Politie
Haaglanden
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Prestaties en
resultaten
Hoofdstuk 2 Integraal
veiligheidsbeleid
Bijlage 1 Historische gegevens
geprioriteerde delicten
Voor u ligt het
werkplan van bureau Delft voor het jaar 2006.
De politiezorg in Delft is over drie
wijkteams verdeeld. Binnen elk wijkteamgebied vallen een aantal gemeentelijke
wijken. De Binnenstad en het Voordijkshof zijn in één wijkteam ondergebracht,
evenals het Buitenhof en het Tanthof. Het laatste wijkteam wordt gevormd door
de wijken Voorhof, Vrijenban en Wippolder. De aanpak van bureau Delft gaat uit van wijkgerichte aanpak in samenwerking met
ketenpartners. Aan deze integrale aanpak wordt, vanuit het integrale
veiligheidsbeleid aangestuurd door de Stuurgroep Integrale Veiligheid (SIV),
waarin de belangrijkste ketenpartners zijn vertegenwoordigd.
Informatiegestuurd werken,
volgens het IGP-sturingsconcept, geeft de politie de informatiepositie ten
aanzien van criminaliteit en wijkproblematiek die noodzakelijk is om tot dader-
en probleemgerichte aanpak te komen en geeft ook input aan de hiervoor genoemde
integrale aanpak.
De in dit werkplan gestelde
doelen willen we zoveel mogelijk behalen binnen het kader van de lokale- en
regionale prioriteiten en in samenwerking met partners, waarbij de kerntaken
van de politie handhaving, opsporing en
noodhulp) voor de rol en de inbreng van de politie, inclusief signalering en
advisering, bepalend zijn.
Daar
waar in dit werkplan resultaten voor 2005 worden genoemd zijn dit ramingen op
basis van de cijfers over de eerste zes maanden van 2005.
Het werkplan is
gebaseerd op:
De
vastgestelde prioriteiten voor de regio Haaglanden, het Openbaar Ministerie en
de gemeente Delft voor 2006 zijn:
·
geweld
·
jeugd
·
veelplegers
Aan de
gestelde regionale prioriteiten en doelen ligt mede het met de Minister van
Binnenlandse Zaken afgesloten prestatieconvenant voor de regio Haaglanden ten
grondslag. De nadruk bij de gestelde doelen ligt op het verhogen van het aantal
bij het OM aan te brengen verdachten en het verhogen van het
oplossingspercentage. Bij de doelstellingen zijn voor de diverse delicten geen
aantallen benoemd. Het streven is er op gericht ook in 2006 een afname van de
totale criminaliteit te bewerkstelligen.
Binnen het
integraal veiligheidsbeleid van de gemeente Delft ligt de nadruk op de aanpak
van
7 thema’s, t.w.:
·
wijkveiligheid
·
geweld
binnenshuis
·
veilig uit en
thuis
·
veelplegers/verslaafden
·
jongerenaanpak
·
stationsgebied
·
de veilige
school
Elk van deze 7
thema’s vindt zijn plaats in het werkplan van bureau Delft voor 2006.
Radicalisering, rekrutering en terrorisme
Naast de 7 thema’s die hierboven zijn benoemd is politie Haaglanden zich
in 2005 al steeds meer bewust geworden van de taken die op dit gebied op de
politie afkomen. In 2005 werden West-Europa en Groot-Brittannië opgeschrikt
door verschillende aanslagen. In Nederland werd meer en meer bekend van de voorbereidende terroristische daden, gepleegd
door de Hofstadgroep, en van het gedachtegoed dat zich van hen heeft meester
gemaakt. Het gevaar van radicalisering van deze jongeren en hun rekrutering om
faciliterend op te treden en uiteindelijk ook zelf terroristische daden te
plegen blijft niet alleen beperkt tot de grote steden. Vandaar ook dat in 2005
het Regionaal College is geďnformeerd over de dreiging die hiervan uitgaat, alsmede
de discussie rond het oppakken van verantwoordelijkheden rond dit thema. Te
denken valt aan de landelijke overheid, de lokale overheden, de politie en het
Openbaar Ministerie. Immers, daar waar bij het opsporen van terroristen het
primaat ligt bij het Openbaar Ministerie en de politie, ligt het voorkomen van
radicaliseringsprocessen in de gemeente Delft in de lijn van het nationaal en
lokaal bestuur.
De bewustwording en de kennis- en
informatiepositie rond dit thema groeit, zowel
nationaal als lokaal. In 2005 werd aan politiemensen hiertoe al een
basisopleiding gegeven.
In 2006 zal samen met het lokaal bestuur worden gestart om de
verantwoordelijkheden over en weer te beschrijven en verder inhoud te geven.
Het kabinet heeft
in 2002 het Veiligheidsprogramma “Naar een veiliger samenleving” vastgesteld.
Op grond hiervan is het landelijk Kader Nederlandse Politie 2003-2006
ontwikkeld, waarvan het regionaal convenant is afgeleid.
Het regionale
convenant Haaglanden behelst de afspraken die tussen de korpsbeheerder en
ministers van BZK en Justitie zijn gemaakt over de wederzijdse inspanningen, te
weten die van de regiopolitie Haaglanden en die van de genoemde ministers.
Daarmee geeft het convenant belangrijke doelstellingen aan voor Politie
Haaglanden voor de periode 2003 - 2006, van waaruit het door bureau Delft te
leveren aandeel in de realisatie van deze doelstellingen is bepaald.
De hoofdlijn in
deze doelstellingen is het verhogen van het prestatievermogen van de politie en
het verbeteren en bewaken van de kwaliteit ten aanzien van het politiewerk en
de bedrijfsvoering.
Het regiokorps Haaglanden wil door een
daadkrachtige uitvoering van de processen handhaven, opsporen, noodhulp, intake
en grootschalig en bijzonder optreden en het realiseren van de overeengekomen
prestaties, een effectieve bijdrage leveren aan de veiligheid binnen de regio.
Veiligheid betekent voor het korps
Haaglanden: ‘HART’ voor de burger
en ‘HARD’ tegen criminaliteit.
Om dit te bereiken zal
het streven in 2006 gericht zijn op een verder aanscherping van het sturen op
resultaten en het sturen op klanttevredenheid en dienstverlening.
Het monitoren van
de resultaten en het eventueel bijsturen van de doelstellingen voor lopende het
jaar, geschiedt op basis van een aantal rapportages:
Maandelijkse
rapportage;
de maandrapportages
richten zich op een beperkt aantal prestatie-indicatoren en dienen als basis
voor het maandelijkse een op een gesprek tussen bureauchef en directeur.
Twee-maandelijkse
rapportage;
Elke twee maanden
wordt een rapportage opgemaakt waarin de resultaten ten aanzien van alle doelstellingen
is opgenomen. Aan de hand van deze rapportage wordt waar nodig bijgestuurd ten
aanzien van de doelstellingen of aanpak.
Vier-maandelijke
sturingsrapportage;
In de
viermaandelijkse sturingsrapportages worden de resultaten op alle
doelstellingen opgenomen en worden de ontwikkelingen en uitgevoerde
activiteiten over de verslagperiode beschreven.
De viermaandelijkse
sturingsrapportage vormt de basis voor de verantwoording aan het bevoegd gezag
en de directie van de regio Haaglanden.
De derde sturingsrapportage
(jan-dec) vormt tevens de jaarrapportage.
In eerder genoemd
regionaal convenant Haaglanden is o.a. vastgelegd, dat door de regio Haaglanden
in 2006 minimaal 23287 verdachten bij het Openbaar Ministerie moeten worden
aangebracht. In 2005 zullen door bureau Delft ongeveer 1600 verdachten bij het
OM worden aangeleverd. Gelet op de verplichting om in 2005 het stuwmeerverlof
af te bouwen, heeft dit ook consequenties gehad op de beschikbaarheid van
politiepersoneel. Naar verwachting zal in 2006 het aantal verdachten dat
begroot is gehaald.
Voor 2006 is het
door bureau Delft aan te leveren verdachten vastgesteld op minimaal 1740
verdachten.
Naast dit aantal is
tevens bepaald welke verdeling van deze verdachten over de verschillende misdrijfcategorieën
moet worden nagestreefd. Bij de desbetreffende hoofdstukken zal deze verdeling
nader worden aangegeven.
Het totale aantal
geweldsdelicten zal in 2005 ongeveer gelijk zijn aan 2004. Ten aanzien van
mishandeling is een lichte stijging te constateren, terwijl het aantal
bedreigingen ongeveer gelijk blijft. Bij straatroof en misdrijven tegen het
leven wordt in 2005 een afname verwacht.
Onderstaand
overzicht geeft de aantallen delicten weer.
Geweldsdelict |
2004 |
2005 |
Straatroof |
112 |
80 |
Misdrijven tegen
het leven |
37 |
28 |
Bedreiging |
254 |
248 |
Mishandeling |
324 |
346 |
Gelet op de
prioritering van geweldsdelicten op regionaal niveau, lokaal niveau en bij het
Openbaar Ministerie worden bovenstaande geweldsdelicten voor 2006 geprioriteerd.
De doelstelling voor 2006 is, dat minimaal 345 verdachten (20% van het totaal
aantal verdachten) ter zake van een geweldsdelict bij het OM wordt aangebracht.
Bureau Delft streeft er naar, om dit aantal verdachten te behalen op de
geprioriteerde geweldsdelicten.
De aanpak in 2006
kenmerkt zich –evenals in 2005- door een aantal specifieke maatregelen op de
diverse geweldsdelicten en een aantal algemene maatregelen om de pakkans te
verhogen. De algemene maatregelen richten zich in 2006 op het verder optimaliseren
van de informatiehuishouding en het intensiveren van het sporenonderzoek. De
stijging van het aantal sporenonderzoeken in 2005 heeft in veel gevallen
geleidt tot daderidentificatie. Door het stijgende aantal daderprofielen in de
landelijke databanken leiden de veiliggestelde sporen ook in toenemende mate
tot de oplossing van andere delicten dan die waarbij de sporen werden
aangetroffen. Deze “hits” worden door het Nederlands
Forensisch Instituut te Rijswijk o.a. in het kader van de High Volume Crime
clusters, zoals diefstal uit/vanaf
auto’s en woninginbraken, aangeleverd. Naast het feit, dat dit tot de
oplossing van diverse zaken leidt, ontstaat vanuit deze clusters tevens zicht
op de mate waarin regionaal en landelijk actieve criminelen binnen Delft
misdrijven plegen en in hoeverre Delftse criminelen ook buiten Delft actief
zijn.
De geweldsanalyse van de regio Haaglanden ten aanzien van stelselmatige
geweldplegers, zal in 2006 moeten leiden tot gerichte aanpak van deze daders op
een vergelijkbare wijze als de veelplegeraanpak. Een inschatting van de
hiervoor benodigde capaciteit is nu nog niet te maken.
Door permanente
monitoring en analyse van de straatroven is de informatiepositie van de politie
ten aanzien van dit delict in 2005 verbeterd, hetgeen heeft geresulteerd in een
gevarieerde aanpak van de straatroven. Vanuit het principe van “tegenhouden”
werd door motorrijders structureel gecontroleerd op bestuurders van scooters,
werden controles gehouden op de toevoerwegen naar Delft en werd op tramlijn 1
gesurveilleerd om potentiële daders en
soms ook slachtoffers reeds vroeg te signaleren en aan te spreken. Deze
variërende aanpak zal ook in 2006 worden gevolgd, waarbij de doelstelling is
voor straatroof minimaal 12 verdachten aan te houden en minimaal 15% van de
straatroven op te lossen. Bij het opheffen van het SRT (regionaal
straatroventeam) werd de wens geuit, om beproefde concepten als de
SMS-bom, in de organisatie in te
borgen. Tot op heden is hieraan geen invulling gegeven.
Misdrijven tegen
het leven krijgen de hoogste prioriteit in de opsporing. Voltooide misdrijven tegen het leven
zullen in 2006 door het regionale teams Grootschalig Onderzoeken (TGO) worden
behandeld en de pogingen daartoe op bureauniveau.
De doelstellingen
voor het oplossingspercentage van zowel voltooide misdrijven en pogingen wordt
voor 2006, overeenkomstig de regionale doelstelling, op minimaal 90% gesteld, terwijl het streven is om voor deze
delicten minimaal 25 verdachten aan te houden.
De stijging van het
aantal bedreigingen van de afgelopen jaren, deels veroorzaakt door het
strafbaar stellen van stalking als een vorm van bedreiging, lijkt te
stabiliseren, terwijl voor mishandeling in 2005 nog
een lichte stijging wordt verwacht.
De regionale
doelstelling van >55% voor het
oplossingspercentage voor zowel bedreiging als mishandeling wordt voor 2006
overgenomen. Hiertoe zal tegen 136 verdachten ter zake van bedreiging en tegen
190 verdachten ter zake van mishandeling proces-verbaal opgemaakt dienen te
worden.
Bedreiging en
mishandeling geven een grote differentiatie te zien voor wat betreft locaties,
dagen en tijdstippen. Bedreiging, waaronder stalking, vindt in ongeveer de
helft van de gevallen telefonisch plaats en voor een belangrijk deel binnen de
(ex)-relatiesfeer. In ongeveer 10% van de gevallen is de bedreiging als geweld
binnenshuis te classificeren. Buiten opsporing van daders en de aanpak volgens
het protocol voor geweld binnenshuis is vooralsnog geen specifieke aanpak ten aanzien van bedreiging te benoemen. Van een zelfde differentiatie
naar locaties, dagen en tijdstippen is sprake voor wat betreft mishandeling,
alhoewel een verhoging waar te nemen is tijdens de uitgaansuren in het weekend
in de Binnenstad. Naast opsporing van daders vindt de aanpak van de
mishandelingen in de Binnenstad plaats in het kader van de hotspotaanpak en
wordt later in dit werkplan beschreven.
Het aantal zaken,
van geweld binnenshuis zal in 2005 rond hetzelfde niveau uitkomen als in 2004.
In de helft van de
gevallen vindt behandeling plaats op basis van een aangifte. In de overige
gevallen op grond van een melding, een verzoek om bemiddeling of ambtshalve. De
regionale doelstelling om in 2006 minimaal 80% van de zaken volgens de
methodiek af te handelen wordt voor bureau Delft overgenomen. De inzet van de
politie volgens de methodiek bij de hercontacten zal in het kader van
taakafbakening opnieuw worden bezien in relatie tot slachtofferhulp en andere
hulpverlening.
Geweld
binnenshuis is ook binnen het integraal veiligheidsbeleid van de gemeente een
thema.
De
aanpak van geweld binnenshuis is voor de regio Haaglanden vastgelegd in het
`Protocol geweld binnenshuis` en zal ook in 2006 volgens dit protocol worden
uitgevoerd. De aanpak is dadergericht en het doel is voorkomen van herhaling
door daderhulpverlening. De daderhulpverlening wordt uitgevoerd door stichting
“De Waag”. Een convenant regelt de samenwerking tussen de Gemeente Delft als regisseur, de politie en de
hulpverlenende instanties. Naast de aanpak volgens het protocol worden ook
adressen geregistreerd in het kader van de vroegsignalering. Op deze adressen
is dus nog niet daadwerkelijk sprake is van geweld binnenshuis.
De behandeling van
zedenmisdrijven vergt een hoge mate van deskundigheid. De rechercheurs die dit
soort zaken behandelen dienen te beschikken over de sociale vaardigheden, de
kennis van slachtofferproblematiek en het inzicht in het netwerk van
hulpverleningsinstanties. Ook dient rekening te worden gehouden met de voorkeur
van sommige slachtoffers om te worden gehoord door een vrouw.
Opsporingsambtenaren die niet speciaal belast zijn met de behandeling van
zedenzaken, laten zich niet verder in met de zaak dan strikt noodzakelijk. Zij
zorgen ervoor dat iemand die een melding of aangifte wenst te doen van een
zedenmisdrijf op zo kort mogelijke termijn in contact wordt gebracht met een
ter zake deskundige rechercheur.
Behoudens
schennispleging vindt het merendeel van de zedendelicten plaats in de
relatiesfeer.
Naast het
behandelen van de aangiften bestaat het werk van de zedenrechercheur voor een
groot deel uit informatieve gesprekken en bemiddelingen. Niet elke melding of
bemiddeling leidt tot een zaak.
Aan bureau Delft
zijn drie zedenrechercheurs aangesteld. Het aanbod van werkzaamheden is
dusdanig dat zij zich vrijwel uitsluitend bezighouden het genoemde aanbod van
zaken. De deelname aan de regionale piketregeling betekent, dat ook onderzoeken
van buiten het eigen verzorgingsgebied in behandeling worden genomen. Eén van
de drie rechercheurs heeft bovendien het taakaccent studioverhoorder. De
verhoorstudio bevindt zich in bureau Delft en hierin worden onder
geconditioneerde omstandigheden jonge slachtoffers van zedendelicten gehoord.
Aan elk wijkteam is
een zedenrechercheur gekoppeld. Er vindt informatie-uitwisseling plaats tussen
deze zedenrechercheur en het wijkteam. Signalen vanuit de wijk over mogelijke daders van seksueel misbruik
worden nauwlettend gevolgd en potentiële daders worden thuis bezocht door een
zedenrechercheur.
Het
aantal minderjarige verdachten neemt de afgelopen jaren toe. Voor 2006 wordt
als doelstelling benoemd om tegen minimaal 200 minderjarige verdachten
proces-verbaal op te maken, waarbij in 80% van de gevallen de doorlooptijd
tussen het 1e verhoor van de verdachte en het inzenden van het
proces-verbaal minder dan 30 dagen dient te bedragen. (Kalsbeeknorm)
Daarnaast
dient minimaal 23% van die processen-verbaal een geweldsdelict te betreffen.
Alle
zaken tegen minderjarigen die in aanmerking komen voor de afdoening via bureau
Halt of een stopprocedure, zullen hiernaar worden doorverwezen. Daarnaast
worden zaken tegen minderjarigen door de politieparketsecretarissen afgedaan in
z.g. tripzittingen. De integrale aanpak van de jeugdproblematiek leidt in
toenemende mate tot een actievere opstelling van de partners op dit gebied.
In de
jaarrapportage over 2004 werd reeds gewezen op het toenemende aantal
minderjarige allochtone verdachten, omdat hun aandeel was gestegen tot bijna
60%. Over de eerste helft van 2005 bedroeg hun aandeel ongeveer 50%. Alhoewel
hun aandeel dus is gedaald, blijft dit nog steeds hoog ten opzichte van hun
aandeel van ongeveer 30% in de minderjarige Delftse bevolking.
Vanuit
de Stuurgroep Integrale Veiligheid, wordt door de gemeente inmiddels een nadere
analyse van het probleem uitgevoerd van waaruit de gemeente aan de slag gaat.
Onderzoeksbureau “RADAR”voert in opdracht van de gemeente het onderzoek uit en
omvat dossieronderzoek, ketengerichtheid en probleemeigenaarschap. De
resultaten hiervan zullen tot een specifieke aanpak van deze problematiek
moeten leiden.
Ook
in 2006 wordt het project “De Veilige School” , met als doel het verbeteren van
de (sociale) veiligheid op en rond scholen in het voortgezet onderwijs,
voortgezet. Een schoolagent en een zorgteam onderhouden de contacten met
leerlingen en schoolleiding. Door het zorgteam, waarin de jeugdrechercheurs
participeren, worden de probleemleerlingen
op elke school gemonitord en wordt actie ondernomen indien daar aanleiding toe
is.
Door het
Preventieplatform verslavingszorg wordt een plan ontwikkeld om in het kader van
het project “De Veilige School” te komen tot verslavingspreventiebeleid op de
scholen in het voortgezet onderwijs door voorlichting en het formuleren van
schoolbeleid.
De integrale aanpak
van hinderlijke, overlastgevende of criminele groepen jeugd en overlastlocaties
in de wijken blijft in 2006, naast de aanpak door de wijkteams, een taak voor
de “Task Force”. In de Task Force zijn de belangrijkste partners op het gebied
van jeugd vertegenwoordigd, zoals politie, gemeente, scholen, Breed Welzijn
Delft en Jeugdzorg. De Task Force bestaat uit een signaleringsoverleg als
sturend orgaan en een interventieteam als uitvoerend orgaan.
De
Delftse top-10 van doorstromers wordt om de zes maanden herzien.
Elke
doorstromer en hun ouders worden preventief benaderd. De doorstromers worden
regelmatig besproken in het casusoverleg dat wordt gevormd door de Raad voor de
Kinderbescherming, het OM en de politie Ook de jeugdzorg en de
jeugdreclassering zijn betrokken bij de aanpak van doorstromers. De aanpak van doorstromers zal in 2006
onveranderd worden voortgezet, waarbij het streven is minimaal 15 maal een
doorstromer uit de Delftse Top-10 aan te houden en alle doorstromers preventief
te benaderen.
Binnen
het Integraal Veiligheidsbeleid van de gemeente Delft is de veelplegeraanpak
één van de items. De veelplegeraanpak blijft ook binnen bureau Delft voor 2006
een prioriteit. Het succes van de integrale veelplegeraanpak in de afgelopen
jaren heeft met name tot een substantiële afname van de vermogencriminaliteit
geleid, maar noopt wel tot bijstelling van de verwachtingen Na de grote afname
van de vermogenscriminaliteit- in 2003 en 2004 wordt voor 2005 nog een verdere
afname van ongeveer 10% verwacht. Evenals de voorgaande jaren zal een aantal
van de veelplegers permanent gedetineerd zijn.
In 2006
is het streven om 55 maal (niveau 2005) tegen een Delftse Top-10 veelpleger
proces-verbaal op te maken en deze in minimaal 80% van de gevallen binnen de
gestelde termijn van 30 dagen na het 1e verhoor af te sluiten.
De
Strafrechtelijke Opvang Verslaafden (SOV) is inmiddels opgegaan in de maatregel
“Inrichting Stelselmatige Daders”. Onder bepaalde condities kunnen veelplegers
hierdoor
2 jaar
gevangenisstraf en behandeling opgelegd krijgen. Deze maatregel zal in 2005 op
in ieder geval 1 Delftse veelpleger worden toegepast.
De
opgestelde Top-10 van Delftse veelplegers wordt twee maal per jaar wordt
herzien. Het aantal Delftse veelplegers, dat aan de criteria voldoet, is echter
sterk afgenomen, waardoor er b.v. in het 1e half jaar van 2005 maar
9 Delftse veelplegers op de TOP-10 stonden. Herziening van de criteria of het
opnemen van andere categorieën van veelplegers zoals stelselmatige
overlastplegers, kan hierin verandering brengen. Veelplegers zijn onderwerp van gesprek in het periodieke
veelplegeroverleg, bestaande uit politie, Openbaar Ministerie en de
Reclassering. De samenwerking tussen de
partners die zijn betrokken bij de integrale aanpak van veelplegers verloopt
goed en zal onveranderd worden voortgezet.
Door de
ondertekening van het
convenant Web-applicatie, hebben de ketenpartners in de veelplegeraanpak nu,
middels deze applicatie, zicht op de acties die ten aanzien van een veelpleger
door de partners zijn of worden genomen.
Het
verkeerstoezicht staat ook in 2006 hoog op de agenda binnen bureau Delft.
Verkeerstoezicht en handhaving van de verkeerswetgeving blijven de middelen bij
uitstek in de bevordering van de verkeersveiligheid. Ook maatregelen van de
gemeente, zoals de Veilig kind-lintroute, dragen hieraan bij. Evenals in
voorgaande jaren zullen controles op de specifieke verkeersitems worden gepland
overeenkomstig de landelijke verkeerskalender, waarbij de controles op rood
licht en snelheid met behulp van camera’s, hoofdzakelijk zullen worden
uitgevoerd door het regionale Team Gericht Verkeerstoezicht. De “eigen”
controles worden zoveel mogelijk gepland op locaties waar vanuit de gemeente of
de wijken op verkeersonveilige situaties wordt gewezen. Voor elk executief
personeelslid binnen bureau Delft is een norm vastgesteld ten aanzien van het
aantal bekeuringen. Deze normering is mede afhankelijk van de functie.
De doelstelling ten
aanzien van het aantal bekeuringen voor 2006 wordt overeenkomstig de
vastgestelde Delftse bijdrage in de realisatie van de afspraken uit het
prestatieconvenant vastgesteld op minimaal 10500 bekeuringen op basis van
staandehouding, waarbij de overtreder dus direct wordt geconfronteerd met zijn
of haar verkeersgedrag. Daarin dienen
minimaal 4500 bekeuringen betrekking te hebben op de specifieke verkeersitems,
roodlicht, beveiligingsmiddelen, snelheid en verlichting.
Naast het toezicht
op verkeersgedrag zal in 2006 weer extra aandacht worden besteed aan het
gebruik van alcohol in het verkeer. In 2005 zullen ruim 300 processen-verbaal
opgemaakt worden voor alcoholgebruik in het verkeer. In navolging van
voorgaande jaren zal bureau Delft ook in 2006 participeren in landelijke
alcoholcontroles. Daarnaast zullen ook lokaal nog extra controles worden
gepland. De doelstelling voor 2006 wordt, dat maximaal 17% van het totaal op te
maken processen-verbaal een proces-verbaal ter zake van een alcoholdelict zal
betreffen.
De formatie van
milieumedewerkers aan de bureaus is in de loop van 2005 ondergebracht in een
regionaal milieuteam, dat ook de milieuzaken binnen Delft behandeld.
Overeenkomstig de norm, zullen door dit team in 2006 binnen Delft ongeveer 70
milieuzaken moeten worden behandeld, waarvan 30% inrichtinggebonden dient te
zijn. Binnen Delft blijft wel het toezicht op een aantal z.g. “Groene Wetten” ,
zoals de Visserijwet, de Wet Geluidshinder en het Vuurwerkbesluit bestaan. De
milieu-overtredingen uit de Algemene Plaatselijke Verordening zullen in eerste
aanleg door de reinigingsinspecteurs van de gemeente Delft worden gehandhaafd..
Zoals reeds vermeld
zullen de vermogensdelicten in 2005 nog met ongeveer 10% afnemen. Gelet op deze
ontwikkeling worden er binnen bureau Delft voor 2006 geen vermogensdelicten
geprioriteerd. De vermogensdelicten zullen wel permanent gemonitord worden en
een projectmatige aanpak kennen indien daartoe aanleiding bestaat. Daarnaast is
wel het streven om met name op de diefstallen uit woningen en de diefstallen
uit/vanaf auto’s de resultaten van 2005 te evenaren.
Dit betekent voor
2006 dat het oplossingspercentage voor diefstallen uit woningen minimaal 12,3%
dient te zijn en er hiervoor 34 verdachten moeten worden aangehouden. Tevens is
het streven het huidige inbraakrisico van ongeveer 0,9 te handhaven. Ten aanzien van diefstal uit/vanaf auto
houdt de doelstelling in dat 12 verdachten aangehouden dienen te worden en het
oplossingspercentage minimaal 3,7% bedraagt. Bij elke inbraak in een woning of
in een auto wordt zo mogelijk sporenonderzoek gedaan. Op het gebied van het
Keurmerk Veilig Wonen zijn inmiddels bepalingen in de bouwverordeningen
opgenomen, zodat bij renovatie of nieuwbouw de inbraakbeveiliging zoveel
mogelijk op het keurmerkniveau moet worden gebracht.
De
slachtofferadvisering na een inbraak in een woning op basis van het Keurmerk
Veilig Wonen wordt per 1 januari 2006 volledig overgenomen door gecertificeerde
PKVW bedrijven.
Voor wat betreft
het thema fietsendiefstallen is de prognose voor 2005 dat het totaalaantal zal
afnemen met 5% tot rond 1430. De aanpak
van dit delict zal ondermeer meegenomen worden in de totaalaanpak van
veelplegers, die ook op dit type delict hun activiteiten plegen. Ook in de
Stationsaanpak krijgt fietsendiefstal de nodige inzet en aandacht. Naar
verwachting zal het invoeren van cameratoezicht in 2006 rond het Station op dit
punt ook een bijdrage vormen.
Het aantal
fietsendiefstallen wordt wekelijks gemonitord en daar waar de aantallen hiertoe
aanleiding geven of er zicht ontstaat op een dadergroep zal voor een
projectmatige aanpak worden gekozen met
inzet van politie en partners als gemeente/TOR en Fietsersbond.
Verder is de
verwachting, dat de voorgenomen voorzieningen die de gemeente op het gebied van
de stalling van fietsen in 2006 heeft, een verdere afname van het aantal
fietsendiefstallen zal bewerkstelligen.
Binnen de
rechtshulpverzoeken wordt onderscheid gemaakt tussen de rechtshulpverzoeken mét
of zonder dwangmiddelen. De rechtshulpverzoeken met dwangmiddelen worden door
het Internationale rechtshulpcentrum (IRC) en de centrale recherchebureaus
afgehandeld.
De
rechtshulpverzoeken zonder dwangmiddelen binnen ons werkgebeid zullen door
bureau Delft worden behandeld. Hiervan wordt een registratie bijgehouden voor
wat betreft de afhandeling en de doorlooptijd. Rechtshulpverzoeken dienen alle
binnen 60 dagen te worden afgehandeld.
Ook in 2006 blijft
het de doelstelling om in meer dan 80% van de noodhulpverzoeken binnen 10 minuten ter plaatse te zijn. In de
afgelopen jaren werd deze doelstelling telkenmale gerealiseerd.
Een
goede telefonische bereikbaarheid is essentieel voor een vlotte dienstverlening
en een adequate
reactie op
meldingen. Voor noodhulpmeldingen is een snelle bereikbaarheid gerealiseerd
door het alarmnummer 112. De overige telefonische meldingen worden verwerkt
door bureau Teleservice, die de meldingen vervolgens doorstuurt naar de
meldkamer of naar het betrokken bureau.
Voor bureau
Teleservice is de doelstelling dat 80% van de binnen komende telefoontjes binnen
20 seconden wordt beantwoord. Voor de telefonische bereikbaarheid van bureau
Delft wordt een zelfde ambitie gesteld. Via een nieuw aan te schaffen
applicatie zullen de resultaten op dit gebied inzichtelijk worden gemaakt.
De
beschikbaarheid van de politie wordt gemeten middels de politiemonitor die elke
twee jaar op lokaal niveau wordt gehouden. De beschikbaarheid van de politie
wordt bepaald op grond van een viertal criteria, n.l. reactiesnelheid, wijze
van incidentbehandeling, aanspreekbaarheid en zichtbaarheid. Uit de
politiemonitor van 2005 blijkt de schaalscore voor bureau Delf hierop 5,1 te zijn, hetgeen voldoet aan de
doelstelling voor 2005. Voor 2006 wordt gestreefd naar het minimaal handhaven
van dit niveau. Meting hiervan zal echter pas in 2007 plaatsvinden.
Binnen
de regio Haaglanden zijn tien gouden regels ten aanzien van bejegening en
attitude opgesteld, waaronder enkele regels die betrekking hebben op de
genoemde criteria. Verder wordt een aanwezigheidssignaleringssysteem opgezet om
de bereikbaarheid van het personeel voor het publiek te verbeteren.
De
beschikbaarheid wordt vooral bepaald door de combinatie van beschikbare
capaciteit en het aantal en de aard van de incidenten of hulpverzoeken. Een
aanzienlijk aantal incidenten of hulpverzoeken, waarop de politie overigens wel
reageert, valt eigenlijk buiten de kerntaken van de politie en in veel gevallen
binnen de competentie van gemeentelijke diensten of de gezondheidszorg.
Zo
wordt regelmatig een aanslag op de beschikbare politiecapaciteit gepleegd
doordat de afhandeling van incidenten of hulpvragen waarbij psychiatrische
patiënten zijn betrokken, aan het politiebureau moet plaatsvinden omdat een
locatie voor crisisopvang binnen de gezondheidszorg ontbreekt. Al sinds 2002
wordt overleg gevoerd tussen de diverse betrokken organisaties, tot op heden
zonder resultaat.
In het
werkplan voor 2004 werd door de politie aangegeven, dat in deze een grotere
inbreng en samenwerkingsbereidheid werd verwacht van met name de GGZ, de RIAGG
en het psychiatrisch ziekenhuis “Sint Joris”.
In het werkplan van 2005 werd bij de gemeente aangedrongen hierin het
initiatief te nemen. Inmiddels is er structureel overleg waarin casuďstiek
wordt besproken.
Uit de
politiemonitor 2003 bleek, dat 39,8% van de burgers die in het laatste jaar
contact had gehad met de politie en in 63,8% van die gevallen men (zeer)
tevreden was over de manier waarop dat contact is verlopen. In de
politiemonitor van 2005 bleek dat het deel van de bevolking dat in het
afgelopen jaar contact had gehad met de politie, was gestegen tot 41,8%. De
tevredenheid over dat contact was echter gedaald naar 57,2%. Verder blijkt uit
de monitor van 2005, dat de daling van die tevredenheid met name optreedt in de
contacten die verband houden met de doen van aangifte of een melding. Via een
nieuw op te zetten monitorsysteem zullen de oorzaken hiervan worden
geanalyseerd, waarna hierop passende maatregelen zullen worden genomen. Ook op
dit onderwerp zijn een aantal van de genoemde tien gouden regels van
toepassing. In de laatste maanden van 2005 worden voor de volledige
bureaubezetting workshops met betrekking tot deze regels georganiseerd en zal
nadere uitwerking hiervan in 2006 zijn beslag krijgen. Verder is attitude en
klanttevredenheid een regelmatig terugkerend agendapunt binnen het overleg van
het managementteam. Overeenkomstig de regionale doelstelling hierop zal de
tevredenheid in de politiemonitor van 2007 moeten stijgen tot minimaal 68,5%.
De doelstelling van
de afgelopen jaren, om minimaal 80% van de klachten binnen een termijn van 10
weken af te handelen wordt ook voor 2006 gehandhaafd. De klachten worden door
een aantal vaste klachtenbehandelaars binnen bureau Delft behandeld.
Het integraal
veiligheidsbeleid van de gemeente richt zich op een veiliger Delft. De nadruk
hierbij ligt op de aanpak van 7 thema’s, t.w.:
·
wijkveiligheid
·
geweld
binnenshuis
·
veilig uit en
thuis
·
veelplegers/verslaafden
·
jongerenaanpak
·
stationsgebied
·
de veilige
school
De wijkgerichte,
integrale aanpak wordt aangestuurd door de “Stuurgroep Integrale Veiligheid”.
(SIV) De wijkgerichtheid komt tot uitdrukking in de gemeentelijke
Wijk Coördinatie Teams (WCT’s) voor de 7 Delftse wijken en de drie operationele
wijkteams van de politie waarbinnen de 7 Delftse wijken zijn ondergebracht. Op
gemeentelijk niveau verzorgt de programmamanager integrale veiligheid de feitelijke coördinatie van de integrale
veiligheidszorg en is daarmee aanspreekpunt voor de wijkteamchefs. Er vindt
afstemming plaats van de gemeentelijke- en politionele wijkplannen, waardoor de
gezamenlijke verantwoordelijkheid wordt benadrukt.
De
informatiepositie van de politie ten aanzien van de veiligheid in de stad,
levert een belangrijke bijdrage binnen de analyses met betrekking tot de
samenhang tussen criminaliteit en de externe omgeving, waarop de maatregelen in
het kader van de sociale veiligheid zich richten.
De
wijkteams van de politie vormen een wezenlijk onderdeel in het netwerk voor de
integrale aanpak. Elk wijkteam
heeft de zorg over een aantal gemeentelijke wijken.
Wijkteam 1: de Binnenstad en Voordijkshof
Wijkteam 2: de Buitenhof en het Tanthof
Wijkteam 3: het Voorhof, Vrijenban en de Wippolder
Voor elk
wijkteamgebied is voor 2006 een wijkwerkplan opgesteld, waarin op basis van een
wijkveiligheidsscan en de gemeentelijke wijkprogramma’s, een aantal specifieke
wijkproblemen worden benoemd waarbij tevens de aanpak van die problemen en de
rol van partners hierin, wordt beschreven. De
wijkwerkplannen tezamen vormen mede input voor het benoemen van de
bureauprioriteiten.
In de wijkaanpak wordt nauw samengewerkt met
diverse partners waarvan de belangrijkste zijn:
In het kader van de integrale veiligheidszorg
bestaan diverse overlegstructuren. Op lokaal niveau worden de ontwikkelingen
door het SIV aangestuurd.
Op wijkniveau bestaan meerdere
overlegvormen, waarvan de belangrijkste zijn:
Handhavingsprogramma
en -capaciteit
In 2006 zal de steeds beter wordende
afstemming tussen politie en andere handhavende instanties verder worden
voortgezet. Het is in die zin een veelbelovend groeimodel om vanuit thema’s van
integrale veiligheid ook naar de concrete invulling van het handhavingprogramma
te gaan.
Wel bestaat er zorg omtrent
de goede wil om gemeentelijk bijvoorbeeld in de openbare ruimte te handhaven,
maar wat door de beperkte capaciteit die daar tegenover staat in de realisatie
mogelijk ernstig wordt bemoeilijkt. In die zin is het ook zinvol om het
handhavingprogramma in 2006 naar effect te gaan monitoren.
In dit hoofdstuk wordt de integrale
veiligheidszorg benaderd vanuit een viertal onderwerpen, t.w.:
hotspots, sociale veiligheid, drugs- en
horecaoverlast. Deze onderwerpen worden
in dit werkplan in het algemeen beschreven. In de wijkwerkplannen zijn per wijk
de onderwerpen, de aanpak en de taken van de partners hierin gedetailleerd
beschreven.
De
informatiegestuurde politiezorg (IGP) vormt de basis voor de gerichte aanpak
van hotspots. Door voortdurend de ontwikkelingen in de wijken met betrekking
tot overlast, delicten, aantallen, locaties en dadergroepen te volgen worden
afwijkingen ten opzichte van het normale patroon in de wijken snel
gesignaleerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen structurele hotspots,
incidentele hotspots en inzetvereisende locaties.
Structurele
hotspots
Stationsgebied
Delft kent één
structurele hotspot. Dit betreft het stationsgebied en dit vormt een thema in
het integraal veiligheidsbeleid van de gemeente.
Vanaf
2003 is de problematiek op en rond het station projectmatig aangepakt, waardoor
de
criminaliteit
en de drugsgerelateerde- en andere overlast sterk is afgenomen.
Nog
in 2005 moet het handhavingsarrangement en
beheersconvenant voor het stationsgebied worden vastgesteld, waarmee het
toezicht en beheer binnen dit gebied in de reguliere werkzaamheden van de partners
wordt opgenomen. Jaarlijks wordt hiervoor een inzetplan gemaakt, waarin de
feitelijke taken van de partners zijn vastgelegd. Daarnaast zal cameratoezicht
in het gebied worden geëffectueerd
Incidentele
hotspots
Incidentele
hotspots ontstaan daar waar afwijkingen op het normale patroon in de wijken
wordt gesignaleerd. De gebieden waarop incidentele hotspots ontstaan zijn zeer
divers, maar zijn onder te brengen in de categorie criminaliteit of overlast.
De permanente
monitoring van zowel de bureauprioriteiten als ander vormen van criminaliteit
in Delft, heeft geregeld geleid tot het zicht op incidentele hotspots.
In het verleden
werd naar aanleiding hiervan, naast inzet op de bureauprioriteiten, onder
andere gericht inzet gepleegd op de diefstal van auto’s, bedrijfsinbraken en de
handel in illegaal vuurwerk.
Naast criminaliteit
is overlast aanleiding tot het ontstaan van incidentele hotspots. Op locaties
waar jeugd zich verzameld, wordt overlast ondervonden door bij voorbeeld het
luidruchtige gedrag van de jeugd, het achterlaten van afval en/of het plegen
van vernielingen. De locaties waar de jeugd zich ophoudt varieert ook met de
jaargetijden. In de zomer wordt veelal op veldjes en speelplaatsen e.d
verzameld. Met het slechter worden van het weer, verzameld de jeugd zich meer
op overdekte locaties zoals tunnels en winkelcentra. Ook in de portieken en
trappenhuizen van de hoogbouw doet het probleem zich dan voor. Vaak wordt door
de jeugd als reden voor hun gedrag het ontbreken van jeugdvoorzieningen genoemd.
De portieken en
trappenhuizen van de hoogbouw worden ook gebruikt als slaapplaats door
verslaafden en daklozen. Beide fenomenen leiden tot overlast en
onveiligheidsgevoelens bij de bewoners.
Een andere vorm van
geluidsoverlast die aanleiding is tot gerichte inzet van politiepersoneel, is bij voorbeeld de geluidsoverlast die
wordt veroorzaakt door motoren op de A4.
Inzetvereisende
locaties
Binnenstad
Een groot deel van
de Binnenstad vormt een gebied waar regelmatig inzet van de politie noodzakelijk
is. Het gebied is te groot om het als echte hotspot aan te wijzen zodat we
v.w.b. de Binnenstad praten over een inzetvereisende locatie. In het gebied
bevinden zich veel winkels en vinden vaak activiteiten plaats die veel publiek
trekken, zoals de wekelijkse markten en vele evenementen. In de zomermaanden
vormt het centrum van Delft ook een toeristische trekpleister. Tevens is er het
grootste deel van de horeca binnen Delft geconcentreerd, hetgeen met name
tijdens de uitgaansuren in het weekend invloed heeft op het criminaliteits- en
overlastbeeld. Tijdens de uitgaansuren wordt een verhoging van het aantal
bedreigingen, mishandelingen en vernielingen geconstateerd, terwijl dan tevens
de overlast door alcoholgebruik, geluidsoverlast door de horeca en de overlast
door drugsgebruik en de handel hierin, aandachtspunten vormen. In de Binnenstad
wordt tijdens de uitgaansuren personeel ingezet waaronder wijkagenten en
bikers, om extra toezicht te houden binnen het gedeelte van de Binnenstad waar
deze incidenten voorkomen. De inzet zal op deze wijze ook in 2006 worden
gecontinueerd.
Delftse
Hout
Ook de
Delftse Hout vormt een locatie waar geregeld inzet van de politie vereist is.
Op zonnige dagen in de zomermaanden recreëren geregeld meer dan 10000 mensen in
de Delftse Hout. Als deze situatie zich voordoet wordt extra politiepersoneel
in de Delftse Hout ingezet. Ook wordt dan door de afdeling Toezicht Openbare
Ruimten van de gemeente extra personeel ingezet. Naast algemeen toezicht wordt
dan o.a. gericht toezicht gehouden op ongeoorloofd gebruik van de fietspaden en
de strandstrook door bromfietsen en de overlast van de jeugd op de bruggetjes.
Één van
de onderwerpen binnen de gemeentelijke wijkprogramma’s is de sociale
veiligheid. Naast criminaliteit en overlast is de kwaliteit van de woonomgeving
bepalend voor de beleving van veiligheid en leefbaarheid door de bewoners in de
wijken. In het collegeprogramma 2002 – 2006 “Voortzetten en doorzetten” zijn
een aantal maatregelen benoemd om de veiligheidsbeleving en de leefbaarheid in
de wijken te verhogen.
In
wijkwerkplannen wordt een scala aan maatregelen benoemd die allen op een of
andere manier betrekking hebben op de volgende onderwerpen.
De
politie zal aan de maatregelen binnen deze onderwerpen haar bijdrage leveren,
waarbij zij zich wel op haar kerntaken zal richten inclusief haar signalerende
en adviserende rol binnen de integrale veiligheidszorg. De politie neemt reeds
deel aan een aantal reguliere overleggen die op een aantal onderwerpen
betrekking hebben, zoals het signaleringsoverleg en het IOR.
Verder
is hier van belang dat in het kader van de Stadsetiquette in 2005 een
belangrijke stap is gezet om samen met partners als woningcorporaties en de
gemeente gezamenlijk thematisch in de wijk te werken. In 2005 werd hiertoe
gewerkt aan het bevorderen van woonplezier door gericht de energie te steken in
een aantal overlastsituaties, die een veel grotere uitstraling kenden in de
wijk.
Daarnaast
werden thema’s op het gebied van schonere wijken en het stimuleren van positief
gedrag van jongeren in de openbare ruimte concreet gemaakt naar bepaalde
locaties, waardoor een gerichte inzet mogelijk bleek. Deze thema’s zullen in
2006 verder worden uitgewerkt.
Ten
aanzien van de onderwerpen worden in de wijkwerkplannen onder andere de
volgende acties benoemd:
Vanuit
haar regierol in de integrale veiligheidszorg zal de gemeente er zorg voor
moeten dragen, dat binnen de WCT’s de concrete inspanningen van de partners bij
deze acties worden benoemd, o.a. op basis van de wijkanalyse. Ook dient de
gemeente de voortgang van deze inspanningen te bewaken en zonodig apart overleg
plegen over nadere aanpak.
Op
lokaal gebied is er de afgelopen jaren bij renovatie- en nieuwbouwprojecten
aandacht voor zowel de fysieke- als sociale veiligheid door de inzet van een
gemeentelijke bouwplanadviseur. De taak van de bouwplanadviseur bij dit soort
projecten omvat de advisering op het gebied van preventie, zowel in
bouwtechnische zin als op het gebied van sociale veiligheid. Eisen op dit
gebied zijn ook vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordeningen.
Drugsoverlast
komt met wisselende intensiteit in alle wijken voor en bestaat hoofdzakelijk
uit overlast op de openbare weg door drugsgebruikers en dealers, de overlast
bij en door drugspanden en de (stank)overlast van hennepkwekerijen. Daarnaast
overnachten drugsgebruikers regelmatig in portieken, trappenhuizen en kelderboxen,
wat met name de veiligheidsbeleving van de bewoners negatief beďnvloed. Bij de
aanpak van de overlast uit drugspanden wordt nauw samengewerkt met de
woningcorporaties. Evenals in voorgaande jaren is de aanpak er op gericht de
overlast op een aanvaardbaar niveau te houden en hennepkwekerijen te
ontmantelen. In andere gemeenten, zoals Rotterdam, is er gemeentelijk beleid op
grond waarvan de gemeente actief optreedt tegen het bestaan van
hennepkwekerijen. De gemeente Delft zal onderzoeken in hoeverre dit binnen
Delft navolging kan vinden. Door deze aanpak is het aantal overlastmeldingen in
de afgelopen jaren sterk gedaald. In 2004 heeft een herijking van het gemeentelijk beleid er toe geleid
dat de “Delftse coffeeshopnota” in werking is getreden. Het gedoogbeleid voor
softdrugverstrekkende coffeeshops is gebonden aan de zogenoemde AHOJG-criteria.
Tevens is een “Handhavingmatrix” van kracht geworden. Overeenkomstig de
regionale afspraken ten aanzien van coffeeshops worden deze regelmatig door de
politie gecontroleerd. Deze controles
richten zich met name op de eerder genoemde AHOJG-criteria.
Overtredingen
worden zowel strafrechterlijk als bestuursrechterlijk aangepakt.
In de wijkwerkplannen zijn de locaties benoemd waar drugsoverlast plaats vindt met de specifieke maatregelen hierop. De aanpak van drugsoverlast in de Binnenstad is ook opgenomen in de reeds eerder vermelde aanpak van de Binnenstad als hotspot.
Horecaoverlast
manifesteert zich met name in de Binnenstad. De overlast bestaat uit
geluidsoverlast van horecagelegenheden en/of overlast door beschonken bezoekers
van horecagelegenheden. De overlast van geluid uit horecagelegenheden is in
2004 en 2005 afgenomen door de introductie van de mogelijkheid om het
geluidsniveau te meten. Dit heeft tot het opmaken van diverse processen-verbaal
en het opleggen van dwangsommen binnen de horeca geleid. De aanpak van de
horeca-overlast vindt zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk plaats. De
bestuursrechtelijke aanpak kan bestaan uit het opleggen van een dwangsom dan
wel uit een (tijdelijke) sluiting van een gelegenheid. Evenals bij de
geweldsdelicten is er in het weekeinde tijdens de uitgaansuren in de Binnenstad
een verhoogd aantal meldingen van horeca-overlast waar te nemen. De extra inzet
van politiepersoneel- zoals benoemd bij de aanpak van de hotspot
Binnenstad- zal zich ook op de aanpak
van horecaoverlast richten. Tussen politie,
brandweer, vakteam milieu en TOR van de gemeente vindt wekelijks horeca-overleg
plaats en worden actuele ontwikkelingen rond de horeca besproken. De politie en de gemeente overleggen elke
drie weken met de horeca-ondernemers.
In dit overleg worden afspraken met de ondernemers gemaakt. De
ambtelijke werkgroep Horeca overlegt elke maand. De voortgang van het project
“Veilig uit en thuis” wordt regelmatig besproken tussen de gemeente, de
horeca-ondernemers, de politie en het Openbaar Ministerie. In het kader van dit
project, dat één van de 7 speerpunten van het integraal veiligheidsbeleid van
de gemeente is, wordt ook heel nadrukkelijk een alcoholmatigingsbeleid
voorgestaan.
Jaar |
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
2005* |
|
|
|
|
|
|
Diefstal uit
woning |
850 |
735 |
556 |
405 |
382 |
Diefstal
vanaf/uit auto |
1006 |
1217 |
1222 |
952 |
766 |
Straatroof |
160 |
79 |
75 |
112 |
80 |
Misdrijven tegen
het leven |
24 |
29 |
31 |
37 |
28 |
Bedreiging |
105 |
149 |
148 |
253 |
248 |
Mishandeling |
235 |
257 |
272 |
324 |
346 |
Bron: CBS
* verwacht jaartotaal op basis
van 6 maanden