01/024129

Burgemeester en wethouders van Delft;

 

gelet op het gestelde in het arbeidsvoorwaardenakkoord 2000-2002 inzake het doorvoeren van wijzigingen op het gebied van aanstellingen en arbeidsovereenkomsten;

 

gelet op het bepaalde in de Wet flexibiliteit en zekerheid:

 

gelezen de circulaire van het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 27 juni 2001, kenmerk CvA/2001002849;

 

gelet op de bepalingen van de Gemeentewet, van de Ambtenarenwet en van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling;

 

gelet op het besluit van de gemeenteraad d.d. 27 mei 1999 (Stuk 89) waarin hij het vaststellen van (wijzigingen van) de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en de Uitwerkingsregeling rechtspositie heeft gedelegeerd aan ons college;

 

gelet op het advies van de commissie middelen en bestuur;

 

b e s l u i t e n :

 

I.     vast te stellen de 22e wijziging van de

 

COLLECTIEVE ARBEIDSVOORWAARDENREGELING

 

Artikel 1

 

Artikel 1:1, eerste lid, onder a, wordt gewijzigd en komt te luiden als volgt:

a.       ambtenaar: hij die door of vanwege de gemeente is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn alsmede hij met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is aangegaan:


Artikel 2

 

In artikel 1:2 wordt onderdeel a geschrapt, en worden de onderdelen b tot en met g verletterd tot onderdelen a tot en met f.

 

Artikel 3

 

In artikel 1:6, eerste lid, worden de woorden "anders dan op grond van de artikelen 2:4 en 2:4:1 is bepaald" vervangen door "in afwijking van artikel 2:4"

 

Artikel 4

 

Hoofdstuk 2 wordt gewijzigd en komt te luiden als volgt:

 

Hoofdstuk 2

 

Aanstelling en arbeidsovereenkomst

 

Aanstelling; het bevoegd gezag

 

Artikel 2:1

 

Tenzij bij of krachtens wet of raadsbesluit anders is of wordt bepaald, geschiedt de aanstelling door burgemeester en wethouders.

 

Aanstelling; onderzoek naar bekwaamheid en geschiktheid

 

Artikel 2:2

 

1.       Voor aanstelling kan slechts in aanmerking komen hij van wie – na een daartoe door of vanwege het tot aanstelling bevoegd bestuursorgaan gehouden onderzoek – kan worden aangenomen, dat hij in voldoende mate beschikt over de hoedanigheden tot het verrichten van de hem op te dragen werkzaamheden.

2.       Burgemeester en wethouders treffen maatregelen, waardoor de vertrouwelijkheid van de gegevens, ontvangen op grond van het in het eerste lid bedoelde onderzoek, te allen tijde wordt gegarandeerd.

3.       Voor aanstelling kan als vereiste worden gesteld, dat betrokkene in het bezit is van een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag.

4.       De vreemdeling, zoals omschreven in de Vreemdelingenwet kan slechts voor een aanstelling in aanmerking komen indien hij beschikt over een tewerkstellingsvergunning tenzij hij van deze verplichting is uitgesloten krachtens artikel 3 van de Wet arbeid vreemdelingen.

 

Aanstelling; geneeskundig onderzoek

 

Artikel 2:3

 

1.       Onverminderd artikel 2:2, kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat voor bepaalde functies, waarbij aan de vervulling van de functie bijzondere eisen op het punt van de medische geschiktheid moeten worden gesteld, aanstelling alleen mogelijk is na een geneeskundig onderzoek gericht op de te vervullen betrekking, waaruit blijkt dat tegen het vervullen van de betrekking uit medisch oogpunt geen bezwaren bestaan. Het geneeskundig onderzoek wordt ingesteld door de geneeskundige(n), daartoe aangewezen door burgemeester en wethouders.

2.       De kosten van het geneeskundig onderzoek komen ten laste van de gemeente.

 

Duur van de aanstelling

 

Artikel 2:4

 

1.       De aanstelling geschiedt vast of tijdelijk.

2.       Vanaf de dag dat de tijdelijke aanstelling een periode van 36 maanden overschrijdt, geldt, met inachtneming van het derde en vierde lid, de laatste aanstelling met ingang van die dag als vaste aanstelling.

3.       Het tweede lid is niet van toepassing wanneer een tijdelijke aanstelling wordt aangegaan voor een project met een eenmalig en uniek karakter.

4.       In afwijking van het tweede lid geldt bij een tijdelijke aanstelling die is aangegaan voor vervulling van de betrekking bijwijze van proef een maximale termijn van 24 maanden, eventuele verlengingen daarin begrepen.

5.       Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing wanneer tijdelijke aanstellingen elkaar met tussenpozen van niet meer dan drie maanden hebben opgevolgd en een periode van 36 maanden, die tussenpozen inbegrepen, overschrijden.

6.       Vanaf de dag dat meer dan drie tijdelijke aanstellingen elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan drie maanden, geldt de laatste aanstelling als vaste aanstelling.


 

Arbeidsovereenkomst

 

Artikel 2:5

 

1.       Door burgemeester en wethouders kan met een persoon slechts in de volgende gevallen een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht worden aangegaan:

a.       ingeval de aanstelling tot gevolg zou hebben dat de ambtenaar uit dien hoofde niet verplicht verzekerd is ingevolge de Ziekenfondswet, noch uit anderen hoofde verplicht verzekerd is tegen ziektekosten en geen deelnemer aan de IZA-regeling is;

b.       voor het bij oproep verrichten van werkzaamheden van een in aard en omvang wisselend karakter.

2.       De arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk aangegaan, in tweevoud opgemaakt en door beide partijen ondertekend.

 

Overgangsrecht

 

Artikel 2:6

 

1.       Op aanstellingen of arbeidsovereenkomsten die op 1 juli 2001 voldoen aan de voorwaarden van artikel 2:4, wordt artikel 2:4 pas van toepassing indien een volgende aanstelling of arbeidsovereenkomst wordt aangegaan na een tussenpoos van niet meer dan drie maanden.

2.       Op een tijdelijke aanstelling of arbeidsovereenkomst die voor 1 juli 2001 is verleend en die na 1 juli 2001 doorloopt, blijven tot het einde van deze aanstelling of arbeidsovereenkomst de bepalingen van toepassing, zoals deze luidden voor 1 juli 2001.

3.       Arbeidsovereenkomsten die zijn aangegaan op grond van de bepalingen van artikel 2:5, eerste lid, onder a,b of c, en artikel 2:5:2, onder b, junctie artikel 2:5, eerste lid, onder e, zoals deze luidden voor 1 juli 2001, worden per 1 juli 2001 omgezet in een aanstelling. Van deze omzetting ontvangt betrokkene kosteloos bericht. Het aanstellingsbesluit voldoet aan de voorwaarden van artikel 2:4:1.

4.       Arbeidsovereenkomsten voor het bij oproep verrichten van de werkzaamheden van een in aard en omvang wisselend karakter, die zijn aangegaan voor 1 mei 1994, vallen onder de werking van hoofdstuk 2, zoals dat per 1 juli 2001 luidt, met uitzondering van artikel 2:5:2.

 

Aanpassing arbeidsduur

 

Artikel 2:7

 

1.       Overeenkomstig de Wet aanpassing arbeidsduur heeft een persoon die is aangesteld als ambtenaar of met wie een arbeidsovereenkomst is aangegaan, het recht de aanstellingsomvang te verminderen, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich hiertegen verzetten.

2.       Overeenkomstig de Wet aanpassing arbeidsduur heeft een persoon die is aangesteld als ambtenaar of met wie een arbeidsovereenkomst is aangegaan, het recht op de aanstellingsomvang uit te breiden tot het aantal uren van een volledige betrekking, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich hiertegen verzetten.

3.       Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het gestelde in het tweede lid ten aanzien van personen die werkzaam zijn in het kader van het Besluit in- en doorstroombanen, indien dit zou leiden tot een verlies van subsidie.

4.       a.   Burgemeester en wethouders kunnen in een nadere regeling functies aanwijzen waarvoor met de betrokken ambtenaar een tijdelijke uitbreiding van gemiddeld 4 uur per week van de formele arbeidsduur wordt overeen gekomen, met dien verstande dat:

-      de overeenkomst steeds maximaal een jaar kan gelden;

-      de bezoldiging evenredig wordt verhoogd;

-      de vakantie-duur evenredig wordt verhoogd;

-      geen functies kunnen worden aangewezen waarin de betrokken ambtenaren in het voorafgaande jaar regelmatig overwerkvergoeding als bedoeld in artikel 3:3 hebben genoten.

b.       In de commissie voor georganiseerd overleg moet overeenstemming zijn bereikt over de aanwijzing van (groepen) functies.

 

Aanstelling na 65 jaar

 

Artikel 2:8

 

Aan een gewezen ambtenaar aan wie op grond van artikel 8:2 ontslag is verleend, kan een aanstelling of arbeidsovereenkomst worden verleend.

 

Artikel 5

 

Artikel 3:1, eerste lid, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

 

1.       Met inachtneming van artikel 1:2:1 wordt aan de ambtenaar binnen het kader van een lokaal vast te stellen bezoldigingsregeling een bezoldiging toegekend.

 

Artikel 6

 

Aan artikel 7:1 wordt, onder vernummering van de huidige tekst tot het eerste lid, een nieuw tweede lid toegevoegd, luidend als volgt:

2.       Bij de toepassing van dit hoofdstuk wordt artikel 1:2:1 in acht genomen.

 

Artikel 7

 

Bij artikel 8:12 wordt gewijzigd en komt te luiden als volgt:

 

Ontslag uit een tijdelijke aanstelling of tijdelijke urenuitbreiding

 

Artikel 8:12

 

1.       De ambtenaar die tijdelijk is aangesteld voor bepaalde tijd is van rechtswege ontslagen op de datum waarop die tijd verstrijkt. Indien na de datum, bedoeld in de eerste volzin, het dienstverband feitelijk wordt gehandhaafd zonder dat opnieuw een aanstelling is verleend, wordt de tijdelijke aanstelling geacht voor dezelfde tijd te zijn aangegaan.

2.       De ambtenaar met wie een urenuitbreiding voor bepaalde tijd is aangegaan is van rechtswege ontslagen op de datum dat de urenuitbreiding eindigt. Indien na de datum, bedoeld in de eerste volzin, de urenuitbreiding feitelijk wordt gehandhaafd zonder dat opnieuw een urenuitbreiding is verleend, wordt de tijdelijke urenuitbreiding geacht voor dezelfde tijd te zijn aangegaan.

3.       De ambtenaar die is aangesteld voor onbepaalde tijd kan ontslag worden verleend indien de omstandigheid die tot de aanstelling leidde is vervallen.

4.       De ambtenaar met wie een urenuitbreiding voor onbepaalde tijd is aangegaan kan ontslag worden verleend indien de omstandigheid die tot de urenuitbreiding leidde is vervallen.

5.       Het ontslag als bedoeld in het eerste tot en met vierde lid kan niet plaatsvinden wanneer de termijnen als genoemd in artikel 2:4 zijn overschreden.

6.       Burgemeester en wethouders kunnen omtrent de opzegtermijnen voor het ontslag uit een tijdelijke aanstellingvoor onbepaalde tijd nadere regels stellen.

 

Artikel 8

 

Aan artikel 10a:1 wordt, onder vernummering van de huidige tekst naar het eerste lid, een nieuw tweede lid toegevoegd, luidend als volgt:

2.       Bij de toepassing van dit hoofdstuk wordt artikel 1:2:1 in acht genomen.

 

Artikel 9

 

In artikel 10a:2, tweede lid, onder b, worden de woorden na "8:12" geschrapt.

 

Artikel 10

 

Aan artikel 10a:1 wordt, onder vernummering van de huidige tekst naar het eerste lid, een nieuw tweede lid toegevoegd, luidend als volgt:

2.       Bij de toepassing van dit hoofdstuk wordt artikel 1:2:1 in acht genomen.

 

II.        te bepalen: dat de onder I vermelde wijziging in werking treedt acht dagen na bekendmaking en terugwerkende kracht heeft tot 1 juli 2001.

 

Delft,

 

Burgemeester en wethouders voornoemd,

 

 

, burgemeester.

 

 

, secretaris.