Stuk 166 I                                                                                             8 november 2005

630661

 

Onderwerp: Wijziging bomenverordening Delft 1998

 

 

Aan de gemeenteraad.

 

Geachte dames en heren,

 

Conform de bomennota “De juiste boom op de juiste plaats” stelt het college van burgemeester enwethouders een ‘Lijst van bijzondere houtopstand met een cultuur-historisch belang’ vast. Aan de houtopstand binnen de in deze lijst opgenomen gebieden, wordt een bijzondere waarde toegekend, zodat zij ongeacht dikte of kwaliteit kapvergunningplichtig zijn. Conform de in het kapvergunningenbeleid vastgestelde criteria, wordt voor houtopstand met een bijzondere waarde alleen bij zwaarwegende argumenten een kapvergunning verleend.

 

Om de hiervoor beschreven kapvergunningplicht te effectueren, worden de volgende wijzigingen in de bomenverordening Delft 1998 voorgesteld:

 

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

 

Vervangen: lid 1 a. door:

 

a. boom: een houtachtig, opgaand gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In afwijking van het hiervoor gestelde kan de  dwarsdoorsnede kleiner zijn dan 10 cm op 1,3 meter boven het maaiveld, indien sprake is van:

-          een houtopstand in het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht als bedoeld in de artikelen 14 en 15;

-          een bijzondere houtopstand met een cultuur-historisch belang, als bedoeld in artikel 8, lid 4;

 

Artikel 8: Kapverbod

 

Vervangen: lid 4 door:

 

  1. Burgemeester en wethouders stellen een lijst van monumentale bomen en een lijst van bijzondere houtopstand met een cultuur-historisch belang vast. Houtopstanden op deze lijsten zijn, in afwijking van het bepaalde in lid 2 en 3, kapvergunningplichtig.

 

Wegstrepen: geheel lid 5

 


Verder wordt voorgesteld gelijktijdig de volgende correcties door te voeren:

 

Artikel 8: Kapverbod

 

Vervangen: in lid 3 g.  “artikel 17” door “artikel 14 en 15”

 

Artikel 9: Aanvraag vergunning

 

Vervangen: lid 2 door:

 

Wanneer door of namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan Burgemeester en Wethouders een afschrift is toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwen Burgemeester en Wethouders dit afschrift mede als een vergunningsaanvraag.

 

De wijzigingen treden in werking, zes weken na bekendmakeing.

 

Wij stellen u voor de wijzigingen in de bomenverordening Delft 1998 vast te stellen.

 

Hoogachtend,

 

Burgemeester en wethouders van Delft,

 

 

 

mr. drs. G.A.A. Verkerk  ,burgemeester.

 

 

 

mr. drs. H.G.L.M. Camps           ,secretaris
Stuk 166 II

630661

 

 

De raad der gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van het college van 8 november 2005;

 

gezien het advies van de commissie Leefbaarheid;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 15 van de Boswet;

 

b e s l u i t :

 

I. Vast te stellen de gewijzigde bomenverordening Delft 1998 (stuk 166 III).

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 24 november 2005.

 

 

 

                                    ,burgemeester. 

 

 

 

                                                            ,griffier.

 


Stuk 166 III

630661

 

 

De raad der gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van het college van 8 november 2005;

 

gezien het advies van de commissie Leefbaarheid;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 15 van de Boswet;

 

b e s l u i t :


I.  vast te stellen de gewijzigde bomenverordening Delft 1998.

 

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

 

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

1. In deze verordening wordt verstaan onder:

a.       boom: een houtachtig, opgaand gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In afwijking van het hiervoor gestelde kan de  dwarsdoorsnede kleiner zijn dan 10 cm op 1,3 meter boven het maaiveld, indien sprake is van:

-          een houtopstand in het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht als bedoeld in de artikelen 14 en 15;

-          een bijzondere houtopstand met een cultuur-historisch belang, als bedoeld in artikel 8, lid 4;

b.       houtopstand: één of meer bomen, hakhout, een houtwal.

c.       hakhout: één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld opnieuw op de stronk uitlopen;

d.       houtwal: lintvormige begroeiing van enige uitgestrektheid, bestaande uit bomen en/of struiken. Houtwallen zijn duidelijk omvangrijker dan heggen, hagen of éénrijige beplantingen langs bijvoorbeeld wegen of landbouwgronden;

e.       knotten/kandelaberen: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud;

f.         bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet;

g.       boomwaarde: het bedrag dat wordt gevonden door het produkt van de volgende factoren:

-          de oppervlakte in cm² van de dwarsdoorsnede op 1,3 meter boven het maaiveld;

-          de geïndexeerde eenheidsprijs per cm²;

-          de standplaatswaarde;

-          de conditiewaarde;

-          de waarde van de plantwijze.

h.       dunning: een velling die uitsluitend dient als verzorgingsmaatregel ter bevordering van de overblijvende houtopstand;

i.         Methode Raad: de landelijk gebruikte methode waarmee de waarde van bomen in geld wordt uitgedrukt.


Stuk 166 III                                                                       pag. 2.

 

 

2.       In deze verordening wordt onder vellen mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

 

Artikel 2: Voorbereidingsprocedure

1.       Burgemeester en wethouders leggen de aanvraag voor de kapvergunning met de daarop betrekking hebbende stukken voor een periode van twee weken ter inzage voor belanghebbenden.

2.       Voorafgaand aan de terinzagelegging wordt in een huis-aan-huis-blad of op een andere geschikte wijze een kennisgeving gedaan van de aanvraag, waarbij wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage liggen en tot welke datum belanghebbenden hun zienswijze kunnen geven.

3.       Belanghebbenden kunnen hun zienswijze binnen de in het eerste lid genoemde termijn schriftelijk naar voren brengen.

4.       Voordat burgemeester en wethouders een besluit nemen op de aanvraag, wordt de aanvrager zo nodig in de gelegenheid gesteld te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen.

Artikel 3: Beslissingstermijn

1.       Burgemeester en wethouders beslissen op een vergunningaanvraag binnen acht weken na de dag waarop deze ontvangen is.

2.       Burgemeester en wethouders kunnen hun beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

 

Artikel 4: Voorschriften en beperkingen

1.       Aan een verleende vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning is vereist.

2.       Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

 

Artikel 5: Intrekking of wijziging van een vergunning

De vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd:

a.       indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

b.       indien op grond van een wijziging van feiten en/of omstandigheden die zich hebben voorgedaan na het verlenen van de vergunning, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist.

c.       indien de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen.

d.       indien van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;

e.       indien de houder of zijn rechtsverkrijgende dit verzoekt.

 


Stuk 166 III                                                                                pag. 3.

 

 

Artikel 6: Inzage vergunning

De houder van een vergunning is verplicht deze op eerste vordering van een algemeen politieambtenaar of een ambtenaar belast met de zorg voor de naleving van een of meer bepalingen van deze verordening ter inzage af te geven aan deze ambtenaar.

 

Artikel 7: Algemene termijnenwet

Met betrekking tot de in deze verordening genoemde termijnen is het bepaalde in de Algemene termijnenwet van overeenkomstige toepassing.

 

Hoofdstuk 2: Het bewaren van houtopstanden

 

Artikel 8: Kapverbod

1.       Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een houtopstand te vellen of te doen vellen binnen de bebouwde kom.

2.       Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor bomen die een stamdiameter hebben van minder dan 25 cm of een omtrek kleiner dan 78 cm op 130 cm boven maaiveld gemeten. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam.

3.       Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

a.       productiefruitbomen en windschermen om boomgaarden;

b.       coniferen;

c.       kweekgoed;

d.       bomen die in het kader van dunning van een houtopstand moeten worden geveld;

e.       houtopstand in achtertuinen met een maximum oppervlakte van 80 m2;

f.         houtopstand die minder dan 2 meter vanaf de gevel van een bouwwerk (groter dan 2 m2 staat). Indien de gevel van een bouwwerk (groter dan 2m2) een begrenzing is van een verblijfsruimte, dan geldt de maat van 5 meter vanaf de gevel van het bouwwerk;

g.       Houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving op last van burgemeester en wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in  artikel 14 en 15 van deze verordening;

h.       Het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

i.         Het periodiek knotten of kandelaberen als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte boomsoorten.

4.       Burgemeester en wethouders stellen een lijst van monumentale bomen en een lijst van bijzondere houtopstand met een cultuur-historisch belang vast. Houtopstanden op deze lijsten zijn, in afwijking van het bepaalde in lid 2 en 3, kapvergunningplichtig.

 

Artikel 9: Aanvraag vergunning

1.       De vergunning moet schriftelijk gemotiveerd en onder bijvoeging van een situatieschets, worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht, of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid, gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

2.       Wanneer door of namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan Burgemeester en Wethouders een afschrift is toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwen Burgemeester en Wethouders dit afschrift mede als een vergunningsaanvraag.


Stuk 166 III                                                                                pag. 4.

 

 

Artikel 10: Weigeringsgronden

1.       Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van onder meer:

-          natuur- en milieuwaarden;

-          landschappelijke waarden;

-          (cultuur)historische waarden;

-          waarden van stadsschoon;

-          waarden voor recreatie en leefbaarheid.

2.       Burgemeester en wethouders kunnen bij het weigeren of onder voorschriften verlenen van een vergunning tevens de boomwaarde als motivering hanteren.

 

Artikel 11: Gevaarzetting

In afwijking van het in de artikelen 9 en 10 bepaalde, kan de burgemeester, toestemming geven tot het direct vellen van de houtopstand, indien er sprake is van gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang.

 

Artikel 12: Standaardvoorwaarde van feitelijk niet-gebruik

Een vergunning wordt verleend onder de standaardvoorwaarde van feitelijk niet-gebruik tot het moment dat:

a.       de bezwaartermijn voor belanghebbenden is verstreken zonder dat er bezwaar is ingediend;

b.       beslist is op het bezwaar en zes weken na datum van de beslissing zijn verstreken en geen verzoek tot voorlopige voorziening is ingediend;

c.       beslist is op een verzoek om een voorlopige voorziening.

 

Artikel 13: Vervaltermijn vergunning

De vergunning vervalt, indien daarvan niet volledig gebruik is gemaakt binnen twee jaar nadat de vergunning onherroepelijk is geworden.

 

Artikel 14: Bijzondere vergunningsvoorschriften

1.       Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften behoort het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door burgemeester en wethouders te geven aanwijzingen moet worden herplant, tenzij er gegronde redenen zijn om niet te herplanten.

2.       Bij het voorschrift als bedoeld in het eerste lid kan tevens worden bepaald op welke wijze en binnen welke termijn beplanting, die niet is aangeslagen, moet worden vervangen.

3.       Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen behoren aanwijzingen ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

 

Artikel 15: Herplant-/instandhoudingsplicht

1.       Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, zonder vergunning van burgemeester en wethouders is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kunnen burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, danwel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.


Stuk 166 III                                                                                pag. 5.

 

 

2.       Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald op welke wijze en binnen welke termijn beplanting, die niet is aangeslagen, moet worden vervangen.

3.       Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd kunnen burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt, danwel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

 

Artikel 16: Financiële verplichting

1.       Indien herplant als bedoeld in artikel 14 en 15 van deze verordening niet mogelijk is, kunnen burgemeester en wethouders besluiten een financiële verplichting op te leggen overeenkomstig de Methode Raad.

2.       De gemeente beheert de verkregen gelden als bedoeld in het eerste lid    ten behoeve van de instandhouding van het bomenbestand in Delft.

 

Artikel 17: Schadevergoeding

Burgemeester en wethouders beslissen op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17, juncto artikel 13 vierde lid, van de Boswet.

 

Artikel 18: Bestrijding van iepziekte

1.       Dit artikel verstaat onder:

a.       iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);

b.       iepenspintkever: het insekt, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistratus (Marsch) en Scolytus pygmaeus.

2.       Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van burgemeester en wethouders gevaar opleveren van verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door burgemeester en wethouder is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

a.       indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;

b.       de iepen te ontbasten en de bast te vernietigen;

c.       de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.

3.        

a.       Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren;

b.       Het verbod is niet van toepassing op geheel ontbast iepenhout en op iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter;

c.       Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het onder a. van dit lid gestelde verbod.


Stuk 166 III                                                                    pag. 6.

 

 

Artikel 19: Bescherming bomen

1.       Het is verboden om houtopstanden in een voor publiek toegankelijk park of plantsoen of in bij de gemeente in onderhoud zijnde groenstroken te beschadigen, te bekladden of te beplakken.

2.  Het is behoudens ontheffing van burgemeesters en wethouders  verboden om één of meer voorwerpen in of aan een openbare houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen.

 

Hoofdstuk 3: Subsidiebepalingen

 

Artikel 20: Aanvraag subsidie

Particuliere eigenaren van monumentale bomen (geplaatst op de door burgemeester en wethouders vastgestelde monumentale bomenlijst behorende bij de nota “De juiste boom op de juiste plaats”, bijlage 4) kunnen op grond van deze verordening subsidie aanvragen voor de (onderhouds)snoei van deze bomen.

 

Artikel 21: Algemene voorwaarden subsidieverlening

1.      Burgemeester en wethouders kunnen subsidie toekennen voor de kosten van de volgende (onderhouds)werkzaamheden:

a)      snoei als gevolg van storm-, bliksem-, ijzelschade;

b)      snoei ter herstel van de oorspronkelijke snoeivorm, bijvoorbeeld leibomen;

c)      stabiliteitssnoei;

d)      snoei ter herstel van het evenwicht tussen kroon/ stam/ wortels;

e)      snoei van foutief geplaatste takken.

2.      Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen omtrent het maximum van de toe te kennen subsidie.

3.      Burgemeester en wethouders beslissen op aanvragen voor subsidie op grond van deze verordening. Zij gaan hierbij uit van de volgorde van binnenkomst.

 

Artikel 22: Nadere regels met betrekking tot aanvraag

1.      De aanvraag voor een subsidie moet schriftelijk op een door burgemeester en wethouders vastgesteld aanvraagformulier worden ingediend. Bij de aanvraag moeten in ieder geval de volgende gegevens worden verstrekt:

a)      een werkomschrijving, c.q. aanduiding van de te verrichten snoeiwerkzaamheden;

b)      een naam van het bedrijf/persoon dat/die de werkzaamheden zal uitvoeren;

c)      een raming/ offerte van de kosten;

2.      Indien de aanvraag niet aan bovengenoemde eisen voldoet, stellen burgemeester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid om binnen twee weken de aanvraag te herstellen en/of aan te vullen.

3.      Burgemeester en wethouders kunnen besluiten met voorrang subsidie te verstrekken om een boom eerder te kunnen snoeien.

4.      De snoei dient te worden uitgevoerd door een boomverzorgingsbedrijf, die aangesloten is bij een nationaal erkende beroepsorganisatie.

 

Artikel 23: Vaststelling en uitbetaling

1.      Vaststelling en uitbetaling van de toegekende subsidie vindt slechts plaats, indien:

a)      aan de bij de toekenning gestelde voorwaarden is voldaan en de werkzaamheden binnen 1 jaar na toezegging zijn uitgevoerd.


Stuk 166 III                                                                    pag. 7.

 

 

b)      binnen 1 maand na het gereedkomen van het werk een origineel van de rekening van het uitvoerende bedrijf wordt ingediend.

c)      Burgemeester en wethouders stellen de subsidie lager vast, indien de daadwerkelijk gemaakte kosten lager zijn dan de ingediende raming/ offerte. De subsidie zal niet meer bedragen dan de helft van de werkelijk gemaakte kosten.

 

Artikel 24: Voorwaarde

Burgemeester en wethouders kunnen als voorwaarde opnemen dat de boom waarvoor een subsidie is verleend, gedurende een periode van tenminste 15 jaar deugdelijk in stand moet worden gehouden. Dat wil zeggen dat alle ingrepen aan en bij de boom (zowel die waarvoor een bijdrage is toegezegd als alle andere werkzaamheden en aktiviteiten) gericht zijn op het handhaven van het monumentale karakter en de gezondheid van de boom gedurende tenminste 15 jaar.

 

Artikel 25: Terugvordering

1.      Ingeval van niet naleving van één of meer van de voorwaarden als bedoeld in dit hoofdstuk zullen burgemeester en wethouders al naar gelang de ernst van de overtreding:

a)      een besluit tot verlening en/of vaststelling van subsidie geheel of gedeeltelijk intrekken (en niet of niet geheel tot betaling van de subsidie overgaan);

b)      reeds betaalde subsidie (waaronder mede begrepen een eventueel voorschot op de subsidie op termijn) geheel of gedeeltelijk terugvorderen;

2.      In het geval de niet naleving van de voorwaarden als bedoeld in dit hoofdstuk de eigenaar niet verwijtbaar is, kunnen burgemeester en wethouders besluiten de in het eerste lid genoemde sancties geheel of gedeeltelijk niet te treffen.

 

Artikel 26: Weigeringsgronden

1.      Burgemeester en wethouders kunnen de subsidie (gedeeltelijk) weigeren indien:

a)      er onvoldoende budget is voor de toepassing van deze verordening;

b)      de snoei niet wordt uitgevoerd door een erkend boomverzorgingsbedrijf;

c)      aanvrager de kosten van snoei op grond van enige andere regeling vergoed kan krijgen;

d)      aanvrager de kosten van snoei kan doorberekenen aan huurders of gebruikers;

e)      aanvrager de kosten als bedrijfskosten kan verrekenen.

f)        met de werkzaamheden een aanvang is gemaakt voordat over de aanvraag is beslist;

g)      de monumentale boom in een dermate goede of slechte staat verkeert dat om die reden snoei niet noodzakelijk is;

h)      de levensverwachting van de boom minder dan 10 jaar bedraagt.

 

Hoofdstuk 4: Straf-, overgangs- en slotbepalingen

 

Artikel 27: Strafbepalingen

Overtreding van de in deze verordening opgenomen voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

 


Stuk 166 III                                                                    pag. 8.

 

 

Artikel 28: Opsporing

Met de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering, belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

 

Artikel 29: Betreden van gebouwen en terreinen

Het in verband met de handhaving van het bepaalde in deze verordening noodzakelijk geachte binnentreden van al dan niet afgesloten terreinen, ruimten en gebouwen, alsmede woningen, geschiedt met inachtneming van Algemene wet op het binnentreden (Wet van 22 juni 1994, Stb. 572)

 

Artikel 30: Overgangsbepaling

Vergunningaanvragen, die zijn ingediend vóór de in artikel 23 genoemde datum van inwerkingtreding, worden afgehandeld op grond van de ten tijde van de indiening geldende verordening.

 

Artikel 31: Slotbepaling

1.       Deze verordening kan worden aangehaald als: Bomenverordening Delft 1998.

2.       Zij treedt in werking zes weken na bekendmaking van deze verordening.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 24 november 2005.

 

 

 

                                                            ,burgemeester. 

 

 

 

                                                            ,griffier.