Stuk 45 I
01/004416 Delft, 13 maart 2001.
Onderwerp: Wijziging van de verordening voor de vaste
commissies van advies aan burgemeester en wethouders, respectievelijk de
burgemeester en wijziging van het reglement van orde voor de vaste commissies
van advies.
Aan de gemeenteraad.
Geachte dames en heren,
In de nota Bestuur 2 is als een der beleidsvoornemens
opgenomen dat het voorzitterschap van de vaste commissies van advies (de
raadscommissies) voortaan niet meer zal worden uitgeoefend door een lid van ons
college, maar door een van de overige leden van de raad. Daartoe dient de
verordening voor de vaste commissies van advies te worden aangepast. Dat geldt
ook voor het reglement van orde voor de vaste commissies van advies. Van deze
gelegenheid wordt tevens gebruik gemaakt om een aantal andere aanpassingen in
het reglement van orde aan te brengen, die eveneens voortvloeien uit de nota
Bestuur 2. Alle wijzigingen zijn opgenomen in het bijgaande
ontwerp-raadsbesluit, dat u hierbij ter vaststelling wordt aangeboden.
Bij de voorgenomen wijziging met betrekking tot het voorzitterschap
past nog wel een enkele staatsrechtelijke kanttekening. Artikel 91 van de
Gemeentewet beoogt aan het dagelijks
bestuur van de gemeente een hulpmiddel te verschaffen bij het besturen van de
gemeente. Door het raadplegen van de vaste commissies kan, voordat een
aangelegenheid in de raad als algemeen bestuur wordt gebracht, tevoren het
gevoelen van die raad worden ingewonnen. Dit geldt ook voor die aangelegenheden,
die weliswaar niet in de raad aan de orde zullen komen, maar die desondanks
naar het oordeel van burgemeester en wethouders een zodanige politieke
relevantie hebben, dat zij daarover het gevoelen van de commissie willen
inwinnen. Hoewel de commissies ook eigener beweging aan het college mogen
adviseren, leidt deze functie van de commissies in ons (nog) monistische
stelsel ertoe dat de bevoegdheid tot agenderen per definitie bij het college
van burgemeester en wethouders berust. In de voorgestelde aanpassing van de
verordening c.q. het reglement van orde wordt hiermee rekening gehouden door de
verantwoordelijkheid van de voorzitter voor de agenda van de commissie en die
van de portefeuillehouder namens het college apart te duiden, en een expliciete
verwijzing naar artikel 91 Gemeentewet op te nemen.
Stuk 45 I pag.
2.
Onder voorbehoud van gunstig advies van de commissie
Middelen en Bestuur stellen wij u voor te besluiten tot wijziging van de
verordening voor de vaste commissies van advies aan burgemeester en wethouders
respectievelijk de burgemeester en te besluiten tot wijziging van het reglement
van orde voor de vaste commissies van advies en daartoe het bijgaande besluit
vast te stellen.
Hoogachtend,
Burgemeester en wethouders van Delft,
H.M.C.M. van Oorschot ,burgemeester.
N. Roos ,secretaris.
Stuk 145 II
01/004416
De raad der gemeente Delft,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13
maart 2001;
b e s l u i t :
I.
tot de navolgende wijzigingen van de
verordening voor de vaste commissies van advies voor burgemeester en wethouders
respectievelijk de burgemeester:
1. Artikel 4 lid
1 komt te luiden:
1. Onverminderd
het bepaalde in het tweede lid, bestaan de commissies uit:
a.
een voorzitter, niet zijnde een lid van het college van burgemeester en
wethouders, door de raad uit zijn midden benoemd;
b. ten minste vier, en ten hoogste zevenentwintig leden, door de raad
uit zijn midden of overeenkomstig lid 4 van dit artikel aangewezen, de
voorzitter(s) daaronder niet begrepen.
2. Artikel 4 lid
5 komt te luiden:
5. De leden van het college van burgemeester en
wethouders kunnen deelnemen aan de beraadslagingen van de commissies, en
worden, voordat een onderwerp in bespreking genomen wordt, in de gelegenheid
gesteld dit toe te (doen) lichten.
3. Artikel 4 lid
6 komt te luiden:
6. De voorzitter van een
commissie extern kan ofwel een van de
benoemde (plaatsvervangend) voorzitters zijn, ofwel een extern
betrokkene ofwel een van de leden van het college van burgemeester en
wethouders. De voorzitter van de commissie algemeen is een van de benoemde
(plaatsvervangend) voorzitters. Dit is
afhankelijk van het onderwerp dat behandeld wordt.
4. Artikel 7 komt
te luiden:
7. Een zaak, welke naar het oordeel van een commissievoorzitter
de werkkring van meer dan één commissie raakt, wordt in overleg tussen de
betrokken commissievoorzitters en de betrokken leden van het college van
burgemeester en wethouders hetzij in één, hetzij in een gecombineerde
vergadering, hetzij in afzonderlijke vergaderingen van die commissies aan de
orde gesteld.
5. Artikel 8 komt
te luiden:
8. Het secretariaat van een commissie wordt vervuld
door een ambtenaar, die door de gemeentesecretaris wordt aangewezen.
Stuk 45 II pag.
2.
II tot de navolgende
wijzigingen in het reglement van orde voor de vaste commissies van advies:
1. Aan artikel 6
wordt toegevoegd een nieuw lid 1, luidende:
1. De agenda
wordt voorbereid in een gezamenlijk overleg van voorzitter,
portefeuillehouder(s) en secretaris. Bij verschil van inzicht of een stuk op de
bespreekagenda moet komen wordt het stuk voor de bespreekagenda geagendeerd. De
voorzitter is verantwoordelijk voor een ordelijke totstandkoming, verzending en
behandeling van de agenda, en het op de agenda plaatsen van die zaken die door
de leden van de commissie daartoe worden aangebracht (art. 6 lid 2 van de
verordening vaste commissies). De portefeuillehouder is verantwoordelijk voor
het aanbrengen van die zaken waarover het college c.q. de burgemeester advies
wenst (art. 6 lid 1 van de verordening jo art. 91 Gemeentewet).
2. De leden 1 tot
en met 4 van artikel 6 worden
vernummerd tot 2 tot en met 5
3. Artikel 6 lid 3
(oud) lid 4 (nieuw) onder d. komt te
luiden als volgt:
d.
besluitagenda, verdeeld
in 4 rubrieken t.w.:
I B&W
bevoegdheid, ter kennisname aan commissie
- stukken van B&W
welke ter kennisname aan de commissie worden gezonden
II Rechtstreeks door te leiden aan de
gemeenteraad
- routinematige
besluiten op basis van bestaand beleid
III Bijlage en stukken ter informatie
- informatie en
literatuur
- bijlagen bij
bespreekpunten
- overige
IV Ingekomen van anderen, ter kennisname aan
commissie
- correspondentie
gericht aan de (leden van de) commissie
4. Artikel 6 lid
4 (oud) lid 5 (nieuw) komt te luiden als volgt:
5. Indien één of meer leden van een commissie
bespreking wenst van een of meer stukken van de besluitagenda , dient dit
gemotiveerd binnen drie werkdagen na verzending van de agenda aan de secretaris
kenbaar gemaakt te worden. De voorzitter bepaalt, zo nodig in overleg met de
indiener, of het betreffende stuk op de bespreekagenda wordt geplaatst. Indien
dit het geval is wordt het gevraagde nog voor dezelfde vergadering geagendeerd
en zo spoedig mogelijk aan de commissie nagezonden.
5. Van artikel 6
lid 5 (oud) vervalt
6. Artikel 6 lid
6 komt te luiden:
6.
Spoedeisende gevallen uitgezonderd - dit ter beoordeling van de voorzitter -
worden de agenda en de bijbehorende stukken tenminste tien dagen en tenminste
twee weekeinden voor het houden van de vergadering toegezonden aan de leden.
Stuk 45 II pag.
3.
7. Artikel 7 komt
te luiden:
7. De aan de commissie gerichte stukken, welke niet
aan de leden worden toegezonden, worden ter inzage gelegd in het stadhuis dan
wel via het Raads Informatie Systeem ter beschikking gesteld.
8. Artikel 8 komt
te luiden als volgt:
8. Van het ter vergadering verhandelde worden
verslagen opgemaakt, die het volgende inhouden:
1.
de naam van de voorzitter,
2.
de namen van de aanwezige leden van de
commissie,
3.
de namen van de aanwezige leden van het
college van burgemeester en wethouders,
4.
de namen van de afwezige leden, onder vermelding van het feit of zij met
danwel zonder kennisgeving afwezig zijn,
5.
de naam van de secretaris,
6.
de namen van degenen als bedoeld in
artikel 13 lid 2 en 3,
7.
en de voorstellen aan, de besluiten
inzake de orde en de adviezen van de vergadering.
8.
De conceptverslagen worden zo spoedig
mogelijk aan de voorzitter ter fiattering voorgelegd.
9. Artikel 13 lid
2 onder d. en e komt te luiden als volgt:
d. Insprekers
kunnen voorafgaande aan de behandeling van het betrokken agendapunt het woord
voeren.
e. De
voorzitter kan echter toestaan dat ook voor de aanvang van de tweede
discussieronde in de commissie een tweede inspraakronde plaatsvindt. Hij doet
dat uitsluitend indien hij meent dat een reactie van de insprekers op het
betoogde in de eerste termijn nieuwe elementen kan aandragen voor het debat in
tweede termijn. De spreektijd is dan maximaal 2 minuten.
10. In artikel 14
lid 1 komt te vervallen de zinsnede:
Voor de te volgen
procedure wordt onderscheid gemaakt tussen informatievragen en de
meningsvorming/discussie.
11. In artikel 14
lid 2 komt te vervallen de zinsnede:
Aansluitend worden de
informatievragen behandeld en vervolgens vindt meningsvorming/discussie plaats.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29
maart 2001.
,burgemeester.
,secretaris.