De
raad van de gemeente Delft;
gelezen
het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 december 2000;
gelet
op de artikelen 220 tot en met 220h en 229d, aanhef, eerste lid, onderdeel a,
en tweede lid, en 255a van de Gemeentewet;
b e s
l u i t :
vast
te stellen de volgende:
Verordening op de heffing en de invordering van
onroerende-zaakbelastingen 2001.
artikel
1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
In
deze verordening wordt verstaan onder:
a. Invorderingswet: de Invorderingswet 1990
(Stb. 221);
b. Algemene wet: de Algemene wet inzake
rijksbelastingen (Stb. 1959, 301);
c. Natuurschoonwet:
de Natuurschoonwet 1928 (Stb. 1989, 252);
d. Wet WOZ: de Wet waardering onroerende zaken
(Stb. 1994, 874);
e. onroerende zaak: de onroerende zaak, bedoeld
in hoofdstuk III van de Wet WOZ.
artikel
2 AARD VAN DE HEFFING EN BELASTBAAR FEIT
Onder
de naam "onroerende-zaakbelastingen" worden ter zake van binnen de
gemeente gelegen onroerende zaken twee directe
belastingen geheven:
a. een gebruikersbelasting van degene die - naar
de omstandigheden beoordeeld - bij het begin van het kalenderjaar een onroerende
zaak al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk
recht gebruikt;
b. een
eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een
onroerende zaak het genot heeft
krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.
artikel
3 BELASTINGPLICHT
1. De onroerende-zaakbelastingen wordt geheven
van:
a. degene
die - naar de omstandigheden beoordeeld - bij het begin van het kalenderjaar
een onroerende zaak al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of
persoonlijk recht gebruikt;
b. degene
die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft
krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.
2. Met betrekking tot de gebruikersbelasting als
bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt:
a. gebruik
door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door een door de in
artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde
gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden;
b. gebruik
door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven,
aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven;
degene die het deel in gebruik heeft gegeven is bevoegd de belasting als
zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
c. het ter
beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt
als gebruik door degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld;
degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de
belasting als
zodanig te verhalen op degene aan
wie de zaak ter beschikking is gesteld.
3. Met
betrekking tot de eigenarenbelasting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel
b, wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt
degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de kadastrale
registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende
krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
artikel
4 GRONDSLAG EN MAATSTAF VAN HEFFING
1. De heffingsmaatstaf is op de voet van
hoofdstuk IV van de Wet WOZ voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor
het tijdvak waarbinnen het in artikel 2 en 3 bedoelde kalenderjaar valt.
2. Indien met betrekking tot een onroerende zaak
geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ wordt de
heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing
van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18, 19, eerste en tweede
lid, onderdelen b en c, 20, tweede lid, en 22, derde lid, van de Wet WOZ.
artikel
5 WAARDEPEILDATUM
De
waardepeildatum is 1 januari 1999.
artikel
6 TARIEVEN
De
onroerende-zaakbelastingen worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij
deze verordening behorende tarieventabel.
artikel
7 WIJZE VAN HEFFING
1. De onroerende-zaakbelastingen worden geheven
bij wege van aanslag.
2. Belastingaanslagen van minder dan
f 20,-- worden niet opgelegd. Voor de toepassing van het bepaalde in de
vorige volzin wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen
onroerende-zaakbelastingen of andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag.
artikel
8 ONTSTAAN VAN DE BELASTINGSCHULD
De
onroerende-zaakbelastingen zijn verschuldigd bij de aanvang van het kalenderjaar.
artikel
9 TIJDSTIP VAN BETALING EN BETALING IN TERMIJNEN
1. De
onroerende-zaakbelastingen moeten worden betaald binnen twee maanden na de
dagtekening van het aanslagbiljet.
2. In
afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één
aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag
bevat het bedrag daarvan, meer is dan f 200,00, doch minder is dan f 5.000,00,
en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen
worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 10 gelijke
termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet
en elk van de volgende termijn telkens een maand later.
artikel
10 VRIJSTELLING
In
afwijking in zoverre van artikel 4 wordt bij het bepalen van de
heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is
geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:
a. ten
behoeve van de land- en bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond,
daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden,
die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder
daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;
b. glasopstanden,
die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen,
voorzover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;
c. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn
bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare
bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met
uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;
d. één of meer onroerende zaken die deel
uitmaken van een op grond van de Natuurschoonwet aangewezen landgoed dat
voldoet aan de in artikel 1, derde lid, onderdeel b, van die wet bedoelde
voorwaarden met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;
e. natuurterreinen, waaronder mede worden
verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die
door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of
nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd
worden;
f. openbare land- en waterwegen en banen voor
openbaar vervoer per rail, een en ander met
inbegrip van kunstwerken;
g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken
die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van
publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige
werken die dienen als woning;
h. werken die zijn bestemd voor de zuivering
van riool- en ander afvalwater en die worden
beheerd door organen,
instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige
werken die dienen als woning;
i. werktuigen die van een onroerende zaak
kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die
werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen
zijn aan te merken.
j. straatmeubilair, waaronder begrepen alle
zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten
gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter
verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties,
standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;
k. begraafplaatsen,
urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige onroerende
zaken die dienen als woning;
l. het
ongebouwde eigendom van onroerende zaken die bestemd zijn voor recreatieve
doeleinden.
artikel
11 NADERE REGELS DOOR HET COLLEGE VAN
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS.
Het
college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking
tot de heffing en de invordering van de onroerende-zaakbelastingen.
artikel
12 CITEERTITEL
Deze
verordening kan worden aangehaald als "Verordening onroerende-zaakbelastingen
Delft 2001".
artikel
13 INWERKINGTREDING
1. De
Verordening onroerende-zaakbelastingen gemeente Delft 2000, vastgesteld bij
raadsbesluit van 25 november 1999, wordt ingetrokken met ingang van de in het
vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat
zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum
hebben voorgedaan.
2. Overgangsbepaling.
Indien het wetsvoorstel tot wijziging van de Gemeentewet met betrekking tot de
onroerende-zaakbelastingen, kamerstukken 27246, niet met ingang van 1 januari
2001 in werking treedt, wordt de tarieventabel genoemd in artikel 6 en behorend
bij deze verordening vervangen door:
1.1. |
Het tarief bedraagt ter zake van: |
|
|
1.1.1. |
de gebruikersbelasting |
|
|
|
voor elke volle f 5.000,-- van de
heffingsmaatstaf |
|
|
1.1.1.1. |
voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen |
f |
10,07; |
1.1.1.2. |
voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen |
f |
12,08; |
1.1.2. |
de eigenarenbelasting |
|
|
|
voor elke volle f 5.000,-- van de
heffingsmaatstaf |
|
|
1.1.2.1. |
voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen |
f |
12,43; |
1.1.2.2. |
voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen |
f |
14,91. |
1.2. |
Het bedrag van de belasting wordt |
|
|
|
per belastingaanslag naar beneden afgerond op hele guldens. |
|
|
De
berekening van bovenstaande tarieven is gebaseerd op de tarieven die vermeld
zijn in hoofdstuk 1 van de inhoud behorende bij de tarieventabel OZB-
Verordening 2001. De tarieven van niet-woningen zijn als uitgangspunt gebruikt.
De tarieven voor woningen wijzigen bij toepassing van de verhouding 100:120.
3.Deze
verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.
4.De
datum van ingang van de heffing is 1 januari 2001.
Aldus
vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 december 2000.
H.M.C.M.
van Oorschot ,burgemeester.
N. Roos ,secretaris.
INHOUD
TARIEVENTABEL, BEHORENDE BIJ DE
VERORDENING
ONROERENDE-ZAAKBELASTINGEN DELFT
2001
Hoofdstuk 1
1.1. |
Het tarief bedraagt ter zake van: |
|
|
1.1.1. |
de gebruikersbelasting |
|
|
|
voor elke volle f 5.000,-- van de
heffingsmaatstaf |
|
|
1.1.1.1. |
voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen |
f |
12,08; |
1.1.1.2. |
voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen |
f |
12,08; |
1.1.2. |
de eigenarenbelasting |
|
|
|
voor elke volle f 5.000,-- van de
heffingsmaatstaf |
|
|
1.1.2.1. |
voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen |
f |
14,91; |
1.1.2.2. |
voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen |
f |
14,91. |
1.2. |
Het bedrag van de belasting wordt |
|
|
|
per belastingaanslag naar beneden afgerond op hele guldens. |
|
|
Behoort
bij en maakt deel uit van het raadsbesluit van 21 december 2000 tot
vaststelling van de Verordening onroerende-zaakbelastingen Delft 2001.
H.M.C.M.
van Oorschot ,burgemeester.
N. Roos ,secretaris.
TOELICHTING
OP
DE
VERORDENING ONROERENDE-ZAAKBELASTINGEN
DELFT 2001
I. INHOUD
Artikel
4 GRONDSLAG EN MAATSTAF VAN HEFFING
-Het
tweede lid
De
tekst van het tweede lid is aangepast aan de wettekst. De relevante wetteksten
zijn van toepassing verklaard.
Artikel
5 WAARDEPEILDATUM
Voor
het tweede WOZ-tijdvak van 2001-2004 geldt een nieuwe landelijke
waardepeildatum van 1-1-1999. De waardepeildatum is aangepast.
Artikel
7A LOKALE LASTENVERMINDERING
Dit
artikel is vervallen.
De
Zalmsnip wordt met ingang van 2001 in mindering gebracht op de aanslag
afvalstoffenheffing.
Artikel
10 VRIJSTELLING
-Onderdeel
a en b. (cultuurgrond- en kassenvrijstelling)
De
wijziging van onderdeel a en de invoering van onderdeel b houdt verband met de
inwerkingtreding van het wetsvoorstel tot vrijstelling van substraatteelt.
-Onderdeel
i (werktuigvrijstelling)
Deze
vrijstelling is bij wet van 10 december 1998, Stb. 685, reeds aangepast en gaat
m.i.v. 1-1-2001 voor de onroerende-zaakbelastingen gelden.
Artikel
13 INWERKINGTREDING
-Het
tweede lid (oud)
De
toepassingsverklaring van aanslagen i.v.m. belastbare feiten voor 1-1-1992 kan
vervallen omdat de invordering daarvan reeds heeft plaatsgevonden.
-
Het tweed lid (nieuw)
Een
overgangsbepaling is opgenomen. Deze ziet op het geval dat het wetsvoorstel
inzake tariefdifferentiatie OZB niet
op 1 januari 2001 in werking treedt. In dat geval geldt de huidige wettekst.
II.
TARIEVEN
Tariefdifferentiatie
Delft
heeft tot nog toe geen gebruik gemaakt van tariefdifferentiatie. Momenteel is
een tariefdifferentiatie mogelijk van 100:120. Door het kabinet is echter een
wetsvoorstel tot verruiming van de mogelijkheden tot tariefdifferentiatie
aangekondigd. In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld om de grens van 120 procent
los te laten en per gemeente een bandbreedte in te voeren afhankelijk van de
feitelijke waardeontwikkeling van woningen en niet-woningen in die gemeente.
Voor de berekening per gemeente van het maximaal toegestaan percentage aan
tariefdifferentiatie zijn in het wetsvoorstel rekenregels opgenomen. Het is de
bedoeling dat het wetsvoorstel in werking treedt op 1 januari 2001. Mocht het
wetsvoorstel niet met ingang van 1
januari 2001 in werking treden, dan zullen de tarieven voor niet-woningen niet
meer bedragen dan 120 procent van het tarief voor de woningen.
Tariefdifferentiatie: 10%
extra ruimte
De
tariefdifferentiatie voor het WOZ-tijdvak 2001-2004 wordt begrensd door een
boven -en ondergrens. Iedere gemeente dient zelf de grenzen te bepalen aan de
hand van de in het wetsvoorstel opgenomen rekenformules (zie hieronder). Indien
een gemeente kiest voor tariefdifferentiatie, is zij niet verplicht de gehele
tariefdifferentiatieruimte te gebruiken, maar kan zij ook voor een lager percentage
kiezen. De Tweede Kamer heeft een amendement aanvaard waardoor gemeenten de
bevoegdheid krijgen de volgens de rekenregel te berekenen marge voor
tariefdifferentiatie (tijdvakpercentage) te verhogen met maximaal tien
procentpunten.
Berekening m.b.t.
tariefdifferentiatie
De
memorie van toelichting tot het wetsontwerp vermeldt onder meer: "Het is
een taak van de gemeenten om in ieder geval in het voorstel tot aanpassing van
de OZB belastingverordening de berekening van het tijdvakpercentage tariefdifferentiatie
met onderliggende cijfers duidelijk toe te lichten." Derhalve is de
toelichting op de Verordening onroerende-zaakbelastingen 2001 uitgebreider dan
voorgaande jaren. De wijze van berekenen is in het algemeen toegelicht en
vervolgens toegepast voor de gemeente Delft.
Rekenregels in gemeentewet
In
de rekenregels wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds het
tariefverhoudingspercentage voor het kalenderjaar 2000 en anderzijds het
zogenaamde tijdvakpercentage. Deze twee percentages vormen de bandbreedte
waarbinnen de tariefdifferentiatie plaats kan vinden.
·
Tariefverhoudingspercentage
Middels
de volgende formule wordt het tariefverhoudingspercentage voor
het
kalenderjaar 2000 berekend:
100 x A
B
A:
de som van de tarieven (eigenaren-en gebruikerstarief) ter zake van de
OZB, zoals vastgesteld ter zake van het
kalenderjaar 2000 voor niet-woningen;
B:
de som van de tarieven (eigenaren-en gebruikerstarief) ter zake van de
OZB, zoals vastgesteld ter zake van het
kalenderjaar 2000 voor woningen.
·
Tijdvakpercentage
Voor
het berekenen van het tijdvakpercentage voor het tijdvak 2001-2004 wordt de
volgende formule gehanteerd:
(tariefverhoudingspercentage
voor het kalenderjaar 2000) x C
D
C:
de waarde-index woningen, zijnde de verhouding tussen de totale waarde van
woningen ter zake van het kalenderjaar 2001, zoals geraamd ten tijde van het
vaststellen van de belastingverordening ter zake van het belastingjaar 2001, en
de totale vastgestelde waarde van woningen ter zake van het kalenderjaar 2000,
zoals die bekend is ten tijde van het vaststellen van de belastingverordening
ter zake van het kalenderjaar 2001;
D:
de waarde-index niet-woningen, zijnde de verhouding tussen de totale
waarde van niet-woningen ter zake van het
kalenderjaar 2001, zoals geraamd ten tijde van het vaststellen van de
belastingverordening ter zake van het belastingjaar 2001, en de totale
vastgestelde waarde van niet-woningen ter zake van het kalenderjaar 2000, zoals
die bekend is ten tijde van het vaststellen van de belastingverordening ter
zake van het kalenderjaar 2001.
Tariefdifferentiatie Delft
De
rekenregels ten behoeve van de tariefdifferentiatie worden op de Delftse
situatie toegepast. Bij alle onderliggende berekeningen is uitgegaan van de
meest recente prognose waarden. Van deze nieuwe waarden is 5% in mindering
gebracht voor de verwachte waardevermindering ten gevolge van bezwaar-en
beroepschriften (zoals in het Belastingplan Delft 2001 is voorgesteld en door u
is vastgesteld op 30 november 2000).
Rekenregels toegepast in
Delft
Het
door Delft gehanteerde tijdvakpercentage is berekend aan de hand van de
rekenregels. De rekenregel houdt in dat het plafond van de tariefdifferentiatie
(het tijdvakpercentage) wordt bepaald door de waardestijging van woningen (van
2000 naar 2001) te delen door de waardestijging van niet-woningen (van 2000
naar 2001) en deze uitkomst te vermenigvuldigen met de tariefdifferentiatie die
de gemeente in 2000 hanteert.
De
cijfermatige onderbouwing van het tijdvakpercentage en de bepaling van de
daarmee samenhangende belastingtarieven luidt als volgt:
·
Tariefverhoudingspercentage
Delft
De
tarieven in 2000 zijn voor zowel woningen als niet-woningen gelijk, namelijk
eigenarentarief 14,91 en gebruikerstarief 12,08. Doordat Delft in 2000 geen
tariefdifferentiatie heeft toegepast is het verhoudingspercentage 100%. In
formule:
100
x 12,08+ 14,91 =
100%
12,08+ 14,91
·
Tijdvakpercentage Delft
Voor
de berekening van het tijdvakpercentage zijn naast het tariefverhoudingspercentage
de volgende gegevens van belang:
woningen:
geraamde
totale waarde 2001 11.012.578.885,- (= 4.997.290.426,15 euro)
totaal
vastgestelde waarde 2000 5.654.726.000,- (=
2.566.002.786,21 euro)
niet- woningen:
geraamde totale waarde 2001 3.606.528.377,- (=
1.636.571.226,25 euro)
totaal
vastgestelde waarde 2000 2.759.514.000,- (= 1.252.212.859,22 euro)
·
Formule tijdvakpercentage
(tariefverhoudingspercentage
voor het kalenderjaar 2000:100%) = 100% x C
D
C
is de waarde-index woningen, te weten: 11.012.578.885 = 1,947
5.654.726.000
D
is de waarde-index niet-woningen, te weten 3.606.528.377 = 1,306
2.759.514.000
en
komen voor het tijdvakpercentage tot de volgende uitkomst:
100%
x 1,947 = 149%
1,306
Dit
betekent dat de tariefdifferentiatie tussen woningen en niet-woningen in de
periode 2001-2004 niet meer mag bedragen dan 149%. In het tariefvoorstel zijn
de tarieven berekend met inachtneming van dit percentage.
Tariefdifferentiatie: 10%
extra ruimte
Voor
de gemeente Delft ligt de tariefdifferentiatie in de marge van 100% tot en met
149%. Het eerder beschreven amendement maakt het mogelijk de
lastendrukverschuiving ten gunste van de categorie woningen mogelijk te maken.
De gemeente krijgt namelijk de bevoegdheid de marge voor tariefdifferentiatie
(tijdvakpercentage) te verhogen met maximaal 10 procentpunten. Dit betekent
voor de gemeente Delft dat de maximaal te hanteren tariefdifferentiatie 159%
(149 + 10) wordt.
Opbrengstverhoudingen
gelijkhouden
In
het Belastingplan Delft 2001, hoofdstuk OZB tariefdifferentiatie, is ervan uitgegaan dat de opbrengst verhouding gelijk
zal blijven. Namelijk dat de OZB opbrengst voor 67,2% door woningen en 32,8 %
door niet-woningen wordt opgebracht. Op basis van deze vaste gegevens is de
tariefdifferentiatie vastgesteld op 149%. Dit percentage valt binnen de
bandbreedte van 100%:159%.
Voorlopige berekening OZB -
tarieven
Naar
aanleiding van het uitgangspunt netto opbrengst gelijkhouden is de totale bruto
OZB-opbrengst voor 2001 geraamd op 38.077.000,00. Deze opbrengst is inclusief
3% inflatiecorrectie en exclusief meeropbrengst areaaluitbreiding.
De verhouding van woningen ten opzichte van niet
woningen in tariefdifferentiatie is te berekenen door de OZB- opbrengst van
woningen 67,2% en van niet-woningen 32,8% te handhaven. Met de uiteindelijke
waarden en bijbehorende waarde eenheden kunnen de nieuwe tarieven worden
berekend, waaruit de tariefdifferentiatie voortvloeit. Hierbij moet wel de
verhouding tussen het OZB gebruikers tarief en het OZB eigenarentarief 100:125
gehandhaafd blijven.
Vaste
gegevens in het model zijn:
·
opbrengst OZB aan de hand van uitgangspunt 1 (waarbij 67,8% van de
opbrengst door burgers moet worden opgebracht en 32,8% door ondernemers)
·
verhouding eigenaren en gebruikers 1,25:1,00
De
getallen die vet gedrukt zijn worden automatisch berekend door invulling van
de waarde stijgingspercentages en de vaste OZB opbrengst. De WOZ-waarde,
eenheden, tarieven en tariefdifferentiatie variëren als de stijgingspercentages
worden ingevoerd.
2001 |
|
|
WOZ-waarde |
eenheden |
OZBg |
OZBe |
OZBg |
OZBe |
tarief diff. |
opbrengst |
waarde
woningen |
105 |
% |
11.012.578.885 |
2.202.516 |
5,17 |
6,45 |
|
|
1,49 |
25.587.744 |
waarde
niet-woningen |
% |
3.606.528.377 |
721.306 |
|
|
7,71 |
9,61 |
|
12.489.256 |
|
courant |
68 |
% |
2.030.999.376 |
406.200 |
|
|
|
|
|
|
incourant |
13 |
% |
1.010.897.774 |
202.180 |
|
|
|
|
|
|
bijzondere
objecten |
9 |
% |
564.631.227 |
112.926 |
|
|
|
|
|
|
totaal |
|
|
14.619.107.262 |
2.923.821 |
|
|
|
|
|
38.077.000 |
De
definitieve waarden van alle woningen en niet-woningen zijn nog niet
vastgesteld. Bij de vaststelling van de definitieve waarden kan blijken dat
bovenstaande tarieven te laag zijn vastgesteld om tot een OZB opbrengst van
38.077.000,00 te kunnen komen.
Zoals
eerder is beschreven is het wettelijk toegestaan te hoog vastgestelde tarieven
op basis van voorlopige waarden naar beneden te verlagen. Te laag vastgestelde
tarieven kunnen echter niet verhoogd worden op basis van definitieve waarden.
·
De huidige OZB-tarieven van 2000 blijven gehandhaafd voor 2001 en begin
2001 worden deze tarieven verlaagd, zodat het risico kleiner is dat tarieven te
laag zijn vastgesteld.
·
Het tijdvakpercentage is vastgesteld op 149%
·
Per 1-1-2001 geldt in Delft een tariefdifferentiatie van 149%.
·
Aan de hand van de definitieve waarden die in de loop van 2001 (voor de
aanslagoplegging) zijn vastgesteld en tot lagere OZB tarieven zullen
leiden, de tarieven (die in deze OZB
verordening 2001) met terugwerkende
kracht te verlagen door middel van een wijziging van de OZB verordening 2001.
Hierbij wordt het tijdvakpercentage herrekend. Dit kan betekenen dat de
herrekening van het tijdvakpercentage leidt tot een hoger percentage dan de in
dit voorstel en de OZB verordening 2001 vastgestelde percentage.
·
Bij afwijzing van het wetsvoorstel tot het verder differentiëren van
tarieven (naar de waardeontwikkeling per gemeente), wordt tariefdifferentiatie
toegepast op basis van de huidige mogelijke verhouding van 100:120.
Euro-vermelding
Met ingang van 1 januari 2002 luiden de tarieven in euro's. Als
gewenningsinformatie vermeldt het vakteam Belastingen met ingang van 1 januari
2001 op de aanslagbiljetten tevens het euro-equivalent van de totale
verschuldigde bedragen.
De
minister van Financiën heeft inmiddels duidelijk gemaakt, middels zijn brief
van 7 februari 2000 (nr. WJB 2000/109) aan de Tweede Kamer, dat de omrekening
van het bedrag van
f 5.000,00 afgerond leidt
tot een bedrag van 2.268,00 euro. Op de
aanslagen wordt het eindbedrag conform de Europese regelgeving afgerond. Aan
deze eurobedragen kunnen geen rechten worden ontleend, omdat zij alleen ter
gewenningsinformatie dienen.
·
Algemene regel:
Tot en met 31 december 2001 geldt de gulden als
leidend betaalmiddel en rekeneenheid. Waar een bedrag in euro is vermeld, is
dit uitsluitend gedaan ter informatie; er kunnen geen rechten aan worden
ontleend.
Met betrekking tot de aanslagoplegging en
automatische incasso (AIC) van 10 termijnen stellen wij voor dat de laatste
termijn niet eind december 2001 geïnd zal worden maar na de euroconversie,
januari 2002. Na 15 december worden geen AIC termijnen gepland, zodat
conversieschillen/koppelingen niet onnodig worden benut ten tijde van de
overgang van gulden naar euro. Dit voorkomt dat de run wordt opgestart in
guldens en verwerkt moet gaan worden in euros, waarbij mogelijke verschillen
kunnen optreden.