Onderwerp
Ingroeivariant
onroerende-zaakbelastingen
HERZIENE VERSIE
Inleiding
Bij de behandeling van het Belastingplan 2001 in
zowel de commissie Middelen en Bestuur van 16 november als in de
raadsvergadering van 30 november heeft de fractie van de PvdA (in de persoon
van de heer Blinker) vragen gesteld
over de zgn. “ ingroeivariant”.
Naar aanleiding hiervan heb ik de toezegging gedaan
om in een afzonderlijke notitie hierop terug te komen.
Wat is de ingroeivariant ?
De ingroeivariant is een technisch
correctie-instrument dat zich met name richt
op die objecten waarbij de individuele waardeontwikkelingen fors hoger
zijn dan het gemiddelde van een categorie. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om
in deze gevallen OZB-lastenverzwaringen geleidelijk te laten ingroeien in de
periode 2001 t/m 2004.
Het is de gemeente vrij om de ingroeivariant toe te
passen voor alleen de categorie woningen of
niet-woningen of voor beide
categorieën objecten.
Bovendien mag een onderscheid worden gemaakt tussen
gebruiker en eigenaar.
Ter verduidelijking merk ik hierbij op dat de
ingroeivariant alleen mag worden toegepast in het vergelijken van de
OZB-aanslag(en) 2000 en die van 2001.
Bij het vergelijken van de totaal verschuldigde
belasting van de op 1 aanslagbiljet gecombineerde heffingen 2000
(OZB/Afvalstoffenheffing etc.) en die van 2001
(OZB/Afvalstoffenheffing/Rioolrechten etc.) kan de ingroeivariant niet worden gehanteerd.
Het minimale
ingroeipercentage voor de ingroei is vastgesteld op 115. Het staat de gemeente
vrij om een hoger percentage te bepalen.
Toepassing van de ingroeivariant in Delft
Uitgaande van het percentage van 115 en de in het
Belastingplan voorlopig aangegeven tarieven ontstaat het volgende scenario :
T.o.v. de OZB-aanslagen 2000 mogen de aanslagen 2001
maximaal 15 % hoger zijn.
T.o.v. de OZB-aanslagen 2000 mogen de aanslagen 2002
maximaal 32,25 % hoger zijn.
T.o.v. de OZB-aanslagen 2000 mogen de aanslagen 2003
maximaal 52,1 % hoger zijn
In 2004 vervalt het maximum en ligt de aanslag op
het werkelijke niveau.
Inmiddels is gelbleken, na nadere cijfers van Kafi,
dat ongeveer 3950 woningen en 550 niet-woningen in aanmerking komen voor de
ingroeivariant. Uit verdere controle van deze objecten is gebleken dat de grote
waardestijging in zeer veel gevallen is terug te voeren op onvolkomenheden
in het oude objectenbestand naar
waardepeildatum 1-1-1993. Diverse objecten bleken zelfs geheel geen oude waarde
te hebben, anderen hadden verkeerde objectgegevens (te weinig kubieke meters).
Daarnaast is in veel gevallen de waarde uit 1993 na bezwaar teruggebracht naar
waarde van prijspeildatum 1-1-1989, zonder dat dit verder onderbouwd werd.
Derhalve is er dan een periode tussen de waardepeildata van meer dan 10 jaar!
In sommige gevallen zijn objecten inmiddels
gerenoveerd (waardoor een grote waardestijging te verklaren is), sommige
objecten zijn samengevoegd met andere objecten, waardoor er eigenlijk een nieuw
object is ontstaan (weliswaar met hetzelfde adres) dat niet vergeleken kan
worden met het oude object.
Verder is in een aantal gevallen de oude waarde niet
correct geregistreerd bij het taxatiebureau, waardoor met een oudere waarde
wordt vergeleken.
(zie bijlage 1)
Kortom, een
aantal van de objecten, die in eerste instantie voor de ingroeivariant in
aanmerking lijken te komen, zullen nog afvallen in verband met een verkeerde
vergelijking tussen de twee waarden. Daarnaast zijn er vele objecten die om
“terechte” redenen (verbouwingen, oude peildata) sterk in waarde gestegen zijn.
Er wordt op dit moment nog nader uitgezocht hoeveel objecten dit precies zijn,
maar uit de eerste controles kan de conclusie worden getrokken dat 80 a 90% van
de waardestijgingen te verklaren zijn door bovengenoemde oorzaken. Het is
echter niet mogelijk om de oorzaak van de waardestijging als
afwijzingscriterium voor de ingroeivariant te hanteren.
Bovendien betreffen de nieuwe waarden voorlopige
waarden. Deze zijn nog niet volledig gecontroleerd en goedgekeurd door de
gemeente. Derhalve kunnen een aantal objecten nog een lagere nieuwe waarde
krijgen.
Daarnaast volgt uit berekeningen dat het financiële
voordeel in veel gevallen gering is. Indien de waardestijging ligt tussen 155%
en 200%, levert de ingroeivariant de burger het eerste jaar (2001) gemiddeld f
25,-- op. Het tweede jaar heeft de ingroeivariant al geen effect meer op het
OZB-bedrag.
Let wel, de besparing van f 25,-- geldt als men
zowel eigenaar als gebruiker van de woning is. Huurders hebben een voordeel dat
slechts rond de f 10,-- ligt.
Pas bij een waardestijging van 200% of meer, levert
de ingroeivariant een substantiële korting van het OZB-bedrag op. Men moet dan
denken aan een korting van f 90,-- tot f 200,-- het eerste jaar. Het aantal
woningen dat een dergelijke waardestijging vertoont, is ongeveer 1000 (zie
bijlage 2). Ook hier geldt een besparing als men zowel eigenaar als gebruiker
is van een woning. Het gebruikersvoordel is hier ongeveer 45 % van.
De nadelen van de ingroeivariant zijn al in de
vorige notities genoemd, maar benadrukt dient te worden dat de inkomstenderving
die het gevolg is van het toepassen van de ingroeivariant door de overige
belastingbetalers opgebracht zal moeten worden.
Bovendien is de huidige software niet berekend op de
ingroeivariant. Er zal een aparte module aangeschaft moeten worden die minimaal
f 25.000,-- ex BTW zal kosten (afgezien van het inrichten van de software).
Conclusie :
Het toepassen van de ingroeivariant zal in 2001 ten
aanzien van circa 1000 panden in het eerste jaar een substantieel voordeel
bieden voor de belastingplichtigen, indien men eigenaar en gebruiker is. Is men
alleen huurder, dan is het voordeel geringer. In 2002 vallen deze voordelen
grotendeels weer weg.
Uitsluitend in incidentele gevallen (de echte
uitschieters die dusdanig afwijken van het normale patroon waarvoor nader onderzoek benodigd is) van meer dan
200 % waardestijging is de ingroeivariant 2 of 3 jaar toepasbaar. In veel gevallen betreft het hier een “terechte”
waardecorrectie (verbouwing of te lage oude waarde).
Gelet op de relatieve hoge uitvoeringskosten
bestaande uit :
·
aanpassing van de
software
·
handmatige vergelijking
van aanslagen (immers moet gecontroleerd worden of de belastingplichtige niet
is/zijn veranderd t.o.v. 2000)
·
het nadeel dat de
individuele voordelen weer moeten worden verhaald op alle belastingplichtigen
hetgeen een OZB-tariefverhoging tot gevolg geeft
en de beperkte voordelen die hieraan verbonden zijn is mijn advies
geen gebruik te maken van de ingroeivariant.
Ik hoop u hiermede voldoende te hebben ingelicht.
Meine Oosten
.