Inleiding
De raad heeft door middel van een motie van het CDA
het college opgedragen onderzoek te doen naar de lastendruk van de
sportverenigingen en te bezien hoe deze lasten beperkt kunnen worden. Een
vergelijkend onderzoek (quick scan) met een aantal vergelijkbare middelgrote en
buurgemeentes leert dat Delft feitelijk met zijn tarieven aan de hoge kant zit.
Hierbij moet aangetekend worden dat per gemeente,
per sportpark en zelfs per tak van sport verschillen bestaan, met name
verschillen in (kwaliteit) van voorzieningen, en in onderhoudsniveau. Ook is
niet onderzocht in welke mate sprake is van subsidiëring van sportverenigingen.
En ook niet welke inspanningen de gemeentes plegen in het voorzieningenniveau.
Delft zal hier naar verwachting juist goed op scoren, o.m. met inzet van EZH
gelden is de afgelopen jaren veel in de sportaccommodaties geïnvesteerd. En ook
anderszins wordt de sportsector immers gesteund.
Voor mogelijkheden tot lastenbeperking is gekeken
naar een aantal varianten, die zich concentreren op een tweetal aspecten, te
weten de OZB en de BTW. Dit vergt op onderdelen nader onderzoek. Hiertoe wordt
een nadere uitwerkingsrichting voorgesteld.
OZB
De totale
WOZ-waarde van alle sportaccommodaties in Delft komt neer op
een kleine 70
miljoen euro. Voor 2005 betekent dit € 145.000 eigenarenbelasting en € 115.000
gebruikersbelasting. 2006 wordt nog opgelegd.
Van belang bij de
bepaling van de WOZ waarde is of cq in hoeverre sprake is van een gebouwd of
ongebouwd object. Dit onderscheid was met name merkbaar bij de overgang naar
kunstgrasvelden, de typering gebouwd leidde tot een hogere OZB aanslag (en
overigens ook lagere onderhoudslasten). Het bepalen van gebouwd of ongebouwd is
primair een feitelijke taxatietechnische aangelegenheid.
De gemeente is wel
vrij in te bepalen waar vrijstellingen voor de OZB toegepast worden.
Overigens blijft dan een WOZ waardering verplicht. De vraag is dan wel of er
een eenduidige categorie te benoemen is en je niet de deur wijd open zet voor
andersoortige accommodaties die ook recht menen te hebben op een
vrijstellingsregeling.
Het is ook vandaar,
dat het College van B&W de vrijstelling OZB ten zeerste ontraadt.
Alternatief is de OZB wel te heffen, echter daarvoor in de plaats een
subsidieregeling te treffen of compensatie te zoeken in lagere huurtarieven.
In wezen is dit nu
al deels het geval, immers het sportfonds wordt nu al gevoed vanuit de OZB. Deze gelden zijn als
cofinanciering opgenomen in de subsidieafspraken over BOS - projecten met het
ministerie van VWS. Dit dient ook intact te blijven, schrappen levert problemen
op met de BOS-financiering.
Bovendien
betekent het schrappen van het Sportfonds een probleem bij de BWD, want deze
instelling voert voor de gemeente de verenigingsondersteuning en het sportloket
uit en daar is formatie op aan getrokken. Ook vanuit deze overweging heeft het
de voorkeur niet aan te sturen op een vrijstellingsregeling OZB maar op
lastenverlichting in de vorm een
subsidieregeling of compensatie in lagere huurtarieven.
Aan de subsidieregeling hangt uiteraard wel een
prijskaartje en gaat, als er onvoldoende dekking voor is, deels ten laste van
de begrotingsruimte.
BTW
Onderzocht is of voor de
sporthallen Brasserskade en Buitenhof een gunstiger BTW-regime van toepassing
kan zijn. Op dit moment is de inkoop-BTW niet verrekenbaar, ook niet via het
mechanisme van het BTW-compensatiefonds. Beide sporthallen worden verhuurd aan
sportverenigingen, sportbonden, scholen en bedrijven.
Volgens de
belastingresolutie van 15 februari 2005 kan onder bepaalde voorwaarden
gesproken worden van het geven tot gelegenheid van sportbeoefening. Deze
voorwaarden hebben betrekking op het, naast het ter beschikking stellen van sportaccommodaties,
verlenen van een specifiek op de sportuitoefening gerichte dienstverlening.
Zoals het ter beschikking stellen van sportmateriaal, onderhoud, toezicht en
beheer, en de zorg voor faciliteiten (douches/kleedkamers). Indien hieraan
voldaan wordt, is volgens het Besluit sprake van een BTW-belaste prestatie, op
basis waarvan de inkoop-BTW verrekend kan worden.
Bij brief van 22 december
2005 van de belastinginspecteur hebben we bericht ontvangen, dat hij van mening
is dat beide sporthallen voldoen aan deze criteria. Naar zijn oordeel is sprake
van meer dan gebruikelijk bijkomend dienstbetoon
Deze uitspraak van de
belastinginspecteur geeft gelegenheid met terugwerkende kracht vanaf
2002 een suppletieaangifte op te stellen. In hoeverre, dat gunstig uitpakt is
afhankelijk van het uitgavenpatroon en investeringsniveau. Uitgezocht moet
worden in hoeverre een BTW-administratie met de huidige exploitaties goedkoper
is. Er moet immers ook over de inkomsten BTW afgedragen worden.
In aanvulling daarop zal
voor de nieuwbouw van de sporthal gelden, dat naar verwachting volledige aftrek
van investerings-BTW mogelijk is.
Ten vervolge hierop zou
nader onderzocht kunnen worden of ook voor de buitensportaccommodaties sprake
kan zijn van gelegenheid geven tot sportuitoefening.
Het per saldo mogelijke BTW
voordeel kan ingezet mag worden om de tarieven in de sport te temperen op
tweeërlei wijze:
o
de BTW voor de betreffende accommodaties wordt niet meer meegenomen als
kostenfactor, wat leidt tot lagere huurprijzen
o
de te verrekenen BTW vanaf 2002 betekent een eenmalige bijdrage aan het
gemeentelijk reservevermogen. Dit levert een structurele rente op van 5% over
dat eenmalige bedrag.
Doelstelling kan zijn om de
OZB-opbrengst van totaal € 2,5 ton deels terug te ploegen in de vorm van
subsidieverlening en/of huurvermindering: zeg € 2 ton. Aanvullend op het
sportfonds kan ook gedacht worden aan een nog te ontwerpen subsidieregeling
voor tegemoetkoming in de lasten.
De opzet zou dan als volgt
kunnen zijn:
1. Subsidieregeling
sportfonds: €
65.000
2. Subsidieregeling
tegemoetkoming
lasten sportverenigingen €
ntb
3. structureel
lagere lasten t.g.v. BTW belaste prestaties sportaccommodaties €
ntb
4. rente-effect
teruggaaf BTW 2002/2005 €
ntb
5. zo
nodig nog vrij te maken vanuit begrotingsruimte 2007 € ntb
Totaal: €
200.000
a) het bedrag voor lastenverlichting in principe te
bepalen op € 2 ton en door middel van uitwerking van de onderdelen b t/m e hier
een definitief voorstel voor doen uitwerken.
b) rekenkundig onderzoek
verrichten naar de financiële consequenties voor het opzetten van een
BTW-administratie met de huidige exploitaties goedkoper is
c) met inschakeling van EFK (onze adviseur op BTW
aangelegenheden) onderzoeken of/waar voor de buitensportaccommodaties ook
sprake kan zijn van belaste prestaties
d) ontwerpen subsidieregeling tegemoetkoming lasten
sportverenigingen
e) en voor zover nog nodig ten behoeve van begroting
2007 nader bepalen of er aanvullend nog begrotingsruimte vrijgemaakt moet
worden.