01/030556
Aan de gemeenteraad.
Geachte dames en heren,
De
Algemene wet bestuursrecht (artikel 4:23) schrijft per 1 januari 2002 voor dat
subsidies, op enkele uitzonderingen na, nog slechts verstrekt mogen worden op
grond van een wettelijke voorschrift. Dit betekent dat veel subsidies die de
gemeente verleent een wettelijk voorschrift moeten hebben. Is dit niet het
geval dan wordt de subsidieverlening vanaf 1 januari 2002 onrechtmatig verleend.
Met
een Algemene subsidieverordening wordt voorkomen dat vanaf 1 januari 2002
subsidies verstrekt worden zonder dat hier een verordening (wettelijke
voorschrift) aan ten grondslag ligt. Een dergelijke raamverordening regelt
slechts de noodzakelijkste algemene onderwerpen voor het verlenen van subsidie.
In deelverordeningen kunnen meer specifieke onderwerpen, aangepast aan specifieke
wensen, opgenomen worden en zijn dus een aanvulling op de raamverordening.
Op
verschillende terreinen bestaan reeds deelverordeningen, op andere terreinen
zullen er nieuwe deelverordeningen moeten komen. Met een Algemene
subsidieverordening wordt aan de formele vereisten van de wet voldaan en worden
alle subsidies die de gemeente verstrekt rechtmatig verleend. In geval van
strijdigheid van bepalingen in reeds bestaande bijzondere subsidieverordeningen
met de algemene verordening, gelden de bepalingen in de bijzondere
verordeningen totdat deze verordeningen in overeenstemming zijn gebracht met de
algemene verordening.
De
Algemene subsidieverordening regelt slechts de allernoodzakelijkste algemene
onderwerpen voor het verlenen van subsidie. De Algemene wet bestuursrecht bevat
een groot aantal bepalingen over subsidies. In de gemeentelijke verordening
worden bepalingen aangevuld.
Wij
stellen u voor, onder voorbehoud van gunstig advies van de commissie middelen
en bestuur, in te stemmen met de Algemene subsidieverordening gemeente Delft
2002.
Hoogachtend,
Burgemeester
en wethouders van Delft
H.M.C.M.
van Oorschot ,burgemeester.
N. Roos ,secretaris.
gelezen
het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 december 2001;
gelet
op artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet
bestuursrecht;
b
e s l u i t:
vast
te stellen de volgende Algemene subsidieverordening gemeente Delft 2002
In
deze verordening wordt verstaan onder:
subsidie: de aanspraak op financiёle
middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten
van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde
goederen of diensten (zoals gedefinieerd in artikel 4:21 van de Algemene wet
bestuursrecht);
de wet: de Algemene wet bestuursrecht;
subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak
ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies voor een (deel
van een) beleidsterrein.
Deze
verordening is van toepassing op alle aangevraagde en door de gemeente
verstrekte subsidies.
Op
grond van deze verordening kunnen subsidies verstrekt worden voor activiteiten
op de volgende beleidsterreinen
.
welzijn
.
maatschappelijke zorg
.
gezondheidszorg
.
sport en recreatie
.
cultuur
.
evenementen
.
media
.
lokaal onderwijsbeleid
.
werk en inkomen
.
milieu- en technologiebeleid
.
natuurbehoud
.
wijkbeheer
.
stadsontwikkeling en – vernieuwing
.
woningverbetering en –aanpassing
.
huisvesting
.
Delft kennisstad
.
toerisme
.
economische zaken
.
zorg voor dieren
.
openbare orde en veiligheid
.
internationaal beleid
en
voor activiteiten op andere beleidsterreinen waarmee een gemeentelijk belang is
gediend.
Voor
een (deel van een) beleidsterrein waarmee een gemeentelijk belang is gediend
worden afzonderlijke (bijzondere) subsidieverordeningen of beleidsregels
vastgesteld.
In
deze verordeningen of beleidsregels kunnen bepalingen opgenomen worden over:
.
(een nadere precisering van) de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt
.
de criteria voor de subsidieverstrekking
.
de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover
.
de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend
.
de verplichtingen voor de subsidieontvanger
.
de vaststelling van de subsidie
.
de betaling van de subsidie en het verlenen van voorschotten
.
de wijze waarop het subsidieplafond wordt verdeeld.
1.
De gemeenteraad stelt bij de begroting de maximumbedragen vast ten
behoeve van subsidieverstrekking voor een (deel van een) beleidsterrein.
2.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd te besluiten omtrent het
verlenen, weigeren, vaststellen, betalen en terugvorderen van subsidie, tenzij
de raad bevoegd is te besluiten.
3.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen omtrent de wijze
van aanvragen van de subsidie, de aanvraagtermijn, de gegevens die bij de
aanvraag moeten worden overgelegd en de beslistermijnen, voorzover deze
onderwerpen niet in een bijzondere subsidieverordening zijn geregeld.
Burgemeester
en wethouders kunnen voor een (deel van
een) beleidsterrein een subsidieplafond vaststellen binnen de door de raad beschikbaar
gestelde financiёle middelen.
Een
subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld door de
gemeenteraad wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking
worden gesteld.
Subsidie
wordt in beginsel verleend voor een tijdvak van maximaal een jaar.
De
raad kan besluiten voor meer dan een jaar subsidie te verstrekken mits voor
niet langer dan vier jaar.
1.
Subsidie wordt slechts verleend indien de activiteiten waarvoor subsidie
gevraagd wordt een gemeentelijk belang dienen.
2.
Subsidie aan instellingen die personeel in dienst hebben kan slechts
verleend worden aan rechtspersonen met een volledige rechtsbevoegdheid.
3.
De activiteiten waarvoor subsidie gevraagd wordt moeten open staan voor
personen binnen de doelgroep, waarbij binnen de doelgroep door de aanvrager
geen onderscheid gemaakt mag worden naar levensbeschouwing, ras, geslacht of
seksuele voorkeur, tenzij dit onderscheid een emancipatorisch doel dient.
4.
Doelstelling en werkwijze van de subsidieontvanger mogen niet strijdig
zijn met bepalingen van (inter)nationaal recht.
Op
subsidies die verstrekt worden per boekjaar is titel 4.2.8 van de wet van
toepassing, tenzij bij een bijzondere verordening anders is bepaald.
Een
subsidieontvanger behoeft de toestemming van burgemeester en wethouders voor de
rechtshandelingen die vermeld zijn in artikel 4:71 van de wet, tenzij
burgemeester en wethouders anders besluiten.
Als
de subsidieontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de
subsidie, is artikel 4:76 van de wet van overeenkomstige toepassing, tenzij
burgemeester en wethouders anders besluiten.
1.
De accountantscontrole als bedoeld in artikel 4:78 van de wet strekt
zich ook uit tot onderzoek van de naleving van de verplichtingen die aan de
subsidie verbonden zijn, tenzij burgemeester en wethouders anders besluiten.
2.
Burgemeester en wethouders geven aanwijzingen over de reikwijdte en de
intensiteit van de controle door een accountant als voorzien in het vorige lid.
Naast
de gevallen die genoemd zijn in artikel 4:25 en artikel 4:35 juncto 4:43 van de
wet kunnen burgemeester en wethouders de subsidieverlening of, als geen
subsidieverlening heeft plaatsgevonden, de subsidievaststelling weigeren,
indien:
2.
niet voldaan wordt aan de voorwaarden en criteria voor
subsidieverstrekking die bij of krachtens verordening of beleidsregel zijn
vastgesteld;
3.
redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat de doelstellingen die met
subsidiёring beoogd zijn, zullen worden bereikt;
4.
de aanvrager ook zonder de subsidieverstrekking over voldoende gelden
kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken, hetzij uit eigen
middelen, hetzij uit middelen van derden.
Naast
de gevallen die genoemd zijn in artikel 4:50 van de wet kunnen burgemeester en
wethouders met in achtneming van een redelijke termijn en zolang de subsidie
nog niet is vastgesteld de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de
subsidieontvanger wijzigen indien de belangen, met het oog waarop subsidie is
verleend, door de subsidieontvanger niet of niet behoorlijk zijn of worden
behartigd.
1.
In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid van de wet is de
subsidieontvanger aan de gemeente een vergoeding verschuldigd van de vermogenswaarden.
2.
De wijze waarop de hoogte van de vergoeding wordt bepaald wordt vermeld
in de bijzondere subsidieverordening.
3.
Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de
waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop
de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst
van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van
het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.
4.
Als het onroerende zaken betreft geschiedt de waardebepaling door een
onafhankelijke deskundige.
1.
De subsidieontvanger doet tijdig opgave van een wezenlijke wijziging van
de gegevens die bij de aanvraag om subsidie zijn overgelegd.
2.
De subsidieontvanger is verplicht alle informatie te verschaffen en
medewerking te verlenen aan onderzoeken die door burgemeester en wethouders
nodig worden geacht en die relevant zijn voor de subsidieverstrekking.
3.
Burgemeester en wethouders kunnen naast de verplichtingen die in artikel
4:37 van de wet genoemd zijn andere verplichtingen opleggen die strekken tot
verwezenlijking van het doel van de subsidie. Deze verplichtingen kunnen onder
meer betrekking hebben op
. de kennis en ervaring van personeel van de subsidieontvanger, voor zover dat
personeel betrokken is bij de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten;
de wijze waarop gebruikers, vrijwilligers en beroepskrachten worden betrokken
bij het ontwikkelen en uitvoeren van het beleid van de subsidieontvanger;
. aard, deugdelijkheid, inrichting, beheer en toegankelijkheid van
voorzieningen.
4.
Burgemeester en wethouders kunnen verplichtingen opleggen die niet
doelgebonden zijn, zoals bedoeld in artikel 4:39 van de wet, met het oog op
onder meer:
. milieubelangen
. bescherming van minderheden
. emancipatoire aangelegenheden
In
gevallen waarin de wet of deze verordening niet voorzien beslissen burgemeester
en wethouders.
Als
in bestaande bijzondere subsidieverordeningen bepalingen voorkomen die strijdig
zijn met deze subsidieverordening gelden de bepalingen in de bijzondere
subsidieverordening totdat die verordening in overeenstemming is gebracht met
deze verordening.
Op
subsidies die reeds zijn verleend of vastgesteld voordat deze verordening in
werking treedt is deze verordening niet van toepassing.
Als
aansluitend aan een vorige subsidieverlening een nieuwe subsidieverlening
plaatsvindt op of na 1 januari 2002, is deze subsidieverordening van toepassing
op de nieuwe subsidieverlening.
1.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2002.
2.
Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening.
Aldus
vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 december 2001.
,burgemeester.
,secretaris.
Toelichting
De
Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel 4:23, schrijft voor dat per 1 januari
2002 subsidies nog slechts verstrekt mogen worden op grond van een wettelijk
voorschrift - voor de gemeente is dit de verordening – behoudens een aantal
uitzonderingen:
·
spoedeisende subsidies
·
subsidies die vermeld zijn in de begroting of de toelichting daarop
·
incidentele subsidies voor maximaal vier jaar
·
subsidies die verstrekt worden op grond van Europese regelgeving.
Veel
subsidies moeten dus bij verordening geregeld worden.
In
deze raamverordening is bepaald op welke beleidsterreinen de gemeente subsidie
kan verstrekken. Daarmee wordt bereikt dat subsidieverstrekkingen op die
beleidsterreinen in ieder geval een wettelijke grondslag hebben en daarmee
voldaan is aan de bepaling hierover in de Awb. Vanuit een oogpunt van
rechtszekerheid is er voor gekozen om deze verordening van toepassing te laten
zijn op alle gemeentelijke subsidieverstrekkingen hoewel dat voor de
uitzonderingen die hierboven genoemd zijn niet strikt noodzakelijk zou zijn.
N.B.
Deze raamverordening geldt dus niet alleen voor subsidies aan instellingen maar
ook aan individuen.
Deze
raamverordening regelt slechts de noodzakelijkste algemene onderwerpen voor het
verstrekken van subsidie. In bijzondere verordeningen kunnen dan de meer
specifieke onderwerpen, aangepast aan de specifieke wensen, opgenomen worden.
De
Awb bevat een groot aantal bepalingen over subsidie. Van sommige bepalingen mag
afgeweken worden en van andere niet; ook kunnen bepalingen aangevuld worden.
Dit kan bij of krachtens een gemeentelijke verordening, of soms in de
beschikking tot subsidieverlening.
Er
is vanuit wetstechnisch oogpunt niet voor gekozen om de artikelen van de Awb
integraal in deze verordening op te nemen. Dat betekent wel dat degenen die
zich bezighouden met subsidieverstrekking naast deze verordening ook de
(ingewikkelde) regels uit de Awb moeten kennen en toepassen.
Subsidie
is volgens artikel 4:21 van de Awb:
·
de aanspraak op financiёle middelen
·
verstrekt door een bestuursorgaan
·
met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager
·
anders dan een betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen
of diensten.
Niet
van belang is of de benaming subsidie gebruikt wordt; ook ‘bijdragen’,
‘vergoedingen’ kunnen een subsidie zijn. Ook onder het subsidiebegrip vallen:
·
garanties, kredieten op niet-commerciёle basis
·
leningen onder ‘zachte voorwaarden’
·
prijzen waaraan een inschrijving is voorafgegaan, waarbij de te verrichten
activiteiten zijn omschreven.
Anderzijds
hoeven bijdragen die subsidie genoemd worden niet te vallen onder het subsidiebegrip
(huursubsidie is bijvoorbeeld geen subsidie in de zin van de Awb).
Niet
onder het subsidiebegrip vallen:
·
uitkeringen op het gebied van de sociale zekerheid, zoals (bijzondere)
bijstand; ook niet zoals al gezegd - huursubsidie, studiefinanciering; echter
wel bijvoorbeeld een uitkering (premie, bonus) voor scholing, uitkeringen op
grond van het sportfonds;
·
verstrekkingen in natura (bijv. het gratis beschikbaar stellen van een
gebouw);
·
deelneming in het aandelenkapitaal van een vennootschap;
·
prijzen als eerbetoon;
·
schadevergoedingen, contributies, kredietverlening op commerciёle
basis, deelnemingen
·
de bekostiging van het onderwijs. De subsidiebepalingen van de Awb zijn
echter wel van overeenkomstige toepassing op de bekostiging van het onderwijs.
Vergoedingen in het kader van het lokaal onderwijsbeleid vallen weer wel onder
het subsidiebegrip.
Zie
voor een bepaling over het subsidieplafond artikel 6.
De
verordening is van toepassing op alle subsidies, en geldt dus niet alleen voor
subsidies aan instellingen, maar ook aan individuele bewoners van Delft.
Deze
verordening is een raamverordening die aangeeft voor welke beleidsterreinen
subsidie verstrekt kan worden. Daarmee wordt bewerkstelligd dat in ieder geval
voldaan is aan de bepaling in de Awb dat subsidieverstrekkingen (behoudens de
uitzonderingen) op een wettelijk voorschrift moeten zijn gebaseerd.
Voor
(delen van) afzonderlijke beleidsterreinen kunnen bijzondere verordeningen
gemaakt worden, die aanvullende bepalingen kunnen bevatten op deze verordening.
Voor een groot aantal beleidsterreinen zijn er reeds bijzondere verordeningen
die voor zover nodig aangepast kunnen worden aan deze verordening. In artikel
19 is geregeld dat als de bestaande bijzondere verordening op bepaalde punten
in strijd is met deze verordening, de bepalingen uit deze verordening voor
gaan.
In
dit artikel is de bevoegdheidsverdeling geregeld, die aansluit bij de
toekomstige Wet dualisering gemeentebestuur.
De
bevoegdheidsverdeling komt neer op verstrekking van de financiёle
middelen door de raad, waarbinnen burgemeester en wethouders besluiten over de
subsidieverstrekking.
Lid
3 is met name van belang als subsidie verstrekt wordt op een terrein waarvoor
geen bijzondere subsidieverordening is vastgesteld. De Awb bevat over de
aanvraagprocedure en beslistermijnen geen uitputtende bepalingen. Burgemeester
en wethouders kunnen de onderwerpen bij beleidsregel of verordening nader
bepalen.
Artikel
6 Subsidieplafond
Artikel
4:25 Awb bepaalt dat een subsidieplafond slechts bij of krachtens wettelijk
voorschrift wordt vastgesteld, hetgeen in dit artikel wordt geregeld.
Als
een subsidieplafond door burgemeester en wethouders wordt vastgesteld, met
inachtneming van het budgetrecht van de raad, dan moet daarbij ook de wijze van
verdeling aangegeven worden (artikel 4:26 Awb). Verdelingswijzen zijn
bijvoorbeeld:
·
op volgorde van binnenkomst
·
alle aanvragen die voor een bepaalde termijn moeten zijn ingediend
tegelijkertijd behandelen en beslissen aan de hand van beleidscriteria;
·
evenredige verdeling van de subsidie over de aanvragers.
Open
einde regelingen komen niet in aanmerking voor het vaststellen van een
subsidieplafond.
Dit
artikel spreekt voor zich. De voorwaarde vervalt als het bestuursorgaan niet
binnen vier weken na de vaststelling van de begroting op de voorwaarde een
beroep gedaan heeft.
Gezien
de begrotingscyclus is het uitgangspunt dat voor niet langer dan een jaar
subsidie verstrekt wordt. Er zijn echter ook subsidieverstrekkingen – het zal
dan gaan om de grotere instellingen met personeel in dienst – waarvoor het meer
voor de hand ligt om voor een langere tijd subsidie te verlenen. Deze
beslissing is echter aan de raad voorbehouden, gezien haar budgetrecht.
Hierbij
is het volgende nog van belang.
De
Awb kent in het proces van subsidieverstrekking twee fasen:
·
de subsidieverlening
·
de subsidievaststelling.
(wordt
zowel subsidieverlening als subsidievaststelling bedoeld dan wordt vaak het
woord ‘subsidieverstrekking’ gebruikt).
Subsidieverlening
vindt plaats voorafgaand aan de activiteiten of het tijdvak waarvoor de
subsidie bedoeld is, en geeft een aanspraak op subsidie.
Na
afloop van de activiteiten of het tijdvak vindt, aan de hand van door de
subsidieontvanger afgelegde verantwoording, de subsidievaststelling
plaats. Er is dan een definitief recht op subsidie. Als de subsidieontvanger de
activiteiten die bij de verlening zijn omschreven heeft verricht, de
verplichtingen is nagekomen en er zich geen onregelmatigheden hebben voorgedaan,
dan moet de subsidie vastgesteld worden op het bedrag dat bij de verlening in
het vooruitzicht is gesteld (artikel 4:46).
In
twee gevallen kan volstaan worden met alleen een subsidievaststelling,
zonder voorafgaande subsidieverlening:
·
als de activiteiten al hebben plaatsgevonden (in dit geval moet zelfs
volstaan worden met alleen een vaststelling);
·
als het zeker is dat bepaalde activiteiten zullen worden uitgevoerd en
het bedrag van de subsidie reeds vaststaat, zonder dat controle/verantwoording
achteraf noodzakelijk is.
Bij
een subsidieverlening voor meer dan een jaar is het bijvoorbeeld dus mogelijk
jaarlijks de subsidie vast te stellen, met de mogelijkheden (gegeven in artikel
4:46 van de wet) om het bedrag van de subsidie lager vast te stellen dan het
bedrag van de subsidieverlening.
Het
is gewenst om een aantal algemene voorwaarden vast te stellen voor de
subsidieverstrekking.
In
titel 4.2.8. van de Awb worden een aantal bepalingen gegeven voor zgn.
structurele subsidies. Deze bepalingen zijn alleen van toepassing als dit in
een verordening of bij besluit van het bestuursorgaan is geregeld. In dit
artikel wordt dit dus in de verordening geregeld. De bepalingen in de Awb gaan
over:
·
de mogelijkheid toezichthouders aan te wijzen
·
de aanvraagdatum voor de subsidie en de stukken die bij de aanvraag
moeten worden ingeleverd (zoals begroting, activiteitenplan)
·
het periodiek gegevens verstrekken aan het bestuursorgaan in geval van
een meerjarige subsidie
·
de eisen die aan de administratie gesteld worden
·
een mededelingsplicht ten aanzien van aanmerkelijke verschillen tussen
begrote en werkelijke uitgaven en inkomsten
·
toestemming voor bepaalde rechtshandelingen (zie artikel 11)
·
een egalisatiereserve
·
de aanvraag tot vaststelling van de subsidie en de daarbij in te leveren
gegevens (financieel verslag en activiteitenverslag)
·
het inleveren van een balans en exploitatierekening als de inkomsten
geheel ontleend zijn aan subsidie (in artikel 12 tevens als de inkomsten in
overwegende mate ontleend zijn aan subsidie)
·
de accountantscontrole (zie artikel 13).
Artikel
4:71 van de Awb zegt dat, als dit bij verordening of bij het besluit tot
subsidieverlening is bepaald, de subsidieontvanger toestemming behoeft voor de
volgende rechtshandelingen:
a.
het oprichten en deelnemen in een rechtspersoon;
b.
het wijzigen van de statuten;
c.
het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van
registergoederen die zijn verworven door middel van subsidie;
d.
het aangaan en beёindigen van overeenkomsten tot verkrijging,
vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht
daarvan, als die goederen geheel of gedeeltelijk, of de uitgaven daarvoor, zijn
verworven door middel van de subsidie;
e.
het aangaan van krediet- en
geldleningsovereenkomsten;
f.
het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich
verbindt tot zekerheidsstelling en zekerheidsstelling voor schulden van derden,
of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich
voor een derde sterk maakt;
g.
het vormen van fondsen en reserveringen;
i.
het ontbinden van de rechtspersoon;
j.
het doen van aangifte tot faillissement of het aanvragen van surseance
van betaling.
Artikel
12 Financieel verslag
Artikel
4:76 van de Awb geeft bepalingen over de financiёle verslaglegging als de
inkomsten van de subsidieontvanger geheel bestaan uit subsidie. In dit artikel
is geregeld, op grond van artikel 4:77 van de Awb, dat de bepalingen over de
financiёle verslaglegging ook gelden als de inkomsten in overwegende mate
bestaan uit subsidie. Per subsidiesituatie zal bekeken worden of dit artikel
van toepassing is, gerelateerd aan het subsidiebedrag dat in het geding is.
De
Awb stelt in artikel 4:78 de accountantscontrole verplicht.
Bij
verordening kan bepaald worden dat de accountantscontrole zich ook uitstrekt
tot controle op de naleving van de verplichtingen: dit is in lid 1 opgenomen.
Daarvoor moeten aanwijzingen gegeven worden over de reikwijdte en intensiteit
van de controle in een controleprotocol (lid 2).
Artikel
4:25 Awb bepaalt dat een subsidie moet worden geweigerd voorzover het subsidieplafond
zou worden overschreden.
In
artikel 4:35 Awb staan de gronden vermeld waarop de subsidieverlening in
ieder geval kan worden geweigerd. De woorden ‘in ieder geval’ impliceren dat de
weigeringsgronden kunnen worden aangevuld.
De
weigeringsgronden in artikel 4:35 voor een subsidieverlening zijn
(samengevat) dat er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:
a.
de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;
b.
de aanvrager niet zal voldoen aan de verplichtingen die aan de subsidie
verbonden zijn;
c.
de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording
zal afleggen.
En
voorts als de aanvrager:
d.
onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt;
e.
failliet is verklaard of surséance van betaling is verleend of een
verzoek daartoe is ingediend.
Een
subsidievaststelling die niet voorafgegaan is door een subsidieverlening
kan geweigerd worden (artikel 4:43) op de gronden die hierboven onder d. en e.
zijn genoemd.
In
de verordening zijn zowel voor de verlening als voor de vaststelling zonder
voorafgaande verlening vijf weigeringsgronden toegevoegd.
De
verordening stelt dat burgemeester en wethouders in de genoemde gevallen kunnen
weigeren om de subsidie te verlenen. Dit betekent dat zij daarin een
beleidsvrijheid hebben en in ieder voorkomend geval een afweging moeten maken.
Bij de weigering van subsidieverlening moet rekening gehouden worden met de
artikelen 4:7 tot en met 4:12 van de Awb. Het belangrijkste aandachtspunt in
deze artikelen betreft de hoorplicht. De hoorplicht kan op verschillende
manieren worden ingevuld (telefonisch, schriftelijk laten reageren op een concept-besluit
of een hoorzitting/bespreking). Van belang is dat de hoorplicht achteraf aantoonbaar
is (het telefoongesprek schriftelijk bevestigen of een verslag maken van een
hoorzitting/bespreking).
Artikel
15 Intrekking en wijziging van de verleende subsidie
De
artikelen 4:48 en 4:49 van de Awb regelen de intrekking of wijziging met
terugwerkende kracht (ex tunc) van respectievelijk de subsidieverlening en de
subsidievaststelling.
De
artikelen 4:50 en 4:51 van de Awb regelen de situatie waarin het bestuursorgaan
voor de toekomst (ex nunc) een einde wil maken aan of een wijziging wil
aanbrengen in een bestaande subsidieverhouding gedurende het subsidietijdvak
(4:50) respectievelijk na afloop van het tijdvak (4:51).
Artikel
4:48 geeft de volgende limitatieve gronden voor intrekking of een
wijziging ten nadele van de subsidieverlening met terugwerkende kracht:
b.
de subsidieontvanger heeft niet voldaan aan de verplichtingen;
c.
de subsidieontvanger heeft onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt en
die zouden tot een andere beschikking tot subsidieverlening geleid hebben;
d.
de subsidieverlening was anderszins onjuist en de subsidieontvanger wist
dit of kon diit weten;
e.
als een begrotingsvoorbehoud is gemaakt (zie artikel 7 van deze
verordening).
Omdat
de gronden limitatief zijn mogen deze niet bij verordening worden
aangevuld.
Artikel
4:49 geeft de volgende limitatieve gronden voor intrekking of een
wijziging ten nadele van de subsidievaststelling met terugwerkende
kracht (binnen vijf jaar):
a.
op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bestuursorgaan bij de
subsidievaststelling niet op de hoogte was of kon zijn en de
subsidievaststelling op die grond lager zou zijn vastgesteld;
b.
de subsidievaststelling was onjuist en de subsidieontvanger wist dit of
kon dit weten;
c.
de subsidieontvanger heeft na de subsidievaststelling niet voldaan aan
de verplichtingen.
Ook
deze gronden kunnen niet aangevuld worden.
Subsidies
kunnen leiden tot vermogensvorming bij de subsidieontvanger. Voor deze vermogensvorming
is de subsidieontvanger een vergoeding verschuldigd. Dit geldt alleen als dit
bij verordening of de subsidieverlening is bepaald, evenals de bepaling van de
hoogte van de vergoeding. Dit artikel regelt dit. De vermogensvergoeding is
alleen verschuldigd (artikel 4:41 van de wet) als zich bepaalde situaties
voordoen, namelijk als:
a.
de subsidieontvanger goederen die voor de gesubsidieerde activiteiten
bestemd zijn vervreemdt, bezwaart of de bestemming wijzigt;
b.
de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor het verlies of
de beschadiging van die goederen;
c.
de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden
beёindigd;
d.
de subsidieverlening of –vaststelling wordt ingetrokken of de subsidie
wordt beёindigd;
e.
de rechtspersoon wordt ontbonden.
Artikel
4:37 van de Awb noemt zeven standaardverplichtingen die altijd, ook als de
subsidie niet berust op een subsidieverordening, opgelegd kunnen worden. Het
zijn verplichtingen die betrekking hebben op:
a.
de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;
b.
de administratie;
c.
het verstrekken van gegevens die nodig zijn voor een beslissing over de
subsidie;
d.
de risico’s die verzekerd moeten zijn;
e.
het stellen van zekerheid voor voorschotten die verleend zijn;
f.
het verantwoorden van de verrichte activiteiten en de uitgaven en
inkomsten;
g.
het beperken of wegnemen van nadelige gevolgen voor derden.
In
het 4e lid wordt geregeld, conform hetgeen is bepaald in artikel 4:39 van de
Awb, dat verplichtingen opgelegd kunnen worden die niet strekken tot
verwezenlijking van het doel van de subsidie. Dat moet bij verordening. Deze verplichtingen
moeten wel betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de
gesubsidieerde activiteiten worden verricht. Het is gewenst om voor het
opleggen van deze verplichtingen wel een aantal criteria te geven, zoals met
het oog op:
·
milieubelangen
·
bescherming van minderheden
·
emancipatoire aangelegenheden.
Dit
artikel spreekt voor zich.
Het
zou zo kunnen zijn dat op enkele punten de reeds bestaande bijzondere
subsidieverordeningen bepalingen bevatten die strijdig zijn met de algemene
verordening (in een enkel geval is dat reeds geconstateerd). In dat geval
gelden de bepalingen in de bijzondere verordeningen totdat deze verordeningen
in overeenstemming zijn gebracht met deze verordening.
Deze
verordening geldt voor:
·
nieuwe subsidies die na 1 januari 2002 aangevraagd worden;
·
de zogenaamde structurele subsidies als na 1 januari 2002 een nieuwe
subsidieverlening plaatsvindt.