Stuk
120 I
01/014241 Delft,
12 juni 2001.
Onderwerp: Toelichting aanpassing
treasurystatuut in het
kader
van inwerkingtreding wet Fido.
Aan de gemeenteraad.
Geachte dames en heren,
Aanleiding
Net als bij veel gemeenten
is de ontwikkeling van de treasuryfunctie in Delft de laatste jaren in een
stroomversnelling geraakt. Niet in de laatste plaats door de steeds kapitaalintensiever
worden van de taken die de gemeente verzorgt. De professionalisering van de
treasuryfunctie bij decentrale overheden vroeg om een meer eigentijds wettelijk
kader. Met ingang van 1 januari 2001 is dan ook de nieuwe wet Financiering
decentrale overheden (wet fido) in werking getreden. De wet fido vervangt de
uit 1987 stammende wet Financiering lagere overheden (wet filo).
In deze notitie wordt een
overzicht gegeven van de belangrijkste wijzigingen in het statuut en worden
deze wijzigingen toegelicht. Deze notitie begeleidt het aangepaste treasurystatuut
van de gemeente Delft. In de bij deze notitie gevoegde bijlage zijn de wijzigingen
samengevat in een tabel weergegeven.
De belangrijkste
wijzigingen als gevolg van de wet fido hebben betrekking op:
1.
de wijze waarop renterisico wordt gemeten en beoordeeld,
2.
de rapportagevereisten,
3.
de gehanteerde limitering,
4.
het gebruik van derivaten.
Ad 1. Instrumentarium renterisico
In het nu geldende statuut
wordt als norm gehanteerd dat het renterisico in enig jaar niet groter mag zijn
dat 20% van de totale leningenportefeuille. De totale portefeuille betreft zowel
langlopende als kortlopende leningen.
De wet fido maakt echter
onderscheid tussen korte termijn en lange termijn. Voor de beheersing van
renterisico’s op lange schuld hanteert wet fido een renterisiconorm. Deze norm stelt dat het renterisico in enig jaar
niet groter mag zijn dan 20% van de omvang van de portefeuille van langlopende
leningen (looptijd van een jaar of langer).
Voor de beheersing van
renterisico’s op korte termijn hanteert wet fido een kasgeldlimiet. Deze limiet stelt dat het gemiddelde saldo van het
korte geld -netto positie van leningen en beleggingen met een looptijd van
minder dan een jaar- in een kwartaal niet groter mag zijn dan 8,2% van de
omvang van de begroting. De wet fido staat toe dat een gemiddelde genomen wordt
van de drie maanden van het betreffende kwartaal. De oude wet filo beschouwde
de kasgeldlimiet nog per maand.
Het statuut is aangepast
aan het instrumentarium dat door de nieuwe wet wordt gehanteerd om renterisico
bij een lagere overheid in kaart te brengen en te beheersen.
Ad 2. Rapportagevereisten
Aansluitend bij de
instrumenten renterisico en kasgeldlimiet, zijn in de wet fido en de comptabiliteitsvoorschriften
toezichts- en rapportagevereisten vastgelegd. Zo dient de gemeente Delft in de
financieringsparagraaf van het jaarverslag te rapporteren over de renterisico
en de kasgeldlimiet. Daarnaast moet de gemeente in de financieringsparagraaf
van de begroting een prognose geven van de ontwikkeling van de renterisiconorm
en de kasgeldlimiet. Per kwartaal wordt verslag gedaan over de kasgeldlimiet
aan de provincie. De provincie Zuid-Holland ziet als toezichthouder toe op de
naleving van zowel de kasgeldlimiet als de renterisiconorm.
Het treasurystatuut is
aangepast om deze rapportagevereisten vast te leggen en de naleving ervan
formeel te verankeren in de organisatie van de gemeente.
Ad 3. Limitering
In de Regeling uitzettingen
en derivaten decentrale overheden die de wet fido begeleidt, worden de kredietwaardigheidseisen
vastgelegd die moet worden gesteld aan de partijen waarbij de gemeente middelen
uitzet. Kort samengevat, komen deze bepalingen erop neer dat de gemeente alleen
middelen mag uitzetten bij financiële instellingen met minimaal een
A-rating. Deze ratings
worden afgeven door gezaghebbende instituten, zogenaamde rating agencies. Deze
agencies beoordelen de krediet-waardigheid van een partij en brengen dit tot
uitdrukking door middel van een kwalificatie op basis van een bepaalde schaal
(van AAA tot en met D; zie ook bijlage). Hiermee sluit wet fido aan bij een in
de financiële wereld zeer gebruikelijke en alom geaccepteerde wijze van
kredietwaardigheidsbepaling.
In nu geldende
treasurystatuut en de bijlagen bij dit statuut was reeds een limitering naar
aard van de tegenpartijen en naar looptijden opgenomen. Deze limitering wordt
in het aangepaste statuut verlaten; er wordt aangesloten bij de in de wet fido
vastgelegde limieten zoals die hierboven zijn geschetst.
Ook aan de te gebruiken
producten worden door de wet fido eisen gesteld.
Zo stelt fido dat er bij
het uitzetten van middelen altijd sprake moet zijn van een hoofdsomgarantie en
dat aandelen niet mogen worden gebruikt. Op deze punten behoefde het statuut
geen aanpassing. In het nu geldende treasurystatuut waren deze bepalingen al
van toepassing.
Het gebruik van derivaten
door de gemeente is volgens het geldende treasurystatuut en de toelichting in
de bijlage toegestaan, mits het derivaat wordt gebruikt voor het afdekken van
risico’s. Het doen ontstaan van een zogenaamde ‘open positie’ is uitdrukkelijk
niet toegestaan. Ook wet fido, en in het bijzonder de Regeling uitzettingen en
derivaten decentrale overheden die de wet begeleidt, stelt dat financiële
derivaten alleen mogen worden toegepast ter afdekking van renterisico’s. Een financieel derivaat toepassen om ruimte
te creëren binnen de kasgeldlimiet is niet meer toegestaan volgens fido. Het
nieuwe statuut aangepast aan de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale
overheden. De ‘oude’ Circulaire derivaten van de minister van Financiën komt
daarmee te vervallen.
Sinds het vaststellen van
het statuut in 1998 is gemeentelijke organisatie vanzelfsprekend aan verandering
onderhevig geweest. Zo is met de ‘kanteling’ van de organisatie een andere
organisatiewijze ontstaan. Bij het aanpassen van het treasurystatuut in het
kader van wet fido zijn ook de veranderingen meegenomen die het gevolg zijn van
de huidige orga-nisatiestructuur.
De financiële wereld heeft
de laatste jaren een stormachtige ontwikkeling doorgemaakt. Zo is er inmiddels
sprake van een Europese geld- en kapitaalmarkt –een proces van schaalvergroting
dat nog steeds aan de gang is- en is het aantal nieuwe financiële producten dat
is ontstaan, welhaast ongekend. Tegelijkertijd maakte de treasuryfunctie van
veel decentrale overheden een sterke professionalisering door. De treasury-functie
won aan belang in de organisatie, met name als gevolg van het steeds
kapitaalintensiever worden van de door hen uitgevoerde taken.
De steeds dynamischer
wordende financiële markten in combinatie met de steeds professioneler wordende
organisatie vroeg om een moderner wettelijk kader. Een kader met meer aandacht
voor transparantie en flexibiliteit, en waar knelpunten zoals de verplichting
om leningen met een van minimaal 10 jaar aan te trekken, zijn weggenomen. Bovendien
was de monetaire doelstelling, één van de peilers van wet filo, overbodig
geworden door de Europese monetaire integratie.
In feite heeft de wet fido
een aantal doelstellingen voor ogen:
- het bijdragen aan de
kredietwaardigheid van gemeenten
- het scheppen van een
formeel kader voor de treasuryfunctie;
- het bevorderen van de transparantie van de treasuryfunctie;
- het aanreiken van
handvaten voor toezicht;
- het instandhouden en
zelfs het bevorderen van de autonomie van de gemeente.
De wet fido beoogt die
doelstellingen te bereiken door een drietal thema’s centraal te stellen, te
weten: ‘publiek taak’, ‘prudent beleid’ en ‘transparantie’. Thema’s die met
name de betreffende decentrale overheid zelf moet invullen.
Zo heeft de wetgever ervoor
gekozen geen exacte definitie te geven van ‘publieke taak’. Zeer bewust wordt
de invulling van wat de publieke taak is, overgelaten aan de betreffende
decentrale overheid. Fido dwingt als het ware de decentrale overheid daar hun gedachten
over te bepalen. Voor de gemeente Delft betekent dit in feite dat de
gemeenteraad bepaalt wat tot publieke taak van de gemeente Delft behoort. Op
twee punten is de wet fido wel zeer duidelijk:
- het beleggen op zich
behoort niet tot de taak van een decentrale overheid;
- het ‘bankieren’ - het
aantrekken van middelen met het doel om deze tegen een hogere
rente weer uit te zetten - is geen
taak van een decentrale overheid.
‘Publieke taak’, een toelichting
Het is een gemeente niet
toegestaan aandelen aan te houden, tenzij dit voortvloeit uit de publieke taak van de gemeente. Zo besloot
de gemeenteraad onlangs deel te nemen
in een participatiemaatschappij door de koop van twee aandelen van die vennootschap.
Deze participatiemaatschappij heeft tot doel productontwikkeling en bedrijvigheid
te stimuleren. De gemeenteraad oordeelde dat het stimuleren van kennisontwikkeling
en bedrijvigheid in Delft behoort tot haar publieke taak.
‘Bankieren’, een toelichting
Het is de gemeente niet toegestaan te ‘bankieren’. Dit
sluit echter een efficiënt middelenbeheer, bijvoorbeeld in de vorm van het tegen
een rente uitzetten van tijdelijke liquiditeitsoverschotten, niet uit.
Wanneer de gemeenteraad oordeelt dat bijvoorbeeld het deelnemen in een
PPS-constructie de publieke taak van de gemeente dient, dan staat de wet fido
toe dat de gemeente middelen aantrekt van de kapitaalmarkt en die middelen
vervolgens ‘doorleent’ aan de PPS-constructie. In dit geval is er volgens de
wet geen sprake van ‘bankieren’.
Ook prudent treasurybeleid
laat wet fido ter invulling over aan de betreffende decentrale overheid. De
Memorie van toelichting is echter wel van mening dat het hebben van een treasurystatuut
en het naleven daarvan, als prudent beleid moet worden gezien. Overigens is het
hebben en naleven van een dergelijk statuut verplicht geworden als gevolg van
het opnemen van die verplichting in de comptabiliteitsvoorschriften (gemeente-wet).
Prudent beleid houdt echter ook in dat er sprake is van ‘eenheid van beleid’:
Het treasurybeleid is
volgend ten opzichte van het algemene beleid en draagt bij aan het
verwezenlijken van de algemene doelstellingen en de publieke taak.
In het nu geldende
treasurystatuut kende deze twee thema’s reeds invulling. In nieuwe treasurystatuut
zijn ze wat verder uitgewerkt langs het gedachtegoed van de wet fido.
Transparantie ten slotte
doelt vooral op het hebben van een éénduidige planning- en controlcyclus binnen
de treasuryfunctie. Met name een heldere verantwoordelijkhedenstructuur die aan
deze cyclus ten grondslag ligt. Er is voor gekozen om de planning- en
controlcyclus voor de treasury verder vorm te geven en vast te leggen in het
treasuryhandboek. Het handboek is een document dat het treasurystatuut aanvult.
In het handboek worden de procedures, werkwijzen en afspraken beschreven en
vastgelegd die direct volgen uit het formele kader van de treasury dat door
middel van het treasurystatuut is verankerd in de organisatie.
Deze notitie begeleidt het
nieuwe treasurystatuut. Dit nieuwe statuut is een aanpassing van het bestaande
treasurystatuut. De aanpassingen zijn het gevolg van het inwerking treden van
de wet financiering decentrale overheden (wet fido). In de notitie werd aangegeven
welke aanpassingen er noodzakelijk waren om aan te sluiten bij de nieuwe wetgeving.
De aanpassingen werden vervolgens kort toegelicht.
Wij stellen u voor, onder
voorbehoud van gunstuig advies van de commissie middelen en bestuur - het
treasurystatuut in zijn geheel vast te stellen -ter vervanging van het bestaande
statuut- om zodoende transparantie en eenduidigheid te waarborgen.
U gelieve hiertoe het voor u ter inzage gelegde concept-treasurystatuut vast te
stellen.
Hoogachtend,
Burgemeester en wethouders
van Delft,
H.M.C.M.
van Oorschot ,burgemeester.
N. Roos ,secretaris.
Stuk
120 II
01/014241
De raad van de gemeente Delft;
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders
van 12 juni 2001;
gelezen de notitie ‘Toelichting aanpassing
treasurystatuut in kader van inwerkingtreding wet fido, d.d. 23 mei 2001;
b e s l u i t :
het navolgende treasurystatuut vast te stellen:
Het treasurystatuut gaat
artikelsgewijs in op de doelstellingen en de randvoorwaarden van het financierings-
en beleggingsbeleid van de gemeente Delft. Elk artikel wordt gevolgd door een
in cursief weergegeven toelichting. Deze toelichting maakt een integraal deel
uit van het artikel.
De formele werking van de
bevoegdhedenverdeling tussen raad, het college van B&W en het hoofd van het
vakteam Treasury en risk management, in casu de Treasurer, is in separate
besluiten -te weten het Delegatiebesluit en het Mandaats-, machtingings- en volmachtsbesluit-
vastgelegd.
In dit treasurystatuut wordt verwezen naar het treasuryhandboek.
Het treasuryhandboek bevat een verdere uitwerking van wat in dit
treasurystatuut formeel is vastgelegd. In het handboek zijn in ieder geval
geregeld: de wijze van control en verantwoording, de administratieve
organisatie (AO) van de treasuryfunctie, de interne controle en de functiescheiding
binnen de treasury. Dit handboek wordt door het college van B&W
vastgesteld.
Artikel 1 Daar waar in dit
treasurystatuut wordt verwezen naar de ‘wet fido’ heeft dit betrekking op het
geheel van: de wet financiering decentrale overheden (staatsblad 2000, nr 587),
de bijbehorende besluiten (staatsblad 2000, nr 589, nr 588 en nr 589), de
memorie van toelichting (tweede kamer 1999/2000, 26906, nr 3), de uitvoeringsregeling
financiering decentrale overheden (21 december 2000/FM 2000/0403-M) en de
regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (21 december 2000/FM
2000/0404-M).
Artikel 2 De Treasurer dient te streven naar een optimaal renteresultaat. Bij het verwezenlijken
hiervan dient de Treasurer de bepalingen van dit treasurystatuut in acht te
nemen.
Het streven naar een optimaal renteresultaat
mag nimmer overschrijding van de voorwaarden zoals in de overige artikelen
vastgelegd, tot gevolg hebben. Hierbij wordt onderkend dat deze limitering in
handelen een tegenwerkend effect ten aanzien van een optimaal renteresultaat
kan betekenen.
Artikel 3 Transacties
vallend binnen het bereik van dit treasurystatuut, dienen op voor de gemeente
Delft zo gunstig mogelijke condities te worden afgesloten.
Onder ‘condities’ wordt hier nadrukkelijk niet
alleen bedoeld de rentepercentages, maar ook de bijkomende zaken zoals
provisies, zekerheden en alle andere soorten kosten.
Artikel 4 Minimaal
drie keer per jaar wordt door de Treasurer een rentevisie opgesteld en door het
Treasuryberaad vastgesteld. De rentevisie ligt ten grondslag aan de transactie,
indien de aard van de transactie dit vereist. In het Treasuryberaad zijn in
ieder geval opgenomen: een vertegenwoordiger van het college van B&W, de
directeur Centrale staf, het hoofd van het vakteam Treasury en risk management
en een beleidsmedewerker van het vakteam Treasury en risk management.
Het Treasuryberaad heeft tot doel de
strategische lijn van het liquiditeitenbeheer en het hiermee samenvallende renterisicobeheer,
aan te geven. De tactische invulling hiervan is onder inachtneming van de
overige hiervoor genoemde artikelen de verantwoordelijkheid van het vakteam
Treasury en risk management. In die situaties waarin door het treasuryberaad
geen visie kan worden geformuleerd, dient het treasuryberaad evengoed de
strategische lijn zoals hiervoor bedoeld, aan te geven.
Artikel 5 Het renterisico op vaste schuld dient te
allen tijde te voldoen aan de renterisiconorm zoals die is vastgelegd in de wet
fido.
Onder ‘vaste schuld’ wordt verstaan het saldo van
leningen en uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer.
Het effect van een eventueel aanwezige derivaten op de rentetypische looptijd
dient hierbij te worden meegenomen. Het renterisico op vaste schuld is het
gedeelte van de vaste schuld dat in het betreffende jaar een nieuwe rente zal
kennen. Het renterisico bestaat derhalve uit twee componenten: de
renteherziening en de herfinanciering. Het renterisico mag niet meer dan een
bepaald precentage van de vaste schuld, de norm zoals vastgelegd in de wet
fido, bedragen. Momenteel is in de wet fido dit percentage 20%.
Artikel 6 De netto-vlottende schuld dient ten allen
tijde te voldoen aan de kasgeldlimiet zoals die is vastgelegd in de wet fido.
Onder ‘netto-vlottende schuld’ wordt verstaan het
saldo van leningen en uitzettingen met een rentetypische looptijd van korter
dan één jaar. Rekening-courant en gelden in kas zijn hierbij inbegrepen. Het
effect van eventueel aanwezige derivaten op de rentetypische looptijd dient te
worden meegenomen. In een kwartaal dient de gemiddelde netto-vlottende schuld
–dit is het gemiddelde van de netto-vlottende schuld op de eerste dag van iedere
maand van het betreffende kwartaal- niet boven een bepaald percentage van het
begrotingstotaal, de kasgeldlimiet zoals vastgelegd in de wet fido, mag
uitkomen. Momenteel bedraagt dit percentage 8,2%. Onder ‘begrotingstotaal’
wordt verstaan de totale geautoriseerde lasten van de begroting, inclusief de
begrotingswijzigingen die bij de begrotingsbehandeling zijn vastgelegd.
Artikel 7 De
Treasurer draagt zorg voor het voldoen aan de rapportagevereisten met betrekking
tot de renterisiconorm, zoals die zijn vastgelegd in de wet fido en de
comptabiliteitsvoorschriften. Tevens draagt de Treasurer zorg voor de begrotingsvereisten
met betrekking tot de renterisiconorm, zoals die zijn vastgelegd in de wet fido
en de comptabiliteitsvoorschriften. Het Treasury-beraad ziet erop toe dat aan
genoemde vereisten wordt voldaan.
Artikel 8 De
Treasurer draagt zorg voor het voldoen aan de rapportagevereisten met betrekking
tot de kasgeldlimiet, zoals die zijn vastgelegd in de wet fido en de comptabiliteitsvoorschriften.
Tevens draagt de Treasurer zorg voor de begrotingsvereisten met betrekking tot
de kasgeldlimiet, zoals die zijn vastgelegd in de wet fido en de
comptabiliteitsvoorschriften. Het Treasury-beraad ziet erop toe dat aan
genoemde vereisten wordt voldaan.
Artikel 9 De Treasurer is namens de het college van
B&W bevoegd om uitzettingen te doen bij tegenpartijen die voldoen aan de
kredietwaardigheidseisen zoals die zijn vastgelegd in de wet fido, in het
bijzonder de regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden.
Uitzettingen mogen worden gedaan bij
kredietwaardige partijen. Onder ‘kredietwaardige partijen’ wordt verstaan:
a.
financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen,
effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen onder Nederlands of
anderszins EER-toezicht) met minimaal een A-rating van ten minste één gezaghebbende
rating agency (bijvoorbeeld Moody’s, Standard & Poor’s, Fitch IBCA).
b.
instellingen aan wiens papier door een bancaire toezichthouder in een
EER-lidstaat de solvabiliteitsvrije status is toegekend.
c.
financiële instellingen zonder rating met minimaal een met een A-rating
vergelijkbare kredietwaardigheid.
De bovenstaande vereisten gelden voor alle
uitzettingen, zowel op lange termijn als korte termijn.
Ad c. In het geval de gemeente het voornemen heeft
een uitzetting te doen bij een partij zonder rating maar met een A-rating
vergelijkbare kredietwaardigheid, stelt de Treasurer een voorstel op voor de
onderbouwing van ‘met een A-rating vergelijkbare kredietwaardigheid’. Dit
voorstel wordt vervolgens ter advisering voorgelegd aan het Treasuryberaad. Het
Treasuryberaad stelt op basis van het voorstel vast of de tegenpartij naar het
oordeel van de gemeente Delft een kredietwaardigheid heeft vergelijkbaar met
een A-rating.
Artikel 10 De Treasurer is namens het college van
B&W bevoegd om uitsluitend uitzettingen te doen in de vorm van financiële
producten die voldoen aan de vereisten zoals die zijn vastgelegd in de wet
fido, in het bijzonder de regeling uitzettingen en derivaten decentrale
overheden.
De Treasurer kan uitsluitend gelden uitzetten in
vorm van:
a.
producten waarbij de hoofdsom ten minste aan het einde van de looptijd
intact is, uitgezet bij een partij die voldoet aan artikel 9;
b.
vastrentende waarden, uitgegeven door een instelling die voldoet aan
artikel 9.
Het uitzetten van gelden kan alleen plaatsvinden nadat alle
mogelijkheden zijn onderzocht om de kennelijk overtollige liquiditeiten aan te
wenden ter vroegtijdige aflossing van lopende leningen of ter investering in
voor de gemeente binnen de publieke taak behorende zaken. Het op langere
termijn beleggen van middelen is op zichzelf geen taak voor de gemeente.
Conform artikel 3, dient de Treasurer bij het doen
van uitzettingen te streven naar de meest gunstige voorwaarden en condities,
waarbij deze in ieder geval minimaal marktconform dienen te zijn.
Artikel 11 De Treasurer is namens het college van
B&W bevoegd om gelden aan te trekken in de vorm van leningen, danwel door
het uitgeven schuldbewijzen. Deze gelden mogen alleen betrokken worden van partijen
die:
a.
voldoen aan de in artikel 9 gestelde vereisten;
b.
die zijn aangewezen door het Treasuryberaad op voorstel van de Treasurer.
Conform artikel 3, dient de Treasurer bij het
aantrekken van gelden te streven naar de meest gunstige voorwaarden en
condities, waarbij deze in ieder geval minimaal marktconform dienen te zijn.
Artikel 12 De Treasurer is namens het college van B&W bevoegd om financiële derivaten te
gebruiken ter afdekking van financiële risico’s (‘hedging’). Het is
uitdrukkelijk niet toegestaan om door middel van het gebruik van een financieel
derivaat een open positie te creëren.
Artikel
13 Financiële derivaten kunnen alleen
worden afgesloten met een instelling die voldoet aan artikel 9 van dit statuut
of op een gereglementeerde markt zoals omschreven in artikel 4, lid 2 van de
regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden.
Artikel 14 De
Treasurer is namens het college van B&W bevoegd
rekening-courant-overeenkomsten aan te gaan met in Nederland gevestigde
bancaire instellingen.
Onder in Nederland gevestigde bankinstellingen
worden in dit statuut verstaan bankinstellingen met statutaire zetel in
Nederland alsmede dochters/kantoren van banken met statutaire zetel in het
buitenland. De bank dient onder toezicht
van De Nederlandsche Bank N.V., als bedoeld in de Wet Toezicht Kredietwezen.
Indien er sprake zal zijn van uitzetting van gelden op de rekening-courant dan
is atikel 9 onverkort van toepassing op de instelling.
Bij het aangaan van
rekening-courantovereenkomsten met de hierboven beschreven bankinstellingen
dient de Treasurer te streven naar de meest gunstige voorwaarden en condities,
waarbij deze in ieder geval minimaal marktconform dienen te zijn.
Artikel 16 De Treasurer is namens het college van B&W bevoegd om alle hierboven genoemde
contracten af te sluiten in uitsluitend Nederlandse gulden of euro.
Artikel 17 In het treasuryhandboek is nadere invulling
gegeven aan de opzet van (a) stuur-informatie in de richting van het college
van B&W en (b) verantwoordingsinformatie in de richting van de gemeenteraad.
Daarbij zal worden bepaald
dat aan de gemeenteraad ten minste één keer per jaar, bij de behandeling van de
concernrekening, een rapportage zal worden voorgelegd waarin aangegeven wordt
in hoeverre de doelstellingen zijn gerealiseerd en de richtlijnen zijn nageleefd.
Artikel 18 Wijzigingen
in dit treasurystatuut kunnen slechts worden aangebracht door de raad.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
van 28 juni 2001.
,burgemeester.
,secretaris.