Stuk 166 I 8
november 2005
630661
Onderwerp:
Wijziging bomenverordening Delft 1998
Aan de
gemeenteraad.
Geachte
dames en heren,
Conform de bomennota “De juiste boom op de juiste
plaats” stelt het college van burgemeester enwethouders een ‘Lijst van
bijzondere houtopstand met een cultuur-historisch belang’ vast. Aan de
houtopstand binnen de in deze lijst opgenomen gebieden, wordt een bijzondere
waarde toegekend, zodat zij ongeacht dikte of kwaliteit kapvergunningplichtig
zijn. Conform de in het kapvergunningenbeleid vastgestelde criteria, wordt voor
houtopstand met een bijzondere waarde alleen bij zwaarwegende argumenten een
kapvergunning verleend.
Om de
hiervoor beschreven kapvergunningplicht te effectueren, worden de volgende
wijzigingen in de bomenverordening Delft 1998 voorgesteld:
Artikel
1: Begripsomschrijvingen
Vervangen:
lid 1 a. door:
a. boom:
een houtachtig, opgaand gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal
10 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van
meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In afwijking van
het hiervoor gestelde kan de dwarsdoorsnede
kleiner zijn dan 10 cm op 1,3 meter boven het maaiveld, indien sprake is van:
-
een
houtopstand in het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht als bedoeld
in de artikelen 14 en 15;
-
een
bijzondere houtopstand met een cultuur-historisch belang, als bedoeld in
artikel 8, lid 4;
Artikel 8: Kapverbod
Vervangen:
lid 4 door:
Wegstrepen: geheel lid 5
Verder
wordt voorgesteld gelijktijdig de volgende correcties door te voeren:
Artikel 8: Kapverbod
Vervangen: in lid 3 g. “artikel 17” door “artikel 14 en 15”
Artikel 9:
Aanvraag vergunning
Vervangen: lid 2 door:
Wanneer door of namens de Minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan Burgemeester en Wethouders een
afschrift is toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2
van de Boswet, beschouwen Burgemeester en Wethouders dit afschrift mede als een
vergunningsaanvraag.
De
wijzigingen treden in werking, zes weken na bekendmakeing.
Wij
stellen u voor de wijzigingen in de bomenverordening Delft 1998 vast te
stellen.
Hoogachtend,
Burgemeester
en wethouders van Delft,
mr. drs.
G.A.A. Verkerk ,burgemeester.
mr. drs.
H.G.L.M. Camps ,secretaris
Stuk 166 II
630661
De raad
der gemeente Delft;
gelezen
het voorstel van het college van 8 november 2005;
gezien het advies van de commissie Leefbaarheid;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en
artikel 15 van de Boswet;
b e s l u i t :
I. Vast te stellen de gewijzigde
bomenverordening Delft 1998 (stuk 166 III).
Aldus vastgesteld in de openbare
raadsvergadering van 24 november 2005.
,burgemeester.
,griffier.
Stuk 166 III
630661
De raad der gemeente Delft;
gelezen het
voorstel van het college van 8 november 2005;
gezien het advies van de commissie Leefbaarheid;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en
artikel 15 van de Boswet;
b e s l u i t :
I. vast te stellen de gewijzigde
bomenverordening Delft 1998.
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen
Artikel 1: Begripsomschrijvingen
1. In deze verordening wordt verstaan onder:
a.
boom: een houtachtig, opgaand gewas met een dwarsdoorsnede van de
stam van minimaal 10 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval
van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In afwijking
van het hiervoor gestelde kan de
dwarsdoorsnede kleiner zijn dan 10 cm op 1,3 meter boven het maaiveld,
indien sprake is van:
-
een houtopstand in het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht
als bedoeld in de artikelen 14 en 15;
-
een bijzondere houtopstand met een cultuur-historisch belang, als
bedoeld in artikel 8, lid 4;
b.
houtopstand: één of meer bomen, hakhout, een houtwal.
c.
hakhout: één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld opnieuw
op de stronk uitlopen;
d.
houtwal: lintvormige begroeiing van enige uitgestrektheid,
bestaande uit bomen en/of struiken. Houtwallen zijn duidelijk omvangrijker dan
heggen, hagen of éénrijige beplantingen langs bijvoorbeeld wegen of landbouwgronden;
e.
knotten/kandelaberen: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen
van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als
periodiek noodzakelijk onderhoud;
f.
bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge
artikel 1, vijfde lid, van de Boswet;
g.
boomwaarde: het bedrag dat wordt gevonden door het produkt van de
volgende factoren:
-
de oppervlakte in cm² van de dwarsdoorsnede op 1,3 meter boven het
maaiveld;
-
de geïndexeerde eenheidsprijs per cm²;
-
de standplaatswaarde;
-
de conditiewaarde;
-
de waarde van de plantwijze.
h. dunning: een velling die
uitsluitend dient als verzorgingsmaatregel ter bevordering van de overblijvende
houtopstand;
i.
Methode Raad: de landelijk gebruikte methode waarmee de waarde van
bomen in geld wordt uitgedrukt.
Stuk 166 III pag.
2.
2. In deze verordening
wordt onder vellen mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede
het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of
ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand ten gevolge kunnen
hebben.
Artikel 2: Voorbereidingsprocedure
1.
Burgemeester en wethouders leggen de aanvraag voor de kapvergunning
met de daarop betrekking hebbende stukken voor een periode van twee weken ter
inzage voor belanghebbenden.
2.
Voorafgaand aan de terinzagelegging wordt in een
huis-aan-huis-blad of op een andere geschikte wijze een kennisgeving gedaan van
de aanvraag, waarbij wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage liggen
en tot welke datum belanghebbenden hun zienswijze kunnen geven.
3.
Belanghebbenden kunnen hun zienswijze binnen de in het eerste lid
genoemde termijn schriftelijk naar voren brengen.
4.
Voordat burgemeester en wethouders een besluit nemen op de aanvraag,
wordt de aanvrager zo nodig in de gelegenheid gesteld te reageren op de naar
voren gebrachte zienswijzen.
Artikel 3: Beslissingstermijn
1.
Burgemeester en wethouders beslissen op een vergunningaanvraag
binnen acht weken na de dag waarop deze ontvangen is.
2.
Burgemeester en wethouders kunnen hun beslissing voor ten hoogste
acht weken verdagen.
Artikel 4: Voorschriften en beperkingen
1.
Aan een verleende vergunning kunnen voorschriften en beperkingen
worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot
bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning is
vereist.
2.
Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning is verleend,
is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.
Artikel 5: Intrekking of wijziging van een
vergunning
De vergunning kan worden ingetrokken of
gewijzigd:
a.
indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige
gegevens zijn verstrekt;
b.
indien op grond van een wijziging van feiten en/of omstandigheden
die zich hebben voorgedaan na het verlenen van de vergunning, moet worden
aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de
belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist.
c.
indien de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen
niet zijn of worden nagekomen.
d.
indien van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt binnen een
daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen
een redelijke termijn;
e.
indien de houder of zijn rechtsverkrijgende dit verzoekt.
Stuk 166 III pag.
3.
Artikel 6: Inzage vergunning
De houder van een vergunning is verplicht deze
op eerste vordering van een algemeen politieambtenaar of een ambtenaar belast
met de zorg voor de naleving van een of meer bepalingen van deze verordening
ter inzage af te geven aan deze ambtenaar.
Artikel 7: Algemene termijnenwet
Met betrekking tot de in deze verordening
genoemde termijnen is het bepaalde in de Algemene termijnenwet van
overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 2: Het bewaren van houtopstanden
Artikel 8: Kapverbod
1.
Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders
een houtopstand te vellen of te doen vellen binnen de bebouwde kom.
2.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor bomen die
een stamdiameter hebben van minder dan 25 cm of een omtrek kleiner dan 78 cm op
130 cm boven maaiveld gemeten. In geval van meerstammigheid geldt de
dwarsdoorsnede van de dikste stam.
3.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:
a.
productiefruitbomen en windschermen om boomgaarden;
b.
coniferen;
c.
kweekgoed;
d. bomen die in het kader
van dunning van een houtopstand moeten worden geveld;
e.
houtopstand in achtertuinen met een maximum oppervlakte van 80 m2;
f.
houtopstand die minder dan 2 meter vanaf de gevel van een bouwwerk
(groter dan 2 m2 staat). Indien de gevel van een bouwwerk (groter dan 2m2) een
begrenzing is van een verblijfsruimte, dan geldt de maat van 5 meter vanaf de
gevel van het bouwwerk;
g.
Houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet
of krachtens een aanschrijving op last van burgemeester en wethouders, zulks
onverminderd het bepaalde in artikel 14
en 15 van deze verordening;
h.
Het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere
onderhoud;
i.
Het periodiek knotten of kandelaberen als cultuurmaatregel bij daarvoor
geschikte boomsoorten.
4.
Burgemeester en wethouders stellen een lijst van monumentale bomen
en een lijst van bijzondere houtopstand met een cultuur-historisch belang vast.
Houtopstanden op deze lijsten zijn, in afwijking van het bepaalde in lid 2 en
3, kapvergunningplichtig.
Artikel 9: Aanvraag vergunning
1.
De vergunning moet schriftelijk gemotiveerd en onder bijvoeging
van een situatieschets, worden aangevraagd door of namens dan wel met
toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht, of door degene die
krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid, gerechtigd is over de houtopstand te
beschikken.
2.
Wanneer door of namens de Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit aan Burgemeester en Wethouders een afschrift is toegezonden
van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwen
Burgemeester en Wethouders dit afschrift mede als een vergunningsaanvraag.
Stuk 166 III pag.
4.
Artikel 10: Weigeringsgronden
1.
Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren dan wel
onder voorschriften verlenen in het belang van onder meer:
-
natuur- en milieuwaarden;
-
landschappelijke waarden;
-
(cultuur)historische waarden;
-
waarden van stadsschoon;
-
waarden voor recreatie en leefbaarheid.
2.
Burgemeester en wethouders kunnen bij het weigeren of onder voorschriften
verlenen van een vergunning tevens de boomwaarde als motivering hanteren.
Artikel 11: Gevaarzetting
In afwijking van het in de artikelen 9 en 10
bepaalde, kan de burgemeester, toestemming geven tot het direct vellen van de
houtopstand, indien er sprake is van gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend
belang.
Artikel 12: Standaardvoorwaarde van feitelijk
niet-gebruik
Een vergunning wordt verleend onder de
standaardvoorwaarde van feitelijk niet-gebruik tot het moment dat:
a.
de bezwaartermijn voor belanghebbenden is verstreken zonder dat er
bezwaar is ingediend;
b.
beslist is op het bezwaar en zes weken na datum van de beslissing
zijn verstreken en geen verzoek tot voorlopige voorziening is ingediend;
c.
beslist is op een verzoek om een voorlopige voorziening.
Artikel 13: Vervaltermijn vergunning
De vergunning vervalt, indien daarvan niet
volledig gebruik is gemaakt binnen twee jaar nadat de vergunning onherroepelijk
is geworden.
Artikel 14: Bijzondere vergunningsvoorschriften
1.
Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften behoort het
voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door burgemeester
en wethouders te geven aanwijzingen moet worden herplant, tenzij er gegronde
redenen zijn om niet te herplanten.
2.
Bij het voorschrift als bedoeld in het eerste lid kan tevens
worden bepaald op welke wijze en binnen welke termijn beplanting, die niet is
aangeslagen, moet worden vervangen.
3.
Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen behoren aanwijzingen
ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.
Artikel 15: Herplant-/instandhoudingsplicht
1.
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in
deze verordening van toepassing is, zonder vergunning van burgemeester en
wethouders is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kunnen
burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich
de houtopstand bevond, danwel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen
van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten
overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen
termijn.
Stuk 166 III pag.
5.
2.
Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan
kan daarbij tevens worden bepaald op welke wijze en binnen welke termijn
beplanting, die niet is aangeslagen, moet worden vervangen.
3.
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in
deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd
kunnen burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond
waarop zich de houtopstand bevindt, danwel aan degene die uit andere hoofde tot
het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om
overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen
termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 16: Financiële verplichting
1.
Indien herplant als bedoeld in artikel 14 en 15 van deze
verordening niet mogelijk is, kunnen burgemeester en wethouders besluiten een
financiële verplichting op te leggen overeenkomstig de Methode Raad.
2.
De gemeente beheert de verkregen gelden als bedoeld in het eerste
lid ten behoeve van de instandhouding
van het bomenbestand in Delft.
Artikel 17: Schadevergoeding
Burgemeester en wethouders beslissen op een
verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17, juncto artikel 13 vierde
lid, van de Boswet.
Artikel 18: Bestrijding van iepziekte
1.
Dit artikel verstaat onder:
a.
iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma
ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);
b.
iepenspintkever: het insekt, in elk ontwikkelingsstadium, behorende
tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistratus (Marsch) en
Scolytus pygmaeus.
2.
Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het
oordeel van burgemeester en wethouders gevaar opleveren van verspreiding van de
iepziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, is de rechthebbende,
indien hij daartoe door burgemeester en wethouder is aangeschreven, verplicht
binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:
a.
indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;
b.
de iepen te ontbasten en de bast te vernietigen;
c.
de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig
te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.
3.
a. Het is verboden gevelde
iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren;
b. Het verbod is niet van
toepassing op geheel ontbast iepenhout en op iepenhout met een doorsnede
kleiner dan 4 centimeter;
c. Burgemeester en
wethouders kunnen ontheffing verlenen van het onder a. van dit lid gestelde verbod.
Stuk 166 III pag.
6.
Artikel 19: Bescherming bomen
1.
Het is verboden om houtopstanden in een voor publiek toegankelijk
park of plantsoen of in bij de gemeente in onderhoud zijnde groenstroken te
beschadigen, te bekladden of te beplakken.
2. Het
is behoudens ontheffing van burgemeesters en wethouders verboden om één of meer voorwerpen in of aan
een openbare houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen.
Particuliere
eigenaren van monumentale bomen (geplaatst op de door burgemeester en
wethouders vastgestelde monumentale bomenlijst behorende bij de nota “De juiste
boom op de juiste plaats”, bijlage 4) kunnen op grond van deze verordening
subsidie aanvragen voor de (onderhouds)snoei van deze bomen.
1.
Burgemeester
en wethouders kunnen subsidie toekennen voor de kosten van de volgende
(onderhouds)werkzaamheden:
a)
snoei
als gevolg van storm-, bliksem-, ijzelschade;
b)
snoei
ter herstel van de oorspronkelijke snoeivorm, bijvoorbeeld leibomen;
c)
stabiliteitssnoei;
d)
snoei
ter herstel van het evenwicht tussen kroon/ stam/ wortels;
e)
snoei
van foutief geplaatste takken.
2.
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere regels stellen omtrent het maximum van de toe te
kennen subsidie.
3.
Burgemeester
en wethouders beslissen op aanvragen voor subsidie op grond van deze
verordening. Zij gaan hierbij uit van de volgorde van binnenkomst.
Artikel
22: Nadere regels met betrekking tot aanvraag
1.
De aanvraag voor een subsidie moet schriftelijk op een door burgemeester
en wethouders vastgesteld aanvraagformulier worden ingediend. Bij de aanvraag
moeten in ieder geval de volgende gegevens worden verstrekt:
a)
een werkomschrijving, c.q. aanduiding van de te verrichten snoeiwerkzaamheden;
b)
een naam van het bedrijf/persoon dat/die de werkzaamheden zal uitvoeren;
c)
een raming/ offerte van de kosten;
2.
Indien de aanvraag niet aan bovengenoemde eisen voldoet, stellen burgemeester
en wethouders de aanvrager in de gelegenheid om binnen twee weken de aanvraag
te herstellen en/of aan te vullen.
3.
Burgemeester en wethouders kunnen besluiten met voorrang subsidie te
verstrekken om een boom eerder te kunnen snoeien.
4.
De snoei dient te worden uitgevoerd door een boomverzorgingsbedrijf, die
aangesloten is bij een nationaal erkende beroepsorganisatie.
1.
Vaststelling
en uitbetaling van de toegekende subsidie vindt slechts plaats, indien:
a)
aan de
bij de toekenning gestelde voorwaarden is voldaan en de werkzaamheden binnen 1
jaar na toezegging zijn uitgevoerd.
Stuk 166
III pag.
7.
b)
binnen
1 maand na het gereedkomen van het werk een origineel van de rekening van het
uitvoerende bedrijf wordt ingediend.
c)
Burgemeester
en wethouders stellen de subsidie lager vast, indien de daadwerkelijk gemaakte
kosten lager zijn dan de ingediende raming/ offerte. De subsidie zal niet meer
bedragen dan de helft van de werkelijk gemaakte kosten.
Burgemeester
en wethouders kunnen als voorwaarde opnemen dat de boom waarvoor een subsidie
is verleend, gedurende een periode van tenminste 15 jaar deugdelijk in stand
moet worden gehouden. Dat wil zeggen dat alle ingrepen aan en bij de boom
(zowel die waarvoor een bijdrage is toegezegd als alle andere werkzaamheden en
aktiviteiten) gericht zijn op het handhaven van het monumentale karakter en de
gezondheid van de boom gedurende tenminste 15 jaar.
1.
Ingeval
van niet naleving van één of meer van de voorwaarden als bedoeld in dit
hoofdstuk zullen burgemeester en wethouders al naar gelang de ernst van de
overtreding:
a)
een
besluit tot verlening en/of vaststelling van subsidie geheel of gedeeltelijk
intrekken (en niet of niet geheel tot betaling van de subsidie overgaan);
b)
reeds
betaalde subsidie (waaronder mede begrepen een eventueel voorschot op de
subsidie op termijn) geheel of gedeeltelijk terugvorderen;
2.
In het
geval de niet naleving van de voorwaarden als bedoeld in dit hoofdstuk de
eigenaar niet verwijtbaar is, kunnen burgemeester en wethouders besluiten de in
het eerste lid genoemde sancties geheel of gedeeltelijk niet te treffen.
1.
Burgemeester en wethouders kunnen de subsidie (gedeeltelijk) weigeren
indien:
a)
er onvoldoende budget is voor de toepassing van deze verordening;
b)
de snoei niet wordt uitgevoerd door een erkend boomverzorgingsbedrijf;
c)
aanvrager de kosten van snoei op grond van enige andere regeling vergoed
kan krijgen;
d)
aanvrager de kosten van snoei kan doorberekenen aan huurders of
gebruikers;
e)
aanvrager de kosten als bedrijfskosten kan verrekenen.
f)
met de werkzaamheden een aanvang is gemaakt voordat over de aanvraag is
beslist;
g)
de monumentale boom in een dermate goede of slechte staat verkeert dat
om die reden snoei niet noodzakelijk is;
h)
de levensverwachting van de boom minder dan 10 jaar bedraagt.
Hoofdstuk 4: Straf-, overgangs- en
slotbepalingen
Artikel 27: Strafbepalingen
Overtreding van de in deze verordening opgenomen
voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste
twee maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft
met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Stuk 166 III pag.
8.
Artikel 28: Opsporing
Met de opsporing van de in deze verordening
strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141
van het Wetboek van strafvordering, belast de daartoe door burgemeester en
wethouders aangewezen ambtenaren.
Artikel 29: Betreden van gebouwen en terreinen
Het in verband met de handhaving van het
bepaalde in deze verordening noodzakelijk geachte binnentreden van al dan niet
afgesloten terreinen, ruimten en gebouwen, alsmede woningen, geschiedt met
inachtneming van Algemene wet op het binnentreden (Wet van 22 juni 1994, Stb.
572)
Artikel 30: Overgangsbepaling
Vergunningaanvragen, die zijn ingediend vóór de
in artikel 23 genoemde datum van inwerkingtreding, worden afgehandeld op grond
van de ten tijde van de indiening geldende verordening.
Artikel 31: Slotbepaling
1.
Deze verordening kan worden aangehaald als: Bomenverordening Delft
1998.
2.
Zij treedt in werking zes weken na bekendmaking van deze
verordening.
Aldus vastgesteld in de openbare
raadsvergadering van 24 november 2005.
,burgemeester.
,griffier.