Reeds eerder (begin 2001) is intern een voorstel gedaan voor
een Plan van Aanpak i.v.m. de implementatie van het BTW-compensatiefonds.
Vanwege de door het rijk uitgestelde invoering (nu ingaande 2003), andere
prioriteiten (begrotingsperikelen), eigen capaciteitsproblemen, en de
personeelswisselingen is dit onderwerp noodgedwongen enige tijd blijven liggen.
Het is nu echter hoog tijd om de nodige voorbereidingen te treffen voor de
implementatie per 1-1-2003. Zeker ook omdat de hele organisatie met de
verandering van de BTW-werkwijze te maken krijgt. Deze notitie is een voorstel
voor de start van het project. Ingegaan wordt op de opzet, betekenis,
consequenties en werking van het BTW-compensatiefonds. Daarnaast wordt op
hoofdlijnen ingegaan op de nader uit te werken thema’s, de projectorganisatie
en de bij het project horende financiële paragraaf.
Het BTW-compensatiefonds zal vanaf de datum van invoering
aan gemeenten en provincies compensatie bieden voor de door deze overheden
betaalde BTW ten aanzien van hun overheids- c.q. niet-ondernemers-prestaties. Het
BTW-Compensatiefonds is gericht op:
·
Voorkomen van distorsies bij uitbesteding
·
Oplossen knelpunten bij onderlinge prestaties tussen
publiekrechtelijke lichamen
·
Voorkomen BTW-constructies
Doel is de
ongelijke positie van marktpartijen, die taken van de overheid zouden kunnen
uitvoeren, weg te nemen. De ongelijke positie zou (voor een deel) hierin
bestaan dat gemeenten en provincies bij de afweging tussen zelf uitvoeren of
uitbesteden door de heffing van de BTW beïnvloed zouden worden.
Bij
invoering van het compensatiefonds komt de BTW als afwegingsfactor te
vervallen.
Uitgangspunt
bij de invoering van het BTW compensatiefonds is dat de invoering van het fonds
landelijk budgettair neutraal dient te verlopen.
Enerzijds wordt de totale omvang van het compensatiefonds
bepaald door het totaal van de compensatieaanvragen van provincies en
gemeenten, anderzijds wordt het fonds gevoed door een uitname uit het gemeente-
en provinciefonds, toevoeging van de BTW component begrepen in de kosten van
aanleg van gemeenschapsvoorzieningen bij de uitvoering van bestemmingsplannen
en de extra BTW inkomsten die ontstaan doordat samenwerkingsverbanden, zoals
gemeenschappelijke regelingen en gemeentelijke en provinciale stichtingen,
BTW-plichtig gaan worden.
Op basis van cijfers 1997 heeft het CEBEON onderzoek
verricht naar financiële consequenties voor gemeenten: 54% van de gemeentes
zouden er op achteruitgaan, 46% op vooruit. Schatting CEBEON was dat de uitname
uit het GF ƒ 106 (€ 48) per inwoner zou
bedragen. Verwacht wordt nu (nog niet officieel bekend) dat de vereveningsfactor
ca €.42
(ƒ 93 á ƒ 94) zal worden.
Deze uitname
uit Gemeentefonds blijft vooralsnog een indicatie: financiële gemeentelijke
gegevens voor 2003 zijn niet bekend. In 2006 vindt evaluatie plaats, die alsnog
tot herverdeling kan leiden. De enige garantie is dat gemeentes in totaliteit
er niet op achter uit gaan, en er bij de te verwachten mogelijke herverdeling
over de gemeenten sprake is van een vastgestelde onderbandbreedte voor evt.
nadelige gevolgen (max. € 4,54 oftewel ƒ 10
per inwoner). Op dit moment vindt een actualisatie van het CEBEON-onderzoek
plaats; resultaten hiervan worden eind maart 2002 verwacht. De minister van
Financiën zal dan in de meicirculaire een indicatie geven van de (macro-)
uitname uit het Gemeentefonds. Een indicatie van het budgettair effect voor
Delft is op dit moment niet te geven.
De uitvoering van het BTW compensatiefonds en de afhandeling
van de gemeentelijke declaraties zullen bij de belastingdienst plaatsvinden.
Gemeenten kennen voor de BTW verschillende
verschijningsvormen:
Belaste
ondernemersprestaties
Gemeenten
en provincies verrichten in een aantal gevallen ondernemersprestaties, waarover
enerzijds omzetbelasting moet worden afgedragen over de aan derden in rekening
gebrachte bedragen en anderzijds de omzetbelasting op de uitgaven die op deze
prestaties betrekking hebben kan worden teruggevraagd. Dit gebeurt door middel
van de periodieke aangifte omzetbelasting. Voorbeelden hiervan zijn het ophalen
van huisvuil in omliggende gemeenten, sommige brandweerdiensten en vrijwel alle
overige zgn. werken voor derden.
Naast de
zgn. BTW belaste prestaties verrichten gemeenten en provincies ook zgn.
BTW-vrijgestelde prestaties in de zin van de Wet op de Omzetbelasting. Bij deze
prestaties behoeft geen omzetbelasting in rekening te worden gebracht, echter
de op de inkoop drukkende BTW is ook niet verrekenbaar. Voorbeelden hiervan
zijn: leveringen en dienst van sociale of culturele aard, jeugd- en
jongerenwerk, schuldhulpverlening e.d.
Deze
prestaties vallen ook niet onder de werking van het compensatiefonds.
De BTW die
drukt op uitgaven voor de activiteiten, die niet tot de ondernemersprestaties
kunnen worden gerekend en niet vallen onder de vrijgestelde prestaties komt in
beginsel voor compensatie in aanmerking. Meestal gaat het dan om
prestaties, die de overheid als overheid uitvoert.
In een
aantal gevallen is compensatie echter uitgesloten. Indien een gemeente
b.v. computers aanschaft in het kader van een zgn. pc-prive-project, dan is de
hierop drukkende BTW van compensatie uitgesloten. Dit geldt ook voor de
buitenlandse BTW; deze is niet compensabel behalve als de BTW betaald is in de
landen van de Europese Unie, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein. Een volgende
- voor gemeenten belangrijke - categorie van uitsluitingen betreffen de
uitgaven ten behoeve van het onderwijs. Omdat bijzondere scholen niet (kunnen)
deelnemen in het compensatiefonds en ook geen normale BTW aftrek kunnen
toepassen, heeft het ministerie van Financiën gemeend het hele onderwijs op
eenzelfde wijze te behandelen.
Samengevat: alle BTW op overheidsprestaties
kan in beginsel worden gedeclareerd. Niet bij het fonds te declareren bedragen
zijn:
4. Het BTW-Compensatiefonds: de directe consequenties
Voor de administratie wordt het behoorlijk ingewikkeld. De
BTW moet gesplitst worden naar:
Box I |
Box II |
Box III |
Box IV |
Box V |
Overheidssfeer Recht op compensatie |
Overheidssfeer Compensatie uitgesloten |
Ondernemers-sfeer Recht op aftrek voorbelasting |
Ondernemers-sfeer Geen recht op aftrek voorbelasting |
Een meng-verhouding |
Om vanaf
de datum van invoering de BTW van alle financiële transacties goed te kunnen
verwerken in de geautomatiseerde systemen zal het volgende moeten plaatsvinden:
a) vaststellen
of het financieel systeem de nieuwe boekingshandelingen kan verwerken;
b) zo
ja, aanpassen van de systeeminrichting en testen van de nieuwe boekingsgang;
c) zo
neen, in overleg met de leverancier evt. aanpassingen aan het systeem
inventariseren en doorvoeren;
d) doorgevoerde
aanpassingen in de software testen
e) aanpassen
administratieve organisatie m.b.t. de geautomatiseerde systemen;
De
invoering van het BTW compensatiefonds heeft dus aanzienlijke administratieve
consequenties.Dit betekent ook, dat de verschillende onderdelen van de
beschreven administratieve organisatie moeten worden aangepast om de
wijzigingen in de administratieve procedurebeschrijvingen op te nemen.
De administratieve organisatie zal zodanig moeten worden
vormgegeven, dat daaruit op een efficiënte wijze de maandelijkse declaraties
kunnen worden samengesteld.
Het grondbedrijf treedt in zijn algemeenheid als ondernemer
op voor:
En als overheid voor:
Het
regime BTW 28 komt te vervallen. Er zal een fiscale afrekening naar de stand
per 31/12/2002 moeten plaatsvinden. Bij deze afrekening zullen de nog te maken
kosten en te verkrijgen opbrengsten volgens een reële inschatting in de
beschouwingen moeten worden betrokken. Lopende grondexploitaties moeten
geactualiseerd worden, en prognoses kosten/opbrengsten herijkt. Deze fiscale
afrekeningen moeten in 2003 opgesteld zijn.
Oude
activa zullen op de beginbalans 2003 netto (zonder BTW-component) ingebracht
moeten worden. Bestemmingsreserves voor investeringen kunnen/zullen ook een
BTW-component bevatten: deze moet eveneens op de beginbalans geschoond worden.
Deze operatie is in feite nooit exact uit te voeren; moeten we een alternatief
voor bedenken.
BTW
zit ook berekend in de kapitaallasten: berekend is dat gemeentes een extra
compensatie krijgen voor het probleem van de oude activa van ca € 0,82 miljard (investeringscomponent in
investeringen € 1,27 miljard minus de in
reserves opgenomen BTW-component van € 0,45
miljard)
Met ingang
van 2003 wordt de dienstverlening vanuit samenwerkingsverbanden aan
gemeenten in beginsel belast met BTW. De kosten van het samenwerkingsverband
nemen af doordat BTW door dit lichaam op aangifte kan worden verrekend (leidt
tot lagere tarieven voor deelnemende gemeenten!). De aan gemeenten in rekening
gebrachte BTW kan geclaimd worden bij het Compensatiefonds.
Bij de
invoering van het BTW compensatiefonds is bepaald, dat de huidige BTW
vrijstelling voor handelingen die gemeenschappelijke regelingen
aan de deelnemende gemeenten verrichten, komt te vervallen.Dit betekent dus dat
de doorbelastingen door de gemeenschappelijke regelingen aan de deelnemende
gemeenten in principe BTW belast zijn, behoudens de vrijgestelde activiteiten
zoals omschreven in art. 11 van de Wet omzetbelasting.[1]
Bij
gemeenschappelijke regelingen, die vrijgestelde activiteiten verrichten is de
door de gemeente aan de gemeenschappelijke regeling betaalde BTW niet
compensabel.
Onderzocht
zou kunnen worden of/hoe vanuit de BTW-optiek Delft deelneemt aan dergelijke
gemeenschappelijke regelingen. In rekening gebrachte BTW is compensabel (en is daarmee gelijktijdig
ook onderdeel van de inhouding op de algemene uitkering).
De specifieke uitkeringen worden momenteel vaak
inclusief een BTW component aan de gemeenten uitgekeerd. De gemeente kan
vervolgens zelf een keuze maken of de aan de uitkering ten grondslag liggende
taak zelf wordt uitgevoerd dan wel dat (een deel van) de taak wordt uitbesteed.
Nu de BTW op de hierop betrekking hebbende kosten wordt
gecompenseerd, zullen de specifieke uitkeringen na 1/1/2003 zonder BTW
component worden verstrekt.
Door
de gemeenten worden aan derden heffingen opgelegd. Nu wordt met deze heffing
aan de belastingplichtigen ook een deel van de op de gemeente drukkende
BTW-last doorberekend.Het tarief zou gelet op de lagere kosten verlaagd kunnen worden. Geeft
echter het probleem dat we daar dus wel via de vereveningsfactor op het
gemeentefonds gekort worden. In de tarieven mag daarom de BTW-component
verdisconteerd blijven. Dit geldt ook voor de leges (zelfs als deze meer dan
kostendekkend zouden worden!).
Compensatie wordt uitgesloten:
I.
Afbakening BTW
a.
vaststellen belaste en vrijgestelde ondernemersprestaties
b.
afbakenen uitzonderingen overheidsprestaties (onderwijs,
subsidies in natura etc.)
c.
vaststellen tot op heden gehanteerde aftreksystematiek
d.
vaststellen aftreksystematiek in het licht van BCF
(functies/kostenplaatsen; let op toe te passen sleutels bij mengprestaties!)
N.B. Een BTW-scan voor onderdelen
a t/m c wordt in februari 2002 afgerond.
II.
Gevolgen financieel beleid
a.
BTW-effect in de kapitaaldienst (vaststellen BTW in oude
investeringen en in reserves en voorzieningen).
b.
Doorwerking naar kapitaallasten i.r.t. de aanvullende
compensatie voor oude investeringen
c.
Gevolgen voor de grondexploitatie
d.
Uitname Gemeentefonds via vereveningsfactor
e.
Gevolgen voor tarieven/leges
f.
Gevolgen voor bijdragen aan samenwerkingsverbanden/gemeenschappelijke
regelingen
g.
Gevolgen voor subsidies
h.
En als slotsom: Vaststellen financiële/budgettaire
gevolgen begroting 2003
N.B. Onderdeel h wordt
parallel aan het begrotingsproces 2003 opgewerkt. De gevolgen m.b.t. het
financieel beleid worden via een afzonderlijke beleidsnota in september 2002
aan het gemeentebestuur voorgelegd. Een adviespunt hierbij is dan ook in
hoeverre het zinvol kan zijn om vooralsnog in 2002 geplande investeringen door
te schuiven naar 2003.
III.
Gevolgen voor het financieel beheer
a.
Administratie: structuurwijziging begroting, aanpassing
comptabele administratie en relevante subadministraties
b.
Administratieve organisatie: herinrichting werkprocessen,
aanpassen formulieren
c.
Automatisering: aanpassing Eagle-pakket, en relevante
subsystemen
IV.
Gevolgen voor de Delftse organisatie
a.
Betrokkenheid op onderdelen van betrokken vakteams bij de
nadere uitwerking van bij thema’s II/III genoemde onderwerpen
b.
Betrokkenheid vakteam ICT bij voor te nemen wijzigingen op
automatiseringssystemen
c.
Betrokkenheid vakteam Communicatie bij interne/externe
communicatie
d.
Kennisoverdracht (BTW-brochure, voorlichtingsbijeenkomsten,
instellen BTW-informatiepunt, inzetten Intranet/FAQ, opstellen instructies,
etc.)
V.
Overleg/afstemming met derden
a.
De fiscus, voor nader overeen te komen afspraken
b.
De accountant, voor de aan de nieuwe inrichting van de
administratie(s)/AO en automatiseringssystemen verbonden contrôle-aspecten
c.
Gemeenschappelijke regelingen, stichtingen i.v.m.
aanpassingen in bijdragen/subsidies
Uitwerkthema’s
II en III vormen het hart van het project. Voor het thema financieel beleid
ligt de regie voor te verrichten analyses en voorstellen bij
Strategie&Control. Voor het thema financieel beheer ligt het zwaartepunt
bij vakteam Financiën. Dit moet natuurlijk wel goed met elkaar (en met de
organisatie) zwaluwstaarten.
De
totale projectplanning kan op dit moment slechts globaal aangeduid worden. Ook
het kritieke pad binnen het nog op te stellen plan van aanpak zal nog nader gedefinieerd
moeten worden. Cruciaal is, dat per 1/1/2003 het financiële systeem (en evt.
subsystemen), de administratieve werkwijzen en organisatie ‘BTW-proof’ volgens
de werking van het BTW-Compensatiefonds zijn.
PROJECTFASEN
|
|
PLANNING
|
Initiatieffase
|
|
Jan./feb. 2002
|
q Projectvoorstel/startnotitie
|
|
|
q Selectie
procesmanager
|
|
|
Definitiefase
|
|
Mrt./april 2002
|
q
BTW-scan
|
|
|
q
Probleemstelling en globale analyse
|
|
|
q
Plan van aanpak/draaiboek
|
|
|
q
Communicatieplan (in-/extern)
|
|
|
Ontwerp-/voorbereidingsfase
|
|
Mei/sep. 2002
|
q Uitwerkingsvoorstellen
financieel beleid, financieel beheer, overig
|
|
|
Realisatiefase
|
|
4e
kw.2002/2003
|
q Aanpassing
begroting, financiële administratie, A.O., financiële systemen
|
|
4e
kw.2002
|
q
Fiscale afrekening Grondbedrijf
|
|
2003
|
Nazorgfase
|
|
Ingaande 2003
|
q
P.m.
|
|
|
De implementatie in 2002 vergt een actief en intensief
projectmanagement, waartoe gerekend wordt:
ü Managen
van het kritieke pad (vooral het goed inregelen van thema III is daar leidend
voor), met een aanjaagfunctie bij zich voordoende knelpunten in de voortgang
ü Interne/externe
communicatie
ü Overleg
met de fiscale inspectie
ü Beoordelen
of de scan op de huidige fiscaliteit een goed vertrekpunt is voor het in gang
zetten van de uitwerking van thema’s II t/m V.
Ingeschat wordt dat er een klein projectbureau ingesteld
moet worden, bestaande uit een procesmanager (0.6 Fte), en een
assistent-procesmanager (1 Fte) met enige secretariële ondersteuning. Eèn van
de eerste activiteiten van de (intern vrij te maken of extern aan te trekken)
procesmanager zal het opstellen van een draaiboek voor de verschillende thema’s
zijn. Gedacht wordt aan een functionaris voor 0,6 Fte.
De voorbereiding van de implementatie van het BTW-Compensatiefonds
leidt nog tot een aantal door het GMT en het gemeentebestuur te nemen
besluiten. Beleidsadviezen dienaangaande worden uitgebracht door een in te
stellen Regiegroep BCF (BTW CompensatieFonds), waar de eerst verantwoordelijken
voor Strategie&Control (U. Sijtema voor dit onderwerp dan tevens
coördinerend diensthoofd) resp. voor Vakteam Financiën (R. Schenkelaars) in
participeren, tezamen met de procesmanager. Vanuit de te onderscheiden
deelprojecten vindt ad hoc deelname aan het Regiegroepoverleg plaats.
De Regiegroep komt in beginsel maandelijks bijeen.
Tot
het taakgebied van deze projectgroepen hoort ook de inhoudelijke afstemming op
onderdelen met betrokken vakteams (waartoe in ieder geval GrondZaken).
Projectgroepen IV en V kunnen in het verlengde
van het ‘draaiboek’ nader ingevuld worden.
De projectgroepen zullen voor het uitzoekwerk een fors
beroep doen op mensen uit de financiële/controlsector als ook op onderdelen bij
overige vakteams/sectoren. Als gevolg hiervan zal ook rekening gehouden moeten
worden met extra personele voorzieningen om dit beslag op de reguliere
personele capaciteit op te kunnen vangen.
Reguliere overleggen
Overleggen als het Coördinatieoverleg controllers met hoofd
vakteam Financiën (CCF), en het meer operationele overleg
controllers/consulenten worden als klankbordgroepen uitgenut.
Globaal is de projectorganisatie nu als volgt te schetsen:
|
|
B&W |
|
|
|
|
|
Wethouder financiën |
|
|
|
GMT |
|
|
|
|
|
Coördinerend diensthoofd |
|
|
|
Regiegroep BCF |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
II. Gevolgen financieel beleid |
|
|
||
|
|
|
|
|
|
IV.
Kennisoverdracht naar organisatie |
|
||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
V.
Afstemming met derden |
|
Het benodigd budget voor dit project wordt voorlopig geraamd
op € 800.000:
In
€ *1.000.
Component |
Bedrag |
Procesmanagement |
250 |
Communicatietraject |
35 |
·
Brochure ·
Voorlichtingsbijeenkomsten |
|
Vorming en Opleiding |
50 |
Financieel administratieve ondersteuning |
200 |
BTW-scan |
45 |
Aanpassingen |
120 |
·
Eagle ·
Financiële subsystemen ·
Administratieve organisatie ·
Stempels, formulieren, werkinstructies |
|
Onvoorzien |
100 |
Totaal |
800 |
Het totaal benodigde bedrag ad €
800.000 kan gedekt worden door:
a.
Compensatie
via het gemeentefonds voor de invoering
van het BTW-compensatiefonds ten bedrage van ca € 120.000;
b.
Te beschikken over het restantkrediet voor het Europroject
van € 680.000.
Bert den Uijl,
Centrale Staf,
8 februari 2002.
[1]
Er moet dan
sprake zijn van een afzonderlijk rechtspersoon, die diensten levert aan de
leden van het samenwerkingsverband waarbij opgetreden wordt als overheid of als
BTW-vrijgestelde ondernemer en slechts teruggave gevorderd wordt van ieders
aandeel in de kosten.