3.1
Algemeen
Voor
de uitvoering van de aan GrondZaken opgedragen taken ontvangt GrondZaken
kapitaal van de algemene dienst van de gemeente.
In
tegenstelling tot overige beleidsonderdelen zijn de financiële resultaten van
GrondZaken niet direct van invloed op de uitkomsten van de concernjaarrekening,
omdat GrondZaken hiervoor met de concernadministratie een afzonderlijke
rekening-courantverhouding heeft.
Bij
het onderdeel grondexploitatie vindt aflossing van het aan GrondZaken
verstrekte kapitaal vindt plaats, nadat de gronden binnen de verschillende
grondexploitaties zijn uitgegeven; bij het taakveld beheer erfpachtgronden
vindt aflossing van kapitaalschuld plaats bij omzettingen van erfpacht naar
eigendom van gronden, waarvoor tot het moment van omzetting een erfpachtcanon
werd betaald.
Administratief
gezien worden de jaarlijkse exploitatieuitkomsten bij het Grondbedrijf binnen
de projectenadministratie verrekend met de boekwaarde van de gronden binnen de
verschillende grondcomplexen.
Voor
de stadsvernieuwingsgebieden geldt, dat de kosten en opbrengsten worden
verrekend met het Stadsvernieuwingsfonds. Het resultaat van de gemeenterekening
wordt hierdoor evenmin beïnvloed.
Bij
de erfpachtgronden wordt aan de algemene dienst jaarlijks een kapitaalrente –
gebaseerd op het berekende renteomslagpercentage - vergoed voor de waarde van
de erfpachtgronden, waarvoor geen afkoopsom is ontvangen.
In
de boekhouding hebben deze gronden dus nog een boekwaarde.
Omdat
de door de erfpachters te betalen erfpachtcanon is gebaseerd op het
rentepercentage van langlopende geldleningen, volgt de hoogte van het
percentage van de erfpacht de marktontwikkelingen eerder dan de omslagrente,
die aan de algemene dienst moet worden vergoed.
Om
deze fluctuaties in de exploitatie van de erfpachtgronden te kunnen opvangen is
enkele jaren geleden een egalisatiefonds ingesteld, waarmee de
exploitatieresultaten van de erfpachtgronden worden verrekend. Dit fonds is
momenteel uitgeput, waardoor het nodig is
een structurele dekking van het tekort op de exploitatie van de
erfpachtgronden te regelen.
Uit
financieel oogpunt is het ongewenst dit tekort jaarlijks uit de algemene
reserve van het grondbedrijf af te dekken, omdat op deze wijze het
weerstandsvermogen van het grondbedrijf oneigenlijk wordt aangetast.
Bij
het beheer van het gemeentelijk onroerend goed worden de exploitatieresultaten
jaarlijks verrekend met de reserves.
In
het navolgende zal specifiek worden ingegaan op de resultaten van de
verschillende taakvelden en zal ook aandacht worden geschonken aan enkele
algemene ontwikkelingen, die raakvlakken hebben met het financiële beleid van
GrondZaken.
Grondbedrijf.
Bij
de in ontwikkeling zijnde gronden bedraagt de toename van de boekwaarde over
2000 ƒ 10,4 mln, terwijl bij de begroting rekening was gehouden met een toename
van ƒ 11,2 mln.
Dit
relatief geringe verschil is voor het merendeel veroorzaakt doordat als gevolg
van de reorganisatie het opstarten van werkzaamheden zoals bouwrijpmaken en het
voorbereiden van de gronduitgiften geen gelijke tred hebben kunnen houden met
de veronderstellingen, die aan de begrotingsramingen ten grondslag lagen.
Per ultimo 2000 werd op de
gronden in exploitatie een batig resultaat verwacht van
ƒ 9,8 mln. Per ultimo 1999 werd dit saldo nog
geraamd op ƒ 5,7 mln voordelig.
Stadsvernieuwing
Bij
de stadsvernieuwing hebben de uitgaven ruim ƒ 4,0 mln minder bedragen dan
waarop bij de begroting was gerekend. De achtergebleven uitgaven zijn
grotendeels veroorzaakt door een vertraging in de uitvoering van in de MRSV
opgenomen uitgaven voor nieuw beleid (ca. 5,1 mln.).
Per
saldo is een bedrag van ruim ƒ 1 mln. aan het Stadsvernieuwingsfonds
toegevoegd, terwijl bij de begroting rekening was gehouden met een onttrekking
aan het fonds met ƒ 4,4 mln.
Erfpachtgronden
De
exploitatie van de erfpachtgronden geeft over het jaar 2000 een nadelig
resultaat aan van ƒ 0,98 mln. Geraamd was een nadelig saldo van ƒ 0,8 mln. Het
resultaat is voor een belangrijk deel nadelig beïnvloed doordat op grond van de
besluitvorming m.b.t. budgettering en normering er aan dit taakveld meer
interne kosten zijn doorbelast, dan waarmee bij de begroting rekening was
gehouden.
Onroerend-Goed-Management
De
exploitatie van het gemeentelijk onroerend goed geeft over 2000 een nadelig
saldo aan van ƒ 0,6 mln.
Naast
hogere huuropbrengsten van circa ƒ 250.000 zijn de interne doorbelastingen met
circa ƒ 496.000 toegenomen eveneens als
gevolg van de gewijzigde doorberekeningssystematiek.
Fiscale
aandachtspunten.
Het
beëindigen van een grondexploitatie stopt niet de bedrijfseconomische
verrekening van een eventueel saldo met de reserves en voorzieningen binnen het
Grondbedrijf. Ook ten aanzien van de BTW zal een zgn. fiscale afrekening met de
belastingdienst moeten plaatsvinden.
In
het verleden heeft de fiscale planafrekening altijd plaatsgevonden bij de door
de belastingdienst periodiek uitgevoerde controle, waarbij ook de fiscale
herberekening door de belastingdienst werd uitgevoerd en een (hoge) naheffing
vaak het gevolg was.
In
de afgelopen jaren is de kwaliteit van de administratie op een zodanig niveau
gekomen, dat de fiscale nacalculaties vanuit de administratie kunnen worden
opgesteld en aan de belastingdienst een afrekenvoorstel kan worden gepresenteerd.
Met
de belastingdienst zijn begin 2000 afspraken gemaakt om de afrekenvoostellen op
een voor beide partijen aanvaardbare wijze op te stellen en in te dienen.
Het
ligt in de bedoeling voortaan ieder jaar - direct na het samenstellen van de
jaarstukken - de plannen, die in bedrijfseconomische zin zijn afgesloten gelijk
van een fiscale nacalculatie te voorzien.
Bij
de gronden in exploitatie zijn de grondexploitaties Churchilllaan en Hoornse
Hof per 31 december 2000 afgesloten; binnen de stadsvernieuwing zijn de
grondexploitaties Hooikade/Zuideinde en Zonnewijzer eveneens per 31 december
2000 afgesloten.
Voor
deze plannen zal nog een fiscale nacalculatie moeten worden opgesteld.
Rente
over de reserves en voorzieningen
In
1997 heeft besluitvorming plaatsgevonden over de nota “Enige reserve is op z’n
plaats”, waarbij alle gemeentelijke reserves en voorzieningen zijn beoordeeld
op noodzaak. Daarbij heeft tevens besluitvorming plaatsgevonden over de
rentevergoeding op deze middelen, omdat deze door de belegging bij de
concernadministratie als intern financieringsmiddel worden ingezet.
Eind
1997 zijn de daarin geformuleerde uitgangspunten ten aanzien van de
rentevergoeding opnieuw ter discussie gesteld, mede als gevolg van de
berekeningen van de zgn. treasury-uitkomsten.
In
deze uitkomsten speelt de rentevergoeding over de eigen financieringsmiddelen
een belangrijke rol en is de invloed van de rentevergoeding van belang voor het
uiteindelijke renteresultaat.
Daarnaast
moet worden bedacht, dat ook de investeringen een belangrijke rol spelen in
deze discussie. Indien de investeringen achterblijven bij de aanvankelijke
veronderstellingen, zullen minder “goedkope” leningen kunnen worden
aangetrokken, waardoor het dempend effect op het rente-omslagpercentage vertraging
ondervindt.
In
de discussie hieromtrent is een voorlopig resultaat bereikt door de
rentevergoeding over de reserves en voorzieningen op de huidige systematiek te
handhaven tot op het niveau van de kapitaalbehoefte.
Over
het meerdere wordt in plaats van de zgn. omslagrente een inflatievergoeding
verstrekt.
De
uitkomsten van deze discussie zullen wel van invloed zijn op het niveau van de
voor afroming beschikbaar komende middelen.
Treasury-Management
In
het kader van de gemeentebrede middelendiscussie speelt, naast de inzet van de
eigen financieringsmiddelen, de toekomstige behoefte aan kapitaalmiddelen een
belangrijke rol.
Voor
het al dan niet aantrekken van kort- en langlopende financieringsmiddelen is
het van belang een goed inzicht te hebben in de toekomstige ontwikkelingen en
de op korte en middellange termijn benodigde dan wel beschikbaar komende
middelen.
De
bedragen, die bij GrondZaken omgaan zijn vaak van een dergelijke omvang, dat de
invloed hiervan op de al dan niet aan te trekken leningen meer dan gemiddeld
is. Eind 1998 is gestart met het prognotiseren van de inkomsten en uitgaven van
GrondZaken. Deze prognose wordt maandelijks geactualiseerd en aan
Treasury-Management doorgegeven. Indien er zich binnen een maand grote
afwijkingen ten opzichte van de prognose voordoen, wordt dit telefonisch
doorgegeven.
Afroming
reserves Grondbedrijf.
In
2000 heeft er wederom een afroming van de reserves van het grondbedrijf
plaatsge-vonden. Deze afroming vindt eenmaal per 4 jaar plaats.
In
1999 is in het kader van de zomernota 1999 een voorlopige berekening gemaakt
van het bedrag dat op dat moment zou kunnen worden afgeroomd. Uit deze
berekening kwam naar voren dat – inclusief de vrijval van middelen vanuit de
exploitatie van Tanthof – in totaal een bedrag van f 26,8 miljoen kon worden afgeroomd.