(incl.
0e begrotingswijzing)
INHOUD
I.
Algemene toelichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
II. Begroting Gewone Dienst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
III. Overzichten
1. Personele sterkten en lasten
2. Geactiveerde kapitaaluitgaven
3. Reserves en voorzieningen 2001
4. Reserves en voorzieningen
meerjarig
5. Langlopende geldleningen
6. Gegarandeerde geldleningen
7. Investeringen categorie 1
meerjarig
8. Investeringen categorie 2 en 3
meerjarig
9. Verzamel- en consolidatiestaat
Bijlagen:
A.
Kostenverdeelschema en kostenverdeelsleutels
B.
Kostenverdeelstaat (uittreksel)
C.
Bijdrage Gemeentefonds
D.
Berekening rente-omslag
I.
ALGEMENE TOELICHTING
1. Inleiding
Op 26 oktober 2000 is de Gemeentebegroting 2001-2004
door de Gemeenteraad vastgesteld. Deze begroting voorzag in een actualisatie
van de omgebouwde begroting 2000 en de daaraan verbonden meerjarenramingen en
in verwerking van de besluitvorming over de Zomernota 2001-2004 en was het
resultaat van een top-down proces.
Meer gedetailleerde uitwerking en presentatie van de
cijfers, alsmede verdere vertaling van NEON-principes naar de financiële
sturing, zou plaats vinden in het bottom-up proces dat in de maanden oktober en
november in overleg met vakteams en sectoren zou worden doorlopen. De
resultaten zouden op een later tijdstip in de cijfers worden verwerkt.
Het bottom-up proces heeft geleid tot de nieuwe
Beheersbegroting 2001.In principe binnen de kaders van de reeds vastgestelde
gemeentebegroting zijn budgetten bepaald op basis van gegevens over het
primaire werkproces. Een gedetailleerde
en volledig geactualiseerde uren- en budgetverdeling heeft geleid tot een
nieuwe doorberekening van overheadkosten en tot aanmerkelijke verschuivingen
binnen de Gewone dienst en tussen de Gewone dienst en de overige kostendragers
(kapitaaldienst, werken voor derden en Grondbedrijf).
Naast de herverdeling van overheadkosten is in de
Gewone Dienst bovendien sprake van een volumestijging ten opzichte van de
top-down gemeentebegroting ƒ 568,5 miljoen tot ƒ 588,1 miljoen. Hieraan liggen
verschillende oorzaken ten grondslag, waarover in de diverse fasen van het
bottom-up proces tussentijdse besluitvorming in het College heeft plaats
gevonden. Voor een deel heeft de besluitvorming over de volumestijging aan de
uitgavenkant ertoe geleid dat separate dekking aan de inkomstenkant gevonden
moest worden. Hierop wordt in de volgende hoofdstukken nader ingegaan. Voor het
overige vindt de volumestijging zijn oorzaak in budgettair neutrale
actualisering of uitbreiding van inkomsten en uitgaven rond subsidiegelden,
diverse uitkeringen, onttrekking aan reserves en voorzieningen en nieuwe
investeringen.
2. Uitgangspunten
In de
nieuwe Beheersbegroting 2001 is het principe van één organisatie verder
uitgewerkt. Eénmalige vastlegging van financiële feiten en het achterwege laten
van een interne stroom van facturen tussen organisatieonderdelen leidt met
ingang van 2000 tot meer efficiency in de boekhouding. Het voeren van één
gemeentelijke projectadministratie heeft met ingang van 2000 interne
verrekeningen vervangen. Beide elementen zijn in de nieuwe Beheersbegroting
2001 verder tot ontwikkeling gebracht.
Er
worden geen afzonderlijke clusterbegrotingen opgesteld; financiële aansturing
vindt plaats op het niveau van de sectoren. De uitzondering voor de onderdelen
CombiWerk (bezig met verzelfstandiging) en Grondbedrijf (gelet op het
specifieke karakter van deze administratie) is gehandhaafd: voor deze
onderdelen blijft ook in 2001 een afzonderlijke administratie in stand.
De budgetverantwoordelijkheid ligt in beginsel daar waar de kosten worden gemaakt. De nieuwe Beheersbegroting is vanuit de kostendoorberekening verder vereenvoudigd en kent de volgende basisopzet:
·
Personeelskosten worden
centraal genormeerd geraamd (en doorberekend naar de sectoren/vakteams);
·
Huisvesting van
gemeentelijke kantoorlocaties wordt centraal geraamd (en doorberekend per
werkplek naar de sectoren/vakteams);
·
ICT voor de
standaardvoorzieningen wordt centraal geraamd (en doorberekend per werkplek
naar de sectoren/vakteams);
·
Alle kosten van het
cluster Facilitaire Dienstverlening worden op basis van een bedrag per
medewerker doorberekend naar de sectoren/vakteams;
·
Alle bureaukosten en
doorberekeningen worden op kostenplaatsen per sector/vakteam verzameld (en
doorberekend naar de produkten/sub-functies d.m.v. uren, een vaste
doorberekening of een combinatie);
·
Op de kostendragers
(werkbudgetten gewone dienst en investeringen) worden de uit te geven bedragen
aan derden en de interne doorberekeningen afzonderlijk zichtbaar.
3.
Bedrijfsvoering
De eerste stap in de opzet van een gemeentebegroting voor de nieuwe
organisatie lag bij de ombouwoperatie van 2000 met name op het vlak van de
bedrijfsvoering. Voor alle aspecten van de bedrijfsvoering ( lees apparaats- of
overheadkosten) werden nieuwe normen ontwikkeld, die zich laten vertalen in
geüniformeerde budgetten voor de organisatieonderdelen.
Met de nieuwe personeelsbegroting in 2000 waren de grootste knelpunten
op personeelsgebied uit de oude organisatie opgelost, zoals deze o.a. naar
voren kwamen bij de zgn. Nullijn-problematiek, diverse nota’s van de oude
diensten WOC (risico’s en remedies) en delen van de nota planning en normering
van de oude DMZ. In de lijn van deze normeringsslag zouden ook voor de andere
onderdelen binnen de bedrijfsvoering (huisvesting, ICT, vorming & opleiding
enz.) normen worden opgesteld en in 2001 in de begroting worden verwerkt. Een
groot deel van deze ramingen bevinden zich op de scheidslijn tussen het cluster
Facilitaire Dienstverlening en de rest van de organisatie. In het gemeentelijk
managementteam zijn rond de facilitaire budgetten spelregels afgesproken. In
deze spelregels zijn onder meer de primaire verantwoordelijkheid voor het
aangaan van verplichtingen op facilitair gebied en een consultatieplicht naar
het facilitair cluster vastgelegd. Budgetoverschrijdingen binnen de
bedrijfsvoering van de gemeente zijn een collectieve verantwoordelijkheid van
het gemeentelijk managementteam. De centrale staf zal toetsen op de naleving
van deze afspraken.
Inmiddels
is zowel gedurende de realisatie van het jaar 2000 als tijdens het bottom-up
proces voor 2001 en verder gebleken dat
enkele specifieke onderwerpen van de bedrijfsvoering om nadere uitwerking of
lichte aanpassing van de uitgangspunten vragen. Deze onderwerpen worden hierna
behandeld.
Zie
bijlage A voor een schematisch overzicht van de kostenverdeling en de
bijbehorende verdeelsleutels en bijlage B voor een uittreksel uit de
kostenverdeelstaat.
4.
Indeling en presentatie
II BEGROTING
VAN DE GEWONE DIENST
Voor het overige kan worden verwezen naar de toelichtingen zoals
opgenomen in het hoofdstuk 4 Het financieel perspectief van de Zomernota
2001-2004.
1. Gemeentefonds
Zie voor opbouw van de bijdrage uit het Gemeentefonds bijlage C.
De algemene uitkering uit het gemeentefonds is berekend aan de hand van
de meicirculaire 2000 van het ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties. De hoofdlijnen uit deze circulaire waren, zij het in
globale zin, verwerkt in de Zomernota 2001-2004. De definitieve
berekeningsuitkomst landde in de gemeentebegroting 2001-2004. Dit maakt dat de
toelichting hier beperkt kan blijven tot enkele essentiële punten uit de
ontwikkeling van deze belangrijke inkomstenpost.
In de meerjarenraming van de algemene uitkering van het gemeentefonds is
verwerkt de tweede en tevens laatste fase in de herverdeling van het
gemeentefonds. Het nadeel dat daaruit voor Delft voortvloeit bedraagt in totaal
ƒ 2,5 miljoen en wordt in vijf stappen wordt doorgevoerd. Het Delftse aandeel
in de behoedzaamheidsreserve, welke binnen het gemeentefonds wordt aangehouden,
ligt op ƒ 3 miljoen. In de raming is deze voor 1/3-deel ofwel ƒ 1
miljoen meegenomen. De toename van de vrije besteedbare ruimte in de algemene
uitkering is grotendeels benut om kostenstijgingen, welke voor 2001 zijn
voorzien, op te vangen en het restant is via de Zomernota ingezet voor de
versterking van het financiële beeld.
De veranderingen die in de algemene uitkering uit het gemeentefonds
optreden na de meicirculaire in het bijzonder de septembercirculaire 2000,
worden zoals gebruikelijk via een begrotingswijziging tussentijds verwerkt.
2. Renteomslag
Zie voor berekening van de renteomslag bijlage D.
Voor 2001 is voor de verrekening van de rentelasten uitgegaan van een
renteomslag van 7,5%. Op grond van de onderliggende rente-parameters levert dit
uitgangspunt een financieringsvoordeel op van bijna ƒ 3 miljoen. Bij de
bepaling van de renteomslag is het eigen vermogen als financieringsmiddel
berekend tegen de omslagrente zelf. Inmiddels is in principe besloten om vanaf
2002 in de samenstelling van de rente-omslagmethodiek een verandering aan te
brengen in die zin dat het eigen vermogen tegen een marktconforme rente wordt
ingezet. De consequenties hiervan zullen in de Zomernota 2002-2005 aan de orde
komen.
3. Renteresultaat
reserves en voorzieningen
Het renteresultaat op de gemeentelijke reserves en voorzieningen bestaat
uit het verschil tussen de financieringsvergoeding over deze componenten, welke
gelijk is aan de omslagrente, en de jaarlijkse bijschrijving op de reserves en voorzieningen, waarvoor de prijscompensatie
uitgangspunt vormt. Het voordeel dat hieruit voortvloeit is terug te vinden op
functie 910 van de begroting. Conform de hiervoor afgesproken beleidslijn wordt
hiervan een deel gestort in de reserve voor gemeentbrede huisvesting en wordt
het restant ingezet om het financiële beeld sluitend te maken.
4. Stortingen
in reserves en voorzieningen
Planmatig vinden in enkele reserves en voorzieningen vanuit de algemene
middelen jaarlijkse dotaties plaats. Op functie 910 is uit deze hoofde een
totaal bedrag verwerkt van ƒ 5,7 miljoen. De belangrijkste stortingen welke
hiervan deel uitmaken zijn betreffen de reserve voor gemeentebrede huisvesting
ƒ 2 miljoen, de reserve parkeervoorzieningen ƒ 1,1 miljoen, de
voorziening egalisatie gemeentelijke pre-vut ƒ 0,5 miljoen, de reserve
automatiseringsmiddelen ƒ 0,3 miljoen, de reserve Delft Kennisstad ƒ 0,4
miljoen en de reserve Nutswinsten ƒ 1 miljoen.
5. Investeringen
Zie voor een specificatie het overzicht van de
categorie 1 investeringen en het meerjarige investeringsplan 2001-2004 voor de
categorieën 2 en 3.
Bij de Zomernota 2001-2004 is het investeringsplan
voor categorie 1 investeringen reeds vastgesteld. Dit plan blijft nu
ongewijzigd. De meerjarige kapitaallasten welke hieruit voorvloeien zijn op een
stelpost opgenomen. Overeenkomstig de hiervoor geldende procedure zullen de
investeringen nog afzonderlijk aan de gemeenteraad worden voorgelegd.
De categorie 2 en 3 investeringen betreffen de
jaarlijkse onderhoudsinvesteringen en investeringen in bedrijfsmiddelen. Met de
vaststelling van deze begroting worden tevens de kredieten voor deze categorie
investeringen goedgekeurd.