Regnr. 727098

NOTA  HANDHAVINGSBELEID KINDEROPVANG

 

 

1.         Inleiding

 

Per 1 januari 2005 is de nieuwe Wet Kinderopvang (WK) in werking getreden[1].

Deze wet voorziet in uniforme landelijke kwaliteitseisen die door GGD toezichthouders namens de gemeenten worden beoordeeld volgens landelijk vastgestelde toetsingskaders. Verschillen tussen kwaliteitseisen zijn daardoor niet meer mogelijk. Er zijn toetsingskaders voor dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang.

Er is geen landelijk uniform handhavingsbeleid. De verantwoordelijkheid voor handhaving van de WK ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Dit biedt aan iedere gemeente de mogelijkheid om eigen beleid te ontwikkelen; dit heeft ook een keerzijde omdat er grote verschillen kunnen ontstaan in de handhaving van de kinderopvang in Nederland. Dit is niet gewenst. Allereerst omdat er rechtsongelijkheid wordt gecreëerd en er een verschil in concurrentiepositie kan optreden. Maar ook omdat ondernemers die in verschillende gemeenten vestigingen hebben, worden geconfronteerd met verschillen in handhaving.

Behalve voor de ondernemers is het ook voor GGD’en een ongewenste ontwikkeling omdat zij als toezichthouder in de praktijk te maken krijgen met deze verschillen en er dan per gemeente aparte handhavingafspraken moeten worden gemaakt.

 

De VNG heeft dit probleem onderkend. Op grond hiervan heeft zij de “Handreiking kwaliteit handhaven in de kinderopvang” ontwikkeld (www.vng.nl). Hierin is een afwegingsmodel opgenomen dat gemeenten kunnen gebruiken voor het ontwikkelen van hun handhavingsbeleid. Voorgesteld wordt dat de gemeente Delft dit afwegingsmodel van de VNG hanteert voor het gemeentelijke handhavingsbeleid kinderopvang.

 

Het voorgestelde handhavingsbeleid voor de gemeente Delft komt overeen met het handhavingsbeleid van de Gemeentes Den Haag en Rotterdam. Ook de regiogemeenten die samenwerken met de GGD Zuid-Holland West werken met het op het VNG-afwegingsmodel gebaseerde handhavingsbeleid.

 

2.         Reikwijdte

Onder kinderopvang wordt verstaan het “bedrijfsmatig” verzorgen en opvoeden van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint. Hieronder vallen verschillende vormen van kinderopvang:

o         dagopvang (kinderdagverblijven);

o         buitenschoolse opvang;

o         gastouderopvang (maximaal 4 kinderen);

o         innovatieve opvang (maximaal 6 kinderen);

o         ouderparticipatiecrèches

 

 

 

 

 

2.1.             Verplichte registratie

De WK kent geen vergunningenstelsel meer. Daarvoor in de plaats is een verplichte registratie gekomen. Alle kindercentra die vormen van kinderopvang exploiteren zoals hierboven omschreven zijn verplicht om zich voorafgaand aan exploitatie te laten registeren bij de gemeente. De gemeente is verplicht om een register bij te houden.

Na melding vindt direct opname in het register plaats. Binnen acht weken na melding moet de GGD aangeven of exploitatie redelijkerwijs mag starten. Is die termijn verstreken zonder dat de GGD advies heeft uitgebracht dan mag gestart worden.

 

Alle locaties (zie 5.1.) zijn opgenomen in het volgens de WK verplichte register (zie www.gemeentedelft.info onder product kinderopvang). Dit register wordt beheerd door de gemeente vanuit de sector Leefbaarheid, programma Integraal Veiligheidsbeleid.

Wijzigingen in het digitale register worden meteen verwerkt. Kleine wijzigingen worden één maal per half jaar in de Stadskrant gepubliceerd. Betreft het een verwijdering uit het register als gevolg van het stoppen van een exploitatie of het niet (meer) voldoen aan de wettelijke eisen, een nieuw centrum of een verhuizing dan worden deze zo spoedig mogelijk gepubliceerd in de Stadskrant.

 

3.         Verantwoordelijkheden, organisatie en mandatering

De houder is degene die een kindercentrum of een gastouderbureau exploiteert. De houder is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de kindercentra.

 

Bij elke vestiging hoort een oudercommissie te zijn. Oudercommissies hebben een adviserende taak en functioneren op basis van een reglement. Zij adviseren de houder gevraagd en ongevraagd over ten minste de volgende aangelegenheden: de specifieke interpretatie van verantwoorde kinderopvang, het beleid over veiligheid en gezondheid in het algemeen en voeding in het bijzonder, openingstijden, spel- en ontwikkelingsactiviteiten, de prijs van kinderopvang en de klachtenregeling.

 

Op grond van de WK is het college van burgemeester en wethouders verantwoordelijk en bevoegd om beleid c.q. beleidsregels vast te stellen voor de handhaving van de kinderopvang.

 

De Inspectie voor Werk en Inkomen (IWI) houdt toezicht op gemeenten. Het college moet jaarlijks een gemeentelijk jaarverslag opstellen over de werkzaamheden die in het kader van toezicht en handhaving het voorgaande jaar zijn verricht. Dit verslag dient het college te sturen aan de gemeenteraad en de minister.

 

De GGD is vanuit de optiek van de WK toezichthouder. Het college van burgemeester en wethouders heeft de toezichthouders van de GGD bij besluit van 26.10.2004 als toezichthouder benoemd (gepubliceerd in de Stadskrant van 28 november 2004).

Als de toezichthouder oordeelt dat de kwaliteit van de kinderopvang bij een kindercentrum zodanig tekortschiet, dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de toezichthouder een schriftelijk bevel geven. De toezichthouder is hiertoe bevoegd. Een bevel is een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

 

Het College beslist op basis van het GGD-rapport en het advies van de toezichthouder of en zo ja op welke manier gesanctioneerd moet worden. Voorstel is dat het college de programmamanager van het Programma Integraal Veiligheidsbeleid van de Sector Leefbaarheid mandateert voor het toepassen van sanctiemaatregelen in de 1ste fase (zie bijlage 3). Worden overtredingen niet opgelost dan treden de procedures van de 2de fase in werking. Hiertoe dient per overtreding een collegebesluit te worden genomen.

 

 

 

 

Naast de WK heeft de kinderopvang te maken met (gemeentelijke) regelgeving op grond van andere wetten.  De door de brandweer Delft-Rijswijk afgegeven gebruiksvergunning (alle kindercentra die meer dan tien personen opvangen jonger dan twaalf jaar zijn gebruiksvergunningplichtig) dient in het pand aanwezig te zijn en moet kunnen worden getoond bij de jaarlijkse controle op de brandveiligheid (zie verder onder 3.1.1.). Ook kan het vakteam Bouw- en Woningtoezicht betrokken zijn bij de kinderopvang vanwege een bouwvergunningprocedure. Per 1 september 2005 zijn er algemene bouwkundige regels voor kinderdagverblijven in het Bouwbesluit geformuleerd. Hier moet altijd aan worden voldaan en er kan op worden gehandhaafd.

 

Er is onderzocht of het mogelijk is tot een zo ver mogelijke integrale handhaving te komen. Dat wil zeggen dat toezicht en controle gezamenlijk en op eenzelfde tijdstip plaatsvindt. Een dergelijke integrale benadering is niet haalbaar, o.a. omdat de regelgeving en de bevoegdheden te veel verschillen en bijvoorbeeld de inspectieprocedure van de WK een veel langere doorlooptijd heeft (18 weken) dan de controle van de brandweer met betrekking tot de gebruiksvergunning. Om ervoor te zorgen dat de samenwerking op gemeentelijke niveau toch efficiënt en effectief is, is gekozen voor een samenwerkingsmodel.

 

Het gemeentelijk handhavingsbeleid is voorbereid door een interdisciplinaire ambtelijke werkgroep (Programma Jeugd & Brede School, Programma Integraal Veiligheidsbeleid, Vakteam Bouw – en Woningtoezicht, Brandweer Delft-Rijswijk, Handhavingsregisseur, Vakteam JZ). Er heeft afstemming plaatsgevonden met  GGD.

Deze werkgroep zal na vaststelling van het beleid de implementatie volgen en handhavings- en sanctioneringsactiviteiten zoveel mogelijk op elkaar afstemmen.

 

3.1.      Afsprakenkader tussen GGD en gemeente

In principe geldt de in 2001 opgestelde overeenkomst tussen de gemeente en de GGD. Hierin staat o.a. dat de kinderdagverblijven en buitenschoolse opvangvoorzieningen ieder jaar door de GGD worden geïnspecteerd en dat per inspectie wordt betaald. Voor specifieke afspraken (bijvoorbeeld aandachtspunten zoals leidster-kindratio of pauzebeleid) zijn in de afgelopen jaren aanvullende afspraken gemaakt. In 2006 zal een nieuwe overeenkomst worden opgesteld die recht doet aan de nieuwe regelgeving op grond van de WK en de Verordening Kinderopvang voor wat betreft de peuterspeelzalen.

Verwacht wordt dat de kosten in 2006 hoger zullen zijn dan in voorgaande jaren. Dit heeft te maken met de gestegen kosten per inspectie en met het feit dat de verwachting is dat er in 2006 nadere onderzoeken zullen moeten plaatsvinden. Totaal begroot minimaal € 65.000 – maximaal  € 80.000. Een reservering voor 2006 is gemaakt (begrotingspost 22776).

 

3.1.1.    Relatie Brandweer –Arbeidsinspectie

De Brandweer is verantwoordelijk voor de brandveiligheid op grond van de Bouwverordening (hoofdstuk 6) en heeft eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Alle kindercentra die meer dan 10 personen opvangen jonger dan 12 jaar zijn gebruiksvergunningplichtig. Kindercentra moeten een ontruimingsplan hebben als er sprake is van meerdere ruimten die niet beroepbaar zijn. De Brandweer heeft geen bevoegdheden (meer) om te sanctioneren als er niet jaarlijks een ontruimingsoefening wordt gehouden.

Naast de voorwaarden die de Brandweer op het punt van brandveiligheid stelt, heeft de houder een verplichting op grond van de Arbeidsomstandighedenwet. De Arbeidsinspectie kan in voorkomende gevallen op het punt van het ontruimingsplan en –oefening handhaven en sanctioneren als de houder in gebreke blijft. De Arbeidsinspectie reageert op meldingen van klachten.

 

3.2.             Vormen van onderzoek/controle

3.2.1.        Inspectie na melding

Bij de controle na melding (binnen 8 weken) wordt door de GGD getoetst of redelijkerwijs met de exploitatie kan worden aangevangen.

 

3.2.2.        Jaarlijkse inspectie

De jaarlijkse inspecties, zullen minimaal 14 dagen van te voren schriftelijk worden aangekondigd aan de leiding van de kinderopvang. Op die manier kan de houder alle documenten gereed hebben en tijd inruimen voor de inspecteur. Jaarlijks vindt door de GGD een fysieke inspectie plaats.Bij de jaarlijkse periodieke controle wordt gecontroleerd op alle kwaliteitsaspecten (volledig onderzoek). In de evaluatie die in het 3de kwartaal van 2006 wordt gehouden, wordt meegenomen of er altijd en in alle gevallen een volledig onderzoek moet plaatsvinden of dat hier ook uitzonderingen op mogelijk zijn.

 

3.2.3.        Onaangekondigde inspectie

Naar aanleiding van een signaal of eerder tekortschieten van de houder kan de GGD in overleg met de gemeente kiezen voor een onaangekondigde inspectie.

 

3.2.4.        Nader onderzoek op deelaspecten

Als bij een inspectie afspraken worden gemaakt over bijvoorbeeld aanvullende informatie of aan te brengen verbeteringen, kan zo nodig na de afgesproken termijn op dat onderdeel nog een vervolginspectie plaatsvinden [2].

 

4.         Inspectierapport en openbaarheid

In de WK is bepaald (art. 63) dat de toezichthouder zijn/haar oordeel naar aanleiding van het onderzoek vastlegt in een inspectierapport. De vereisten voor vaststelling en richtlijnen met betrekking tot de inhoud worden aangegeven in art. 63 van de WK en in de beleidsregels kwaliteit kinderopvang (art. 7 en 8).

 

Het inspectierapport van de GGD wordt uiterlijk drie weken na vaststelling openbaar gemaakt (art. 63 lid 5). Openbaar maken zal op twee manieren gebeuren. In de eerste plaats door de houder die een exemplaar op een voor personeel en ouders toegankelijke plaats beschikbaar moet stellen. Daarnaast zal de gemeente de definitieve inspectierapporten op internet plaatsen.

 

Aan de openbaarheid zit wel een grens. In de Wet Openbaarheid van Bestuur zijn in artikel 10 en 11 uitzonderingsgronden opgenomen. Gegevens van leiders/leidsters worden bijvoorbeeld geanonimiseerd.

 

5.         Actuele situatie kinderopvang

5.1.      Kwantitatieve gegevens

Per 1.10.2005 zijn er: 1.664 kindplaatsen dagopvang en 906 buitenschoolse opvang.

Deze kindplaatsen worden geëxploiteerd in 30 locaties dagopvang, 28 locaties buitenschoolse opvang en 1 Gastouderbureau.

 

5.2.      Kwalitatieve gegevens

De gemeente Delft kent sinds 1999 de Verordening Kinderopvang. Sinds die tijd zijn de Delftse kinderdagverblijven en buitenschoolse opvangvoorzieningen gecontroleerd door de GGD Zuid-Holland West; vanaf 2001 jaarlijks. In het jaarverslag 2004 stelt de GGD: ….”dat de kwaliteit van de geïnspecteerde kinderopvangvoorzieningen in 2004 in Delft in meerderheid voldoet aan de gestelde eisen in de gemeentelijke verordening. Vergeleken met 2003 is er bij de kinderdagverblijven een verbetering met betrekking tot accommodatie, brandveiligheid, medische zaken en keuken te constateren”.

De gemeentelijke Verordening Kinderopvang is met de komst van de Wet Kinderopvang (met uitzondering van de artikelen betrekking hebbend op de peuterspeelzalen) ingetrokken.

 

Met de invoering van de Wet Kinderopvang is een andere situatie ontstaan omdat ondernemers zelf verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit. De manier van inspecteren is ook veranderd. In plaats van zeer gedetailleerde controles (bijvoorbeeld temperatuur koelkast, afstand kapstokhaakjes) gaat het nu om inspecties op processen (bijvoorbeeld is er een risico-inventarisatie veiligheid). Dit nieuwe inspectie-instrument is voor alle partijen (kinderdagverblijven, oudercommissies, GGD en gemeente) nieuw. Het is belangrijk dat de hoofdrolspelers zich bewust zijn/worden van hun nieuwe rol en de gelegenheid nemen om hierin te groeien. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft op grond daarvan 2005 benoemd als overgangsjaar.

 

6.         Afwegingsmodel en sanctieprotocol

 

6.1.             Afwegingsmodel

Het afwegingsmodel is een onderdeel van het handhavingsbeleid.

Het afwegingsmodel van de VNG is gebaseerd op een risicoanalyse waarbij is beoordeeld in welke mate een negatief effect optreedt als niet wordt voldaan aan kwaliteitseisen.

Zoals in bijlage 1 is te zien zijn er drie toetsingsmodules opgenomen, te weten voor buitenschoolse opvang, voor dagopvang en voor gastouderopvang. In elk van deze modules is een aantal onderwerpen opgenomen (bijvoorbeeld inzake personeel of veiligheid en gezondheid) welke zijn onverdeeld in specifieke items (bijvoorbeeld risico inventarisatie veiligheid). Het belang van een item wordt uitgedrukt in termen van hoog, middel of laag. Bij toezicht en controleactiviteiten worden deze modules ingevuld door de GGD. Men kan op een specifiek item voldoende, onvoldoende of slecht scoren. In bijlage 2 zijn deze scores weergegeven, gekoppeld aan het belang (hoog, middel, laag). Dit leidt tot een bepaald score  (bijvoorbeeld hoog belang waarop slecht wordt geoordeeld). Vervolgens vindt koppeling plaats aan de sancties zoals aangegeven in bijlage 3. Het voorbeeld volgend leidt een hoog belang waarop slecht wordt gescoord tot een bevel. 

 

6.2.      Sanctieprotocol

Zoals hierboven omschreven wordt in bijlage 3 het schema opgenomen welke sancties bij welke overtredingen worden opgelegd en welke termijnen daarbij gelden. Dit sanctieprotocol heeft een rechtstreekse koppeling met het afwegingsmodel.

 

Bij de toepassing van de sancties wordt onderscheid gemaakt in twee fases. Het opleggen van de sanctiemaatregelen in fase 1 is namens het college gemandateerd aan de programmamanager Integraal Veiligheidsbeleid. Fase 2 treedt in werking als binnen fase 1 de overtreding niet is hersteld. Dit is met name een bestuursrechtelijke fase die valt onder de verantwoordelijkheid van het college.

 

2006 is het eerste volledige jaar dat gewerkt wordt met het gemeentelijke handhavingsbeleid. Er wordt in aanvang gekozen om alle sancties vanuit de gemeente op te leggen. Dit aspect vormt onderdeel van de eind 2006 te houden evaluatie. Denkbaar is dat bepaalde sancties (bijvoorbeeld waarschuwingen) vanaf 2007 worden opgelegd door de toezichthouder. Zowel de eigen ervaringen als die van andere gemeenten en GGD’en zullen in de evaluatie worden meegenomen.

 

6.2.1.    Categorieën overtredingen

Er zijn zes categorieën van overtredingen te onderscheiden. Namelijk:

    1.    hoog/slecht

    2.    hoog/onvoldoende

    3.    middel/slecht

    4.    middel/onvoldoende

    5.    laag/slecht

    6.    laag/onvoldoende

 

Bij een combinatie van overtredingen wordt uitgegaan van de zwaarste overtreding.

 

Een speciale categorie overtredingen heeft betrekking op de inhoud van het pedagogisch beleid dat wordt getoetst aan de competenties emotionele veiligheid, sociale competentie, persoonlijke competentie en overdracht van normen en waarden. Deze competenties worden getoetst met indicatoren. Zo wordt bij persoonlijke competentie beoordeeld of de beroepskracht individuele kinderen ondersteunt en stimuleert en of kinderen de mogelijkheid hebben om eigen ervaringen op te doen met speelmateriaal. Mocht de GGD bij een inspectie hierop een onvoldoende of slecht beoordelen, dan zal de gemeente een second opinion inwinnen van een pedagoog. 

 

6.2.2.        Sanctiemogelijkheden

Met betrekking tot de sancties die ingezet kunnen worden bij het constateren van een tekortkoming of een overtreding geeft de WK en het daarvan afgeleide sanctieprotocol van de VNG het volgende aan:

 

o         het geven van een schriftelijke aanwijzing (art. 65 lid 1);

o         het geven van een schriftelijk bevel (art. 65 lid 3);

o         het verbieden de exploitatie voort te zetten (art. 66 lid 1);

o         het verbieden van het in exploitatie nemen (art. 66 lid 2);

o         het opleggen van een bestuurlijke boete bij het niet nakomen van een aanwijzing of een schriftelijke bevel of het niet nakomen van een verbod (art. 72 lid 1). De hoogte van de boete is daarbij afhankelijk van de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van het geval (art. 72 lid 2).

 

Een waarschuwing in het kader van dit specifieke sanctieprotocol heeft geen formele status maar ligt in de aard van een “goede afspraak tussen houder en toezichthouder”. Een waarschuwing wordt toegepast bij een onvoldoende/slecht score bij een lage prioriteit (zie bijlage 3).

 

In het kader van een transparant handhavingsbeleid is het van belang van te voren duidelijk te zijn over de omvang en de hoogte van de te nemen sanctiemaatregelen daar waar het gaat om dwangsom/boete. In 2006 wordt in voorkomende gevallen na integraal ambtelijk overleg de hoogte van de sanctie bepaald. Uitgangspunten daarbij zijn de effectiviteit (op welke manier wordt de overtreding zo snel mogelijk ongedaan gemaakt), de aansluiting met andere handhavingsectoren en om eventueel economisch gewin van de houder te ontmoedigen. In de loop van 2006 zal jurisprudentie van eigen en andere gemeenten worden verzameld en worden meegenomen in de evaluatie.

 

6.2.3.        Procedure bij toepassing van sancties

Er is een onderscheid te maken in de procedures bij toepassing van sancties (zie de “Handreiking kwaliteit handhaven in de kinderopvang” www.vng.nl). De sanctiemaatregelen in fase 1 (aanwijzing, bevel) worden uitgevoerd namens het college gemandateerd aan de programmamanager Integraal Veiligheidsbeleid. Worden overtredingen binnen de gestelde termijnen niet opgelost dan treedt fase 2 (dwangsom, bestuursdwang, aanwijzing, sluiting of verwijdering uit het register) in werking. Voor deze fase geldt geen mandaat. Elke overtreding zal door middel van een collegebesluit gesanctioneerd worden.

Uitzondering op deze procedure is als de toezichthouder bij een inspectie een situatie aantreft die redelijkerwijs geen uitstel kan lijden (bijvoorbeeld te grote groepen, groepen zonder begeleiding). Op dat moment kan de toezichthouder een bevel geven. Het ligt in de rede dat de toezichthouder in die situatie de gemeente op de hoogte stelt en indien mogelijk overlegt alvorens tot een bevel over te gaan.

 

Bij voortduring van de overtreding kan een dwangsom verbeurd worden, een hogere dwangsom of bestuurlijke boete worden opgelegd, kan bestuursdwang of een exploitatieverbod worden opgelegd tot uiteindelijk verwijdering uit het register. In geval van een bestuurlijke boete zullen voorafgaand afspraken gemaakt moeten worden met de Officier van Justitie.

7.         Niet-geregistreerde kindercentra

Niet-geregistreerde kinderopvang is in strijd met art. 45 Wet Kinderopvang. Het exploiteren van kinderopvang zonder registratie is een economisch delict. De houder heeft de plicht om zich alsnog te laten registreren en aan de kwaliteitseisen te voldoen.

 

De gemeente draagt er zorg voor dat meldingen van niet-geregistreerde kindercentra (bijvoorbeeld door GGD, buurtbewoners, ouders, kinderopvangondernemers, scholen enz.) adequaat worden opgepakt.  Allereerst moet worden vastgesteld of er sprake is van kinderopvang zoals bedoeld in de WK, dat deze niet is geregistreerd en in exploitatie is. Indien dit het geval is, dan zal aan de houder worden meegedeeld dat hij/zij in overtreding is en dat hiervan een procesverbaal wordt opgemaakt. Tevens wordt meegedeeld dat het college kan besluiten een bestuurlijke boete op te leggen, indien binnen een bepaalde termijn de overtreding niet is beëindigd. Wordt na de termijn geconstateerd dat de illegale situatie niet is beëindigd, dan zal de bestuurlijke boete daadwerkelijk worden opgelegd.

 

8.         Communicatie en voorlichting

De WK heeft voor verschillende partijen veranderingen tot gevolg (gehad). Het is van belang om hierover zorgvuldig te communiceren.

Met de kinderopvangondernemers is in een viertal door de gemeente georganiseerde bijeenkomsten uitleg gegeven over alle veranderingen die de Wet Kinderopvang met zich meebrengt. De vierde onlangs gehouden bijeenkomst is geheel gewijd aan de nieuwe manier van inspecteren en de eerste verschenen voorlopige inspectierapporten. Bij deze bijeenkomst waren ook voor het eerst vertegenwoordigers van de oudercommissies uitgenodigd. Bij vervolgbijeenkomsten (gemiddeld 2 x per jaar) zullen de vertegenwoordigers van de oudercommissies blijvend worden uitgenodigd.

Na besluitvorming door het college over het gemeentelijk handhavingsbeleid zal er voor de Delftse ouders een toelichtend artikel in de Stadskrant worden geschreven. Daarin wordt uitleg gegeven over het nieuwe inspectie-instrument en hoe zij de beoordelingen kunnen interpreteren.

De Raads(commissie)leden krijgen, indien gewenst, de gelegenheid om in een voorlichtingsbijeenkomst kennis te nemen van de achtergronden van het inspectie-instrument.

 

9.         Klachten(procedures)

9.1.             Klachten ouders

Ouders die klachten hebben over het kindercentrum (b.v. over te grote groepen, te weinig leidsters of een slechte hygiëne, maar ook over het niet ter inzage krijgen van inspectierapporten of uitplaatsing van een kind vanwege bijvoorbeeld gedragsproblemen) zullen hierover in eerste instantie met de leiding/directie moeten praten. Alle centra zijn sinds de invoering van de WK verplicht een klachtencommissie en een –reglement te hebben (volgens de Wet klachtrecht cliënten zorgsector).

 

 

9.2.             Klachten GGD

Als er een klacht wordt ingediend over de wijze waarop de GGD handelt, dan moet worden nagegaan of de klacht kan worden gezien als een bezwaarschrift. Gaat het echter om een gedraging van de GGD of een ambtenaar daarvan, dan zal de klacht in eerste instantie middels de door de GGD gehanteerde richtlijn interne klachtafhandeling worden afgehandeld. Een klacht kan schriftelijk worden ingediend bij de klachtencommissie GGD Zuid-Holland West. Indien de klager het daarmee dan niet eens is, bestaat de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de gemeentelijke ombudscommissie.

 

9.3.             Klachten Gemeente

Als er een klacht wordt ingediend over de wijze waarop de gemeente handelt, dan moet worden nagegaan of de klacht kan worden gezien als een bezwaarschrift. Gaat het echter om een gedraging van de gemeente of een ambtenaar daarvan, dan zal de klacht in eerste instantie middels de in de gemeente gehanteerde richtlijn interne klachtafhandeling een klacht worden afgehandeld. Indien de klager het daarmee dan niet eens is, bestaat de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de gemeentelijke ombudscommissie, dan wel de Nationale Ombudsman.2

 

10.       Evaluatie

Zoals al eerder beschreven, de manier van inspecteren is nieuw. Nieuwe materie en andere rollen. Het is te verwachten dat zowel op landelijk als op lokaal niveau, de resultaten nauwlettend zullen worden gevolgd. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de VNG, de werkgeversorganisaties, de vakbonden en de Belangenvereniging Ouders In de Kinderopvang (BOINK) zullen allemaal betrokken zijn bij een landelijke evaluatie. Met de Delftse kinderopvangondernemers, de vertegenwoordigers van de oudercommissies en de GGD is de afspraak gemaakt dat in het 3de kwartaal van 2006 wordt nagegaan of de afspraken op basis van de nieuwe wet afdoende zijn en op welke punten niet. Besproken wordt of er bijstelling moet/kan plaatsvinden gegeven de bevoegdheden van de verschillende betrokken partijen. Ook wordt aan de hand van de opgedane lokale en landelijke ervaringen afspraken gemaakt over de omvang en hoogte van de verschillende sanctiemaatregelen en wordt vastgelegd of het altijd nodig is ieder jaar alle kindercentra te inspecteren.

 

11.       Samenvatting

De gemeente, de GGD, de kindercentra en de oudercommissies hebben als gevolg van de WK andere verantwoordelijkheden en bevoegdheden gekregen als het gaat om de kwaliteit van de kinderopvang. De exploitanten van kindercentra zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit. De GGD controleert de kindercentra en bevraagd tijdens deze controles een vertegenwoordiging van de oudercommissie.  De gemeente is verantwoordelijk voor de handhaving en sanctionering.

De gemeente baseert het handhavingsbeleid voor de kinderopvang op een model dat is ontwikkeld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Voordeel hiervan is dat omliggende gemeenten ook dat model hanteren. Dat levert uniformiteit op.

De inspecteurs van de GGD controleren op zeven verschillende domeinen: ouders, personeel, veiligheid en gezondheid, accommodatie en inrichting, groepsgrootte en leidster-kind-ratio, pedagogisch beleid en klachten. Een inspectie bestaat uit een voorbereiding, een documentenonderzoek, een daadwerkelijk inspectiebezoek en een rapportage.

De GGD geeft in de rapportages scores die variëren van voldoende als aan alle eisen per domein is voldaan, onvoldoende als er niet aan alle onderdelen van een bepaald domein wordt voldaan tot slecht als er meerdere onderdelen niet in orde zijn. Aan de overtreding wordt een weging gehangen (hoog, middel, laag). De weging is bepaald aan de hand van de vraag wat het te verwachten negatieve effect is als niet wordt voldaan aan de eis? De gemeente bepaalt of een sanctie nodig is en zo ja welke en past deze toe. Dat kan variëren van een waarschuwing tot het verbieden van de exploitatie. De definitieve rapportages van de GGD-inspecties zijn openbaar. Op basis daarvan is het voor ouders mogelijk om een kindercentrum te kiezen dat bij hen past.

Jaarlijks brengt de gemeente verslag uit over haar handhavingsbeleid aan de Inspectie voor Werk en Inkomen en aan de Gemeenteraad

Deze manier van inspecteren is voor alle betrokkenen nieuw. Daarom is 2005 een overgangsjaar en worden de eerste inspectierapporten “nieuwe stijl” ook als werkmateriaal gebruikt. Dat moet er toe leiden dat alle partijen in 2006 zijn toegerust op hun nieuwe taak. In 2006 wordt het nieuwe systeem met de betrokkenen geëvalueerd.

 

 

 

12.       Voorstel

Akkoord te gaan met:

o         Het gemeentelijk handhavingsbeleid kinderopvang dat is gebaseerd op het VNG-wegingsmodel en -sanctieprotocol.

o         De mandaatregeling van het college aan de programmamanager Veiligheid daar waar het gaat om het opleggen van sanctiemaatregelen in fase 1

o         Een evaluatie van het gemeentelijke handhavingsbeleid in het 3de kwartaal 2006 met de direct betrokkenen, te weten: houders kinderopvang, vertegenwoordigers oudercommissie, GGD en gemeentelijke disciplines.

 

 


BIJLAGE 1: AFWEGINGSMODEL

Domein

Kwaliteitsaspect

Indicator

 

Veilige omgeving

Gezonde omgeving

Pedagogisch beleid

Invloed ouders

Geloofwaardigheid

 

 

 

Totaalscore

Belang

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Buitenschoolse opvang

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1.  Ouders

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Oudercommissie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1.1  Instellen oudercommissie

1

1

2

4

2

 

 

 

4

Laag

1.2  Voorwaarden oudercommissie [1]

1

1

1

2

1

 

 

 

1,6

Laag

1.3  Adviesrecht oudercommissie [2]

1

1

4

4

2

 

 

 

5,2

Gemiddeld

Informatie voor de ouders

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1.4  Inhoud van de informatie voor ouders

1

1

1

4

1

 

 

 

2,8

Laag

1.5  Relatie tussen de informatie voor ouders en de praktijk

1

1

1

4

1

 

 

 

2,8

Laag

2.  Personeel

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Verklaring omtrent het gedrag

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.1  Regels voor de verklaring omtrent het gedrag

4

4

1

1

4

 

 

 

6,4

Hoog

Beroepskwalificatie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.2  Passende beroepskwalificatie [7]

3

3

3

1

3

 

 

 

5,8

Gemiddeld

2.3  Voorwaarde en inzet van beroepskracht in opleiding

2

2

2

1

1

 

 

 

2,8

Laag

Nederlandse taal

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.4  Gebruik van de voorgeschreven voertaal

1

1

3

1

1

 

 

 

2,2

Laag

3.  Veiligheid en gezondheid

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Veiligheid

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.1  Risico-inventarisatie veiligheid

4

4

1

3

4

 

 

 

7,6

Hoog

3.2  Beleid veiligheid

4

4

1

3

4

 

 

 

7,6

Hoog

3.3  Uitvoering beleid veiligheid

4

4

1

3

4

 

 

 

7,6

Hoog

Gezondheid

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.4  Risico-inventarisatie gezondheid

4

4

2

3

4

 

 

 

8,2

Hoog

3.5  Beleid gezondheid

4

4

2

3

4

 

 

 

8,2

Hoog

3.6  Uitvoering beleid gezondheid

4

4

2

3

4

 

 

 

8,2

Hoog

4.  Accommodatie en inrichting

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Binnenruimte

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.1  Binnenspeelruimte

3

2

3

1

3

 

 

 

5,2

Gemiddeld

Buitenruimte

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.2  Buitenspeelruimte

1

1

3

1

3

 

 

 

3,4

Laag

4.3  Aangrenzende buitenspeelruimte

3

1

3

1

2

 

 

 

4

Laag

4.4  Niet aangrenzende buitenspeelruimte

4

1

3

1

2

 

 

 

4,6

Gemiddeld

5.  Groepsgrootte en leidster-kind-ratio

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Groepsgrootte en leidster-kind-ratio

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5.1  Opvang in groepen

3

2

3

1

3

 

 

 

5,2

Gemiddeld

5.2  Leidster-kind-ratio

3

2

3

1

3

 

 

 

5,2

Gemiddeld

5.3  Inzet beroepskrachten in afwijking van de leidster-kind-ratio

3

2

2

1

3

 

 

 

4,6

Gemiddeld

6.  Pedagogisch beleid en praktijk

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Pedagogisch beleid

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6.1  Pedagogisch beleidsplan

1

1

4

4

2

 

 

 

5,2

Gemiddeld

6.2  Relatie pedagogische beleidsplan met de praktijk

1

1

4

4

2

 

 

 

5,2

Gemiddeld

Leidster-kind-interactie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6.3  Sociaal-emotionele veiligheid

1

1

4

1

1

 

 

 

2,8

Laag

6.4  Persoonlijke competentie

1

1

4

1

1

 

 

 

2,8

Laag

6.5  Sociale competentie

1

1

4

1

1

 

 

 

2,8

Laag

6.6  Overdracht normen en waarden

2

2

4

1

1

 

 

 

4

Laag

7.  Klachten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Wet klachtrecht cliënten zorgsector

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7.1  Wet klachtrecht

1

1

1

4

3

 

 

 

4

Laag


 

Domein

Kwaliteitsaspect

Indicator

 

Veilige omgeving

Gezonde omgeving

Pedagogisch beleid

Invloed ouders

Geloofwaardigheid

 

 

 

Totaalscore

Belang

                                                                                                         

Dagopvang

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1.  Ouders

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Oudercommissie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1.1 Instellen oudercommissie

1

1

1

4

2

 

 

 

3,4

Laag

1.2 Voorwaarden oudercommissie [1]

1

1

1

2

1

 

 

 

1,6

Laag

1.3 Adviesrecht oudercommissie [2]

1

1

4

4

2

 

 

 

5,2

Gemiddeld

Informatie voor de ouders

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1.4 Inhoud van de informatie voor ouders

1

1

1

4

1

 

 

 

2,8

Laag

1.5 Relatie tussen de informatie voor ouders en de praktijk

1

1

1

4

1

 

 

 

2,8

Laag

2.  Personeel

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Verklaring omtrent het gedrag

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.1 Regels voor de verklaring omtrent het gedrag

4

4

1

1

4

 

 

 

6,4

Hoog

Beroepskwalificatie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.2 Passende beroepskwalificatie [7]

3

3

3

1

3

 

 

 

5,8

Gemiddeld

2.3 Voorwaarde en inzet van beroepskracht in opleiding

2

2

2

1

1

 

 

 

2,8

Laag

Nederlandse taal

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.4 Gebruik van de voorgeschreven voertaal

1

1

3

1

1

 

 

 

2,2

Laag

3.  Veiligheid en gezondheid

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Veiligheid

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.1 Risico-inventarisatie veiligheid

4

4

1

3

4

 

 

 

7,6

Hoog

3.2 Beleid veiligheid

4

4

1

3

4

 

 

 

7,6

Hoog

3.3 Uitvoering beleid veiligheid

4

4

1

3

4

 

 

 

7,6

Hoog

Gezondheid

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.4 Risico-inventarisatie gezondheid

4

4

2

3

4

 

 

 

8,2

Hoog

3.5 Beleid gezondheid

4

4

2

3

4

 

 

 

8,2

Hoog

3.6 Uitvoering beleid gezondheid

4

4

2

3

4

 

 

 

8,2

Hoog

4.  Accommodatie en inrichting

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Binnenruimte

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.1 Binnenspeelruimte

4

2

3

1

3

 

 

 

5,8

Gemiddeld

4.2 Slaapruimte

4

4

3

1

3

 

 

 

7

Hoog

Buitenruimte

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.3 Buitenspeelruimte

3

4

3

1

2

 

 

 

5,8

Gemiddeld

5.  Groepsgrootte en leidster-kind-ratio

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Groepsgrootte en leidster-kind-ratio

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5.1 Opvang in groepen

4

2

3

1

3

 

 

 

5,8

Gemiddeld

5.2 Leidster-kind-ratio

4

2

3

1

3

 

 

 

5,8

Gemiddeld

5.3 Inzet beroepskrachten in afwijking van de leidster-kind-ratio

4

2

2

1

3

 

 

 

5,2

Gemiddeld

6.  Pedagogisch beleid en praktijk

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Pedagogisch beleid

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6.1 Pedagogisch beleidsplan

1

1

4

4

2

 

 

 

5,2

Gemiddeld

6.2 Relatie pedagogische beleidsplan met de praktijk

1

1

4

4

2

 

 

 

5,2

Gemiddeld

Leidster-kind-interactie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6.3 Sociaal-emotionele veiligheid

1

1

4

1

1

 

 

 

2,8

Laag

6.4 Persoonlijke competentie

1

1

4

1

1

 

 

 

2,8

Laag

6.5 Sociale competentie

1

1

4

1

1

 

 

 

2,8

Laag

6.6 Overdracht normen en waarden

2

2

4

1

1

 

 

 

4

Laag

7.  Klachten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Wet klachtrecht cliënten zorgsector

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7.1 Wet klachtrecht

1

1

1

4

3

 

 

 

4

Laag


 

Domein

Kwaliteitsaspect

Indicator

 

Veilige omgeving

Gezonde omgeving

Pedagogisch beleid

Invloed ouders

Geloofwaardigheid

 

 

 

Totaalscore

Belang

 

Gastouderopvang

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1.  Ouders

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Oudercommissie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1.1 Instellen oudercommissie

1

1

2

4

2

 

 

 

4

Laag

1.2 Voorwaarden oudercommissie

1

1

1

3

1

 

 

 

2,2

Laag

1.3 Adviesrecht oudercommissie

1

1

4

4

2

 

 

 

5,2

Gemiddeld

Informatie voor de ouders

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1.4 Inhoud van de informatie voor ouders

1

1

1

4

1

 

 

 

2,8

Laag

1.5 Relatie tussen de informatie voor ouders en de praktijk

1

1

1

4

1

 

 

 

2,8

Laag

2.  Personeel

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Verklaring omtrent het gedrag

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.1 Regels voor de verklaring omtrent het gedrag

4

4

1

2

4

 

 

 

7

Hoog

Beroepskwalificatie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.2 Passende beroepskwalificatie medewerkers

3

3

3

2

3

 

 

 

6,4

Hoog

3.  Veiligheid en gezondheid

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Veiligheid

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.1 Risico-inventarisatie veiligheid [4]

4

4

1

4

4

 

 

 

8,2

Hoog

3.2 Beleid veiligheid

4

4

1

4

4

 

 

 

8,2

Hoog

3.3 Uitvoering beleid veiligheid

4

4

1

4

4

 

 

 

8,2

Hoog

Gezondheid

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.4 Risico-inventarisatie gezondheid [5]

4

4

2

4

4

 

 

 

8,8

Hoog

3.5 Beleid gezondheid

4

4

2

4

4

 

 

 

8,8

Hoog

3.6 Uitvoering beleid gezondheid

4

4

2

4

4

 

 

 

8,8

Hoog

4.  Pedagogisch beleid en kwaliteit

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Pedagogisch beleid

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.1 Pedagogisch beleidsplan

1

1

4

4

2

 

 

 

5,2

Gemiddeld

4.2 Relatie pedagogische beleidsplan met de praktijk

1

1

4

4

2

 

 

 

5,2

Gemiddeld

Kwaliteit

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.3 Criteria voor de kwaliteit

4

4

4

4

3

 

 

 

9,4

Hoog

5.  Klachten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Wet klachtrecht cliënten zorgsector

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5.1 Wet klachtrecht

1

1

1

4

3

 

 

 

4

Laag

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

Bijlage 2 Overzicht scores en sancties

 

Overzicht scores van overtredingen bij slecht en onvoldoende gekoppeld aan sancties en termijnen in bijlage 3.

 

Prioriteit overtreding met waardering

Hoog

Middel

Laag

Kwaliteitsaspect

Waaraan niet of onvoldoende wordt voldaan

Slecht 

Onvol

doende

Slecht

Onvol

doende

Slecht

Onvol

doende

Buitenschoolse opvang

 

 

 

 

 

 

Ouders

 

 

 

 

 

 

Instellen oudercommissie

 

 

 

 

X

[3]n.v.t.

Voorwaarden oudercommissie

 

 

 

 

x

x

Adviesrecht oudercommissie

 

 

x

x

 

 

Inhoud van de informatie voor ouders

 

 

 

 

x

x

Relatie tussen de informatie voor ouders en de praktijk

 

 

 

 

x

x

Personeel

 

 

 

 

 

 

Regels voor de verklaring omtrent het gedrag

x

x

 

 

 

 

Passende beroepskwalificatie

 

 

x

n.v.t.

 

 

Voorwaarde en inzet van beroepskracht in opleiding

 

 

 

 

x

n.v.t.

Gebruik van de voorgeschreven voertaal

 

 

 

 

x

x

Veiligheid en Gezondheid

 

 

 

 

 

 

Risico-inventarisatie veiligheid

x

n.v.t.

 

 

 

 

Beleid veiligheid

x

x

 

 

 

 

Uitvoering beleid veiligheid

 

x

 

 

 

 

Risico-inventarisatie gezondheid

x

n.v.t..

 

 

 

 

Beleid gezondheid

x

x

 

 

 

 

Uitvoering beleid gezondheid

x

x

 

 

 

 

Accommodatie en inrichting

 

 

 

 

 

 

Binnenspeelruimte

 

 

x

x

 

 

Buitenspeelruimte

 

 

 

 

x

x

Aangrenzende buitenspeelruimte

 

 

 

 

x

x

Niet aangrenzende buitenspeelruimte

 

 

x

x

 

 

Groepsgrootte en leidster-kind-ratio

 

 

 

 

 

 

Opvang in groepen

 

 

x

x

 

 

Leidster-kind-ratio

 

 

x

x

 

 

Inzet beroepskrachten in afwijking van de leidster-kind-ratio

 

 

x

x

 

 

Pedagogisch beleid en praktijk

 

 

 

 

 

 

Pedagogisch beleidsplan

 

 

x

x

 

 

Relatie pedagogische beleidsplan met de praktijk

 

 

x

x

 

 

Sociaal-emotionele veiligheid

 

 

 

 

x

x

Persoonlijke competentie

 

 

 

 

x

x

Sociale competentie

 

 

 

 

x

x

Overdracht normen en waarden

 

 

 

 

x

x

Klachten

 

 

 

 

 

 

Wet klachtrecht

 

 

 

 

x

x

 

 

 

 

 

 

 

Dagopvang

 

 

 

 

 

 

Ouders

 

 

 

 

 

 

Instellen oudercommissie

 

 

 

 

x

n.v.t.

Voorwaarden oudercommissie

 

 

 

 

x

x

Adviesrecht oudercommissie

 

 

x

x

 

 

Inhoud van de informatie voor ouders

 

 

 

 

x

x

Relatie tussen de informatie voor ouders en de praktijk

 

 

 

 

x

x

Personeel

 

 

 

 

 

 

Regels voor de verklaring omtrent het gedrag

x

x

 

 

 

 

Passende beroepskwalificatie

 

 

x

n.v.t.

 

 

Voorwaarde en inzet van beroepskracht in opleiding

 

 

 

 

x

n.v.t.

Gebruik van de voorgeschreven voertaal

 

 

 

 

x

x

Veiligheid en Gezondheid

 

 

 

 

 

 

Risico-inventarisatie veiligheid

x

 

 

 

 

 

Beleid veiligheid

x

x

 

 

 

 

Uitvoering beleid veiligheid

x

x

 

 

 

 

Risico-inventarisatie gezondheid

x

 

 

 

 

 

Beleid gezondheid

x

x

 

 

 

 

Uitvoering beleid gezondheid

x

x

 

 

 

 

Accommodatie en inrichting

 

 

 

 

 

 

Binnenspeelruimte

 

 

x

x

 

 

Slaapruimte

x

x

 

 

 

 

Buitenspeelruimte

 

 

x

x

 

 

Groepsgrootte en leidster-kind-ratio

 

 

 

 

 

 

Opvang in groepen

 

 

x

x

 

 

Leidster-kind-ratio

 

 

x

x

 

 

Inzet beroepskrachten in afwijking van de leidster-kind-ratio

 

 

x

x

 

 

Pedagogisch beleid en praktijk

 

 

 

 

 

 

Pedagogisch beleidsplan

 

 

x

x

 

 

Relatie pedagogische beleidsplan met de praktijk

 

 

x

x

 

 

Sociaal-emotionele veiligheid

 

 

 

 

x

x

Persoonlijke competentie

 

 

 

 

x

x

Sociale competentie

 

 

 

 

x

x

Overdracht normen en waarden

 

 

 

 

x

x

Klachten

 

 

 

 

 

 

Wet klachtrecht

 

 

 

 

x

x

 

 

 

 

 

 

 

Gastouderopvang

 

 

 

 

 

 

Ouders

 

 

 

 

 

 

Instellen oudercommissie

 

 

 

 

x

n.v.t.

Voorwaarden oudercommissie

 

 

 

 

x

x

Adviesrecht oudercommissie

 

 

x

x

 

 

Inhoud van de informatie voor ouders

 

 

 

 

x

x

Relatie tussen de informatie voor ouders en de praktijk

 

 

 

 

x

x

Personeel

 

 

 

 

 

 

Regels voor de verklaring omtrent het gedrag

x

x

 

 

 

 

Passende beroepskwalificatie

x

n.v.t.

 

 

 

 

Veiligheid en Gezondheid

 

 

 

 

 

 

Risico-inventarisatie veiligheid

x

 

 

 

 

 

Beleid veiligheid

x

x

 

 

 

 

Uitvoering beleid veiligheid

x

x

 

 

 

 

Risico-inventarisatie gezondheid

x

 

 

 

 

 

Beleid gezondheid

x

x

 

 

 

 

Uitvoering beleid gezondheid

x

x

 

 

 

 

Pedagogisch beleid en praktijk

 

 

 

 

 

 

Pedagogisch beleidsplan

 

 

x

x

 

 

Relatie pedagogische beleidsplan met de praktijk

 

 

x

x

 

 

Criteria voor de kwaliteit

x

x

 

 

 

 

Klachten

 

 

 

 

 

 

Wet klachtrecht

 

 

 

 

x

x

 

 

 

 

 

 

 


BIJLAGE 3: SANCTIEPROTOCOL

 
 

 



[1] Hoofdstuk 4 van de wet voorziet in de handhaving, terwijl hoofdstuk 5 voorziet in opsporing en sancties.

Hoofdstuk 4 is als volgt onderverdeeld:

-          paragraaf 1             Toezicht op de naleving;

-          paragraaf 2             Gemeentelijk ingrijpen;

-          paragraaf 3             Rijkstoezicht op gemeentelijke toezicht en ingrijpen.

Hoofdstuk 5 is als volgt onderverdeeld:

- paragraaf 1           Opsporing

- paragraaf 2        Bestuurlijke boeten

 

 

2 Dit is afhankelijk van het besluit van de gemeenteraad inzake de externe klachtafhandeling

[3] Niet van toepassing betekent dat deze score volgens het toetsingskader niet mogeljik is. Als dit item niet aanwezig is, dan is de score slecht mogelijk.