Onderwerp
Toelichting aanpassing treasurystatuut in kader van
inwerkingtreding wet fido
Net als bij veel gemeenten is de ontwikkeling van de treasuryfunctie in
Delft de laatste jaren in een stroomversnelling geraakt. Niet in de laatste
plaats door de steeds kapitaalintensiever worden van de taken die de gemeente
verzorgt. De professionalisering van de treasuryfunctie bij decentrale
overheden vroeg om een meer eigentijds wettelijk kader. Met ingang van
1 januari 2001 is dan ook de nieuwe wet Financiering decentrale overheden
(wet fido) in werking getreden. De wet fido vervangt de uit 1987 stammende wet
Financiering lagere overheden (wet filo).
In deze notitie wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste
wijzigingen in het statuut en worden deze wijzigingen toegelicht. Deze notitie
begeleidt het aangepaste treasurystatuut van de gemeente Delft. In de bij deze
notitie gevoegde bijlage zijn de wijzigingen samengevat in een tabel
weergegeven.
De belangrijkste wijzigingen als gevolg van de wet fido hebben betrekking
op:
1.
de
wijze waarop renterisico wordt gemeten en beoordeelt,
2.
de
rapportagevereisten,
3.
de
gehanteerde limitering,
4.
het
gebruik van derivaten.
Ad 1. Instrumentarium renterisico
In het nu geldende statuut wordt als norm gehanteerd dat het renterisico in
enig jaar niet groter mag zijn dat 20% van de totale leningenportefeuille. De
totale portefeuille betreft zowel langlopende als kortlopende leningen.
De wet fido maakt echter onderscheid tussen korte termijn en lange termijn.
Voor de beheersing van renterisico’s op lange schuld hanteert wet fido een renterisiconorm. Deze norm stelt dat het
renterisico in enig jaar niet groter mag zijn dan 20% van de omvang van de
portefeuille van langlopende leningen (looptijd van een jaar of langer).
Voor de beheersing van renterisico’s op korte termijn hanteert wet fido een
kasgeldlimiet. Deze limiet stelt dat
het gemiddelde saldo van het korte geld -netto positie van leningen en
beleggingen met een looptijd van minder dan een jaar- in een kwartaal niet
groter mag zijn dan 8,2% van de omvang van de begroting. De wet fido staat toe
dat een gemiddelde genomen wordt van de drie maanden van het betreffende
kwartaal. De oude wet filo beschouwde de kasgeldlimiet nog per maand.
Het statuut is aangepast aan het instrumentarium dat door de nieuwe wet
wordt gehanteerd om renterisico bij een lagere overheid in kaart te brengen en
te beheersen.
Ad 2. Rapportagevereisten
Aansluitend bij de instrumenten renterisico en kasgeldlimiet, zijn in de
wet fido en de comptabiliteitsvoorschriften toezichts- en rapportagevereisten
vastgelegd. Zo dient de gemeente Delft in de financieringsparagraaf van het
jaarverslag te rapporteren over de renterisico en de kasgeldlimiet. Daarnaast
moet de gemeente in de financieringsparagraaf van de begroting een prognose
geven van de ontwikkeling van de renterisiconorm en de kasgeldlimiet. Per
kwartaal wordt verslag gedaan over de kasgeldlimiet aan de provincie. De
provincie Zuid-Holland ziet als toezichthouder toe op de naleving van zowel de
kasgeldlimiet als de renterisiconorm.
Het treasurystatuut is aangepast om deze rapportagevereisten vast te leggen
en de naleving ervan formeel te verankeren in de organisatie van de gemeente.
Ad 3. Limitering
In de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden die de wet
fido begeleidt, worden de kredietwaardigheidseisen vastgelegd die moet worden
gesteld aan de partijen waarbij de gemeente middelen uitzet. Kort samengevat,
komen deze bepalingen erop neer dat de gemeente alleen middelen mag uitzetten
bij financiële instellingen met minimaal een A-rating. Deze ratings worden
afgeven door gezaghebbende instituten, zogenaamde rating agencies. Deze
agencies beoordelen de krediet-waardigheid van een partij en brengen dit tot
uitdrukking door middel van een kwalificatie op basis van een bepaalde schaal
(van AAA tot en met D; zie ook bijlage). Hiermee sluit wet fido aan bij een in
de financiële wereld zeer gebruikelijke en alom geaccepteerde wijze van
kredietwaardigheidsbepaling.
In nu geldende treasurystatuut en de bijlagen bij dit statuut was reeds een
limitering naar aard van de tegenpartijen en naar looptijden opgenomen. Deze
limitering wordt in het aangepaste statuut verlaten; er wordt aangesloten bij
de in de wet fido vastgelegde limieten zoals die hierboven zijn geschetst.
Ook aan de te gebruiken producten worden door de wet fido eisen gesteld.
Zo stelt fido dat er bij het uitzetten van middelen altijd sprake moet zijn
van een hoofdsomgarantie en dat aandelen niet mogen worden gebruikt. Op deze
punten behoefde het statuut geen aanpassing. In het nu geldende treasurystatuut
waren deze bepalingen al van toepassing.
Het gebruik van derivaten door de gemeente is volgens het geldende
treasurystatuut en de toelichting in de bijlage toegestaan, mits het derivaat
wordt gebruikt voor het afdekken van risico’s. Het doen ontstaan van een zogenaamde
‘open positie’ is uitdrukkelijk niet toegestaan. Ook wet fido, en in het
bijzonder de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden die de wet
begeleidt, stelt dat financiële derivaten alleen mogen worden toegepast ter
afdekking van renterisico’s. Een
financieel derivaat toepassen om ruimte te creëren binnen de kasgeldlimiet is
niet meer toegestaan volgens fido. Het nieuwe statuut aangepast aan de Regeling
uitzettingen en derivaten decentrale overheden. De ‘oude’ Circulaire derivaten
van de minister van Financiën komt daarmee te vervallen.
Sinds het vaststellen van het statuut in 1998 is gemeentelijke organisatie
vanzelfsprekend aan verandering onderhevig geweest. Zo is met de ‘kanteling’
van de organisatie een andere organisatiewijze ontstaan. Bij het aanpassen van
het treasurystatuut in het kader van wet fido zijn ook de veranderingen
meegenomen die het gevolg zijn van de huidige orga-nisatiestructuur.
De financiële wereld heeft de laatste jaren een stormachtige ontwikkeling
doorgemaakt. Zo is er inmiddels sprake van een Europese geld- en kapitaalmarkt
–een proces van schaalvergroting dat nog steeds aan de gang is- en is het
aantal nieuwe financiële producten dat is ontstaan, welhaast ongekend.
Tegelijkertijd maakte de treasuryfunctie van veel decentrale overheden een
sterke professionalisering door. De treasury-functie won aan belang in de
organisatie, met name als gevolg van het steeds kapitaalintensiever worden van
de door hen uitgevoerde taken.
De steeds dynamischer wordende financiële markten in combinatie met de
steeds professioneler wordende organisatie vroeg om een moderner wettelijk
kader. Een kader met meer aandacht voor transparantie en flexibiliteit, en waar
knelpunten zoals de verplichting om leningen met een van minimaal 10 jaar aan
te trekken, zijn weggenomen. Bovendien was de monetaire doelstelling, één van
de peilers van wet filo, overbodig geworden door de Europese monetaire
integratie.
In feite heeft de wet fido een aantal doelstellingen voor ogen:
- het bijdragen aan de kredietwaardigheid van gemeenten
- het scheppen van een formeel kader voor de treasuryfunctie;
- het bevorderen van de transparantie van de treasuryfunctie;
- het aanreiken van handvaten voor toezicht;
- het instandhouden en zelfs het bevorderen van de autonomie van de
gemeente.
De wet fido beoogt die doelstellingen te bereiken door een drietal thema’s
centraal te stellen, te weten: ‘publiek taak’, ‘prudent beleid’ en
‘transparantie’. Thema’s die met name de betreffende decentrale overheid zelf
moet invullen.
Zo heeft de wetgever ervoor gekozen geen exacte definitie te geven van
‘publieke taak’. Zeer bewust wordt de invulling van wat de publieke taak is,
overgelaten aan de betreffende decentrale overheid. Fido dwingt als het ware de
decentrale overheid daar hun gedachten over te bepalen. Voor de gemeente Delft
betekent dit in feite dat de gemeenteraad bepaalt wat tot publieke taak van de
gemeente Delft behoort. Op twee punten is de wet fido wel zeer duidelijk:
- het beleggen op zich behoort niet tot de taak van een decentrale
overheid;
- het ‘bankieren’ –het aantrekken van middelen met het doel om deze
tegen een hogere rente weer uit te zetten- is geen taak van een decentrale
overheid.
‘Publieke taak’, een toelichting
Het is een gemeente niet
toegestaan aandelen aan te houden, tenzij dit voortvloeit uit de publieke taak
van de gemeente. Zo besloot de gemeenteraad
onlangs deel te nemen in een participatiemaatschappij door de koop van
twee aandelen van die vennootschap. Deze participatiemaatschappij heeft tot
doel productontwikkeling en bedrijvigheid te stimuleren. De gemeenteraad
oordeelde dat het stimuleren van kennisontwikkeling en bedrijvigheid in Delft
behoort tot haar publieke taak.
‘Bankieren’, een toelichting
Het is de gemeente niet toegestaan te ‘bankieren’. Dit sluit echter een efficiënt middelenbeheer, bijvoorbeeld in de vorm van het tegen een rente uitzetten van tijdelijke liquiditeitsoverschotten, niet uit.
Wanneer de gemeenteraad oordeelt dat bijvoorbeeld het deelnemen in een PPS-constructie de publieke taak van de gemeente dient, dan staat de wet fido toe dat de gemeente middelen aantrekt van de kapitaalmarkt en die middelen vervolgens ‘doorleent’ aan de PPS-constructie. In dit geval is er volgens de wet geen sprake van ‘bankieren’.
Ook prudent treasurybeleid laat wet fido ter invulling over aan de
betreffende decentrale overheid. De Memorie van toelichting is echter wel van
mening dat het hebben van een treasurystatuut en het naleven daarvan, als
prudent beleid moet worden gezien. Overigens is het hebben en naleven van een
dergelijk statuut verplicht geworden als gevolg van het opnemen van die
verplichting in de comptabiliteitsvoorschriften (gemeente-wet). Prudent beleid
houdt echter ook in dat er sprake is van ‘eenheid van beleid’: Het
treasurybeleid is volgend ten opzichte van het algemene beleid en draagt bij
aan het verwezenlijken van de algemene doelstellingen en de publieke taak.
In het nu geldende treasurystatuut kende deze twee thema’s reeds invulling.
In nieuwe treasurystatuut zijn ze wat verder uitgewerkt langs het gedachtegoed
van de wet fido.
Transparantie ten slotte doelt vooral op het hebben van een éénduidige
planning- en controlcyclus binnen de treasuryfunctie. Met name een heldere
verantwoordelijkhedenstructuur die aan deze cyclus ten grondslag ligt. Er is
voor gekozen om de planning- en controlcyclus voor de treasury verder vorm te
geven en vast te leggen in het treasuryhandboek. Het handboek is een document
dat het treasurystatuut aanvult. In het handboek worden de procedures,
werkwijzen en afspraken beschreven en vastgelegd die direct volgen uit het
formele kader van de treasury dat door middel van het treasurystatuut is
verankerd in de organisatie.
Deze notitie begeleidt het nieuwe
treasurystatuut. Dit nieuwe statuut is een aanpassing van het bestaande
treasurystatuut. De aanpassingen zijn het gevolg van het inwerking treden van
de wet financiering decentrale overheden (wet fido). In de notitie werd
aangegeven welke aanpassingen er noodzakelijk waren om aan te sluiten bij de
nieuwe wetgeving. De aanpassingen werden vervolgens kort toegelicht.
De raad wordt gevraagd het
treasurystatuut in zijn geheel vast te stellen -ter vervanging van het
bestaande statuut- om zodoende transparantie en eenduidigheid te waarborgen.
Namens het vakteam Treasury en
Riskmanagement,