Stuk 212 I                                                                                           Delft, 4 december 2001.

01/030556                                                                                          

 

Onderwerp: Algemene subsidieverordening gemeente Delft 2002.

 

 

Aan de gemeenteraad.

 

Geachte dames en heren,

 

De Algemene wet bestuursrecht (artikel 4:23) schrijft per 1 januari 2002 voor dat subsidies, op enkele uitzonderingen na, nog slechts verstrekt mogen worden op grond van een wettelijke voorschrift. Dit betekent dat veel subsidies die de gemeente verleent een wettelijk voorschrift moeten hebben. Is dit niet het geval dan wordt de subsidieverlening vanaf 1 januari 2002 onrechtmatig verleend.

 

Met een Algemene subsidieverordening wordt voorkomen dat vanaf 1 januari 2002 subsidies verstrekt worden zonder dat hier een verordening (wettelijke voorschrift) aan ten grondslag ligt. Een dergelijke raamverordening regelt slechts de noodzakelijkste algemene onderwerpen voor het verlenen van subsidie. In deelverordeningen kunnen meer specifieke onderwerpen, aangepast aan specifieke wensen, opgenomen worden en zijn dus een aanvulling op de raamverordening.

 

Op verschillende terreinen bestaan reeds deelverordeningen, op andere terreinen zullen er nieuwe deelverordeningen moeten komen. Met een Algemene subsidieverordening wordt aan de formele vereisten van de wet voldaan en worden alle subsidies die de gemeente verstrekt rechtmatig verleend. In geval van strijdigheid van bepalingen in reeds bestaande bijzondere subsidieverordeningen met de algemene verordening, gelden de bepalingen in de bijzondere verordeningen totdat deze verordeningen in overeenstemming zijn gebracht met de algemene verordening.

 

De Algemene subsidieverordening regelt slechts de allernoodzakelijkste algemene onderwerpen voor het verlenen van subsidie. De Algemene wet bestuursrecht bevat een groot aantal bepalingen over subsidies. In de gemeentelijke verordening worden bepalingen aangevuld.

 

Wij stellen u voor, onder voorbehoud van gunstig advies van de commissie middelen en bestuur, in te stemmen met de Algemene subsidieverordening gemeente Delft 2002.

 

Hoogachtend,

 

Burgemeester en wethouders van Delft

 

 

H.M.C.M. van Oorschot ,burgemeester.

 

 

N. Roos                                   ,secretaris.

 

 

   

De raad der gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 december 2001;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de volgende Algemene subsidieverordening gemeente Delft 2002

 

Begripsomschrijvingen

 

Artikel 1

 

In deze verordening wordt verstaan onder:

subsidie:               de aanspraak op financiёle middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten (zoals gedefinieerd in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht);

de wet:                  de Algemene wet bestuursrecht;

subsidieplafond:     het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies voor een (deel van een) beleidsterrein.

 

Reikwijdte verordening

 

Artikel 2

 

Deze verordening is van toepassing op alle aangevraagde en door de gemeente verstrekte subsidies.

 

Subsidiabele activiteiten

 

Artikel 3

 

Op grond van deze verordening kunnen subsidies verstrekt worden voor activiteiten op de volgende beleidsterreinen

. welzijn

. maatschappelijke zorg

. gezondheidszorg

. sport en recreatie

. cultuur

. evenementen

. media

. lokaal onderwijsbeleid

. werk en inkomen

. milieu- en technologiebeleid

. natuurbehoud

. wijkbeheer

. stadsontwikkeling en – vernieuwing

. woningverbetering en –aanpassing


 

. huisvesting

. Delft kennisstad

. toerisme

. economische zaken

. zorg voor dieren

. openbare orde en veiligheid

. internationaal beleid

en voor activiteiten op andere beleidsterreinen waarmee een gemeentelijk belang is gediend.

 

Bijzondere subsidieverordeningen

 

Artikel 4

 

Voor een (deel van een) beleidsterrein waarmee een gemeentelijk belang is gediend worden afzonderlijke (bijzondere) subsidieverordeningen of beleidsregels vastgesteld.

In deze verordeningen of beleidsregels kunnen bepalingen opgenomen worden over:

. (een nadere precisering van) de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt

. de criteria voor de subsidieverstrekking

. de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover

. de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend

. de verplichtingen voor de subsidieontvanger

. de vaststelling van de subsidie

. de betaling van de subsidie en het verlenen van voorschotten

. de wijze waarop het subsidieplafond wordt verdeeld.

 

Bevoegdheidsverdeling

 

Artikel 5

 

1.              De gemeenteraad stelt bij de begroting de maximumbedragen vast ten behoeve van subsidieverstrekking voor een (deel van een) beleidsterrein.

2.              Burgemeester en wethouders zijn bevoegd te besluiten omtrent het verlenen, weigeren, vaststellen, betalen en terugvorderen van subsidie, tenzij de raad bevoegd is te besluiten.

3.              Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen omtrent de wijze van aanvragen van de subsidie, de aanvraagtermijn, de gegevens die bij de aanvraag moeten worden overgelegd en de beslistermijnen, voorzover deze onderwerpen niet in een bijzondere subsidieverordening zijn geregeld.

 

Subsidieplafond

 

Artikel 6

 

Burgemeester en wethouders  kunnen voor een (deel van een) beleidsterrein een subsidieplafond vaststellen binnen de door de raad beschikbaar gestelde financiёle middelen.

 


Begrotingsvoorbehoud

 

Artikel 7

 

Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld door de gemeenteraad wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

 

Maximale duur subsidieverlening

 

Artikel 8

 

Subsidie wordt in beginsel verleend voor een tijdvak van maximaal een jaar.

De raad kan besluiten voor meer dan een jaar subsidie te verstrekken mits voor niet langer dan vier jaar.

 

Criteria voor subsidieverstrekking

 

Artikel 9

 

1.              Subsidie wordt slechts verleend indien de activiteiten waarvoor subsidie gevraagd wordt een gemeentelijk belang dienen.

2.              Subsidie aan instellingen die personeel in dienst hebben kan slechts verleend worden aan rechtspersonen met een volledige rechtsbevoegdheid.

3.              De activiteiten waarvoor subsidie gevraagd wordt moeten open staan voor personen binnen de doelgroep, waarbij binnen de doelgroep door de aanvrager geen onderscheid gemaakt mag worden naar levensbeschouwing, ras, geslacht of seksuele voorkeur, tenzij dit onderscheid een emancipatorisch doel dient.

4.              Doelstelling en werkwijze van de subsidieontvanger mogen niet strijdig zijn met bepalingen van (inter)nationaal recht.

 

Per boekjaar verstrekte subsidies

 

Artikel 10 Titel 4.2.8 van de wet van toepassing

 

Op subsidies die verstrekt worden per boekjaar is titel 4.2.8 van de wet van toepassing, tenzij bij een bijzondere verordening anders is bepaald.

 

Artikel 11 Toestemming voor rechtshandelingen

 

Een subsidieontvanger behoeft de toestemming van burgemeester en wethouders voor de rechtshandelingen die vermeld zijn in artikel 4:71 van de wet, tenzij burgemeester en wethouders anders besluiten.

 

Artikel 12 Financieel verslag

Als de subsidieontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie, is artikel 4:76 van de wet van overeenkomstige toepassing, tenzij burgemeester en wethouders anders besluiten.


 

Accountantscontrole

 

Artikel 13

 

1.              De accountantscontrole als bedoeld in artikel 4:78 van de wet strekt zich ook uit tot onderzoek van de naleving van de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn, tenzij burgemeester en wethouders anders besluiten.

2.              Burgemeester en wethouders geven aanwijzingen over de reikwijdte en de intensiteit van de controle door een accountant als voorzien in het vorige lid.

 

Weigering van de subsidie

 

Artikel 14

 

Naast de gevallen die genoemd zijn in artikel 4:25 en artikel 4:35 juncto 4:43 van de wet kunnen burgemeester en wethouders de subsidieverlening of, als geen subsidieverlening heeft plaatsgevonden, de subsidievaststelling weigeren, indien:

1.              de subsidieverstrekking niet past binnen door de gemeente vastgesteld beleid;

2.              niet voldaan wordt aan de voorwaarden en criteria voor subsidieverstrekking die bij of krachtens verordening of beleidsregel zijn vastgesteld;

3.              redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat de doelstellingen die met subsidiёring beoogd zijn, zullen worden bereikt;

4.              de aanvrager ook zonder de subsidieverstrekking over voldoende gelden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden.

 

Intrekking en wijziging van de verleende subsidie

 

Artikel 15

 

Naast de gevallen die genoemd zijn in artikel 4:50 van de wet kunnen burgemeester en wethouders met in achtneming van een redelijke termijn en zolang de subsidie nog niet is vastgesteld de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen indien de belangen, met het oog waarop subsidie is verleend, door de subsidieontvanger niet of niet behoorlijk zijn of worden behartigd.

 

Vergoeding van vermogensvorming

 

Artikel 16

 

1.              In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid van de wet is de subsidieontvanger aan de gemeente een vergoeding verschuldigd van de vermogenswaarden.

2.              De wijze waarop de hoogte van de vergoeding wordt bepaald wordt vermeld in de bijzondere subsidieverordening.

3.              Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

4.              Als het onroerende zaken betreft geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.


 

Verplichtingen van de subsidieontvanger

 

Artikel 17

 

1.              De subsidieontvanger doet tijdig opgave van een wezenlijke wijziging van de gegevens die bij de aanvraag om subsidie zijn overgelegd.

2.              De subsidieontvanger is verplicht alle informatie te verschaffen en medewerking te verlenen aan onderzoeken die door burgemeester en wethouders nodig worden geacht en die relevant zijn voor de subsidieverstrekking.

3.              Burgemeester en wethouders kunnen naast de verplichtingen die in artikel 4:37 van de wet genoemd zijn andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Deze verplichtingen kunnen onder meer betrekking hebben op
. de kennis en ervaring van personeel van de subsidieontvanger, voor zover dat personeel betrokken is bij de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten;
de wijze waarop gebruikers, vrijwilligers en beroepskrachten worden betrokken bij het ontwikkelen en uitvoeren van het beleid van de subsidieontvanger;
. aard, deugdelijkheid, inrichting, beheer en toegankelijkheid van voorzieningen.

4.              Burgemeester en wethouders kunnen verplichtingen opleggen die niet doelgebonden zijn, zoals bedoeld in artikel 4:39 van de wet, met het oog op onder meer:
. milieubelangen
. bescherming van minderheden
. emancipatoire aangelegenheden

 

Overgangs- en slotbepalingen

 

Artikel 18 Onvoorziene omstandigheden

 

In gevallen waarin de wet of deze verordening niet voorzien beslissen burgemeester en wethouders.

 

Artikel 19

 

Als in bestaande bijzondere subsidieverordeningen bepalingen voorkomen die strijdig zijn met deze subsidieverordening gelden de bepalingen in de bijzondere subsidieverordening totdat die verordening in overeenstemming is gebracht met deze verordening.

 

Artikel 20 Overgangsbepalingen

 

Op subsidies die reeds zijn verleend of vastgesteld voordat deze verordening in werking treedt is deze verordening niet van toepassing.

Als aansluitend aan een vorige subsidieverlening een nieuwe subsidieverlening plaatsvindt op of na 1 januari 2002, is deze subsidieverordening van toepassing op de nieuwe subsidieverlening.

 

 

Artikel 21 Inwerkingtreding en citeertitel

 

1.              Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2002.

 

2.              Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van  20 december 2001.

 

 

                                                           ,burgemeester.

 

 

                                                           ,secretaris.

 


 

 

Toelichting

 

Algemeen

 

De Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel 4:23, schrijft voor dat per 1 januari 2002 subsidies nog slechts verstrekt mogen worden op grond van een wettelijk voorschrift - voor de gemeente is dit de verordening – behoudens een aantal uitzonderingen:

·          spoedeisende subsidies

·          subsidies die vermeld zijn in de begroting of de toelichting daarop

·          incidentele subsidies voor maximaal vier jaar

·          subsidies die verstrekt worden op grond van Europese regelgeving.

Veel subsidies moeten dus bij verordening geregeld worden.

 

In deze raamverordening is bepaald op welke beleidsterreinen de gemeente subsidie kan verstrekken. Daarmee wordt bereikt dat subsidieverstrekkingen op die beleidsterreinen in ieder geval een wettelijke grondslag hebben en daarmee voldaan is aan de bepaling hierover in de Awb. Vanuit een oogpunt van rechtszekerheid is er voor gekozen om deze verordening van toepassing te laten zijn op alle gemeentelijke subsidieverstrekkingen hoewel dat voor de uitzonderingen die hierboven genoemd zijn niet strikt noodzakelijk zou zijn.

N.B. Deze raamverordening geldt dus niet alleen voor subsidies aan instellingen maar ook aan individuen.

 

Deze raamverordening regelt slechts de noodzakelijkste algemene onderwerpen voor het verstrekken van subsidie. In bijzondere verordeningen kunnen dan de meer specifieke onderwerpen, aangepast aan de specifieke wensen, opgenomen worden.

 

De Awb bevat een groot aantal bepalingen over subsidie. Van sommige bepalingen mag afgeweken worden en van andere niet; ook kunnen bepalingen aangevuld worden. Dit kan bij of krachtens een gemeentelijke verordening, of soms in de beschikking tot subsidieverlening.

 

Er is vanuit wetstechnisch oogpunt niet voor gekozen om de artikelen van de Awb integraal in deze verordening op te nemen. Dat betekent wel dat degenen die zich bezighouden met subsidieverstrekking naast deze verordening ook de (ingewikkelde) regels uit de Awb moeten kennen en toepassen.

 

Toelichting per artikel

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

 

Subsidie is volgens artikel 4:21 van de Awb:

·          de aanspraak op financiёle middelen

·          verstrekt door een bestuursorgaan

·          met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager

·          anders dan een betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

Niet van belang is of de benaming subsidie gebruikt wordt; ook ‘bijdragen’, ‘vergoedingen’ kunnen een subsidie zijn. Ook onder het subsidiebegrip vallen:

·          garanties, kredieten op niet-commerciёle basis

·          leningen onder ‘zachte voorwaarden’

·          prijzen waaraan een inschrijving is voorafgegaan, waarbij de te verrichten activiteiten zijn omschreven.


 

Anderzijds hoeven bijdragen die subsidie genoemd worden niet te vallen onder het subsidiebegrip (huursubsidie is bijvoorbeeld geen subsidie in de zin van de Awb).

Niet onder het subsidiebegrip vallen:

·          uitkeringen op het gebied van de sociale zekerheid, zoals (bijzondere) bijstand; ook niet zoals al gezegd - huursubsidie, studiefinanciering; echter wel bijvoorbeeld een uitkering (premie, bonus) voor scholing, uitkeringen op grond van het sportfonds;

·          verstrekkingen in natura (bijv. het gratis beschikbaar stellen van een gebouw);

·          deelneming in het aandelenkapitaal van een vennootschap;

·          prijzen als eerbetoon;

·          schadevergoedingen, contributies, kredietverlening op commerciёle basis, deelnemingen

·          de bekostiging van het onderwijs. De subsidiebepalingen van de Awb zijn echter wel van overeenkomstige toepassing op de bekostiging van het onderwijs. Vergoedingen in het kader van het lokaal onderwijsbeleid vallen weer wel onder het subsidiebegrip.

 

Zie voor een bepaling over het subsidieplafond artikel 6.

 

Artikel 2 Reikwijdte verordening

 

De verordening is van toepassing op alle subsidies, en geldt dus niet alleen voor subsidies aan instellingen, maar ook aan individuele bewoners van Delft.

 

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

 

Deze verordening is een raamverordening die aangeeft voor welke beleidsterreinen subsidie verstrekt kan worden. Daarmee wordt bewerkstelligd dat in ieder geval voldaan is aan de bepaling in de Awb dat subsidieverstrekkingen (behoudens de uitzonderingen) op een wettelijk voorschrift moeten zijn gebaseerd.

 

Artikel 4 Bijzondere subsidieverordeningen

 

Voor (delen van) afzonderlijke beleidsterreinen kunnen bijzondere verordeningen gemaakt worden, die aanvullende bepalingen kunnen bevatten op deze verordening. Voor een groot aantal beleidsterreinen zijn er reeds bijzondere verordeningen die voor zover nodig aangepast kunnen worden aan deze verordening. In artikel 19 is geregeld dat als de bestaande bijzondere verordening op bepaalde punten in strijd is met deze verordening, de bepalingen uit deze verordening voor gaan.

 

Artikel 5 Bevoegdheidsverdeling

 

In dit artikel is de bevoegdheidsverdeling geregeld, die aansluit bij de toekomstige Wet dualisering gemeentebestuur.

De bevoegdheidsverdeling komt neer op verstrekking van de financiёle middelen door de raad, waarbinnen burgemeester en wethouders besluiten over de subsidieverstrekking.

Lid 3 is met name van belang als subsidie verstrekt wordt op een terrein waarvoor geen bijzondere subsidieverordening is vastgesteld. De Awb bevat over de aanvraagprocedure en beslistermijnen geen uitputtende bepalingen. Burgemeester en wethouders kunnen de onderwerpen bij beleidsregel of verordening nader bepalen.

 


 

Artikel 6 Subsidieplafond

 

Artikel 4:25 Awb bepaalt dat een subsidieplafond slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt vastgesteld, hetgeen in dit artikel wordt geregeld.

Als een subsidieplafond door burgemeester en wethouders wordt vastgesteld, met inachtneming van het budgetrecht van de raad, dan moet daarbij ook de wijze van verdeling aangegeven worden (artikel 4:26 Awb). Verdelingswijzen zijn bijvoorbeeld:

·          op volgorde van binnenkomst

·          alle aanvragen die voor een bepaalde termijn moeten zijn ingediend tegelijkertijd behandelen en beslissen aan de hand van beleidscriteria;

·          evenredige verdeling van de subsidie over de aanvragers.

Open einde regelingen komen niet in aanmerking voor het vaststellen van een subsidieplafond.

 

Artikel 7 Begrotingsvoorbehoud

 

Dit artikel spreekt voor zich. De voorwaarde vervalt als het bestuursorgaan niet binnen vier weken na de vaststelling van de begroting op de voorwaarde een beroep gedaan heeft.

 

Artikel 8 Maximale duur subsidieverlening

 

Gezien de begrotingscyclus is het uitgangspunt dat voor niet langer dan een jaar subsidie verstrekt wordt. Er zijn echter ook subsidieverstrekkingen – het zal dan gaan om de grotere instellingen met personeel in dienst – waarvoor het meer voor de hand ligt om voor een langere tijd subsidie te verlenen. Deze beslissing is echter aan de raad voorbehouden, gezien haar budgetrecht.

 

Hierbij is het volgende nog van belang.

De Awb kent in het proces van subsidieverstrekking twee fasen:

·          de subsidieverlening

·          de subsidievaststelling.

(wordt zowel subsidieverlening als subsidievaststelling bedoeld dan wordt vaak het woord ‘subsidieverstrekking’ gebruikt).

Subsidieverlening vindt plaats voorafgaand aan de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie bedoeld is, en geeft een aanspraak op subsidie.

Na afloop van de activiteiten of het tijdvak vindt, aan de hand van door de subsidieontvanger afgelegde verantwoording, de subsidievaststelling plaats. Er is dan een definitief recht op subsidie. Als de subsidieontvanger de activiteiten die bij de verlening zijn omschreven heeft verricht, de verplichtingen is nagekomen en er zich geen onregelmatigheden hebben voorgedaan, dan moet de subsidie vastgesteld worden op het bedrag dat bij de verlening in het vooruitzicht is gesteld (artikel 4:46).

In twee gevallen kan volstaan worden met alleen een subsidievaststelling, zonder voorafgaande subsidieverlening:

·          als de activiteiten al hebben plaatsgevonden (in dit geval moet zelfs volstaan worden met alleen een vaststelling);

·          als het zeker is dat bepaalde activiteiten zullen worden uitgevoerd en het bedrag van de subsidie reeds vaststaat, zonder dat controle/verantwoording achteraf noodzakelijk is.

 

Bij een subsidieverlening voor meer dan een jaar is het bijvoorbeeld dus mogelijk jaarlijks de subsidie vast te stellen, met de mogelijkheden (gegeven in artikel 4:46 van de wet) om het bedrag van de subsidie lager vast te stellen dan het bedrag van de subsidieverlening.

 


 

 

Artikel 9 Voorwaarden voor subsidieverstrekking

 

Het is gewenst om een aantal algemene voorwaarden vast te stellen voor de subsidieverstrekking.

 

Artikel 10 (tot en met 13) Per boekjaar verstrekte subsidies

 

In titel 4.2.8. van de Awb worden een aantal bepalingen gegeven voor zgn. structurele subsidies. Deze bepalingen zijn alleen van toepassing als dit in een verordening of bij besluit van het bestuursorgaan is geregeld. In dit artikel wordt dit dus in de verordening geregeld. De bepalingen in de Awb gaan over:

·          de mogelijkheid toezichthouders aan te wijzen

·          de aanvraagdatum voor de subsidie en de stukken die bij de aanvraag moeten worden ingeleverd (zoals begroting, activiteitenplan)

·          het periodiek gegevens verstrekken aan het bestuursorgaan in geval van een meerjarige subsidie

·          de eisen die aan de administratie gesteld worden

·          een mededelingsplicht ten aanzien van aanmerkelijke verschillen tussen begrote en werkelijke uitgaven en inkomsten

·          toestemming voor bepaalde rechtshandelingen (zie artikel 11)

·          een egalisatiereserve

·          de aanvraag tot vaststelling van de subsidie en de daarbij in te leveren gegevens (financieel verslag en activiteitenverslag)

·          het inleveren van een balans en exploitatierekening als de inkomsten geheel ontleend zijn aan subsidie (in artikel 12 tevens als de inkomsten in overwegende mate ontleend zijn aan subsidie)

·          de accountantscontrole (zie artikel 13).

 

Artikel 11 Toestemming voor rechtshandelingen

 

Artikel 4:71 van de Awb zegt dat, als dit bij verordening of bij het besluit tot subsidieverlening is bepaald, de subsidieontvanger toestemming behoeft voor de volgende rechtshandelingen:

a.              het oprichten en deelnemen in een rechtspersoon;

b.              het wijzigen van de statuten;

c.              het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen die zijn verworven door middel van subsidie;

d.              het aangaan en beёindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, als die goederen geheel of gedeeltelijk, of de uitgaven daarvoor, zijn verworven door middel van de subsidie;

e.              het aangaan van krediet-  en geldleningsovereenkomsten;

f.                het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling en zekerheidsstelling voor schulden van derden, of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

g.              het vormen van fondsen en reserveringen;

h.              het vaststellen of wijzigen van tarieven;

i.                het ontbinden van de rechtspersoon;

j.                het doen van aangifte tot faillissement of het aanvragen van surseance van betaling.

 


 

Artikel 12 Financieel verslag

 

Artikel 4:76 van de Awb geeft bepalingen over de financiёle verslaglegging als de inkomsten van de subsidieontvanger geheel bestaan uit subsidie. In dit artikel is geregeld, op grond van artikel 4:77 van de Awb, dat de bepalingen over de financiёle verslaglegging ook gelden als de inkomsten in overwegende mate bestaan uit subsidie. Per subsidiesituatie zal bekeken worden of dit artikel van toepassing is, gerelateerd aan het subsidiebedrag dat in het geding is.

 

Artikel 13 Accountantscontrole

 

De Awb stelt in artikel 4:78 de accountantscontrole verplicht.

Bij verordening kan bepaald worden dat de accountantscontrole zich ook uitstrekt tot controle op de naleving van de verplichtingen: dit is in lid 1 opgenomen. Daarvoor moeten aanwijzingen gegeven worden over de reikwijdte en intensiteit van de controle in een controleprotocol (lid 2).

 

Artikel 14 Weigering van de subsidie

 

Artikel 4:25 Awb bepaalt dat een subsidie moet worden geweigerd voorzover het subsidieplafond zou worden overschreden.

 

In artikel 4:35 Awb staan de gronden vermeld waarop de subsidieverlening in ieder geval kan worden geweigerd. De woorden ‘in ieder geval’ impliceren dat de weigeringsgronden kunnen worden aangevuld.

De weigeringsgronden in artikel 4:35 voor een subsidieverlening zijn (samengevat) dat er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

a.              de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

b.              de aanvrager niet zal voldoen aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn;

c.              de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen.

En voorts als de aanvrager:

d.              onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt;

e.              failliet is verklaard of surséance van betaling is verleend of een verzoek daartoe is ingediend.

 

Een subsidievaststelling die niet voorafgegaan is door een subsidieverlening kan geweigerd worden (artikel 4:43) op de gronden die hierboven onder d. en e. zijn genoemd.

 

In de verordening zijn zowel voor de verlening als voor de vaststelling zonder voorafgaande verlening vijf weigeringsgronden toegevoegd.

 

De verordening stelt dat burgemeester en wethouders in de genoemde gevallen kunnen weigeren om de subsidie te verlenen. Dit betekent dat zij daarin een beleidsvrijheid hebben en in ieder voorkomend geval een afweging moeten maken. Bij de weigering van subsidieverlening moet rekening gehouden worden met de artikelen 4:7 tot en met 4:12 van de Awb. Het belangrijkste aandachtspunt in deze artikelen betreft de hoorplicht. De hoorplicht kan op verschillende manieren worden ingevuld (telefonisch, schriftelijk laten reageren op een concept-besluit of een hoorzitting/bespreking). Van belang is dat de hoorplicht achteraf aantoonbaar is (het telefoongesprek schriftelijk bevestigen of een verslag maken van een hoorzitting/bespreking).

 


 

Artikel 15 Intrekking en wijziging van de verleende subsidie

 

De artikelen 4:48 en 4:49 van de Awb regelen de intrekking of wijziging met terugwerkende kracht (ex tunc) van respectievelijk de subsidieverlening en de subsidievaststelling.

De artikelen 4:50 en 4:51 van de Awb regelen de situatie waarin het bestuursorgaan voor de toekomst (ex nunc) een einde wil maken aan of een wijziging wil aanbrengen in een bestaande subsidieverhouding gedurende het subsidietijdvak (4:50) respectievelijk na afloop van het tijdvak (4:51).

 

Artikel 4:48 geeft de volgende limitatieve gronden voor intrekking of een wijziging ten nadele van de subsidieverlening met terugwerkende kracht:

a.              de activiteiten hebben niet of niet geheel plaatsgevonden;

b.              de subsidieontvanger heeft niet voldaan aan de verplichtingen;

c.              de subsidieontvanger heeft onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt en die zouden tot een andere beschikking tot subsidieverlening geleid hebben;

d.              de subsidieverlening was anderszins onjuist en de subsidieontvanger wist dit of kon diit weten;

e.              als een begrotingsvoorbehoud is gemaakt (zie artikel 7 van deze verordening).

Omdat de gronden limitatief zijn mogen deze niet bij verordening worden aangevuld.

 

Artikel 4:49 geeft de volgende limitatieve gronden voor intrekking of een wijziging ten nadele van de subsidievaststelling met terugwerkende kracht (binnen vijf jaar):

a.              op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bestuursorgaan bij de subsidievaststelling niet op de hoogte was of kon zijn en de subsidievaststelling op die grond lager zou zijn vastgesteld;

b.              de subsidievaststelling was onjuist en de subsidieontvanger wist dit of kon dit weten;

c.              de subsidieontvanger heeft na de subsidievaststelling niet voldaan aan de verplichtingen.

Ook deze gronden kunnen niet aangevuld worden.

 

Artikel 4:50 geeft twee gronden, die wel bij verordening uitgebreid kunnen worden om de

– meerjarige – subsidieverlening (zolang die nog niet is vastgesteld) voor de toekomst, maar nog gedurende het subsidietijdvak, in te trekken of ten nadele te wijzigen:

a.              voorzover de subsidieverlening onjuist was

b.              voorzover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich verzetten tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting.

In deze verordening zijn deze gronden aangevuld met de mogelijkheid om de subsidieverlening in te trekken als de belangen, met het oog waarop subsidie is verleend, door de subsidieontvanger niet of niet behoorlijk zijn of worden behartigd.

De intrekking of wijziging kan slechts geschieden met inachtneming van een redelijke termijn en eventueel vergoeding van schade.

 

Artikel 4:51 betreft een weigering van een subsidie voor een nieuw tijdvak als reeds drie of meer jaar subsidie is verleend, op de grond dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich verzetten tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting (zie ook artikel 4:50 punt b).

Ook deze weigering kan slechts geschieden met inachtneming van een redelijke termijn.

 

Over een intrekking, wijziging ten nadele of weigering voor een nieuw tijdvak moet de subsidieontvanger, conform de artikelen 4:7 e.v. Awb worden gehoord. Zie hiervoor ook de toelichting bij artikel 14

 


 

 

Artikel 16 Vergoeding van vermogensvorming

 

Subsidies kunnen leiden tot vermogensvorming bij de subsidieontvanger. Voor deze vermogensvorming is de subsidieontvanger een vergoeding verschuldigd. Dit geldt alleen als dit bij verordening of de subsidieverlening is bepaald, evenals de bepaling van de hoogte van de vergoeding. Dit artikel regelt dit. De vermogensvergoeding is alleen verschuldigd (artikel 4:41 van de wet) als zich bepaalde situaties voordoen, namelijk als:

a.              de subsidieontvanger goederen die voor de gesubsidieerde activiteiten bestemd zijn vervreemdt, bezwaart of de bestemming wijzigt;

b.              de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor het verlies of de beschadiging van die goederen;

c.              de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beёindigd;

d.              de subsidieverlening of –vaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beёindigd;

e.              de rechtspersoon wordt ontbonden.

 

 

Artikel 17 Verplichtingen van de subsidieontvanger

 

Artikel 4:37 van de Awb noemt zeven standaardverplichtingen die altijd, ook als de subsidie niet berust op een subsidieverordening, opgelegd kunnen worden. Het zijn verplichtingen die betrekking hebben op:

a.              de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

b.              de administratie;

c.              het verstrekken van gegevens die nodig zijn voor een beslissing over de subsidie;

d.              de risico’s die verzekerd moeten zijn;

e.              het stellen van zekerheid voor voorschotten die verleend zijn;

f.                het verantwoorden van de verrichte activiteiten en de uitgaven en inkomsten;

g.              het beperken of wegnemen van nadelige gevolgen voor derden.

 
Daarnaast kan de gemeente andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Deze kunnen bij verordening opgelegd worden, zoals hier in lid 1 en 2, of krachtens de verordening bij de subsidieverlening (lid 3). Ook in de bijzondere subsidieverordeningen kunnen aanvullende verplichtingen opgenomen worden, afhankelijk van de noodzaak of wenselijkheid daartoe voor het specifieke beleidsterrein.

 

In het 4e lid wordt geregeld, conform hetgeen is bepaald in artikel 4:39 van de Awb, dat verplichtingen opgelegd kunnen worden die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Dat moet bij verordening. Deze verplichtingen moeten wel betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteiten worden verricht. Het is gewenst om voor het opleggen van deze verplichtingen wel een aantal criteria te geven, zoals met het oog op:

·          milieubelangen

·          bescherming van minderheden

·          emancipatoire aangelegenheden.

 

 

Artikel 18 Onvoorziene omstandigheden

 

Dit artikel spreekt voor zich.


 

 

Artikel 19 Verhouding met bijzondere subsidieverordeningen

 

Het zou zo kunnen zijn dat op enkele punten de reeds bestaande bijzondere subsidieverordeningen bepalingen bevatten die strijdig zijn met de algemene verordening (in een enkel geval is dat reeds geconstateerd). In dat geval gelden de bepalingen in de bijzondere verordeningen totdat deze verordeningen in overeenstemming zijn gebracht met deze verordening.

 

 

Artikel 20 Overgangsbepalingen

 

Deze verordening geldt voor:

·          nieuwe subsidies die na 1 januari 2002 aangevraagd worden;

·          de zogenaamde structurele subsidies als na 1 januari 2002 een nieuwe subsidieverlening plaatsvindt.