Id.D

De raad der gemeente Delft;

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 december 2000;

 

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b, van de Ge­meen­tewet;

 

b e s l u i t :

 

in te trekken de volgende

 

VERORDENING op de heffing en invordering van een door­vaartrecht in de gemeente Delft.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 december 2000.

 

 

 

 

H.M.C.M. van Oorschot                                         ,burgemeester.

 

 

 

N. Roos                                                                  ,secretaris.

 

 

 


Bijlage       

 

 

De raad der gemeente Delft;

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 oktober 1985;

 

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b, van de Ge­meen­tewet;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de volgende

 

VERORDENING op de heffing en invordering van een door­vaartrecht in de gemeente Delft.

 

                                                                 Artikel 1.

 

                                            Aard van de heffing en belastbaar feit.

 

1.       Onder de naam van doorvaartrecht wordt in de gemeente Delft een recht geheven van vaartuigen welke bij de gemeente in eigendom en/of beheer en onderhoud zijnd vaarwater bevaren.

 

2.       Het in het eerste lid vermelde recht is verschuldigd zodra de vaartuigen het vaarwater binnenkomen en recht­streeks door­varen, althans niet langer dan 24 uren, zon- en feestdagen niet meegerekend, in dat vaarwater verblijven en van de vaar­weg geen gebruik maken als los- en/of laadplaats.

 

                                                                 Artikel 2.

 

                                                            Belastingplicht.

 

1.       Het doorvaartrecht wordt geheven van de eigenaar, de schipper, de gezagvoer­der, de vervoerder of de gebrui­ker van het vaar­tuig.

 

2.       Ieder van de in het eerste lid vermelde belastingplich­tigen is hoofdelijk het gehele doorvaartrecht verschul­digd.

 

 

                                                                 Artikel 3.

 

                                                        Begripsomschrijving.

 

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a.       vaartuigen: alle lichamen, die zijn vervaardigd dan wel be­stemd of geschikt om, wegens hun drijfvermogen, te water te worden gebruikt of bewaard;

b.       waterverplaatsing: de in volumen uitgedrukte waterver­plaatsing van een vaartuig tussen het vlak van de grootste toegelaten diepgang en het vlak van inzinking van het ledig vaartuig, volgens een geldige meetbrief of daarmee gelijk te stellen document;

c.       m3: een kubieke meter waterverplaatsing;

d.       oppervlakte: het product van de grootste lengte en grootste breedte zoals dat blijkt uit de meetbrief of daarmee gelijk te stellen document;

e.       een gedeelte van een eenheid: de volledige eenheid.

 

 

 

                                                                 Artikel 4.

 

                                                         Belastinggrondslag.

 

Als grondslag voor de berekening van doorvaartrechten geldt:

a.       bij vaartuigen waarbij de waterverplaatsing meer be­draagt dan 50 m3: de waterverplaatsing;

b.       voor alle overige vaartuigen: de oppervlakte;

c.       voor een formatie vaartuigen, waarbij meerdere vaar­tuigen door een (l) vaartuig gesleept worden: de for­matie;

d.       bij gebreke van de meetbrief, bij weigering om de meet­brief te tonen en/of bij weigering om toe te laten dat vaartuigen wor­den gemeten worden de voor de heffing van het doorvaartrecht benodigde gegevens door middel van schatting verkregen.

 

                                                                 Artikel 5.

 

                                                                 Tarieven.

 

Het doorvaartrecht bedraagt:

a.       bij vaartuigen waarbij de waterverplaatsing

          meer bedraagt dan 50 m3:                                         per m3                  f  0,125

b.       voor alle overige vaartuigen:                                        per m2                  f  0,135

          met een minimum van                                                                            f  7,--

c.       voor een formatie vaartuigen, waarbij meerdere

          vaartuigen door een vaartuig gesleept worden:

          de formatie                                                                                            f 21,--.

 

 

 

                                                                 Artikel 6.

 

                                                           Wijze van heffing.

 

De doorvaartrechten worden geheven bij wege van een mon­deling dan wel gedagte­kende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelaf­druk, zegel, nota of ander schriftuur.

 

                                                                 Artikel 7.

 

                                                         Tijdstip van betaling.

 

a.       De doorvaartrechten moeten worden betaald ingeval van een mondelinge kennisgeving op het moment van het doen van de kennisgeving. Ingeval de kennisgeving schrif­telijk wordt ge­daan op het moment van de uitreiking van de kennisgeving.

b.       De doorvaartrechten moeten, indien de schriftelijke kennis­geving wordt toegezonden, binnen een maand na dagtekening van de kennisgeving betaald worden.

 

                                                                 Artikel 8.

 

                                                             Vrijstellingen.

 

Geen doorvaartrecht wordt geheven voor:

a.       vaartuigen in dienst van de gemeente;

b.       hospitaalschepen en andere vaartuigen, in dienst zijnde voor het vervoeren van zieken en lichamelijk gebrek­kigen;

c.       reddingsboten, in eigendom toebehorende aan erkende reddings­maatschappijen;

d.       vaartuigen, welke bij een in de gemeente gevestigde scheeps­werf zijn gebouwd en voor de eerste maal vaar­klaar worden gemaakt;

e.       vaartuigen, welke van gemeentewater gebruik maken om bij een der in de gemeente gevestigde scheepswerven belangrijke her­stellingen te ondergaan;

f.        vaartuigen niet voorzien van een mechanisch voortstu­wings­apparaat al dan niet behorende bij een vaartuig waarvoor door­vaartrecht is of wordt geheven of waarvoor op grond van een van bovenbedoelde vrijstellingen geen doorvaar­trecht wordt geheven.

 

                                                                 Artikel 9.

 

                                                 Overdracht van bevoegdheden.

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een of meer ge­meenteambtenaren aan te wijzen, die in hun plaats treden met betrekking tot de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing en invordering van door­vaartrechten.

 

 

 

                                                                Artikel 10.

 

De verplichtingen, als bedoeld in de artikelen 47, 50 en 51 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, jegens burgemeester en wethouders, gelden mede jegens de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

 

                                                                Artikel 11.

 

                                   Verlenen van uitstel van betaling en kwijtschelding.

 

a.       Bevoegd tot het verlenen van afschrijvingen van het recht als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet van 22 mei 1845, Stb. 22 zijn burgemeester en wethou­ders.

b.       Bevoegd tot het verlenen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Wet van 22 mei 1845, Stb. 22 is de comptabele der gemeente Delft.

 

                                                               Artikel 11a.

 

1.       Artikel 17, tweede lid, van de Wet van 22 mei 1845, op de invordering van 's Rijks directe belastingen (Stbl. 1926, 334) zoals dat lid luidde voor de inwer­kingtre­ding van de Wet van 26 maart 1987 tot berekening van rente inzake belastingen en premies volksverzekeringen (Stbl. 1987, 120) blijft van toe­passing tot 1 januari 1997.

 

2.       De artikelen 18 tot en met 18c van de Wet van 22 mei 1845 blijven buiten toepassing tot 1 januari 1997.

 

                                                                Artikel 12.

 

                                                                Citeertitel.

 

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening door­vaartrechten".

 

 

                                                                Artikel 13.

 

                                                           Inwerkingtreding.

 

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 1986. De verordening op de heffing en invordering van een doorvaart­recht in de gemeente Delft, vastge­steld in de raadsvergadering van 27 januari 1983, nadien gewij­zigd, laatstelijk goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 17 januari 1984, nummer 9, vervalt met ingang van 1 januari 1986 met dien verstande dat laatstgenoemde veror­dening van toepassing blijft voor de tijdvakken waarvoor zij heeft gegolden.

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 10 oktober 1985.

Goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 4 februari 1986 onder nummer 5. 

 

 

H.V. van Walsum        ,burge­meester.

 

 

I.P. Baas               ,lo.secr­etaris.

 

 

 

Gewijzigd bij raadsbesluit van 31 maart 1988. Goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 7 juli 1988, nummer 6. Afgekon­digd op 13 april 1988.

 

Laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 25 januari 1996. Goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 7 juni 1996, nr. 286366.

Bekendgemaakt 27 juni 1996.
TOELICHTING OP DE VERORDENING DOORVAARTRECHT

 

 

I INHOUD

II TARIEVEN

III ALGEMEEN

 

 

I INHOUD

geen

 

II TARIEVEN

geen

 

III ALGEMEEN

Sinds het overgaan van het Rijn-Schiekanaal in 1989 van de gemeente Delft naar de Provincie Zuid-Holland is het doorvaartrecht (kanaalrecht) afgeschaft. Dit betekent dat de verordening op de heffing en invordering van een doorvaartrecht ingetrokken moet worden.