HOOFDSTUK IVa. DE REKENKAMER

 

Par. 1. De gemeentelijke rekenkamer

 

Artikel 81a

1. De raad kan een rekenkamer instellen.

2. Indien de raad een rekenkamer instelt, zijn de navolgende artikelen van dit hoofdstuk alsmede hoofdstuk XIa van toepassing.

3. Indien de raad geen rekenkamer instelt, is hoofdstuk IVb van toepassing.

 

Artikel 81b

De raad stelt het aantal leden van de rekenkamer vast.

 

Artikel 81c

1. De raad benoemt de leden van de rekenkamer voor de duur van zes jaar.

2. Indien de rekenkamer uit twee of meer leden bestaat, benoemt de raad uit de leden de voorzitter.

3. De raad kan plaatsvervangende leden benoemen. Indien de rekenkamer uit één lid bestaat, benoemt de raad in ieder geval een plaatsvervangend lid. Deze paragraaf is op plaatsvervangende leden van overeenkomstige toepassing.

4. De raad kan een lid herbenoemen.

5. Voorafgaand aan de benoemingen, bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid, pleegt de raad overleg met de rekenkamer.

6. Een lid van de rekenkamer wordt door de raad ontslagen:

a. op eigen verzoek;

b. bij de aanvaarding van een functie die onverenigbaar is met het lidmaatschap;

c. wanneer hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

d. indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld;

e. indien hij naar het oordeel van de raad ernstig nadeel toebrengt aan het in hem gestelde vertrouwen.

7. Een lid van de rekenkamer kan door de raad worden ontslagen:

a. wanneer hij door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt is zijn functie te vervullen;

b. indien hij handelt in strijd met artikel 81h.

 

Artikel 81d

1. De raad stelt een lid van de rekenkamer op non-activiteit indien:

a. hij zich in voorlopige hechtenis bevindt;

b. hij bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

c. hij onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld ingevolge een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak.

2. De raad kan een lid van de rekenkamer op non-activiteit stellen, indien tegen hem een gerechtelijk onderzoek ter zake van een misdrijf wordt ingesteld of indien er een ander ernstig vermoeden is van het bestaan van feiten en omstandigheden die tot ontslag, anders dan op gronden vermeld in artikel 81c, zesde lid, onder a, en zevende lid, onder a, zouden kunnen leiden.

3. De raad beëindigt de non-activiteit zodra de grond voor de maatregel is vervallen, met dien verstande dat in een geval als bedoeld in het tweede lid de non-activiteit in ieder geval eindigt na zes maanden. In dat geval kan de raad de maatregel telkens voor ten hoogste drie maanden verlengen.

 

Artikel 81e

Artikel 12 is van overeenkomstige toepassing op de leden van de rekenkamer.

 

Artikel 81f

1. Een lid van de rekenkamer is niet tevens:

a. minister;

b. staatssecretaris;

c. lid van de Raad van State;

d. lid van de Algemene Rekenkamer;

e. Nationale ombudsman;

f. substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

g. commissaris van de Koning;

h. lid van gedeputeerde staten;

i. griffier der staten;

j. lid van de raad;

k. burgemeester van de betrokken gemeente;

l. wethouder van de betrokken gemeente;

m. lid van een deelraad van de betrokken gemeente;

n. lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente van de betrokken gemeente;

o. lid van een commissie van de betrokken gemeente;

p. ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt;

q. ambtenaar, door of vanwege het Rijk of de provincie aangesteld, tot wiens taak behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op de gemeente;

r. functionaris die krachtens de wet of een algemene maatregel van bestuur het gemeentebestuur van advies dient.

2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder p, kan een lid van de rekenkamer tevens zijn:

a. ambtenaar van de burgerlijke stand;

b. vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht;

c. ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs.

 

Artikel 81g

Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de rekenkamer in de vergadering van de raad, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af:

“Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de rekenkamer benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de rekenkamer naar eer en geweten zal vervullen.

Zo waarlijk helpe mij God almachtig!”

(“Dat verklaar en beloof ik!”)

 

Artikel 81h

Artikel 15, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de leden van de rekenkamer.

 

Artikel 81i

1. De rekenkamer stelt een reglement van orde voor haar werkzaamheden vast en, indien zij uit twee of meer personen bestaat, tevens voor haar vergaderingen.

2. De rekenkamer zendt het reglement ter kennisneming aan de raad en maakt het bekend op de in artikel 139, tweede lid, bedoelde wijze.

 

Artikel 81j

1. De raad stelt, na overleg met de rekenkamer, de rekenkamer de nodige middelen ter beschikking voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden.

2. Op voordracht van de voorzitter of het enige lid van de rekenkamer benoemt het college zoveel ambtenaren van de rekenkamer als nodig zijn voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden.

3. De ambtenaren die werkzaamheden verrichten voor de rekenkamer, verrichten niet tevens werkzaamheden voor een ander orgaan van de gemeente.

4. De ambtenaren die werkzaamheden verrichten voor de rekenkamer, zijn ter zake van die werkzaamheden uitsluitend verantwoording schuldig aan de rekenkamer.

 

Artikel 81k

De leden van de rekenkamer ontvangen een bij verordening van de raad vastgestelde vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten.

 

Par. 2. De gemeenschappelijke rekenkamer

 

Artikel 81l

1. In afwijking van artikel 81a kan de raad met de raad of de raden van een of meer andere gemeenten met toepassing van de artikelen 1 en 8, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen een gemeenschappelijke rekenkamer instellen. De artikelen 10, tweede en derde lid, 10a, 11, 15, 16, 17, 20, derde lid, 21, 22, 23, 30 en 33 van die wet zijn niet van toepassing.

2. Ten aanzien van het vaststellen van de begroting en de rekening zijn van overeenkomstige toepassing de regels welke bij of krachtens de wet zijn gesteld voor het toezicht daarop, zoals die gelden voor de deelnemende gemeenten afzonderlijk.

 

Artikel 81m

1. De artikelen 81b tot en met 81f, 81h, 81i en 81j, eerste, derde en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de gemeenschappelijke rekenkamer, met dien verstande dat in de artikelen 81b tot en met 81d, 81i, tweede lid, en 81j, eerste lid, voor “de raad” telkens wordt gelezen: de raden van de deelnemende gemeenten gezamenlijk.

2. Artikel 81g is op de gemeenschappelijke rekenkamer van toepassing, met dien verstande dat voor “de raad” wordt gelezen: de raad van de gemeente die daartoe in de regeling waarbij de gemeenschappelijke rekenkamer is ingesteld, is aangewezen.

 

Artikel 81n

In de regeling waarbij de gemeenschappelijke rekenkamer wordt ingesteld, worden ten minste regels gesteld over:

a. de benoeming, op voordracht van de voorzitter of het enige lid van de rekenkamer, van de ambtenaren die nodig zijn voor een goede uitoefening van de werkzaamheden van de rekenkamer;

b. de vergoeding die de leden van de rekenkamer voor hun werkzaamheden ontvangen en de tegemoetkoming in de kosten.

 

HOOFDSTUK IVb. DE REKENKAMERFUNCTIE

 

Artikel 81o

1. Als geen rekenkamer is ingesteld als bedoeld in hoofdstuk IVa, stelt de raad bij verordening regels vast voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie.

2. De artikelen 182 en 185 zijn voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie van overeenkomstige toepassing.

3. Op personen die de rekenkamerfunctie uitoefenen, is artikel 81f, behoudens het eerste lid, onder j en o, van overeenkomstige toepassing.

 

HOOFDSTUK XIa. DE BEVOEGDHEID VAN DE REKENKAMER

 

 

Artikel 182

1. De rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Een door de rekenkamer ingesteld onderzoek naar de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur bevat geen controle van de jaarrekening als bedoeld in artikel 213, tweede lid.

2. Op verzoek van de raad kan de rekenkamer een onderzoek instellen.

 

Artikel 183

1. De rekenkamer is bevoegd alle documenten die berusten bij het gemeentebestuur te onderzoeken voor zover zij dat ter vervulling van haar taak nodig acht.

2. Het gemeentebestuur verstrekt desgevraagd alle inlichtingen die de rekenkamer ter vervulling van haar taak nodig acht.

3. Indien de zorg voor een administratie aan een derde is uitbesteed, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de administratie van de betrokken derde dan wel van degene die de administratie in opdracht van die derde voert.

 

 

Artikel 184

1. De rekenkamer heeft de in de volgende leden vermelde bevoegdheden ten aanzien van de volgende instellingen en over de volgende periode:

a. openbare lichamen en gemeenschappelijke organen ingesteld krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen, waaraan de gemeente deelneemt, over de jaren dat de gemeente deelneemt in de regeling;

b. naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarvan de gemeente meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt, over de jaren dat de gemeente meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt;

c. andere privaatrechtelijke rechtspersonen waaraan de gemeente of een derde voor rekening en risico van de gemeente rechtstreeks of middellijk een subsidie, lening of garantie heeft verstrekt ten bedrage van ten minste vijftig procent van de baten van deze instelling, over de jaren waarop deze subsidie, lening of garantie betrekking heeft.

2. De rekenkamer is bevoegd bij de betrokken instelling nadere inlichtingen in te winnen over de jaarrekeningen, daarop betrekking hebbende rapporten van hen die deze jaarrekeningen hebben gecontroleerd en overige documenten met betrekking tot die instelling die bij het gemeentebestuur berusten. Indien een of meer documenten ontbreken, kan de rekenkamer van de betrokken instelling de overlegging daarvan vorderen.

3. De rekenkamer kan, indien de documenten, bedoeld in het tweede lid, daartoe aanleiding geven, bij de betrokken instelling dan wel bij de derde die de administratie in opdracht van de instelling voert, een onderzoek instellen. De rekenkamer stelt de raad en het college van haar voornemen een dergelijk onderzoek in te stellen in kennis.

 

Artikel 185

1. De rekenkamer legt haar bevindingen en haar oordeel vast in rapporten, met dien verstande dat hierin niet worden opgenomen gegevens en bevindingen die naar hun aard vertrouwelijk zijn.

2. De rekenkamer deelt aan de raad, het college en, indien van toepassing, aan de betrokken rechtspersoon of het betrokken gemeenschappelijk orgaan, de opmerkingen en bedenkingen mee die zij naar aanleiding van haar bevindingen van belang acht. Aan de raad of het college kan zij ter zake voorstellen doen.

3. De rekenkamer stelt elk jaar voor 1 april een verslag op van haar werkzaamheden over het voorgaande jaar.

4. De rekenkamer zendt een afschrift van haar rapporten en haar verslag aan de raad en het college. Indien zij met toepassing van artikel 184 een onderzoek heeft ingesteld, zendt de rekenkamer tevens een afschrift van het rapport aan de betrokken rechtspersoon of het betrokken openbaar lichaam.

5. De rapporten en de verslagen van de rekenkamer zijn openbaar.