Nota

 

Datum

23-5-2001

Ons Kenmerk

Vul kenmerk

Opsteller

Karl-Heinz Jansen van der Sligte

Bijlagen

2

Onderwerp

Toelichting aanpassing treasurystatuut in kader van

inwerkingtreding wet fido

 

 


                                  

 

Aanleiding

Net als bij veel gemeenten is de ontwikkeling van de treasuryfunctie in Delft de laatste jaren in een stroomversnelling geraakt. Niet in de laatste plaats door de steeds kapitaalintensiever worden van de taken die de gemeente verzorgt. De professionalisering van de treasuryfunctie bij decentrale overheden vroeg om een meer eigentijds wettelijk kader. Met ingang van

1 januari 2001 is dan ook de nieuwe wet Financiering decentrale overheden (wet fido) in werking getreden. De wet fido vervangt de uit 1987 stammende wet Financiering lagere overheden (wet filo).

 

Aanpassing statuut noodzakelijk

Eén van de centrale thema’s van de wet fido dat iedere gemeente in Nederland verplicht is een treasurystatuut op te stellen en na te leven. De gemeente Delft beschikt al een aantal jaren over een treasurystatuut, ook wel financieringsstatuut genoemd. Dit statuut werd door de raad vastgesteld op 27 augustus 1998. Als gevolg van de nieuwe wet fido is het echter wel noodzakelijk dat het nu geldende treasurystatuut enigszins wordt aangepast, om zo goed aan te sluiten bij het nieuwe, gemoderniseerde wettelijk kader.

 

In deze notitie wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste wijzigingen in het statuut en worden deze wijzigingen toegelicht. Deze notitie begeleidt het aangepaste treasurystatuut van de gemeente Delft. In de bij deze notitie gevoegde bijlage zijn de wijzigingen samengevat in een tabel weergegeven.

Aanpassingen statuut

De belangrijkste wijzigingen als gevolg van de wet fido hebben betrekking op:

1.       de wijze waarop renterisico wordt gemeten en beoordeelt,

2.       de rapportagevereisten,

3.       de gehanteerde limitering,

4.       het gebruik van derivaten.

 

Ad 1. Instrumentarium renterisico

In het nu geldende statuut wordt als norm gehanteerd dat het renterisico in enig jaar niet groter mag zijn dat 20% van de totale leningenportefeuille. De totale portefeuille betreft zowel langlopende als kortlopende leningen.

 

De wet fido maakt echter onderscheid tussen korte termijn en lange termijn. Voor de beheersing van renterisico’s op lange schuld hanteert wet fido een renterisiconorm. Deze norm stelt dat het renterisico in enig jaar niet groter mag zijn dan 20% van de omvang van de portefeuille van langlopende leningen (looptijd van een jaar of langer).

 

Voor de beheersing van renterisico’s op korte termijn hanteert wet fido een kasgeldlimiet. Deze limiet stelt dat het gemiddelde saldo van het korte geld -netto positie van leningen en beleggingen met een looptijd van minder dan een jaar- in een kwartaal niet groter mag zijn dan 8,2% van de omvang van de begroting. De wet fido staat toe dat een gemiddelde genomen wordt van de drie maanden van het betreffende kwartaal. De oude wet filo beschouwde de kasgeldlimiet nog per maand.

 

Het statuut is aangepast aan het instrumentarium dat door de nieuwe wet wordt gehanteerd om renterisico bij een lagere overheid in kaart te brengen en te beheersen.

 

Ad 2. Rapportagevereisten

Aansluitend bij de instrumenten renterisico en kasgeldlimiet, zijn in de wet fido en de comptabiliteitsvoorschriften toezichts- en rapportagevereisten vastgelegd. Zo dient de gemeente Delft in de financieringsparagraaf van het jaarverslag te rapporteren over de renterisico en de kasgeldlimiet. Daarnaast moet de gemeente in de financieringsparagraaf van de begroting een prognose geven van de ontwikkeling van de renterisiconorm en de kasgeldlimiet. Per kwartaal wordt verslag gedaan over de kasgeldlimiet aan de provincie. De provincie Zuid-Holland ziet als toezichthouder toe op de naleving van zowel de kasgeldlimiet als de renterisiconorm.

 

Het treasurystatuut is aangepast om deze rapportagevereisten vast te leggen en de naleving ervan formeel te verankeren in de organisatie van de gemeente.

 

Ad 3. Limitering

In de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden die de wet fido begeleidt, worden de kredietwaardigheidseisen vastgelegd die moet worden gesteld aan de partijen waarbij de gemeente middelen uitzet. Kort samengevat, komen deze bepalingen erop neer dat de gemeente alleen middelen mag uitzetten bij financiële instellingen met minimaal een A-rating. Deze ratings worden afgeven door gezaghebbende instituten, zogenaamde rating agencies. Deze agencies beoordelen de krediet-waardigheid van een partij en brengen dit tot uitdrukking door middel van een kwalificatie op basis van een bepaalde schaal (van AAA tot en met D; zie ook bijlage). Hiermee sluit wet fido aan bij een in de financiële wereld zeer gebruikelijke en alom geaccepteerde wijze van kredietwaardigheidsbepaling.

 

In nu geldende treasurystatuut en de bijlagen bij dit statuut was reeds een limitering naar aard van de tegenpartijen en naar looptijden opgenomen. Deze limitering wordt in het aangepaste statuut verlaten; er wordt aangesloten bij de in de wet fido vastgelegde limieten zoals die hierboven zijn geschetst.

 

Ook aan de te gebruiken producten worden door de wet fido eisen gesteld.

Zo stelt fido dat er bij het uitzetten van middelen altijd sprake moet zijn van een hoofdsomgarantie en dat aandelen niet mogen worden gebruikt. Op deze punten behoefde het statuut geen aanpassing. In het nu geldende treasurystatuut waren deze bepalingen al van toepassing.

 

Ad 4. Gebruik derivaten

Het gebruik van derivaten door de gemeente is volgens het geldende treasurystatuut en de toelichting in de bijlage toegestaan, mits het derivaat wordt gebruikt voor het afdekken van risico’s. Het doen ontstaan van een zogenaamde ‘open positie’ is uitdrukkelijk niet toegestaan. Ook wet fido, en in het bijzonder de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden die de wet begeleidt, stelt dat financiële derivaten alleen mogen worden toegepast ter afdekking van renterisico’s.  Een financieel derivaat toepassen om ruimte te creëren binnen de kasgeldlimiet is niet meer toegestaan volgens fido. Het nieuwe statuut aangepast aan de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden. De ‘oude’ Circulaire derivaten van de minister van Financiën komt daarmee te vervallen.

 

 

Verdere aanpassingen

Sinds het vaststellen van het statuut in 1998 is gemeentelijke organisatie vanzelfsprekend aan verandering onderhevig geweest. Zo is met de ‘kanteling’ van de organisatie een andere organisatiewijze ontstaan. Bij het aanpassen van het treasurystatuut in het kader van wet fido zijn ook de veranderingen meegenomen die het gevolg zijn van de huidige orga-nisatiestructuur. 

 

Achtergrond wet fido

De financiële wereld heeft de laatste jaren een stormachtige ontwikkeling doorgemaakt. Zo is er inmiddels sprake van een Europese geld- en kapitaalmarkt –een proces van schaalvergroting dat nog steeds aan de gang is- en is het aantal nieuwe financiële producten dat is ontstaan, welhaast ongekend. Tegelijkertijd maakte de treasuryfunctie van veel decentrale overheden een sterke professionalisering door. De treasury-functie won aan belang in de organisatie, met name als gevolg van het steeds kapitaalintensiever worden van de door hen uitgevoerde taken.

De steeds dynamischer wordende financiële markten in combinatie met de steeds professioneler wordende organisatie vroeg om een moderner wettelijk kader. Een kader met meer aandacht voor transparantie en flexibiliteit, en waar knelpunten zoals de verplichting om leningen met een van minimaal 10 jaar aan te trekken, zijn weggenomen. Bovendien was de monetaire doelstelling, één van de peilers van wet filo, overbodig geworden door de Europese monetaire integratie.

 

Doelstellingen fido

In feite heeft de wet fido een aantal doelstellingen voor ogen:

- het bijdragen aan de kredietwaardigheid van gemeenten

- het scheppen van een formeel kader voor de treasuryfunctie;

- het bevorderen van de transparantie van de treasuryfunctie;

- het aanreiken van handvaten voor toezicht;

- het instandhouden en zelfs het bevorderen van de autonomie van de

  gemeente.

 

De wet fido beoogt die doelstellingen te bereiken door een drietal thema’s centraal te stellen, te weten: ‘publiek taak’, ‘prudent beleid’ en ‘transparantie’. Thema’s die met name de betreffende decentrale overheid zelf moet invullen.

 

Zo heeft de wetgever ervoor gekozen geen exacte definitie te geven van ‘publieke taak’. Zeer bewust wordt de invulling van wat de publieke taak is, overgelaten aan de betreffende decentrale overheid. Fido dwingt als het ware de decentrale overheid daar hun gedachten over te bepalen. Voor de gemeente Delft betekent dit in feite dat de gemeenteraad bepaalt wat tot publieke taak van de gemeente Delft behoort. Op twee punten is de wet fido wel zeer duidelijk:

-    het beleggen op zich behoort niet tot de taak van een decentrale overheid;

-    het ‘bankieren’ –het aantrekken van middelen met het doel om deze tegen een hogere rente weer uit te zetten- is geen taak van een decentrale overheid.

 

‘Publieke taak’, een toelichting

Het is een gemeente niet toegestaan aandelen aan te houden, tenzij dit voortvloeit uit de publieke taak van de gemeente. Zo besloot de gemeenteraad  onlangs deel te nemen in een participatiemaatschappij door de koop van twee aandelen van die vennootschap. Deze participatiemaatschappij heeft tot doel productontwikkeling en bedrijvigheid te stimuleren. De gemeenteraad oordeelde dat het stimuleren van kennisontwikkeling en bedrijvigheid in Delft behoort tot haar publieke taak.

 

‘Bankieren’, een toelichting

Het is de gemeente niet toegestaan te ‘bankieren’. Dit sluit echter een efficiënt middelenbeheer, bijvoorbeeld in de vorm van het tegen een rente uitzetten van tijdelijke liquiditeitsoverschotten, niet uit.

Wanneer de gemeenteraad oordeelt dat bijvoorbeeld het deelnemen in een PPS-constructie de publieke taak van de gemeente dient, dan staat de wet fido toe dat de gemeente middelen aantrekt van de kapitaalmarkt en die middelen vervolgens ‘doorleent’ aan de PPS-constructie. In dit geval is er volgens de wet geen sprake van ‘bankieren’.

 

Ook prudent treasurybeleid laat wet fido ter invulling over aan de betreffende decentrale overheid. De Memorie van toelichting is echter wel van mening dat het hebben van een treasurystatuut en het naleven daarvan, als prudent beleid moet worden gezien. Overigens is het hebben en naleven van een dergelijk statuut verplicht geworden als gevolg van het opnemen van die verplichting in de comptabiliteitsvoorschriften (gemeente-wet). Prudent beleid houdt echter ook in dat er sprake is van ‘eenheid van beleid’: Het treasurybeleid is volgend ten opzichte van het algemene beleid en draagt bij aan het verwezenlijken van de algemene doelstellingen en de publieke taak.

 

In het nu geldende treasurystatuut kende deze twee thema’s reeds invulling. In nieuwe treasurystatuut zijn ze wat verder uitgewerkt langs het gedachtegoed van de wet fido.

 

 

Planning- en control binnen treasury

Transparantie ten slotte doelt vooral op het hebben van een éénduidige planning- en controlcyclus binnen de treasuryfunctie. Met name een heldere verantwoordelijkhedenstructuur die aan deze cyclus ten grondslag ligt. Er is voor gekozen om de planning- en controlcyclus voor de treasury verder vorm te geven en vast te leggen in het treasuryhandboek. Het handboek is een document dat het treasurystatuut aanvult. In het handboek worden de procedures, werkwijzen en afspraken beschreven en vastgelegd die direct volgen uit het formele kader van de treasury dat door middel van het treasurystatuut is verankerd in de organisatie.

 

Tot slot

Deze notitie begeleidt het nieuwe treasurystatuut. Dit nieuwe statuut is een aanpassing van het bestaande treasurystatuut. De aanpassingen zijn het gevolg van het inwerking treden van de wet financiering decentrale overheden (wet fido). In de notitie werd aangegeven welke aanpassingen er noodzakelijk waren om aan te sluiten bij de nieuwe wetgeving. De aanpassingen werden vervolgens kort toegelicht.

 

De raad wordt gevraagd het treasurystatuut in zijn geheel vast te stellen -ter vervanging van het bestaande statuut- om zodoende transparantie en eenduidigheid te waarborgen.

 

Namens het vakteam Treasury en Riskmanagement,

 


hoogachtend,

 

 

Karl-Heinz Jansen van der Sligte