Gemeentebegroting 2003 – 2006

 

 

 

algemene toelichting

 

 

 


 

Inhoudsopgave

 

 

1.            INLEIDING                                                                                                              3

 

2.            ALGEMENE TOELICHTING                                                                                      4

          2.1          Uitgangspunten voor de begroting 2003 – 2006                                                  4

          2.2          Inrichting van de begrotingsboeken                                                                   7

          2.3          Verdere ontwikkeling van de begroting: het duale stelsel                                    7

                                                                                                                          

3.            HET BEGROTINGSSALDO 2003                                                                              8

          3.1          Ontwikkeling formatie en salarisbudget                                                             8

          3.2          Prijscompensatie materiële budgetten en subsidies                                           9

          3.3          Reeds doorgevoerde begrotingswijzigingen                                                       9

          3.4          Ontwikkeling kapitaallasten                                                                           10

          3.5          Resterend verschil zomernota en meerjarenbegroting 2003-2006                       11

          3.6          Verwerking resterende bezuinigingstaakstelling                                               11

 

4.            VERBETERPUNTEN IN HET BEGROTINGSPROCES                                              12

          4.1          Evaluatie van het begrotingsproces                                                                 12

          4.2          Mogelijke verdere verbeteringen                                                                      13

 

 

BEGROTING 2003 – Gewone dienst per subfunctie                                                                 15

 

 

 

 

 

 

 

 

 


1.         INLEIDING

 

 

De afgelopen jaren hebben voor de financiële functie in het kader gestaan van de noodzakelijke aanpassingen van begroting, rekening en administratie aan de nieuwe organisatie.

 

Veel werk is in de afgelopen jaren op dat vlak verricht. Veel is er ook bereikt. Zo beschikken de onderdelen van de gemeente met ingang van het begrotingsjaar 2002 weer over alle financiële gegevens die voor de bedrijfsvoering nodig zijn.

 

De begroting 2002 heeft in het kader gestaan van het oplossen van het aansluitprobleem. Het ging daarbij om een bedrag van ruim € 3 miljoen.

 

Tegelijkertijd zijn in het kader van de Zomernota 2002 –2005 en de Zomernota 2003 –2006 ook de nodige correcties op de begroting meegenomen in de mee- en tegenvallers.

 

Door het oplossen van het aansluitprobleem en het verwerken van de nodige correcties in de zomernota’s zijn naast de omzetting opnieuw een aantal belangrijke stappen gezet om de begroting ook voor wat betreft de inhoud op orde te krijgen.

 

Bij het voorbereiden van de begroting 2003 is nog een beperkt aantal problemen naar voren gekomen. Op zich is dat gezien de omvang van de noodzakelijke aanpassingen niet vreemd. Duidelijk is wel, dat bij iedere volgende stap de problemen kleiner worden. In hoofdstuk 3  wordt een schets gegeven van de onderwerpen die in de begrotingsanalyse aan de orde zijn gekomen.

 

Toch is het hele proces van de afgelopen jaren aanleiding om de begrotingsprocedure goed te evalueren en zonodig opnieuw vorm te geven. In hoofdstuk 4 wordt daar verder op ingegaan.

 

In hoofdstuk 2 van deze nota wordt een algemene toelichting op de voorliggende begroting gegeven. Daarin komen onder meer aan de orde de uitgangspunten die bij de opstelling van de begroting zijn gehanteerd en de verdere ontwikkeling van de begroting in het licht van het duale stelsel.

 

 

 

 

 


1.         ALGEMENE TOELICHTING

 

In de Zomernota 2003 – 2006 is het kader weergegeven waarbinnen de gemeentebegroting 2003 – 2006 zich dient te bewegen. Het zomernotaproces begon met een negatief saldo voor het jaar 2003 van € 2.039.000. Dit is vervolgens uitgangspunt geweest voor een operatie die in 2003 moet leiden tot een sluitende begroting. De neerslag van deze operatie staat samengevat in tabel 3.1 van de zomernota 2003 – 2006.

 

In de Delftse systematiek wordt langs een ander spoor gelijktijdig gewerkt aan de totstandkoming van de gemeentebegroting. Deze begroting wordt van onderaf opgebouwd vanuit de begrotingen van de vakteams en sectoren. Hierin is de besluitvorming door B&W over  de Zomernota 2003 – 2006 verwerkt.

 

In het vervolg van dit hoofdstuk wordt ingegaan op een aantal algemene uitgangspunten die leidend zijn geweest bij de opstelling van de begroting 2003.  Vervolgens wordt enige aandacht besteed aan de inrichting van deze begroting, waarna in een slotparagraaf ook wordt ingegaan op de verdere ontwikkeling van de Delftse begroting. Hierbij speelt uiteraard het duale stelsel een voorname rol.

 

 

2.1       Uitgangspunten voor de begroting 2003 - 2006

 

De begroting 2003 is de laatste die nog is opgesteld onder het ‘oude’ besluit Comptabiliteitsvoorschriften 1995. De begroting 2004 zal worden gebaseerd op nieuwe comptabiliteitsvoorschriften waarin ook het duale begrotingsstelsel is verwerkt. Deze comptabilteitsvoorschriften 2004 zijn overigens nog niet formeel uitgevaardigd

 

De meerjarenraming is gebaseerd op de personeelsformatie en de daarvan afgeleide genormeerde personeelsbudgetten, op de (hulp)kostenplaatsen geraamde werkbudgetten en op de functies geraamde programmabudgetten. De subfuncties zijn de door het algemeen bestuur vastgestelde verbijzondering van de functies.

 

In tegenstelling tot vorige jaren zijn de subfuncties in de begroting 2003 voorzien van een toelichting. Wij verwachten dat dit de leesbaarheid van de begroting te goede zal komen.

 

Verder wordt in deze paragraaf nog aandacht besteed aan enkele specifieke uitgangspunten die bij de opstelling van de begroting 2003 van belang zijn geweest.

 

 

BTW-Compensatiefonds

Per 1 januari 2003 treedt de Wet op het BTW-Compensatiefonds (BCF) in werking. Dan wordt het mogelijk om betaalde BTW in verband met taken die een gemeente of provincie als overheid uitvoert, gecompenseerd te krijgen via het BCF. Daartegenover staat dan een uitname uit het gemeentefonds met ingang van 2004.

 

De gevolgen van de invoering van het BTW-compensatiefonds per 1 januari 2003 zijn nog niet in de voorliggende begroting verwerkt. In het najaar van 2002 wordt deze operatie uitgevoerd waarna het resultaat in een begrotingswijziging wordt verwerkt. Dit moet in januari 2003 zijn afgerond om zowel bestuur als management tijdig te laten beschikken over een begroting die als financieel sturingsinstrument kan dienen.

 

In de loop van 2003 zullen de werkelijke gevolgen van het BTW-compensatiefonds worden gemonitored om, in overleg met de budgethouders, eventueel noodzakelijke bijstellingen van de begroting tijdig te kunnen identificeren.

 


 

Omslagrente

De gemeente kent het systeem van omslagrente. De omslagrente wordt berekend door de rente kosten van de gemeente te relateren aan de boekwaarde. In het kader van de begroting 2002 was het mogelijk de omslagrente te verlagen van 7,5 naar 6,5 %. Voor de begroting 2003 is het percentage van 6,5 gehandhaafd.

 

 

Prijscompensatie reserves en voorzieningen

In het kader van de begroting 2002 is geconstateerd is dat er sprake is van een piek in de inflatie o.a. als gevolg van de BTW verhoging. Komend jaar is sprake van een vergelijkbaar effect, namelijk door invoering van de euro. In dat verband is de gedragslijn van vorig jaar doorgetrokken waarmee de prijscompensatie op reserves en voorzieningen is gehandhaafd op 3 %

 

 

Kostentoerekening

In principe zijn voor de begroting 2003 dezelfde uitgangspunten voor kostentoerekening gehanteerd als voor de begroting 2002. Deze uitgangspunten zijn:

 

1.       in de begroting wordt een onderscheid gemaakt tussen  basispakket en maatwerk inzake facilitaire dienstverlening. Bij de verdeling van de kosten van het basispakket worden de hieronder benoemde verdeelsleutels aangehouden.

2.       voor vakteams, die onder marktconforme omstandigheden op de "markt" opereren, kan ten behoeve van deze opdrachten een differentiële kostprijs als basis voor de offertefase toegepast worden. Het basisprincipe voor de begroting blijft de integrale kostprijsbepaling.

3.       de tariefbepaling voor tractie[1] zal conform gangbare bedrijfseconomische principes plaatsvinden;

4.       structurele inzet van ingehuurde capaciteit kan worden betrokken bij de bepaling van de tarieven van betreffende vakteams;

5.       de relatie tussen hoogte leges en aan deze leges toe te rekenen kosten zal nog nader onderzocht moeten worden;

6.       bij onderlinge dienstverlening wordt niet over gegaan tot compensatie van de effecten van de nieuwe tarieven, omdat via de begroting voor de meeste activiteiten compensatie plaatsvindt;

7.       voor gesloten circuits worden de daar optredende effecten, gezien de complexiteit van de dan noodzakelijke maatregelen, niet op voorhand gecompenseerd. De noodzaak tot compensatie zal van geval tot geval betrokken kunnen worden bij de beoordeling van het financieel perspectief van deze circuits bij bijzondere besluitvormingsmomenten, zoals bijvoorbeeld de Zomernota.

 


 

Gehanteerde verdeelsleutels

In de gemeentebegroting 2003 – 2006 zijn de navolgende verdeelsleutels gehanteerd voor de doorberekening van de indirecte kosten:

 

Werkplekken

·         Huisvesting, services en middelen

·         ICT

 

Medewerkers

·         Documentaire Informatievoorziening

·         Juridische Zaken

·         Communicatie[2]

·         Personeel en organisatie

·         Financiën

·         Directie Facilitaire Dienstverlening

 

Toewijzen aan kostendragers

·         Beheer onroerende Zaken

 

Naar bestuursapparaat (functie 002)

·         Centrale Staf

·         Gemeentelijk Management Team

 

In het bijlagenboek (paragraaf 12) zijn overzichten opgenomen van de verdeling van aantallen  werkplekken en werknemers over de onderdelen.

 

 

Raming personeelskosten.

Bij de raming van de personeelskosten zijn in deze begroting de navolgende uitgangspunten gehanteerd:

 

1.       in de begroting zijn alleen de personeelskosten van vaste- en tijdelijke formatie geraamd;

2.       de kosten van wachtgelders, onregelmatigheidstoeslagen en piketdiensten en coördinatiecapaciteit Bedrijfshulpverlening (BHV) worden gedekt via een afroming van de aan vakteams beschikbaar te stellen personeelsbudgetten. Deze afroming is verwerkt in de normbedragen per schaal;

3.       de vakteams zijn vanaf 2002 voor zowel prijsverschillen, zijnde het verschil tussen normbedrag en het werkelijk uitbetaalde salaris, als de hoeveelheidsverschillen verantwoordelijk;

4.       de kosten van bovenformatieven worden gedekt uit de personeelsbudgetten en worden niet geraamd in de begroting;

5.       een aantal secundaire budgetten in de sfeer van personele zorg (werving en selectie, kerstpakketten, vorming en opleiding, loopbaanbegeleiding, pc-privé project en bedrijfshulpverlening) worden in beginsel gefinancierd vanuit de ruimte in de personeelsbudgetten door prijs- en hoeveelheidsverschillen gedurende het jaar.

 

Basispakket en maatwerk Facilitaire Dienstverlening

Het onderscheid tussen basispakket en maatwerk inzake facilitaire dienstverlening is niet gewijzigd ten opzichte van vorig jaar. Voor 2002 zijn door het cluster Facilitaire Dienstverlening dienstverleningsafspraken (DVA’s) gemaakt, waarin de omvang van het basispakket is vastgelegd. Het is de bedoeling om eerst de ervaringen met betrekking tot de DVA’s en de daarin opgenomen afbakening van het basispakket te evalueren. In de begroting 2004 kan deze afbakening dan in financiële zin worden uitgevoerd.

2.2       Inrichting van de begrotingsboeken

 

De gemeentebegroting 2003 – 2006 bestaat uit twee delen. Het hoofddocument bevat, de begroting van de gewone dienst. Deze bestaat uit de begrotingscijfers per subfunctie met de toelichting daarop.

 

De cijfermatige overzichten en voorgeschreven staten zijn opgenomen in een apart bijlagenboek. Daarin zijn onder andere specificaties opgenomen van reserves en voorzieningen, investeringen en personele sterkte.

 

 

 

2.3       Verdere ontwikkeling van de begroting: het duale stelsel

 

Per 7 maart 2002 is de Wet dualisering gemeentebestuur in werking gestreden. Deze wet heeft zoals bekend consequenties voor de begroting. Voor de raad zal een programmabegroting worden ontwikkeld waarmee hij op hoofdlijnen de beleidsdoelen kan vaststellen en de middelen die daarvoor beschikbaar worden gesteld. Het college werkt deze programmabegroting uit in een productenbegroting waarin de instrumenten worden beschreven waarmee het college de beleidsdoelen uit de programmabegroting wil realiseren.

 

Zoals reeds in de Zomernota 2003 – 2006 is aangegeven, ligt het voor de hand dat de zomernota als instrument verder wordt ontwikkeld naar een programmabegroting. De gemeentelijke begroting zal dan het karakter moeten krijgen van een productenbegroting.

 

Programmabegroting en productenraming zijn vastgelegd in de Comptabiliteitsvoorschriften 2004 (CV 2004). Dit wetsvoorstel ligt op dit moment ter advies voor bij de Raad van State  De CV 2004 treedt per 1 januari 2004 in werking, en is voor het eerst van toepassing op (de instrumenten in) het jaar 2004.

 

Om de zomernota verder te kunnen ontwikkelen in de richting van een programmabegroting zijn tenminste de volgende stappen noodzakelijk:

 

·         de raad zal de (beleids)programma’s vast moeten stellen waarlangs de programmabegroting wordt ingericht;

·         In de programmabegroting wordt vervolgens per programma aangegeven welke politieke prioriteiten worden gesteld en welke middelen daarvoor beschikbaar komen;

·         Per programma worden echter ook de integrale baten en lasten weergegeven;

·         In ieder geval zal voor de programmabegroting een aantal aanvullende paragrafen verplicht gesteld zijn. Dit betreft  ondermeer paragrafen over het weerstandsvermogen, financiering, belastingen, bedrijfsvoering  en verbonden partijen. Deze informatie is gedeeltelijk al in de huidige zomernota beschikbaar, maar moet gedeeltelijk ook nog verder worden ontwikkeld.

 

Naar verwachting kan in de eerste maanden van 2003 met de Raad een gedachtewisseling plaatsvinden over de vaststelling van de programma’s. Het college zal daartoe een voorstel doen. De Zomernota 2004 – 2007 kan vervolgens naar deze programma’s worden ingericht.

 

Zoals eveneens reeds in de Zomernota 2003 – 2006 is gesteld, zal de ontwikkeling van een programmabegroting een meerjarig proces vragen, waarbij Raad en College de ontwikkelingen regelmatig zullen evalueren en bijstellen. De gedachte planning van dit proces zal eveneens in de eerste maanden van 2003 aan de Raad worden voorgelegd.


 

3.         HET BEGROTINGSSALDO 2003

 

Zoals bekend wordt de Gemeentebegroting 2003 – 2006  ‘van onderaf’ opgebouwd door actualisatie van de begrotingen van vakteams en sectoren. Daarbij is de besluitvorming inzake de zomernota 2003 – 2006 uiteraard leidend. Niettemin ontstaan in 2003 verschillen tussen de aldus opgebouwde begroting en het saldo dat volgens de zomernota is toegestaan.

 

Deze verschillen kunnen globaal als volgt worden gespecificeerd:

 

Par. 3.1

Waarderingsverschil in de formatie

€ 150.000 Nadeel

Par. 3.2

Hogere kosten van prijscompensatie

€ 170.000 Nadeel

Par. 3.3

Verschil begrotingswijzigingen

   70.000 Nadeel

Par. 3.4

Hogere kapitaallasten

€ 200.000 Nadeel

Par. 3.5

Restant begrotingsanalyse

130.000 Voordeel

 

Per saldo

€ 460.000 Nadeel

 

Zonder nadere maatregelen zou aldus in de jaarschijf 2003 van de voorliggende Gemeentebegroting een nadelig saldo ontstaan van ruim € 4 ton. De rest van dit hoofdstuk gaat in op de afzonderlijke verschillen en behandelt de oplossingen die er tezamen voor zorgen dat in 2003 alsnog een sluitende begroting wordt overlegd.

 

 

3.1       Ontwikkeling formatie en salarisbudget                   

 

De formatie is gestegen van 1.315 fte in het begrotingsspoor 2002 naar 1.360 fte in het begrotingsspoor 2003, een uitbreiding derhalve met ca. 45 fte. In het begrotingsproces heeft een analyse plaatsgevonden van deze uitbreiding waarbij uiteraard vooral is gelet op de financiële dekking.

 

Voorzover deze excercitie heeft geleid tot ‘ongedekte’ formatieverschillen zijn deze inmiddels uit de begrotingsformatie 2003 verwijderd. Het ging hierbij overigens slechts om enkele fte.  Hierbij is de gedragslijn gevolgd dat technische correcties van eerdere besluiten of van fouten uit het verleden niet in de begroting zijn verwerkt, tenzij deze reeds  waren aangemeld, en in besluitvorming meegenomen, bij de zomernota 2003 – 2006.

 

Het ‘hoeveelheidsverschil’ in de formatie vormt dus geen verklaring voor het negatieve begrotingssaldo. Anders ligt dit voor het ‘prijsverschil’, oftewel de stijging van de gemiddelde salariskosten per fte. Conform de zomernota 2003 – 2006 bedraagt de nominale stijging van de salarissen en sociale lasten 5,5 %.

 

De gemiddelde salarislast blijkt echter op begrotingsbasis sterker te zijn gestegen. In absolute bedragen is de extra (bovennominale) stijging van het salarisbudget ongeveer € 700.000. Hiervan is ca. €  550.000 gecompenseerd uit de middelen die zijn vrijgemaakt na de functiewaardering als gevolg van NEON.


 

Bovennominale stijging salarisbudget                                                     € 700.000

Compensatie in Zomernota 2002 – 2005                                                -  330.000

Aanvullend budget via verlaging normbedragen per schaal                        -  218.000

Restant                                                                                               € 152.000

 

De resterende € 1,5 ton aan waarderingsverschillen in de formatie en salarisbudget 2003, is gecompenseerd door een evenredige verlaging van de normbedragen per schaal en daarmee van het budget voor salarissen en sociale lasten.

 

Bij de raming van de personeelskosten in de Gemeentebegroting 2002 – 2005 zijn voor de kosten van  wachtgelders, onregelmatigheidstoeslagen, Uszo en piket diensten en kosten bedrijfshulpverlening aparte budgetten opgenomen in de begroting. Hiertegenover staat een evenredige verlaging van het budget voor salarissen en sociale lasten, door een geringe verlaging van normbedragen per schaal.

 

Voor de Gemeentebegroting 2003 – 2006 heeft het management een extra inspanning geleverd om zoveel mogelijk tegenvallers binnen bestaande begroting op te vangen. In dat kader is ruim 0,5 % van het salarisbudget ingezet om de kosten van de Fuwa en overwerk te betalen. Indien de waarderingsverschillen van € 150.000 daaraan worden toegevoegd komt daar 0,25 % bij.

 

 

3.2       Prijscompensatie materiële budgetten en subsidies

 

In de zomernota 2003 – 2006 is een macro-becijfering opgenomen van de nominale ontwikkeling van materiële budgetten en subsidies. Na aftrek van de korting op de prijscompensatie zou voor de nominale stijging van deze budgetten per saldo € 1,6 miljoen benodigd zijn.

 

In de afgelopen periode zijn de materiële budgetten en de prijscompensatie op alle afzonderlijke budgetten voor materiële kosten en subsidies doorgevoerd, waarbij uiteraard ook de korting op de prijscompensatie is verwerkt. Dit leidt tot een totaalbedrag van € 1,77 miljoen. De prijscompensatie komt daarmee, na aanpassing van alle budgetten in de begroting, dus ca. € 170.000 ‘duurder’ uit dan volgens de macro-becijfering in de zomernota.

 

Ter dekking van de extra kosten van de prijscompensatie is een inkomstenstelpost opgenomen ten laste van het gemeentefonds.  Deze stelpost kan naar verwachting bij verwerking van de septembercirculaire 2002 worden omgezet in een meer definitieve inkomstenpost uit het gemeentefonds.

 

 

3.3       Reeds doorgevoerde begrotingswijzigingen

                                  

In de Zomernota 2003 -  2006 is in het financieel meerjarenbeeld (tabel 3.1) met ingang van 2003 rekening gehouden met een voordeel van € 6.000. Inmiddels is het saldo van de reeds doorgevoerde begrotingswijzigingen echter € 64.000 nadelig. Ten opzichte van de zomernota 2003 leidt dit dus in de meerjarenbegroting tot een nadeel van € 70.000.


 

3.4       Ontwikkeling kapitaallasten

 

In het kader van de begrotingsanalyse is een vergelijking gemaakt van de kapitaallasten in de nieuwe Gemeentebegroting 2003 – 2006 met deze lasten in de vorige begroting 2002 – 2005. Daarbij zijn de kapitaallasten van de zogenaamde gesloten circuits, zoals de afvalwerking en de riolering, buiten beschouwing gebleven. Deze lasten worden namelijk ‘afgerekend’ met een aparte voorziening of reserve en komen dus niet voor rekening van de algemene middelen.

 

bedragen x € 1.000

2003

2004

2005

2006

kapitaallasten begroting 2003

32.367

31.824

31.107

30.621

kapitaallasten begroting 2002

32.161

31.498

31.082

31.082

verschil

206

326

25

-461

 

Zoals blijkt uit de bovenstaande tabel zijn de kapitaallasten in de voorliggende meerjarenbegroting hoger dan in de vorige versie.

 

Ook bij vervanging van bedrijfsmiddelen is uiteraard sprake van inflatie en tegenvallers. Nieuwe bedrijfsmiddelen zijn dus meestal duurder dan hun voorgangers waardoor de gemiddelde kapitaallasten een trendmatige stijging vertonen. In de berekening van bedragen die voor prijscompensatie nodig zijn in de gemeentelijke begroting wordt hiermee nog onvoldoende rekening gehouden.

 

In de praktijk blijkt echter dat de werkelijke kapitaallasten achterblijven bij de begroting, bijvoorbeeld omdat investeringen later worden uitgevoerd dan oorspronkelijk gepland. In de zomernota is in 2002 een incidenteel voordeel op de kapitaallasten opgenomen van € 975.000. De verwachting is dat in 2003 eveneens een voordeel zal ontstaan. Het voordeel op de kapitaallasten is benut voor het sluitend maken van de begroting voor het jaar 2003. Het gaat daarbij om een bedrag van ca. € 150.000

 

In het jaar 2005 is sprake van een geringer nadeel en in 2006 zelfs van een voordeel. Dit voordeel ontstaat door vrijval van kapitaallasten in de jaren na 2004. Hiertegenover dient echter een stelpost te staan waaruit vervanging van de afgeschreven kapitaalgoederen kan worden betaald. Deze stelpost bedraagt ca. € 5 ton in de jaren 2005 en 2006.  De stelpost is in deze jaren vermoedelijk te laag omdat de vervangingsinvesteringen leiden tot cumulatief hogere kapitaallasten.

 

Aan de procedures van besluitvorming en raming van kapitaallasten van m.n. vervangingsinvesteringen is sinds de gemeentelijke reorganisatie nog weinig aandacht besteed. Dit is te begrijpen uit het feit dat na de reorganisatie met herinrichting van de begroting en de aansluitproblematiek andere prioriteiten gesteld zijn. Het zal echter duidelijk zijn dat de raming van kapitaallasten moet worden meegenomen in de voorgestelde evaluatie van de begrotingssystematiek. Hierop wordt nader ingegaan in hoofdstuk 5.

 

 


 

3.5       Resterend verschil zomernota en meerjarenbegroting 2003 – 2006 

 

De begroting is voor de jaarschijf 2003, met de boven voorgestelde maatregelen, sluitend. Voor de jaren na 2003 geldt dit echter nog niet. In de jaren 2004 tot en met 2006 resteren nog de navolgende verschillen tussen zomernota en begroting. Het betreft in alle gevallen een nadelig verschil.

 

Bedragen x € 1.000

2003

2004

2005

2006

verschil zomernota en begroting

0

331 N

890 N

550 N

 

Het nadeel in 2004 is grotendeels te verklaren doordat de kapitaallasten in de nieuwe begroting hoger zijn dan vorige Gemeentebegroting. Zie hiervoor de tabel en verklaring in paragraaf 3.4. Voor de jaren na 2005 en 2006 is echter nog geen bevredigende verklaring voor het verschil gevonden.

 

Voor het resterende verschil is een stelpost in de begroting opgenomen. In de komende maanden zal hiervoor een fundamentele begrotingsanalyse worden uitgevoerd die zich met name richt op de jaren 2005 en 2006. Dit zal nog voor de zomernota 2004 moeten leiden tot een rapportage en voorstellen waarmee de stelpost kan worden geëlimineerd.

 

 

 

3.6       Verwerking resterende bezuinigingstaakstelling

 

Van de bezuinigingstaakstelling voor de periode 2000 – 2003, groot ca. € 2,5 miljoen, was ten tijde van besluitvorming over de gemeentebegroting 2002 – 2005 een aanzienlijk deel niet geconcretiseerd. Deze bedragen zijn toen op een stelpost in de begroting opgenomen.

 

De concretisering van de resterende taakstelling voor 2001 en 2002 heeft in het voorjaar plaatsgevonden en is inmiddels in de begroting verwerkt. Bij de voorbereiding van de begroting 2003 – 2006 resteerde de concretisering van taakstellingen voor 2003 van met name de cluster Bedrijven en Facilitair/Centrale Staf.Deze invulling heeft inmiddels plaatsgevonden en is ook in de begroting verwerkt. Dit betekent dat de stelpost ‘nog te vullen bezuinigingen’ inmiddels kan worden geëlimineerd.

 


 

4.         VERBETERPUNTEN IN HET BEGROTINGSPROCES

 

4.1       Evaluatie van het begrotingsproces

De Delftse begrotingssystematiek kent sinds de gemeentelijke reorganisatie een opbouw van de begroting langs twee sporen. De begroting wordt (top-down) op hoofdlijnen geactualiseerd bij de zomernota. Gelijktijdig wordt (bottom-up) de begroting vanuit de organisatie opgesteld, waarbij de begroting-op-hoofdlijnen uit de zomernota als kader dient.

 

De ervaring tot nu toe met deze systematiek is dat beide sporen tot aanzienlijke saldoverschillen leiden, waarvoor na tijdrovende analyses slechts moeizaam een verklaring kan worden gevonden.

 

Het GMT heeft besloten om de huidige begrotingssystematiek te laten evalueren. Deze evaluatie moet nog voor de start van het begrotingstraject 2004 leiden tot voorstellen voor verbetering.

 

In elk geval zouden de volgende elementen in deze evaluatie een plaats kunnen krijgen.

 

 

Gelijktijdige besluitvorming zomernota en begroting

Dat zomernota en begroting in de afgelopen jaren volgtijdelijk worden afgerond en tot besluitvorming leiden, blijkt een duidelijk nadeel te hebben. De nieuwe feiten en inzichten die tijdens het begrotingsproces aan het licht komen kunnen aldus niet in het besluitvormingsproces van de zomernota worden ingebracht, waarna nog een tweede besluitvormingsronde in het najaar noodzakelijk blijkt, hoewel dit in theorie niet de bedoeling is.

 

Gemeentebegroting nader uitsplitsen in taakstellende begrotingen per cluster

Vanuit de een-gemeente-gedachte wordt jaarlijks een totale gemeentebegroting opgesteld en ter besluitvorming ingebracht. Dit brengt wel mee dat de gevolgen van  alle mutaties in de begroting pas op dat hoogste aggregatieniveau zichtbaar worden. Alle verschillen die in de lagere niveaus ontstaan worden aldus ‘afgewenteld’ op de totale begroting en daarmee op de algemene middelen. Hiervoor is bovendien geen duidelijke verantwoordelijke aan te wijzen.

 

 

Betere controle en eventueel centralisatie van invoer van mutaties in de begroting.

In de huidige situatie vindt invoer van mutaties in de begroting plaats door het team van controller en financieel consulenten per cluster. Hiervoor zijn weliswaar spelregels afgesproken en er vindt (vooral achteraf) controle plaats, maar het is duidelijk dat dit de bovengeschetste verschillen niet volledig heeft kunnen verklaren, laat staan voorkomen.

 

Het verdient aanbeveling om meer verbands- en totaalcontroles in te voeren en eventueel ook de invoer in de begroting langs een centraal punt te leiden waardoor deze beter kan worden getoetst aan gemeenschappelijke gedragsregels en besluiten.

 

 

Begroting kapitaallasten

Dit punt is reeds in paragraaf 3.4 aan de orde gekomen. Met de name de begroting van investeringen in- en kapitaallasten van bedrijfsmiddelen behoeft verbetering. Voor de vervanging van bedrijfsmiddelen moeten in de begroting middelen worden vastgelegd op basis van nog vast te stellen uitgangspunten. Voor de toewijzing van deze middelen moeten wellicht duidelijker spelregels worden ontworpen.


 

4.2       Mogelijke verdere verbeteringen

Een van de oorzaken van de vergissingen die de afgelopen jaren in de begrotingsvoorbereiding gemaakt zijn is de beperkte aandacht voor de begroting gedurende het jaar.

 

In feite is dat een rechtstreeks gevolg van de overgangsperikelen van de afgelopen periode.

Inmiddels lopen een aantal projecten die direct of indirect tot verbetering kunnen leiden. In het vervolg van deze paragraaf worden ze kort geschetst.

 

I. Versterking budgethouderschap

II. Financiële /beleidsrapportage

III. Monitoren invoering BTW compensatie fonds

 

 

Ad I

In de huidige organisatie beschikt iedere manager over een werkbegroting voor het eigen vakteam. Er is echter ook vaak sprake van onderlinge relaties tussen vakteams bijvoorbeeld waar deze uit verschillende invalshoeken een bijdrage leveren aan de uitvoering van beleid. Daarbij doet zich niet zelden de vraag voor welk vakteam verantwoordelijk is voor het eindresultaat en bijgevolg ook voor de inzet van middelen.

 

Als eerste stap is nu voor de subfuncties in de gemeentelijke begroting opnieuw een budgethouder aangewezen. In een volgende fase krijgt dit vakteamhoofd of sectorhoofd een coördinerende rol bij de opstelling van de begroting voor de subfunctie. Daarbij stemt de budgethouder de inzet van middelen af met andere vakteams die elk voor hun deel als budgetbeheerder optreden. Het is uiteindelijk de bedoeling dat de budgethouder bij de rekening verantwoording aflegt over de gerealiseerde prestaties op een subfunctie en de middelen die daarbij zijn ingezet.

 

Ad II

Na een aarzelende start voor het begrotingsjaar 2001 komt het systeem van rapporteren over de voortgang van de begroting weer op gang. Zo is voor de eerste helft van 2002 een financiële rapportage gemaakt over de uitputting van de budgetten en de vooruitzichten voor de rest van het jaar.

 

In het najaar van 2002 verschijnt een beleidsrapportage waarin in hoofdlijn wordt ingegaan op voortgang in de realisatie van beleid en tevens opnieuw de financiële situatie wordt beoordeeld.

 

Ad III

Per 1 januari 2003 wordt het BTW compensatie fonds ingevoerd. Heel kort geformuleerd komt het er op neer dat voor veel activiteiten van de gemeente de BTW geclaimd kan worden bij het Rijk. Daarvoor is het noodzakelijk dat alle budgetten gezuiverd worden voor de BTW component.

 

Om deze operatie soepel te laten verlopen, wordt gewerkt met voorlopige aannames voor de uitname.  In de loop van 2003 zal worden bekeken of de voorlopige uitnamen terecht waren.

 

De rode draad van deze drie operaties is, dat de begroting actiever als sturingsinstrument wordt benut en eventuele fouten of afwijkingen eerder aan het licht komen.

 



 

 

BEGROTING 2003

 

 

gewone dienst per subfunctie

 

 

 

 

 

Algemene toelichting

In de Gemeentebegroting 2002 – 2005 waren in de begroting van de gewone dienst uitsluitend de baten en lasten per subfunctie opgenomen.

 

In voorliggende Gemeentebegroting 2003 – 2006 is de presentatie op enkele punten gewijzigd:

 

 

De genoemde wijzigingen zijn een stap in het proces om de informatiewaarde van de begroting geleidelijk te verbeteren. Daarbij is ook in ogenschouw te nemen dat deze begroting verder zal moeten worden ontwikkeld naar de productenbegroting die het duale stelsel uiteindelijk voorschrijft. Dit zal overigens een begroting voor het college worden, waarbij de raad, zoals bekend, de beschikking zal krijgen over een programmabegroting.

 

Het streven is er derhalve op gericht de informatiewaarde, en met name de kwaliteit van de toelichtingen, in een volgende versie van deze begroting verder te verbeteren.

 

Ontwikkeling baten en lasten van 2002 naar 2003

In de ontwikkeling van baten en lasten in deze begroting, ten opzichte van de vorige versie, zijn enkele factoren aan te wijzen die van invloed zijn op alle subfuncties

 

  1. loon- en prijscompensatie op personele -  respectievelijk materiële budgetten
  2. besluitvorming over de zomernota door het college is eveneens in deze begroting verwerkt. Moties van de gemeenteraad die van invloed zijn op de begroting zullen worden verwerkt in de eerste wijziging
  3. verschuivingen van budgetten tussen subfuncties en/of kostenplaatsen

 

Ad 1.

Zoals aangegeven in de Zomernota 2003 – 2006 is voor het budget salarissen en sociale lasten rekening gehouden met een stijging van 5,5 %. Hierin is een correctie meegenomen van 1,5 % in verband met een hoger dan voorzien stijging van de premies per 1 januari 2002. Voorts is in dit cijfer rekening gehouden met het feit dat per 1 april 2003 een nieuwe CAO wordt afgesloten. Daarnaast is in dit stijgingspercentage rekening gehouden met een verwachte stijging van de pensioenpremies.

 

De prijscompensatie op de materiële budgetten was aanvankelijk becijferd op 7 %. Hierin is ook een ‘inhaaleffect’ verdisconteerd van de inflatie 2001 en 2002 die, volgens officiële indexcijfers van het CPB, hoger was uitgevallen dan bij eerdere begrotingen was voorzien. Om voor 2003 een sluitende begroting te kunnen opstellen, is bij de Zomernota 2003 – 2006 besloten een deel van deze prijscompensatie over de budgetten voor materiële kosten niet te vergoeden. Dit komt er per saldo op neer dat alleen de verwachte inflatie voor het jaar 2003 is vergoed. Dit komt neer op een percentage van 3,5 %.

De gemeentelijke tarieven en subsidies tenslotte zijn verhoogd met 6 %.

 

Ad 3.

Een belangrijke herinrichting van posten binnen de gemeentelijke begroting heeft zich voorgedaan rond kosten en opbrengsten van het onroerend goed. Enige tijd geleden heeft het college besloten de eigenaarsrol van het gemeentelijk onroerend goed, met uitzondering van de onderwijsgebouwen, onder te brengen bij het vakteam Grond. Om de exploitatie van het onroerend goed per gebouw inzichtelijk te maken en daar mee de beheersing van kosten en opbrengsten te optimaliseren, zijn de budgetten voor de eigenaarslasten van alle gebouwen (en terreinen) ondergebracht in de hulpkostenplaats Vastgoed. Daarin zijn ook opgenomen de onderhoudsbudgetten van het vakteam Beheer Onroerende Zaken. Vanuit deze kostenplaats worden de kosten direct toegerekend aan de betreffende subfuncties c.q. de kostenplaats Huisvesting (op deze kostenplaats worden de kosten voor de kantoorhuisvesting van ambtenaren verantwoord). Deze herinrichting is in principe binnen de totale begroting budgettair neutraal uitgevoerd.

 

Bovenstaande factoren vormen een algemene verklaring voor de ontwikkeling van baten en lasten per subfunctie van de begroting 2002 naar 2003. Daarnaast is uiteraard sprake van stijgingen van baten of lasten op een specifieke subfunctie. Deze worden in het navolgende ook zoveel mogelijk toegelicht.

 

 

 



[1]Onder Tractie wordt verstaan het geheel aan voertuigen voor de bedrijfsvoering van de sector Stadsbeheer.

[2] De kosten voor communicatie-advisering worden verdeeld op basis van het beroep dat specifieke clusters hierop doen.