1. Inleiding
Medio 1998 heeft m.b.t. het
Raads Informatie Systeem (verder RIS) een evaluatie plaatsgevonden, waarbij een
aantal voorstellen is gedaan tot verbetering. Dat heeft geresulteerd in een
betere vulling van organisatie rondom het RIS. Deze verbeteringen kunnen de
aanzet zijn voor een volgende stap. In dit stuk worden daartoe mogelijkheden
gepresenteerd.
2. Aspecten
2.1. Inhoud
De problematiek met het
vullen van het RIS behoort (vrijwel) tot het verleden. De stukken die op het RIS moeten staan, staan
er ook op. Verdere verbeteringen zijn de komende periode te verwachten.
Er wordt voor gepleit om de
omslag te maken “van papier naar digitaal”. Dit moment dient duidelijk
afgebakend te worden. Dat vereist natuurlijk in de eerste plaats dat de
communicatie tussen de ambtelijke organisatie en de raadsleden zonder problemen
en/of storingen verloopt. Als dat het geval is (en hardware/software +
servicedesk werken naar behoren), kan de overgang in gang gezet worden.
Als een eerste stap worden
sinds enige tijd voor één raadscommissie de bijlagen en stukken ter kennisname
alleen digitaal aangeboden. Agenda’s en stukken worden dus ook nog op papier
verzonden.
Zolang er nog problemen
zijn c.q. die nog te vers in het geheugen van de raadsleden liggen, verlopen papieren
en digitale stroom dus in dat opzicht naast elkaar.
2.2. Stand van zaken
Een deel van de problemen
werd veroorzaakt doordat nog niet iedereen even veel affiniteit heeft met
computers. Dat geldt voor de samenleving als geheel en dus ook voor raadsleden
als een doorsnede daarvan. Niet onlogisch gezien de stand van de ontwikkelingen
tot heden. Er mag verwacht worden dat in de komende jaren het gebruik van
computers en ook Internet verder zal toenemen. Tevens zal e.e.a.
gebruikersvriendelijker worden. In feite is zo’n ontwikkeling nu al zichtbaar.
Dat leidt tot een situatie
waarin het gebruik van computers "gewoon" zal zijn.
Ook het gebruik van
Internet wordt goedkoper en massaler.
De manier waarop met RIS
omgegaan wordt en de wijze, waarop raadsleden hierop aansluiten, kan dan ook
veranderen. Dit geeft met name mogelijkheden om op het beheersgebied als
gemeente een terugtrekkende beweging te maken en meer initiatief (en dus eigen
inbreng) bij het individuele raadslid te leggen.
Er behoeven in de geschetste
situatie b.v. geen computers meer uitgeleverd te worden. Voorts zal ook het
aantal mensen met een Internetaansluiting toenemen. Raadsleden kunnen dan een
vergoeding ontvangen voor de kosten van (het gebruik van) de
Internetaansluiting (b.v. als onderdeel van de raadsvergoeding). Hoe zij de
aansluiting verder regelen is de eigen verantwoordelijkheid. Dat laatste kan
tegenwoordig overigens vaak gratis (behoudens de kosten voor de
telefoontikken).
2.3. Bruikleen- en
huurovereenkomsten
Gebleken is dat de
administratie over de bruikleen- en huurovereenkomsten niet volledig
bijgehouden is; anderzijds dienen de overeenkomsten aan de huidige stand van
zaken te worden aangepast.
Dit punt is in de
gebruikersgroep RIS aan de orde geweest. De bijgewerkte overeenkomsten zouden
nu ter goedkeuring kunnen worden aangeboden, waarna de administratie over
e.e.a. kan worden bijgewerkt. Indien gekozen wordt voor de lijn die in het
vervolg van deze notitie wordt aangehouden, is dit echter min of meer mosterd
na de maaltijd en zou slechts voor een administratieve afwikkeling gekozen
kunnen worden. Het enige doel is dan de opgelopen betalingsachterstand (t.g.v.
het niet adequaat administreren door het gemeentelijk apparaat) ongedaan te
maken, zodat met een schone lei kan worden begonnen.
2.4. Oplossingsrichting
De afgelopen maanden is
regelmatig gediscussieerd hoe gekomen kan worden tot een beheersbare situatie
vanuit de gemeente gezien en een voor het (plv.) raadslid aantrekkelijk
alternatief. Omdat er geen sprake is van een raadslid met “modale”
computerkennis en de ondersteuning vanuit de gemeente zich niet tot de
thuissituatie van individuele raadsleden kan uitstrekken, is dit een lastige
discussie, waar gemeentelijk belang en individuele situaties door elkaar lopen.
Steeds meer mensen hebben
thuis de beschikking over een computer, waarbij een internetaansluiting ook
steeds meer een standaard wordt. Het raadslidmaatschap maakt de stap om tot
aanschaf van een computer over te gaan wellicht in een aantal gevallen ook
kleiner. Immers: op een zeker moment in de niet al te verre toekomst kan men
zonder computer niet meer als raadslid functioneren.
Het eenvoudigste voorstel
is dan om nu de stap te zetten tot koppeling van raadslidmaatschap aan het
bezit van een computer met toebehoren (incl. internetaansluiting). In dat geval
kan aan de huidige RIS-groep een vergoeding verleend worden vanuit de gemeente
voor het gebruik van de voorziening die nodig is om het raadslidmaatschap
adequaat uit te kunnen oefenen. Die vergoeding zou dan conform de huidige
kosten opgebouwd zijn uit een vergoeding van fl. 60,=/maand (t.b.v.
Internetverbinding) aangevuld met een vergoeding van fl. 55,=/maand (hard- en
software). Als in één slag er ook voor gekozen wordt om het probleem van de
lage verbindingssnelheid op te lossen, dient de vergoeding voor de
Internetverbinding te worden opgetrokken naar fl. 100,=/maand (men kan daarvoor
een ADSL-verbinding nemen). Indien een raadslid ervoor kiest om aanvullend op
c.q. binnen die vergoeding (eventueel voor meer kosten) meer functionaliteit
(zowel hardware, software als randapparatuur) te kopen, is dat zijn/haar eigen
keuze. De gemeente zorgt er slechts voor dat via de Internetverbinding de
benodigde stukken beschikbaar zijn. Men is dus slechts aansprakelijk op de
inhoud, niet (meer) op (het goed werken van) de hardware.
In feite kan het raadslid
dus de gemeentelijke toelage naar eigen inzicht gebruiken om thuis de benodigde
hard- en software incl. randapparatuur aan te schaffen met een
internetverbinding. Verlaat men de raad, dan verliest men het recht op de
vergoeding.
Plaatsvervangend raadsleden
betalen een vergoeding van fl. 55,=/maand om gebruik te kunnen maken van een
RIS-pc. Voorgesteld wordt om de huidige regeling voor plaatsvervangers in die
zin bij e.e.a. te betrekken dat in de nieuwe situatie volstaan wordt met het
verbindingsdeel van de vergoeding (fl. 100,=/maand). Indien men een computer
met toebehoren nodig heeft, dient men die zelf aan te schaffen, waarbij het
iedereen natuurlijk vrij staat om daartoe ook de vergoeding aan te spreken.
De nu in gebruik zijnde
apparatuur is reeds afgeschreven. Er wordt voor geopteerd om deze apparatuur om
niet in eigendom te verstrekken aan de huidige gebruikers. Er behoeven dan nl.
geen kosten te worden gemaakt om de apparatuur af te voeren en tevens wordt aan
de huidige gebruikers een startsituatie verschaft. In die startsituatie is een
Casema internetabonnement opgenomen.
Over de continuering daarvan beslist het individuele raadslid.
Het bovenstaande levert dus
(ook naar de toekomst gezien) twee mogelijke situaties op:
1.
Men heeft in de thuissituatie een computersysteem al dan niet met
Internetverbinding. Men ontvangt een maandelijkse vergoeding van fl. 160,=
(plaatsvervangers fl. 100,=) en zorgt dat via dat systeem via Internet de
raadsstukken benaderbaar zijn. Dit systeem wordt door de gemeente beschouwd als
een privé-systeem, waarvoor men geen ondersteuning ontvangt.
2.
Men heeft geen computersysteem. Bij de start van het raadslidmaatschap
ontvangt men een vergoeding van fl. 160,=/maand (plaatsvervangers fl.
100,=/maand) en hiermee schaft het men zich een computersysteem met
Internetaansluiting aan. Eventuele meerkosten komen voor rekening van de
betreffende persoon, waarbij ervan uitgegaan wordt dat daarbij privé gebruik
van het systeem afgedekt wordt. Ondersteuning is analoog aan situatie 1 (niet
dus).
Voor de gemeente heeft het
bovenstaande het voordeel dat men zich meer kan concentreren op de inhoudelijke
kant van het RIS. In overleg met de
raad kunnen vervolgstappen genomen worden bij de inhoudelijk opzet van het RIS.
Raadsleden hebben het
voordeel dat zij zelf kunnen kiezen hoe zij de digitale stukkenstroom
benaderen.
3. Financiën
Tot voor kort werden de
kosten die samenhingen met de voorzieningen aan het RIS grotendeels bestreden
uit de Reserve Automatisering. Enige jaren geleden is hieruit een krediet van
fl. 555.000,= beschikbaar gesteld. Dit was bedoeld voor (de)centrale hard- en
software. Dit krediet is inmiddels uitgeput. Tevens is in het verleden beschikbaar
gesteld een krediet (eveneens uit de Reserve Automatisering) van fl. 45000,=
voor de overgang naar Casema (eveneens inmiddels uitgegeven).
Beschikbaar is nog een
Reservering RIS van momenteel fl. 103.000,= t.b.v. jaarlijks terugkerende
kosten. De jaarlijkse storting van deze reserve bedraagt ca. fl. 50.000,=. De
met de oplossing onder 2.4 samenhangende kosten worden op ca. fl.
100.000,=/jaar begroot. E.e.a. kan dus in ieder geval voor een periode van 1,5
tot 2 jaar uit de reservering RIS gefinancierd worden. Dat lijkt voorshands
voldoende. Daarbij speelt ook dat indien in de rijksvergoeding aanschaf/gebruik
van een computersysteem t.b.v. het raadswerk wordt opgenomen (waar nu over
gesproken wordt), de vergoeding van de gemeente Delft (in ieder geval deels)
kan vervallen.
4. Voorstellen
1.
Er vanaf heden van uit te gaan dat aan het raadslidmaatschap het bezit
van een privé-computer met internetaansluiting is gekoppeld
2.
Voor het gebruik van het onder 1. genoemde systeem een maandelijkse
vergoeding toe kennen van fl. 160,=, en de raadsvergoeding met dit bedrag op te
hogen. E.e.a. te dekken uit de Reservering RIS.
3.
Voor plaatsvervangers wordt de vergoeding vastgesteld op fl.
100,=/maand, waarbij het onderscheid dat momenteel aanwezig tussen
plaatsvervangers en raadsleden is dus gehandhaafd blijft.
4.
De nu in gebruik zijnde apparatuur om niet in eigendom verstrekken aan
de huidige gebruikers.
5.
De administratief/financiële afhandeling van de lopende overeenkomsten
door het vakteam ICT laten afwikkelen.
6.
Indien de rijksvergoeding pc-gebruik in de toekomst afdekt, stopt de
vergoeding van de gemeente Delft.
7.
De regeling op 1 oktober 2001 in te laten gaan.