10 augustus 2000

Nota - Belastingplan Delft 2001
 


naar agenda

 

Publiekszaken, Vakteam Belastingen

K.E.J. Kientz

Heuvelman

P. van Beveren

Nota - Bestuurlijke uitgangspunten Belastingplan Delft 2001

maart 2000

 

BESTUURLIJKE UITGANGSPUNTEN

1. Inleiding

In 2001 zullen de onroerende-zaakbelastingen aan de hand van de nieuwe WOZ-waarden naar de landelijke peildatum 1-1-1999 worden opgelegd. Momenteel worden alle panden in Delft getaxeerd. Aan de hand van de eerste uitkomsten van deze hertaxaties blijkt dat er grote verschillen zijn in de waardestijgingen van:

  • woningen/ niet woningen, de waarden van woningen zijn veel sterker gestegen dan die van niet-woningen
  • de waarden van goedkope woningen zijn relatief sterker gestegen dan die van de duurdere woningen.

Dit kan betekenen dat burgers in verhouding tot bedrijven meer OZB zouden gaan betalen doordat woningen meer in waarde gestegen zijn dan bedrijfspanden. Ook kan de relatief sterke waardestijging van goedkope woningen een extra zware belastingdruk leggen op degenen met de lagere inkomens. Om een goede discussie te kunnen voeren is het noodzakelijk dat op hoofdlijnen bepaalde keuzen gemaakt worden en dat de bestuurlijke uitgangspunten duidelijk zijn. In deze nota worden de bestuurlijke uitgangspunten beschreven.

2. Bestuurlijke uitgangspunten

Er wordt gevraagd in te stemmen met de volgende bestuurlijke uitgangspunten:

  1. toekomstige netto opbrengst is gelijk aan de huidige netto opbrengst + inflatiecorrectie
  2. invoeren van de OZB tariefdifferentiatie tussen woningen en niet-woningen;
  3. minimalisatie perceptiekosten door invoering geautomatiseerd kwijtschelden en afschaffen van de hondenbelasting;
  4. scheiden van Rioolrechten van de OZB;
  5. het beleid ten aanzien van de Zalmsnip ongewijzigd laten.

2. 1 Toekomstige netto opbrengst gelijk houden aan de huidige netto opbrengst + inflatiecorrectie + meeropbrengst (uit nieuwbouw, verbouw en dergelijke)

In het collegeprogramma staat als een van de uitgangspunten opgenomen dat de OZB-tarieven niet mogen stijgen (afgezien van de inflatiecorrectie en meeropbrengst). Dit uitgangspunt vormt de financiėle basis voor de operatie. Dit uitgangspunt houdt echter niet in dat geen enkel huishouden of geen enkel bedrijf in Delft meer gaat betalen. De waardestijging van een huis en/of bedrijf is van grote invloed op de OZB-aanslag.

Hoe wordt de netto-opbrengst vastgesteld?

Netto nieuwe opbrengst = netto opbrengst oud + hondenbelasting + f 400.000,- (ongedaan maken bezuinigingsbijdrage reiniging) + inflatiecorrectie + meeropbrengst nieuwbouw, verbouw en dergelijke.

Bruto opbrengst nieuw = netto opbrengst nieuw + automatische kwijtschelding + perceptiekosten + oninbare posten

In november 1999 heeft de gemeenteraad besloten de bezuinigingsbijdrage van f 400.000,- die de reiniging bijdroeg aan de algemene middelen ongedaan te maken. Er is besloten dat deze gederfde inkomsten uit de OZB betaald moeten worden.

Bij de berekening voor de bijdrage die iedere gemeente krijgt uit het gemeentefonds wordt rekening gehouden met de belastingcapaciteit van de gemeente. Zo wordt voorkomen dat gemeenten met kapitaalkrachtige burgers kunstmatig hun OZB-tarieven laag houden en zo een grotere bijdrage dan nodig is het uit het gemeentefonds ontvangen. Wanneer de waardestijging van het Delftse onroerend goed boven de landelijk gemiddelde waardestijging ligt, is de belasting capaciteit van Delft groter en wordt de OZB-aftrekpost van het gemeentefonds voor Delft hoger. Het is nu nog niet duidelijk op welke wijze omgegaan zal worden door het rijk met de hertaxatie/ de nieuwe wet WOZ en het gemeentefonds. Wanneer Delft echter een lagere bijdrage krijgt uit het gemeentefonds (als gevolg van deze problematiek) dan wordt het uitgangspunt dat de netto-opbrengsten niet mogen stijgen losgelaten.

De hondenbelasting en perceptiekosten zijn beschreven onder punt 3.

2.2 Tariefdifferentiatie tussen woningen/ niet-woningen

De waarden van woningen zijn meer gestegen dan die van niet-woningen. Aangezien de totale opbrengst van de OZB hetzelfde zal blijven, betekent deze ontwikkeling dat particulieren meer zullen gaan betalen en een grotere bijdrage zullen gaan leveren aan de totale OZB- opbrengst. Het is wettelijk mogelijk een tariefdifferentiatie in te voeren van 100 (woningen):120 (niet - woningen). Delft maakt hier nu (nog) geen gebruik van. Het voorstel is om deze tariefdifferentiatie nu ook in Delft in te voeren, zodat het verschil in de waardeontwikkeling van woningen en niet-woningen opgevangen kan worden. Omdat deze tariefdifferentiatie niet in staat is om de ongelijke waardestijging te compenseren is er reeds een landelijke lobby gaande voor de invoering van een verdergaande tariefdifferentiatie (bijvoorbeeld een verhouding van 100:140 of hoger). Wanneer de rijksoverheid ervoor kiest de differentiatiemogelijkheden te vergroten zal dit in een later stadium met de Raad besproken worden. Vooralsnog wordt gevraagd in te stemmen met invoeren van een tariefdifferentiatie.

2.3 Minimalisatie van de perceptiekosten

Om de OZB-tarieven zo laag mogelijk te houden is het van belang dat de uitvoeringskosten zo laag mogelijk zijn. Mogelijkheden m.b.t. het minimaliseren van perceptiekosten zijn onder meer:

  • afschaffen hondenbelasting;
  • invoering geautomatiseerde kwijtschelding.

Afschaffen hondenbelasting

Het innen van hondenbelasting is relatief gezien een kostbare zaak. De controle en het opleggen van de aanslagen vergt veel capaciteit, de perceptiekosten staan dan ook niet in verhouding tot de opbrengst. Bovendien beschouwt de hondenbezitter de hondenbelasting als een directe vorm van belasting; zij betalen de gemeente voor het verrichten van diensten als het opruimen van hondenpoep. Dit is niet juist want de hondenbelasting vloeit naar de algemene middelen. Er wordt dan ook voorgesteld deze vorm van belasting af te schaffen en de gederfde inkomsten op te vangen in de OZB.

Voor achtergrondinformatie inzake de hondenbelasting verwijzen we naar bijlage 2.

Geautomatiseerd kwijtschelden

De wens bestaat om per 2001 geautomatiseerde kwijtschelding te verlenen aan AOW’ers zonder aanvullend pensioen en de zogenaamde fase IV cliėnten van de DMZ. Dit zorgt ervoor dat iedereen die in aanmerking komt voor kwijtschelding ook kwijtschelding krijgt, bovendien zullen de perceptiekosten veel lager zijn. Het geautomatiseerd kwijtschelden brengt een verwachte verhoging van de uitgaven van 1,9 miljoen (waarvan 1 miljoen uit de reiniging wordt betaald en 9 ton uit de OZB) met zich mee.

2.4 Scheiden van rioolrechten van OZB

Momenteel zitten de rioolrechten in de OZB. De wens is de rioolrechten uit de OZB te halen. Door de rioolrechten uit de OZB te halen, wordt inzichtelijk hoe de verhoudingen zijn tussen de OZB tarieven in Delft en andere gemeenten. Bovendien worden de burgers bewust van het feit dat er wordt betaald voor een dienst die verleend wordt. Het systeem van de rioolheffingen dient kostendekkend en ook niet meer dan kostendekkend te zijn. De diensten die de gemeente verleent worden betaald door de gebruikers.

De gevolgen van dit beleid zijn dat de OZB minder hard zullen stijgen en dat de rioolheffing daarentegen sterker zal stijgen. Er moeten grote investeringen betaald worden, zoals de vervanging van oude riolen. Deze extra investeringen moeten binnen het systeem van de rioolopbrengst worden opgevangen. Nog nader bestudeerd dient te worden of een vorm van vergroening van het stelsel mogelijk is, de splitsing van de rioolrechten en de OZB maakt dit in principe mogelijk.

2.5 Beleid ten aanzien van de Zalmsnip ongewijzigd laten

Voordeel van het handhaven van de Zalmsnip is dat met name studenten en personen in verzorgingstehuizen een Zalmsnip uitgekeerd kunnen krijgen. Dit is wettelijk niet verplicht (wettelijk is alleen de lastenverlichting verplicht voor degene die een aanslag, bijvoorbeeld het OZB gebruikersdeel krijgen). Met de huidige uitkeringswijze komt Delft deze doelgroep tegemoet. Het nadeel van het handhaven van de huidige uitkering van de Zalmsnip zijn de perceptiekosten. De losse aanvragen (Zalmsnippen die niet via de aanslag OZB gebruikersdeel worden uitgekeerd) meestal van studenten en lijsten via verzorgingstehuizen (± 5800 aanvragen) is arbeidsintensief. Alle losse aanvragen dienen namelijk beoordeeld te worden.

3. Dilemma’s

Er zijn nog verschillende onzekerheden die grote consequenties kunnen hebben voor de gemeente Delft en haar OZB-beleid.

3. 1 Verschillende waardeontwikkelingen

De globaal gemiddelde waardeontwikkeling:

  • woningen 85 %;
  • niet-woningen (klein tot middelgrote bedrijven) 60%;
  • verwachting voor grote ondernemingen (gebaseerd op landelijke kengetallen) , zoals TU en DSM- Gist ) is dat deze waardeontwikkeling minder hoog zal zijn.

Wanneer er een groot verschil in waardestijging is tussen verschillende objecten dan betekent dat voor degene die een pand bezit dat relatief veel in waarde is gestegen dat deze meer zal gaan betalen. Deze ongelijkheden doen zich voor op 3 vlakken:

  1. Waarden van woningen zijn sterker gestegen dan die van niet-woningen (consequentie burgers zullen verhoudingsgewijs meer gaan betalen dan bedrijven),
  2. Waarden van goedkope woningen zijn sterker gestegen dan die van duurdere woningen (consequentie bezitters van goedkopere woningen zullen relatief meer OZB moeten betalen)
  3. De waarden van de panden van de groot grondbezitters in Delft (TU en DSM Gist) zijn relatief veel minder sterk gestegen dan kleinere bedrijven (consequentie hiervan is dat kleine bedrijven relatief meer OZB moeten gaan betalen).

Er wordt momenteel bekeken wat de consequenties zijn van de herwaardering voor de verschillende inkomensgroepen, wanneer er zich ongewenste inkomenseffecten voordoen dan zal bekeken worden op welke wijze reparaties toegepast kunnen worden.

 

3. 2 Uitvoeringskosten tegemoetkoming onzelfstandige wooneenheden bijdrage in kosten huurbedrag inzake OZB

De wens bestaat om studenten en anderen die een onzelfstandige woonruimte huren in aanmerking te laten komen voor kwijtschelding van het gebruikersdeel van de OZB. Het nadeel is dat verwacht wordt dat de perceptiekosten in vergelijking met het uit te keren kwijtscheldingsbedrag zeer hoog zullen zijn (verwachte uitkering f 139.958,-, verwachte structurele lasten voor 2000 ą f 404.918,- voor 2001 ą f 354.918,- en voor 2002 en verder ą 264.243,-). Er wordt momenteel naar een oplossing gezocht. Voor een bijdrage in de kosten huurbedrag inzake OZB voor onzelfstandige wooneenheden zal een apart voorstel geschreven worden.

 

3.3 Ontwikkelingen gemeentefonds

Dit probleem werd reeds geschetst in paragraaf 2.1.

 

4. Het proces

Het grote verschil in waardestijgingen maakt dat het vaststellen van de belastingtarieven voor 2001 geen eenvoudige opgave is. De besluitvorming zal goed en zorgvuldig moeten verlopen, daarom is voor het onderstaande proces gekozen.

4. 1 Communicatieplan

Het is uitermate belangrijk dat duidelijk wordt gecommuniceerd aan de belastingbetaler wat de gevolgen zijn van de hertaxatie. Samen met het Vakteam Communicatie zal een communicatieplan worden opgesteld.

4. 2 Planning

Maart: vaststellen van de notitie bestuurlijke uitgangspunten (met randvoorwaarden) door de commissie Middelen en Bestuur.

Mei: uitwerken uitgangspunten met bijbehorende modellen (Vakteam Belastingen); tijdens dit traject vindt een sessie met de raad en andere genodigden plaats (mei 2000) om te bespreken welke keuzen er zijn en waarin kan worden gevarieerd;

Oktober: nota Belastingplan Delft 2001 opstellen en bespreken in de commissie Middelen en Bestuur., vaststelling door de Raad , inclusief het vaststellen van de tarieven voor 2001.

5. Voorstellen

Voorgesteld wordt in te stemmen met de beschreven bestuurlijke uitgangspunten voor het belastingplan Delft 2001, te weten:

  1. toekomstige netto opbrengst gelijk houden aan de huidige netto opbrengst + inflatiecorrectie

Wanneer Delft een lagere bijdrage krijgt uit het gemeentefonds (als gevolg van een hogere OZB - aftrekpost) dan wordt het uitgangspunt dat de netto-opbrengsten niet mogen stijgen losgelaten.

  1. invoeren van OZB tariefdifferentiatie tussen woningen en niet-woningen;
  2. minimalisatie perceptiekosten door invoering geautomatiseerde kwijtschelding en afschaffing van de hondenbelasting;
  3. het scheiden van de Rioolrechten van de OZB;
  4. het beleid ten aanzien van de Zalmsnip ongewijzigd laten.
  5. te komen met een apart voorstel ten aanzien van tegemoetkoming onzelfstandige wooneenheden.

Er wordt momenteel bekeken wat de consequenties zijn van de herwaardering voor de verschillende inkomensgroepen, wanneer er zich ongewenste inkomenseffecten voordoen dan zal bekeken worden op welke wijze reparaties toegepast kunnen worden.

Bijlage 1

Nota’s die vooraf zijn gegaan en van invloed zijn op de bestuurlijke uitgangspunten zijn:

  • actualisatie egalisatiefonds riolering;
  • Gemeentelijk Rioleringsplan 2001-2006;
  • ontwikkeling van het reinigingsrecht 1999-2002.

Hieronder zijn de punten uit de nota’s die van belang zijn beschreven.

Actualisatie egalisatiefonds en Gemeentelijk Rioleringsplan 2001-2006

Gelet op de te verwachten noodzakelijke verhoging van de OZB voor het instandhouden van het Gemeentelijk Rioolstelsel vanaf 2000 ligt het voor de hand om het rioolrecht weer in te voeren. De noodzakelijke lastenverhoging wordt dan duidelijk voor het onderdeel riolering gebruikt. In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2001-2006 wordt hier nader op ingegaan:

  • met betrekking tot de stijging voor de OZB en de tarieven grote afvoeren een verhoging van 1,3% voor 2000;
  • onderzoeken of het mogelijk is het rioolrecht in te voeren en de kosten voor het onderhoud van het rioolstelsel rechtstreeks te verhalen op het rioolrecht.

Ontwikkeling van het reinigingsrecht 1999-2002

  • het laten vallen van de structurele bijdrage aan de algemene dienst van f 400.000,-;
  • begrotingswijziging op de begroting 2000;
  • met ingang van 2000 stoppen met de temporisering van de afvalstoffenheffing en te kiezen voor een herstel van de tarieven. Dit zal leiden tot een tariefsverhoging van 7% jaarlijks van 2000 tot en met 2003. De vraag is wat hiermee moet worden gedaan.

Bijlage 2 hondenbelasting

Uit: " Hondenbelastingen, een schets van de ontwikkelingen" scriptie voor het vak Geschiedenis van het belastingrecht, faculteit der Rechtsgeleerdheid Rijksuniversiteit Leiden, 1990

terug naar boven