGD.
Deze werkgroep zal na vaststelling van het beleid de
implementatie volgen en handhavings- en sanctioneringsactiviteiten zoveel
mogelijk op elkaar afstemmen.
3.1. Afsprakenkader
tussen GGD en gemeente
In principe geldt de in 2001 opgestelde overeenkomst tussen
de gemeente en de GGD. Hierin staat o.a. dat de kinderdagverblijven en
buitenschoolse opvangvoorzieningen ieder jaar door de GGD worden geïnspecteerd
en dat per inspectie wordt betaald. Voor specifieke afspraken (bijvoorbeeld
aandachtspunten zoals leidster-kindratio of pauzebeleid) zijn in de afgelopen
jaren aanvullende afspraken gemaakt. In 2006 zal een nieuwe overeenkomst worden
opgesteld die recht doet aan de nieuwe regelgeving op grond van de WK en de
Verordening Kinderopvang voor wat betreft de peuterspeelzalen.
Verwacht wordt dat de kosten in 2006 hoger zullen zijn dan
in voorgaande jaren. Dit heeft te maken met de gestegen kosten per inspectie en
met het feit dat de verwachting is dat er in 2006 nadere onderzoeken zullen
moeten plaatsvinden. Totaal begroot minimaal € 65.000 – maximaal € 80.000. Een reservering voor 2006 is
gemaakt (begrotingspost 22776).
3.1.1. Relatie
Brandweer –Arbeidsinspectie
De Brandweer is verantwoordelijk voor de brandveiligheid op
grond van de Bouwverordening (hoofdstuk 6) en heeft eigen verantwoordelijkheden
en bevoegdheden. Alle kindercentra die meer dan 10 personen opvangen jonger dan
12 jaar zijn gebruiksvergunningplichtig. Kindercentra moeten een ontruimingsplan
hebben als er sprake is van meerdere ruimten die niet beroepbaar zijn. De
Brandweer heeft geen bevoegdheden (meer) om te sanctioneren als er niet
jaarlijks een ontruimingsoefening wordt gehouden.
Naast de voorwaarden die de Brandweer op het punt van
brandveiligheid stelt, heeft de houder een verplichting op grond van de
Arbeidsomstandighedenwet. De Arbeidsinspectie kan in voorkomende gevallen op
het punt van het ontruimingsplan en –oefening handhaven en sanctioneren als de
houder in gebreke blijft. De Arbeidsinspectie reageert op meldingen van
klachten.
3.2.
Vormen van onderzoek/controle
3.2.1.
Inspectie na melding
Bij
de controle na melding (binnen 8 weken) wordt door de GGD getoetst of
redelijkerwijs met de exploitatie kan worden aangevangen.
3.2.2.
Jaarlijkse inspectie
De jaarlijkse inspecties, zullen minimaal 14 dagen van te
voren schriftelijk worden aangekondigd aan de leiding van de kinderopvang. Op
die manier kan de houder alle documenten gereed hebben en tijd inruimen voor de
inspecteur. Jaarlijks vindt door de GGD een fysieke inspectie plaats.Bij de
jaarlijkse periodieke controle wordt gecontroleerd op alle kwaliteitsaspecten
(volledig onderzoek). In de evaluatie die in het 3de kwartaal van
2006 wordt gehouden, wordt meegenomen of er altijd en in alle gevallen een
volledig onderzoek moet plaatsvinden of dat hier ook uitzonderingen op mogelijk
zijn.
3.2.3.
Onaangekondigde inspectie
Naar
aanleiding van een signaal of eerder tekortschieten van de houder kan de GGD in
overleg met de gemeente kiezen voor een onaangekondigde inspectie.
3.2.4.
Nader onderzoek op deelaspecten
Als
bij een inspectie afspraken worden gemaakt over bijvoorbeeld aanvullende
informatie of aan te brengen verbeteringen, kan zo nodig na de afgesproken
termijn op dat onderdeel nog een vervolginspectie plaatsvinden [2].
4. Inspectierapport
en openbaarheid
In de WK is bepaald (art. 63) dat de toezichthouder
zijn/haar oordeel naar aanleiding van het onderzoek vastlegt in een
inspectierapport. De vereisten voor vaststelling en richtlijnen met betrekking
tot de inhoud worden aangegeven in art. 63 van de WK en in de beleidsregels
kwaliteit kinderopvang (art. 7 en 8).
Het
inspectierapport van de GGD wordt uiterlijk drie weken na vaststelling openbaar
gemaakt (art. 63 lid 5). Openbaar maken zal op twee manieren gebeuren. In de
eerste plaats door de houder die een exemplaar op een voor personeel en ouders
toegankelijke plaats beschikbaar moet stellen. Daarnaast zal de gemeente de
definitieve inspectierapporten op internet plaatsen.
Aan de openbaarheid zit wel een grens. In de Wet Openbaarheid van
Bestuur zijn in artikel 10 en 11 uitzonderingsgronden opgenomen. Gegevens van
leiders/leidsters worden bijvoorbeeld geanonimiseerd.
5. Actuele
situatie kinderopvang
5.1. Kwantitatieve
gegevens
Per 1.10.2005 zijn er: 1.664 kindplaatsen dagopvang en 906
buitenschoolse opvang.
Deze kindplaatsen worden geëxploiteerd in 30 locaties
dagopvang, 28 locaties buitenschoolse opvang en 1 Gastouderbureau.
5.2. Kwalitatieve
gegevens
De gemeente Delft kent sinds 1999 de Verordening Kinderopvang.
Sinds die tijd zijn de Delftse kinderdagverblijven en buitenschoolse
opvangvoorzieningen gecontroleerd door de GGD Zuid-Holland West; vanaf 2001
jaarlijks. In het jaarverslag 2004 stelt de GGD: ….”dat de kwaliteit van de
geïnspecteerde kinderopvangvoorzieningen in 2004 in Delft in meerderheid
voldoet aan de gestelde eisen in de gemeentelijke verordening. Vergeleken met
2003 is er bij de kinderdagverblijven een verbetering met betrekking tot
accommodatie, brandveiligheid, medische zaken en keuken te constateren”.
De gemeentelijke Verordening Kinderopvang is met de komst
van de Wet Kinderopvang (met uitzondering van de artikelen betrekking hebbend
op de peuterspeelzalen) ingetrokken.
Met de invoering van de Wet Kinderopvang is een andere
situatie ontstaan omdat ondernemers zelf verantwoordelijk zijn voor de
kwaliteit. De manier van inspecteren is ook veranderd. In plaats van zeer
gedetailleerde controles (bijvoorbeeld temperatuur koelkast, afstand
kapstokhaakjes) gaat het nu om inspecties op processen (bijvoorbeeld is er een
risico-inventarisatie veiligheid). Dit nieuwe inspectie-instrument is voor alle
partijen (kinderdagverblijven, oudercommissies, GGD en gemeente) nieuw. Het is
belangrijk dat de hoofdrolspelers zich bewust zijn/worden van hun nieuwe rol en
de gelegenheid nemen om hierin te groeien. Het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid (SZW) heeft op grond daarvan 2005 benoemd als overgangsjaar.
6. Afwegingsmodel
en sanctieprotocol
6.1.
Afwegingsmodel
Het
afwegingsmodel is een onderdeel van het handhavingsbeleid.
Het
afwegingsmodel van de VNG is gebaseerd op een risicoanalyse waarbij is
beoordeeld in welke mate een negatief effect optreedt als niet wordt voldaan
aan kwaliteitseisen.
Zoals
in bijlage 1 is te zien zijn er drie toetsingsmodules opgenomen, te
weten voor buitenschoolse opvang, voor dagopvang en voor gastouderopvang. In
elk van deze modules is een aantal onderwerpen opgenomen (bijvoorbeeld inzake
personeel of veiligheid en gezondheid) welke zijn onverdeeld in specifieke items
(bijvoorbeeld risico inventarisatie veiligheid). Het belang van een item wordt
uitgedrukt in termen van hoog, middel of laag. Bij toezicht en
controleactiviteiten worden deze modules ingevuld door de GGD. Men kan op een
specifiek item voldoende, onvoldoende of slecht scoren. In bijlage 2 zijn deze
scores weergegeven, gekoppeld aan het belang (hoog, middel, laag). Dit leidt
tot een bepaald score (bijvoorbeeld
hoog belang waarop slecht wordt geoordeeld). Vervolgens vindt koppeling plaats
aan de sancties zoals aangegeven in bijlage 3. Het voorbeeld volgend leidt een
hoog belang waarop slecht wordt gescoord tot een bevel.
6.2. Sanctieprotocol
Zoals hierboven omschreven wordt in bijlage 3 het schema
opgenomen welke sancties bij welke overtredingen worden opgelegd en welke
termijnen daarbij gelden. Dit sanctieprotocol heeft een rechtstreekse koppeling
met het afwegingsmodel.
Bij
de toepassing van de sancties wordt onderscheid gemaakt in twee fases. Het
opleggen van de sanctiemaatregelen in fase 1 is namens het college gemandateerd
aan de programmamanager Integraal Veiligheidsbeleid. Fase 2 treedt in werking
als binnen fase 1 de overtreding niet is hersteld. Dit is met name een
bestuursrechtelijke fase die valt onder de verantwoordelijkheid van het
college.
2006 is het eerste volledige jaar dat gewerkt wordt met het
gemeentelijke handhavingsbeleid. Er wordt in aanvang gekozen om alle sancties
vanuit de gemeente op te leggen. Dit aspect vormt onderdeel van de eind 2006 te
houden evaluatie. Denkbaar is dat bepaalde sancties (bijvoorbeeld
waarschuwingen) vanaf 2007 worden opgelegd door de toezichthouder. Zowel de
eigen ervaringen als die van andere gemeenten en GGD’en zullen in de evaluatie
worden meegenomen.
Er zijn zes categorieën van overtredingen te onderscheiden.
Namelijk:
1. hoog/slecht
2. hoog/onvoldoende
3. middel/slecht
4. middel/onvoldoende
5. laag/slecht
6. laag/onvoldoende
Bij
een combinatie van overtredingen wordt uitgegaan van de zwaarste overtreding.
Een speciale categorie overtredingen heeft betrekking op de
inhoud van het pedagogisch beleid dat wordt getoetst aan de competenties
emotionele veiligheid, sociale competentie, persoonlijke competentie en
overdracht van normen en waarden. Deze competenties worden getoetst met
indicatoren. Zo wordt bij persoonlijke competentie beoordeeld of de
beroepskracht individuele kinderen ondersteunt en stimuleert en of kinderen de
mogelijkheid hebben om eigen ervaringen op te doen met speelmateriaal. Mocht de
GGD bij een inspectie hierop een onvoldoende of slecht beoordelen, dan zal de
gemeente een second opinion inwinnen van een pedagoog.
6.2.2.
Sanctiemogelijkheden
Met betrekking tot de sancties die ingezet kunnen worden bij
het constateren van een tekortkoming of een overtreding geeft de WK en het daarvan
afgeleide sanctieprotocol van de VNG het volgende aan:
o
het geven van een schriftelijke aanwijzing (art. 65 lid 1);
o
het geven van een schriftelijk bevel (art. 65 lid 3);
o
het verbieden de exploitatie voort te zetten (art. 66 lid
1);
o
het verbieden van het in exploitatie nemen (art. 66 lid 2);
o
het opleggen van een bestuurlijke boete bij het niet nakomen
van een aanwijzing of een schriftelijke bevel of het niet nakomen van een
verbod (art. 72 lid 1). De hoogte van de boete is daarbij afhankelijk van de
ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van
het geval (art. 72 lid 2).
Een
waarschuwing in het kader van dit specifieke sanctieprotocol heeft geen formele
status maar ligt in de aard van een “goede afspraak tussen houder en
toezichthouder”. Een waarschuwing wordt toegepast bij een onvoldoende/slecht
score bij een lage prioriteit (zie bijlage 3).
In het kader van een transparant handhavingsbeleid is het
van belang van te voren duidelijk te zijn over de omvang en de hoogte van de te
nemen sanctiemaatregelen daar waar het gaat om dwangsom/boete. In 2006 wordt in
voorkomende gevallen na integraal ambtelijk overleg de hoogte van de sanctie
bepaald. Uitgangspunten daarbij zijn de effectiviteit (op welke manier wordt de
overtreding zo snel mogelijk ongedaan gemaakt), de aansluiting met andere
handhavingsectoren en om eventueel economisch gewin van de houder te
ontmoedigen. In de loop van 2006 zal jurisprudentie van eigen en andere
gemeenten worden verzameld en worden meegenomen in de evaluatie.
6.2.3.
Procedure bij toepassing van sancties
Er is een onderscheid te maken in de procedures bij
toepassing van sancties (zie de “Handreiking kwaliteit handhaven in de
kinderopvang” www.vng.nl). De sanctiemaatregelen
in fase 1 (aanwijzing, bevel) worden uitgevoerd namens het college
gemandateerd aan de programmamanager Integraal Veiligheidsbeleid. Worden
overtredingen binnen de gestelde termijnen niet opgelost dan treedt fase 2
(dwangsom, bestuursdwang, aanwijzing, sluiting of verwijdering uit het
register) in werking. Voor deze fase geldt geen mandaat. Elke overtreding zal
door middel van een collegebesluit gesanctioneerd worden.
Uitzondering op deze procedure is als de toezichthouder bij
een inspectie een situatie aantreft die redelijkerwijs geen uitstel kan lijden
(bijvoorbeeld te grote groepen, groepen zonder begeleiding). Op dat moment kan
de toezichthouder een bevel geven. Het ligt in de rede dat de toezichthouder in
die situatie de gemeente op de hoogte stelt en indien mogelijk overlegt
alvorens tot een bevel over te gaan.
Bij voortduring van de overtreding kan een dwangsom
verbeurd worden, een hogere dwangsom of bestuurlijke boete worden opgelegd, kan
bestuursdwang of een exploitatieverbod worden opgelegd tot uiteindelijk
verwijdering uit het register. In geval van een bestuurlijke boete zullen
voorafgaand afspraken gemaakt moeten worden met de Officier van Justitie.
7. Niet-geregistreerde
kindercentra
Niet-geregistreerde kinderopvang is in strijd met art. 45
Wet Kinderopvang. Het exploiteren van kinderopvang zonder registratie is een
economisch delict. De houder heeft de plicht om zich alsnog te laten
registreren en aan de kwaliteitseisen te voldoen.
De
gemeente draagt er zorg voor dat meldingen van niet-geregistreerde kindercentra
(bijvoorbeeld door GGD, buurtbewoners, ouders, kinderopvangondernemers, scholen
enz.) adequaat worden opgepakt.
Allereerst moet worden vastgesteld of er sprake is van kinderopvang zoals
bedoeld in de WK, dat deze niet is geregistreerd en in exploitatie is. Indien
dit het geval is, dan zal aan de houder worden meegedeeld dat hij/zij in
overtreding is en dat hiervan een procesverbaal wordt opgemaakt. Tevens wordt
meegedeeld dat het college kan besluiten een bestuurlijke boete op te leggen,
indien binnen een bepaalde termijn de overtreding niet is beëindigd. Wordt na
de termijn geconstateerd dat de illegale situatie niet is beëindigd, dan zal de
bestuurlijke boete daadwerkelijk worden opgelegd.
8. Communicatie
en voorlichting
De
WK heeft voor verschillende partijen veranderingen tot gevolg (gehad). Het is
van belang om hierover zorgvuldig te communiceren.
Met de kinderopvangondernemers is in een viertal door de
gemeente georganiseerde bijeenkomsten uitleg gegeven over alle veranderingen
die de Wet Kinderopvang met zich meebrengt. De vierde onlangs gehouden
bijeenkomst is geheel gewijd aan de nieuwe manier van inspecteren en de eerste
verschenen voorlopige inspectierapporten. Bij deze bijeenkomst waren ook voor
het eerst vertegenwoordigers van de oudercommissies uitgenodigd. Bij
vervolgbijeenkomsten (gemiddeld 2 x per jaar) zullen de vertegenwoordigers van
de oudercommissies blijvend worden uitgenodigd.
Na besluitvorming door het college over het gemeentelijk
handhavingsbeleid zal er voor de Delftse ouders een toelichtend artikel in de
Stadskrant worden geschreven. Daarin wordt uitleg gegeven over het nieuwe
inspectie-instrument en hoe zij de beoordelingen kunnen interpreteren.
De Raads(commissie)leden krijgen, indien gewenst, de
gelegenheid om in een voorlichtingsbijeenkomst kennis te nemen van de
achtergronden van het inspectie-instrument.
9.
Klachten(procedures)
9.1.
Klachten ouders
Ouders die klachten hebben over het kindercentrum (b.v. over
te grote groepen, te weinig leidsters of een slechte hygiëne, maar ook over het
niet ter inzage krijgen van inspectierapporten of uitplaatsing van een kind
vanwege bijvoorbeeld gedragsproblemen) zullen hierover in eerste instantie met
de leiding/directie moeten praten. Alle centra zijn sinds de invoering van de
WK verplicht een klachtencommissie en een –reglement te hebben (volgens de Wet
klachtrecht cliënten zorgsector).
9.2.
Klachten GGD
Als er een klacht wordt ingediend over de wijze waarop de
GGD handelt, dan moet worden nagegaan of de klacht kan worden gezien als een
bezwaarschrift. Gaat het echter om een gedraging van de GGD of een ambtenaar
daarvan, dan zal de klacht in eerste instantie middels de door de GGD
gehanteerde richtlijn interne klachtafhandeling worden afgehandeld. Een klacht
kan schriftelijk worden ingediend bij de klachtencommissie GGD Zuid-Holland
West. Indien de klager het daarmee dan niet eens is, bestaat de mogelijkheid om
een klacht in te dienen bij de gemeentelijke ombudscommissie.
9.3.
Klachten Gemeente
Als er een klacht wordt ingediend over de wijze waarop de
gemeente handelt, dan moet worden nagegaan of de klacht kan worden gezien als
een bezwaarschrift. Gaat het echter om een gedraging van de gemeente of een
ambtenaar daarvan, dan zal de klacht in eerste instantie middels de in de
gemeente gehanteerde richtlijn interne klachtafhandeling een klacht worden
afgehandeld. Indien de klager het daarmee dan niet eens is, bestaat de
mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de gemeentelijke ombudscommissie,
dan wel de Nationale Ombudsman.2
Zoals al eerder beschreven, de manier van inspecteren is
nieuw. Nieuwe materie en andere rollen. Het is te verwachten dat zowel op
landelijk als op lokaal niveau, de resultaten nauwlettend zullen worden
gevolgd. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de VNG, de
werkgeversorganisaties, de vakbonden en de Belangenvereniging Ouders In de
Kinderopvang (BOINK) zullen allemaal betrokken zijn bij een landelijke
evaluatie. Met de Delftse kinderopvangondernemers, de vertegenwoordigers van de
oudercommissies en de GGD is de afspraak gemaakt dat in het 3de
kwartaal van 2006 wordt nagegaan of de afspraken op basis van de nieuwe wet
afdoende zijn en op welke punten niet. Besproken wordt of er bijstelling
moet/kan plaatsvinden gegeven de bevoegdheden van de verschillende betrokken
partijen. Ook wordt aan de hand van de opgedane lokale en landelijke ervaringen
afspraken gemaakt over de omvang en hoogte van de verschillende
sanctiemaatregelen en wordt vastgelegd of het altijd nodig is ieder jaar alle
kindercentra te inspecteren.
11. Samenvatting
De
gemeente, de GGD, de kindercentra en de oudercommissies hebben als gevolg van
de WK andere verantwoordelijkheden en bevoegdheden gekregen als het gaat om de
kwaliteit van de kinderopvang. De exploitanten van kindercentra zijn
verantwoordelijk voor de kwaliteit. De GGD controleert de kindercentra en
bevraagd tijdens deze controles een vertegenwoordiging van de
oudercommissie. De gemeente is
verantwoordelijk voor de handhaving en sanctionering.
De gemeente baseert het handhavingsbeleid voor de
kinderopvang op een model dat is ontwikkeld door de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten. Voordeel hiervan is dat omliggende gemeenten ook dat model hanteren.
Dat levert uniformiteit op.
De inspecteurs van de GGD controleren op zeven verschillende
domeinen: ouders, personeel, veiligheid en gezondheid, accommodatie en
inrichting, groepsgrootte en leidster-kind-ratio, pedagogisch beleid en
klachten. Een inspectie bestaat uit een voorbereiding, een documentenonderzoek,
een daadwerkelijk inspectiebezoek en een rapportage.
De GGD geeft in de rapportages scores die variëren van
voldoende als aan alle eisen per domein is voldaan, onvoldoende als er niet aan
alle onderdelen van een bepaald domein wordt voldaan tot slecht als er meerdere
onderdelen niet in orde zijn. Aan de overtreding wordt een weging gehangen
(hoog, middel, laag). De weging is bepaald aan de hand van de vraag wat het te
verwachten negatieve effect is als niet wordt voldaan aan de eis? De gemeente bepaalt
of een sanctie nodig is en zo ja welke en past deze toe. Dat kan variëren van
een waarschuwing tot het verbieden van de exploitatie. De definitieve
rapportages van de GGD-inspecties zijn openbaar. Op basis daarvan is het voor
ouders mogelijk om een kindercentrum te kiezen dat bij hen past.
Jaarlijks brengt de gemeente verslag uit over haar
handhavingsbeleid aan de Inspectie voor Werk en Inkomen en aan de Gemeenteraad
Deze manier van inspecteren is voor alle betrokkenen nieuw.
Daarom is 2005 een overgangsjaar en worden de eerste inspectierapporten “nieuwe
stijl” ook als werkmateriaal gebruikt. Dat moet er toe leiden dat alle partijen
in 2006 zijn toegerust op hun nieuwe taak. In 2006 wordt het nieuwe systeem met
de betrokkenen geëvalueerd.
12. Voorstel
Akkoord te gaan met:
o
Het gemeentelijk handhavingsbeleid kinderopvang dat is
gebaseerd op het VNG-wegingsmodel en -sanctieprotocol.
o
De mandaatregeling van het college aan de programmamanager
Veiligheid daar waar het gaat om het opleggen van sanctiemaatregelen in fase 1
o
Een evaluatie van het gemeentelijke handhavingsbeleid in het
3de kwartaal 2006 met de direct betrokkenen, te weten: houders
kinderopvang, vertegenwoordigers oudercommissie, GGD en gemeentelijke
disciplines.
Domein Kwaliteitsaspect Indicator |
Veilige omgeving |
Gezonde omgeving |
Pedagogisch beleid |
Invloed ouders |
Geloofwaardigheid |
|
|
|
Totaalscore |
Belang |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Buitenschoolse
opvang |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1. Ouders |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Oudercommissie |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1.1 Instellen oudercommissie |
1 |
1 |
2 |
4 |
2 |
|
|
|
4 |
Laag |
1.2 Voorwaarden oudercommissie [1] |
1 |
1 |
1 |
2 |
1 |
|
|
|
1,6 |
Laag |
1.3 Adviesrecht oudercommissie [2] |
1 |
1 |
4 |
4 |
2 |
|
|
|
5,2 |
Gemiddeld |
Informatie voor de ouders |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1.4 Inhoud van de informatie voor ouders |
1 |
1 |
1 |
4 |
1 |
|
|
|
2,8 |
Laag |
1.5 Relatie tussen de informatie voor ouders en de praktijk |
1 |
1 |
1 |
4 |
1 |
|
|
|
2,8 |
Laag |
2. Personeel |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Verklaring omtrent het gedrag |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.1 Regels voor de verklaring omtrent het gedrag |
4 |
4 |
1 |
1 |
4 |
|
|
|
6,4 |
Hoog |
Beroepskwalificatie |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.2 Passende beroepskwalificatie [7] |
3 |
3 |
3 |
1 |
3 |
|
|
|
5,8 |
Gemiddeld |
2.3 Voorwaarde en inzet van beroepskracht in opleiding |
2 |
2 |
2 |
1 |
1 |
|
|
|
2,8 |
Laag |
Nederlandse taal |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.4 Gebruik van de voorgeschreven voertaal |
1 |
1 |
3 |
1 |
1 |
|
|
|
2,2 |
Laag |
3. Veiligheid en gezondheid |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Veiligheid |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.1 Risico-inventarisatie veiligheid |
4 |
4 |
1 |
3 |
4 |
|
|
|
7,6 |
Hoog |
3.2 Beleid veiligheid |
4 |
4 |
1 |
3 |
4 |
|
|
|
7,6 |
Hoog |
3.3 Uitvoering beleid veiligheid |
4 |
4 |
1 |
3 |
4 |
|
|
|
7,6 |
Hoog |
Gezondheid |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.4 Risico-inventarisatie gezondheid |
4 |
4 |
2 |
3 |
4 |
|
|
|
8,2 |
Hoog |
3.5 Beleid gezondheid |
4 |
4 |
2 |
3 |
4 |
|
|
|
8,2 |
Hoog |
3.6 Uitvoering beleid gezondheid |
4 |
4 |
2 |
3 |
4 |
|
|
|
8,2 |
Hoog |
4. Accommodatie en
inrichting |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Binnenruimte |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4.1 Binnenspeelruimte |
3 |
2 |
3 |
1 |
3 |
|
|
|
5,2 |
Gemiddeld |
Buitenruimte |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4.2 Buitenspeelruimte |
1 |
1 |
3 |
1 |
3 |
|
|
|
3,4 |
Laag |
4.3 Aangrenzende buitenspeelruimte |
3 |
1 |
3 |
1 |
2 |
|
|
|
4 |
Laag |
4.4 Niet aangrenzende buitenspeelruimte |
4 |
1 |
3 |
1 |
2 |
|
|
|
4,6 |
Gemiddeld |
5. Groepsgrootte
en leidster-kind-ratio |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Groepsgrootte en
leidster-kind-ratio |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
5.1 Opvang in groepen |
3 |
2 |
3 |
1 |
3 |
|
|
|
5,2 |
Gemiddeld |
5.2 Leidster-kind-ratio |
3 |
2 |
3 |
1 |
3 |
|
|
|
5,2 |
Gemiddeld |
5.3 Inzet beroepskrachten in afwijking van de leidster-kind-ratio |
3 |
2 |
2 |
1 |
3 |
|
|
|
4,6 |
Gemiddeld |
6. Pedagogisch beleid
en praktijk |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Pedagogisch beleid |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
6.1 Pedagogisch beleidsplan |
1 |
1 |
4 |
4 |
2 |
|
|
|
5,2 |
Gemiddeld |
6.2 Relatie pedagogische beleidsplan met de praktijk |
1 |
1 |
4 |
4 |
2 |
|
|
|
5,2 |
Gemiddeld |
Leidster-kind-interactie |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
6.3 Sociaal-emotionele veiligheid |
1 |
1 |
4 |
1 |
1 |
|
|
|
2,8 |
Laag |
6.4 Persoonlijke competentie |
1 |
1 |
4 |
1 |
1 |
|
|
|
2,8 |
Laag |
6.5 Sociale competentie |
1 |
1 |
4 |
1 |
1 |
|
|
|
2,8 |
Laag |
6.6 Overdracht normen en waarden |
2 |
2 |
4 |
1 |
1 |
|
|
|
4 |
Laag |
7. Klachten |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Wet klachtrecht cliënten
zorgsector |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
7.1 Wet klachtrecht |
1 |
1 |
1 |
4 |
3 |
|
|
|
4 |
Laag |
Domein Kwaliteitsaspect Indicator |
Veilige omgeving |
Gezonde omgeving |
Pedagogisch beleid |
Invloed ouders |
Geloofwaardigheid |
|
|
|
Totaalscore |
Belang |
Dagopvang |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1. Ouders |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Oudercommissie |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1.1 Instellen oudercommissie |
1 |
1 |
1 |
4 |
2 |
|
|
|
3,4 |
Laag |
1.2 Voorwaarden oudercommissie
[1] |
1 |
1 |
1 |
2 |
1 |
|
|
|
1,6 |
Laag |
1.3 Adviesrecht oudercommissie
[2] |
1 |
1 |
4 |
4 |
2 |
|
|
|
5,2 |
Gemiddeld |
Informatie voor de ouders |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1.4 Inhoud van de informatie voor
ouders |
1 |
1 |
1 |
4 |
1 |
|
|
|
2,8 |
Laag |
1.5 Relatie tussen de informatie
voor ouders en de praktijk |
1 |
1 |
1 |
4 |
1 |
|
|
|
2,8 |
Laag |
2. Personeel |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Verklaring omtrent het gedrag |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.1 Regels voor de verklaring
omtrent het gedrag |
4 |
4 |
1 |
1 |
4 |
|
|
|
6,4 |
Hoog |
Beroepskwalificatie |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.2 Passende beroepskwalificatie
[7] |
3 |
3 |
3 |
1 |
3 |
|
|
|
5,8 |
Gemiddeld |
2.3 Voorwaarde en inzet van
beroepskracht in opleiding |
2 |
2 |
2 |
1 |
1 |
|
|
|
2,8 |
Laag |
Nederlandse taal |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.4 Gebruik van de
voorgeschreven voertaal |
1 |
1 |
3 |
1 |
1 |
|
|
|
2,2 |
Laag |
3. Veiligheid en
gezondheid |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Veiligheid |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.1 Risico-inventarisatie
veiligheid |
4 |
4 |
1 |
3 |
4 |
|
|
|
7,6 |
Hoog |
3.2 Beleid veiligheid |
4 |
4 |
1 |
3 |
4 |
|
|
|
7,6 |
Hoog |
3.3 Uitvoering beleid veiligheid |
4 |
4 |
1 |
3 |
4 |
|
|
|
7,6 |
Hoog |
Gezondheid |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.4 Risico-inventarisatie
gezondheid |
4 |
4 |
2 |
3 |
4 |
|
|
|
8,2 |
Hoog |
3.5 Beleid gezondheid |
4 |
4 |
2 |
3 |
4 |
|
|
|
8,2 |
Hoog |
3.6 Uitvoering beleid gezondheid |
4 |
4 |
2 |
3 |
4 |
|
|
|
8,2 |
Hoog |
4. Accommodatie en
inrichting |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Binnenruimte |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4.1 Binnenspeelruimte |
4 |
2 |
3 |
1 |
3 |
|
|
|
5,8 |
Gemiddeld |
4.2 Slaapruimte |
4 |
4 |
3 |
1 |
3 |
|
|
|
7 |
Hoog |
Buitenruimte |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4.3 Buitenspeelruimte |
3 |
4 |
3 |
1 |
2 |
|
|
|
5,8 |
Gemiddeld |
5. Groepsgrootte
en leidster-kind-ratio |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Groepsgrootte en
leidster-kind-ratio |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
5.1 Opvang in groepen |
4 |
2 |
3 |
1 |
3 |
|
|
|
5,8 |
Gemiddeld |
5.2 Leidster-kind-ratio |
4 |
2 |
3 |
1 |
3 |
|
|
|
5,8 |
Gemiddeld |
5.3 Inzet beroepskrachten in
afwijking van de leidster-kind-ratio |
4 |
2 |
2 |
1 |
3 |
|
|
|
5,2 |
Gemiddeld |
6. Pedagogisch
beleid en praktijk |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Pedagogisch beleid |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
6.1 Pedagogisch beleidsplan |
1 |
1 |
4 |
4 |
2 |
|
|
|
5,2 |
Gemiddeld |
6.2 Relatie pedagogische
beleidsplan met de praktijk |
1 |
1 |
4 |
4 |
2 |
|
|
|
5,2 |
Gemiddeld |
Leidster-kind-interactie |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
6.3 Sociaal-emotionele
veiligheid |
1 |
1 |
4 |
1 |
1 |
|
|
|
2,8 |
Laag |
6.4 Persoonlijke competentie |
1 |
1 |
4 |
1 |
1 |
|
|
|
2,8 |
Laag |
6.5 Sociale competentie |
1 |
1 |
4 |
1 |
1 |
|
|
|
2,8 |
Laag |
6.6 Overdracht normen en waarden |
2 |
2 |
4 |
1 |
1 |
|
|
|
4 |
Laag |
7. Klachten |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Wet klachtrecht cliënten
zorgsector |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
7.1 Wet klachtrecht |
1 |
1 |
1 |
4 |
3 |
|
|
|
4 |
Laag |
Domein Kwaliteitsaspect Indicator |
Veilige omgeving |
Gezonde omgeving |
Pedagogisch beleid |
Invloed ouders |
Geloofwaardigheid |
|
|
|
Totaalscore |
Belang |
Gastouderopvang |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1. Ouders |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Oudercommissie |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1.1 Instellen oudercommissie |
1 |
1 |
2 |
4 |
2 |
|
|
|
4 |
Laag |
1.2 Voorwaarden oudercommissie |
1 |
1 |
1 |
3 |
1 |
|
|
|
2,2 |
Laag |
1.3 Adviesrecht oudercommissie |
1 |
1 |
4 |
4 |
2 |
|
|
|
5,2 |
Gemiddeld |
Informatie voor de ouders |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1.4 Inhoud van de informatie
voor ouders |
1 |
1 |
1 |
4 |
1 |
|
|
|
2,8 |
Laag |
1.5 Relatie tussen de informatie
voor ouders en de praktijk |
1 |
1 |
1 |
4 |
1 |
|
|
|
2,8 |
Laag |
2. Personeel |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Verklaring omtrent het gedrag |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.1 Regels voor de verklaring
omtrent het gedrag |
4 |
4 |
1 |
2 |
4 |
|
|
|
7 |
Hoog |
Beroepskwalificatie |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.2 Passende beroepskwalificatie
medewerkers |
3 |
3 |
3 |
2 |
3 |
|
|
|
6,4 |
Hoog |
3. Veiligheid en
gezondheid |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Veiligheid |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.1 Risico-inventarisatie
veiligheid [4] |
4 |
4 |
1 |
4 |
4 |
|
|
|
8,2 |
Hoog |
3.2 Beleid veiligheid |
4 |
4 |
1 |
4 |
4 |
|
|
|
8,2 |
Hoog |
3.3 Uitvoering beleid veiligheid |
4 |
4 |
1 |
4 |
4 |
|
|
|
8,2 |
Hoog |
Gezondheid |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.4 Risico-inventarisatie
gezondheid [5] |
4 |
4 |
2 |
4 |
4 |
|
|
|
8,8 |
Hoog |
3.5 Beleid gezondheid |
4 |
4 |
2 |
4 |
4 |
|
|
|
8,8 |
Hoog |
3.6 Uitvoering beleid gezondheid |
4 |
4 |
2 |
4 |
4 |
|
|
|
8,8 |
Hoog |
4. Pedagogisch
beleid en kwaliteit |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Pedagogisch beleid |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4.1 Pedagogisch beleidsplan |
1 |
1 |
4 |
4 |
2 |
|
|
|
5,2 |
Gemiddeld |
4.2 Relatie pedagogische
beleidsplan met de praktijk |
1 |
1 |
4 |
4 |
2 |
|
|
|
5,2 |
Gemiddeld |
Kwaliteit |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4.3 Criteria voor de kwaliteit |
4 |
4 |
4 |
4 |
3 |
|
|
|
9,4 |
Hoog |
5. Klachten |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Wet klachtrecht cliënten zorgsector |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
5.1 Wet klachtrecht |
1 |
1 |
1 |
4 |
3 |
|
|
|
4 |
Laag |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Overzicht scores van overtredingen bij slecht en onvoldoende
gekoppeld aan sancties en termijnen in bijlage 3.
Prioriteit
overtreding met waardering |
Hoog |
Middel |
Laag |
|||
Kwaliteitsaspect Waaraan
niet of onvoldoende wordt voldaan |
Slecht |
Onvol doende |
Slecht |
Onvol doende |
Slecht |
Onvol doende |
Buitenschoolse
opvang |
|
|
|
|
|
|
Ouders |
|
|
|
|
|
|
Instellen oudercommissie |
|
|
|
|
X |
[3]n.v.t. |
Voorwaarden oudercommissie |
|
|
|
|
x |
x |
Adviesrecht oudercommissie |
|
|
x |
x |
|
|
Inhoud van de informatie voor ouders |
|
|
|
|
x |
x |
Relatie tussen de informatie voor ouders en de praktijk |
|
|
|
|
x |
x |
Personeel |
|
|
|
|
|
|
Regels voor de verklaring omtrent het gedrag |
x |
x |
|
|
|
|
Passende beroepskwalificatie |
|
|
x |
n.v.t. |
|
|
Voorwaarde en inzet van beroepskracht in opleiding |
|
|
|
|
x |
n.v.t. |
Gebruik van de voorgeschreven voertaal |
|
|
|
|
x |
x |
Veiligheid
en Gezondheid |
|
|
|
|
|
|
Risico-inventarisatie veiligheid |
x |
n.v.t. |
|
|
|
|
Beleid veiligheid |
x |
x |
|
|
|
|
Uitvoering beleid veiligheid |
|
x |
|
|
|
|
Risico-inventarisatie gezondheid |
x |
n.v.t.. |
|
|
|
|
Beleid gezondheid |
x |
x |
|
|
|
|
Uitvoering beleid gezondheid |
x |
x |
|
|
|
|
Accommodatie
en inrichting |
|
|
|
|
|
|
Binnenspeelruimte |
|
|
x |
x |
|
|
Buitenspeelruimte |
|
|
|
|
x |
x |
Aangrenzende buitenspeelruimte |
|
|
|
|
x |
x |
Niet aangrenzende buitenspeelruimte |
|
|
x |
x |
|
|
Groepsgrootte
en leidster-kind-ratio |
|
|
|
|
|
|
Opvang in groepen |
|
|
x |
x |
|
|
Leidster-kind-ratio |
|
|
x |
x |
|
|
Inzet beroepskrachten in afwijking van de
leidster-kind-ratio |
|
|
x |
x |
|
|
Pedagogisch
beleid en praktijk |
|
|
|
|
|
|
Pedagogisch beleidsplan |
|
|
x |
x |
|
|
Relatie pedagogische beleidsplan met de praktijk |
|
|
x |
x |
|
|
Sociaal-emotionele veiligheid |
|
|
|
|
x |
x |
Persoonlijke competentie |
|
|
|
|
x |
x |
Sociale competentie |
|
|
|
|
x |
x |
Overdracht normen en waarden |
|
|
|
|
x |
x |
Klachten |
|
|
|
|
|
|
Wet klachtrecht |
|
|
|
|
x |
x |
|
|
|
|
|
|
|
Dagopvang
|
|
|
|
|
|
|
Ouders |
|
|
|
|
|
|
Instellen oudercommissie |
|
|
|
|
x |
n.v.t. |
Voorwaarden oudercommissie |
|
|
|
|
x |
x |
Adviesrecht oudercommissie |
|
|
x |
x |
|
|
Inhoud van de informatie voor ouders |
|
|
|
|
x |
x |
Relatie tussen de informatie voor ouders en de praktijk |
|
|
|
|
x |
x |
Personeel |
|
|
|
|
|
|
Regels voor de verklaring omtrent het gedrag |
x |
x |
|
|
|
|
Passende beroepskwalificatie |
|
|
x |
n.v.t. |
|
|
Voorwaarde en inzet van beroepskracht in opleiding |
|
|
|
|
x |
n.v.t. |
Gebruik van de voorgeschreven voertaal |
|
|
|
|
x |
x |
Veiligheid
en Gezondheid |
|
|
|
|
|
|
Risico-inventarisatie veiligheid |
x |
|
|
|
|
|
Beleid veiligheid |
x |
x |
|
|
|
|
Uitvoering beleid veiligheid |
x |
x |
|
|
|
|
Risico-inventarisatie gezondheid |
x |
|
|
|
|
|
Beleid gezondheid |
x |
x |
|
|
|
|
Uitvoering beleid gezondheid |
x |
x |
|
|
|
|
Accommodatie
en inrichting |
|
|
|
|
|
|
Binnenspeelruimte |
|
|
x |
x |
|
|
Slaapruimte |
x |
x |
|
|
|
|
Buitenspeelruimte |
|
|
x |
x |
|
|
Groepsgrootte
en leidster-kind-ratio |
|
|
|
|
|
|
Opvang in groepen |
|
|
x |
x |
|
|
Leidster-kind-ratio |
|
|
x |
x |
|
|
Inzet beroepskrachten in afwijking van de
leidster-kind-ratio |
|
|
x |
x |
|
|
Pedagogisch
beleid en praktijk |
|
|
|
|
|
|
Pedagogisch beleidsplan |
|
|
x |
x |
|
|
Relatie pedagogische beleidsplan met de praktijk |
|
|
x |
x |
|
|
Sociaal-emotionele veiligheid |
|
|
|
|
x |
x |
Persoonlijke competentie |
|
|
|
|
x |
x |
Sociale competentie |
|
|
|
|
x |
x |
Overdracht normen en waarden |
|
|
|
|
x |
x |
Klachten |
|
|
|
|
|
|
Wet klachtrecht |
|
|
|
|
x |
x |
|
|
|
|
|
|
|
Gastouderopvang
|
|
|
|
|
|
|
Ouders |
|
|
|
|
|
|
Instellen oudercommissie |
|
|
|
|
x |
n.v.t. |
Voorwaarden oudercommissie |
|
|
|
|
x |
x |
Adviesrecht oudercommissie |
|
|
x |
x |
|
|
Inhoud van de informatie voor ouders |
|
|
|
|
x |
x |
Relatie tussen de informatie voor ouders en de praktijk |
|
|
|
|
x |
x |
Personeel |
|
|
|
|
|
|
Regels voor de verklaring omtrent het gedrag |
x |
x |
|
|
|
|
Passende beroepskwalificatie |
x |
n.v.t. |
|
|
|
|
Veiligheid
en Gezondheid |
|
|
|
|
|
|
Risico-inventarisatie veiligheid |
x |
|
|
|
|
|
Beleid veiligheid |
x |
x |
|
|
|
|
Uitvoering beleid veiligheid |
x |
x |
|
|
|
|
Risico-inventarisatie gezondheid |
x |
|
|
|
|
|
Beleid gezondheid |
x |
x |
|
|
|
|
Uitvoering beleid gezondheid |
x |
x |
|
|
|
|
Pedagogisch
beleid en praktijk |
|
|
|
|
|
|
Pedagogisch beleidsplan |
|
|
x |
x |
|
|
Relatie pedagogische beleidsplan met de praktijk |
|
|
x |
x |
|
|
Criteria voor de kwaliteit |
x |
x |
|
|
|
|
Klachten |
|
|
|
|
|
|
Wet klachtrecht |
|
|
|
|
x |
x |
BIJLAGE 3: SANCTIEPROTOCOL
[1] Hoofdstuk 4 van de wet
voorziet in de handhaving, terwijl hoofdstuk 5 voorziet in opsporing en
sancties.
Hoofdstuk
4 is als volgt onderverdeeld:
-
paragraaf
1 Toezicht op de naleving;
-
paragraaf
2 Gemeentelijk ingrijpen;
-
paragraaf
3 Rijkstoezicht op
gemeentelijke toezicht en ingrijpen.
Hoofdstuk
5 is als volgt onderverdeeld:
- paragraaf 1 Opsporing
- paragraaf 2 Bestuurlijke
boeten
2 Dit is afhankelijk van het besluit van de gemeenteraad inzake de externe klachtafhandeling
[3] Niet van toepassing betekent dat deze score volgens het
toetsingskader niet mogeljik is. Als dit item niet aanwezig is, dan is de score
slecht mogelijk.