Burger@Delft.nl
KIS 2: Digitale
Dienstverlening
Datum: 29 augustus 2002
Inhoudsopgave
Bijlage: Projectenoverzicht ICT met korte beschrijving per
project 0. Samenvatting
1. Inleiding:
de burger centraal
3. Investeren
in samenhang: de informatieketen
3.1 De
schakel Balie-informatie
3.2 De
schakel Beleidsinformatie
3.3 De
schakel Bedrijfsinformatie
3.4 De
schakel Bestandsinformatie
3.5 De
schakel Beheer en Beveiliging informatie
4. Uitvoering
van KIS 2: toetsen op burgerwaarden
5. Uitvoering
van KIS 2: kwaliteit en meten
5.2 Naar
een gemeentelijk kwaliteitsmodel
6. De
uitvoering van KIS 2 in deelprogramma’s
7. Uitvoering
van KIS 2: de organisatie
7.1 Een
trekkersrol voor de clusters
Invoeren van digitale diensten gaat niet
over invoeren van meer techniek, maar over organiseren en reorganiseren.
Werkprocessen worden anders ingericht, omdat er andere mogelijkheden ontstaan.
De ‘KIS-trein’ (Kennisinfrastructuur) rijdt al vier jaar door Delft. Niet iedereen is op hetzelfde moment ingestapt. Velen staan nog op het perron. Inzicht in mogelijkheden verschillen dus. Dat maakt de discussies en afstemming niet eenvoudiger. Dat is terug te vinden in deze nota, waarmee negen maanden geleden werd begonnen. De vergelijking met het krijgen van een kind en de opvoeding daarna dringt zich op: de start is leuk, de bevalling valt niet mee en daarna beginnen de echte uitdagingen. Een wisselende groep ambtenaren (met zwaartepunt binnen Publiekszaken en Facilitaire Dienstverlening) heeft dit proces meegemaakt, aangevuld met externe ondersteuning (Informatiehuis). Het heeft geleid tot dit eindproduct.
Kern van deze nota is dat de burger
beter wordt van de uitvoering van het KIS-programma. En dat aandacht voor
digitale dienstverlening betekent aandacht voor de hele informatieketen van
KIS: van balie, beleid, bedrijf, bestand en beheer. Niet alleen snel scoren via
een digitaal product, maar de dienst inpassen in een keten van standaards. Daar
gaat het om. Dat betekent investeren niet alleen aan de ‘buiten’-kant, maar ook
in de back office.
Die investeringen zijn nodig om een aantal
redenen. Het is efficiënter en klantgerichter. Het zal de druk op de
publieksbalie verminderen. Er is sprake van betere dienstverlening (een burger
kan meer vanuit huis regelen; hij krijgt meer informatie beschikbaar op het
gewenste moment) en kwaliteitsverbetering (door verbeterde combinaties van
gegevens binnen de gemeente). Maar de markt vraagt er ook om en verwacht het
steeds meer van de gemeente. En het Rijk legt het steeds meer op. Bovendien
speelt voor Delft dat het uitstekend past in de ambities en eigen
voorbeeldfunctie van Delft Kennisstad (het binnen de eigen organisatie
uitstralen van de kennisstad).
Via de extra financiering in het
KIS-programma komen impulsprojecten in uitvoering, waarmee de digitale
dienstverlening een stimulans krijgt. In 2003 nog op een niet al te ambitieus
niveau, ook al gezien de andere taken binnen de organisatie. Daarna vindt opschaling
plaats.
De betrokkenheid binnen gemeente is
georganiseerd via de regiegroep DKO (Digitale Kennisorganisatie) en wordt
verder vergroot door deelprogramma’s te plaatsen onder de hoede van een
clusterdirecteur. Deze deelprogramma’s verbeteren de toegankelijkheid, de
doeltreffendheid, de betrouwbaarheid, de controleerbaarheid en de doelmatigheid
van de gemeente. Meetbare doelstellingen zijn hiervan een belangrijk onderdeel.
Ook in 2003 wordt hiervoor een aanzet gegeven, waarna opschaling plaatsvindt
van het werken met meetbare doelstellingen.
De uitvoering van de programma’s vindt mede plaats door deze in lijn te brengen met de andere binnen de organisatie uit te voeren ICT-projecten. Het gaat dan om verbetering van de bedrijfsvoering, nakomen wettelijke verplichtingen en dergelijke. Het totaaloverzicht geeft een doorkijk naar de praktische werksituatie als uitvloeisel van de ambities. Maar juist door dit in lijn te brengen en te prioriteren komen ambities in balans met andere prioriteiten en mogelijkheden op de ‘werkvloer’.
Deze nota legt een visie neer voor de komende jaren (2002-2006), die uitmondt in een concreet jaarprogramma voor 2003. Een volgend jaarprogramma wordt medio volgend jaar gemaakt als beter zicht is op de stand van organisatie, techniek en inhoud van dat moment. Een jaar vooruitkijken lijkt niet veel. Gebleken is dat dit niet het geval is. De wereld verandert razendsnel in dit speelveld. Dat wordt vooral duidelijk als we terugkijken.
De in deze nota genoemde stukken zijn
beschikbaar op de bij de nota gevoegde cd. Hier is ook het totaaloverzicht van
ICT-projecten voor 2003 en verder te vinden.
Voorstellen
Uitvoering
van het KIS-programma plaats te laten vinden door integrale uitvoering over de
gehele informatieketen: Van balie, beleid, bedrijf, bestand en beheer.
De uitvoering van het programma in 5 deelprogramma's te laten
plaatsvinden, ieder onder de hoede van een GMT-lid. Het gaat om de
deelprogramma's:
In deze deelprogramma’s worden impulsprojecten (vanuit KIS) en bedrijfsvoeringprojecten in samenhang uitgevoerd.
De
coördinatie tussen de KIS-programma's (onderling) en de
bedrijfsvoeringsprojecten onder regie houden van de regiegroep Digitale Kennisorganisatie (DKO). De regiegroep DKO
onder leiding laten staan van de directeur Publiekszaken en tevens een functie
geven als klankbord en voorportaal voor het GMT (voor besluitvorming en afstemming).
Voorstel 4
Verder ontwikkelen van een monitoringsystematiek. In eerste instantie wordt uitgegaan van het monitoren van een beperkt aantal indicatoren. Hiertoe wordt o.a. een nulmeting uitgevoerd via het Delft Internetpanel (DIP). In de systematiekontwikkeling wordt de rol die de Balanced ScoreCard (BSC) en het managementmodel van het INK (Instituut Nederlands Kwaliteit) hierin kunnen spelen, nader onderzocht. De startopzet bestaat uit:
|
Doel |
Wat |
Meting |
Prestatie indicator |
Wanneer |
1 |
Informatieverstrekking |
Actuele, accurate
website |
Tevredenheid via
DIP |
> 50 % |
2002 |
2 |
Digitale balie |
Digitale
producten |
Aanwezigheid totaal
aantal diensten via internetsite |
50 |
2003 |
3 |
Digitale balie |
Internet-betalingsmodule |
Aanwezigheid |
Dienst beschikbaar |
2003 |
4 |
Digitale balie |
Bericht
verhuizing |
Aanwezigheid Percentage digitaal
afgehandeld |
Dienst beschikbaar
via internetsite; percentage digitale afhandeling 35 |
2002 |
5 |
Digitale balie |
Melding grof vuil |
Aanwezigheid Pecentage digitaal
afgehandeld |
Dienst beschikbaar
via internetsite; percentage digitale afhandeling 10 |
2002 |
6 |
Digitale Balie |
Uittreksel GBA |
Aanwezigheid Percentage
digitaal afgehandeld |
Dienst beschikbaar
via internetsite; percentage digitale afhandeling 20 |
2002 |
7 |
Publieksbalie |
Klantafhandeling |
Afhandelingstijd |
Vermindering |
2003 |
8 |
Wijkinformatie |
Wijkinformatie-punten |
Aanwezigheid |
1 2 1 |
2004 2005 2006 |
9 |
Kwaliteitsverbetering |
Invoering
INK-model |
Uitvoering plaatsgevonden |
Eerste zelfevaluatie |
2003 |
10 |
Nulmeting extern |
Klanttevredenheidsonderzoek |
Uitvoering plaatsgevonden |
Onderzoeksrapport |
2003 |
11 |
Planmatige afhandeling
alle ICT-projecten |
Prioriteitsstelling
in relatie tot aan-wezige capaciteit |
ICT-jaarplan |
Dienst beschikbaar |
2003 |
12 |
Financiële
controle |
Financiën per project |
Uitgaven in projectbudgetten |
Totaalrapportage
2 x per jaar over alle projecten |
2003 |
Voorstel 5
Het bij de
Zomernota 2003 toegekende bedrag van € 450.000,= in 2003 te besteden aan de
volgende projecten en onderdelen in de daarbij aangegeven deelprogramma’s:
Deelprogramma Toegankelijkheid:
€ 25.000,= aanvraagformulieren
op internet
€ 225.000,= ontwikkeling
standaardmodulen ten behoeve van (pro-)actieve benadering klanten
€ 100.000,= wijkservicepunten
Deelprogramma Doeltreffendheid:
€ 50.000,= aanzet vernieuwing Raadsinformatiesysteem
(RIS)
€ 50.000,= aanschaf en
ontwikkeling instrumenten interactieve beleidsvorming
De besluitvorming over de budgetten na 2003
dient nog plaats te vinden bij de vaststelling van de begrotingen van die
betreffende jaren.
Het verbeteren van de dienstverlening is een
belangrijke doelstelling die het Delftse gemeentebestuur zich stelt. De burger
verwacht meer van de overheid, en de gemeentelijke organisatie – in alle geledingen
– moet zich daarop voorbereiden. “De
dienstverlening verdient een hogere klantgerichtheid”, aldus het
collegeprogramma 2002-2006, ‘Voorzetten en doorzetten’. “Dit stelt hoge eisen
aan niveau en reactiesnelheid van het ambtelijke apparaat. Medewerkers moeten
beter zijn toegerust op hun taak.”
Een steeds belangrijker onderdeel van de
gemeentelijke dienstverlening is de digitale dienstverlening. Belangrijker,
omdat steeds meer Delftenaren toegang hebben tot internet en de behoefte
toeneemt om gemeentelijke informatie en diensten op elk gewenst moment te
kunnen opvragen en gebruiken. Veel gemeentelijke informatie is inmiddels digitaal
beschikbaar, zoals een uitgebreide productenlijst, nieuws over actuele
projecten in de stad en het digitaal erfgoed. Daarnaast is een begin gemaakt
met het aanbieden van interactieve diensten via het internet, zoals het
doorgeven van adreswijzigingen en meldingen voor grof vuil en openbare ruimte.
Deze nota beschrijft de Delftse visie op de
verdere ontwikkeling van de digitale dienstverlening en de stappen die nodig
zijn om de ambities van dienstverlening en innovatie waar te kunnen maken. Het
is een beschrijving met beperkingen, omdat verbetering van gemeentelijke
dienstverlening een dynamisch en voortdurend proces is. Een visie op
dienstverlening is per definitie een visie op dynamiek.
Deze visie is een verdere uitwerking van de
visie en de investeringen die de gemeente sinds 1998 heeft gedaan in de opbouw
van een kennisinfrastructuur (KIS). In de eerste vier jaar van dit project zijn
hiervoor de interne voorwaarden geschapen. Het KIS-project heeft in die eerste
fase een stevig fundament gelegd voor een verdere verbetering van de digitale
dienstverlening, die in de tweede fase (2002-2006) opgepakt gaat worden. We
noemen dit programma ‘KIS 2’.
KIS 2 kent vier uitgangspunten en drie
doelstellingen:
1.
Digitalisering
van dienstverlening is de komende periode een centraal programma om het in het
collegeprogramma uitgewerkte streven naar resultaatgerichtheid waar te kunnen
maken.
2.
Het project
bouwt voort op het KIS-fundament en is gericht op resultaten voor de burger,
zoals ook de Rekenkamercommissie in april 2000 benadrukte.
3.
Definiëring
van resultaten en standaardisatie van systemen zijn hiervoor noodzakelijke
voorwaarden. De burger krijgt zo herkenbare baten, de gemeenteraad krijgt controleerbare
resultaten en de ambtelijke organisatie krijgt beheersbare processen.
4.
De bijdragen
van ICT moeten meetbaar worden gemaakt, in kosten, baten en eindpunten.
·
het verbeteren
van de informatievoorziening, door beschikbare informatie beter toegankelijk te
maken, ook via internet;
·
het uitbreiden
van het aantal digitale producten en diensten, af te nemen via internet en de
wijkservicepunten;
·
het verbeteren
van de relatie tussen burger en bestuur, door digitale ondersteuning bij
interactieve beleidsontwikkeling.
Het gemeentebestuur garandeert zijn burgers
hiermee een meetbare verbetering van toegankelijkheid, doeltreffendheid, betrouwbaarheid,
controleerbaarheid en doelmatigheid van dienstverlening en processen van
beleidsontwikkeling met behulp van ICT. Elke bestuurder zal deze missie concretiseren
voor zijn portefeuille met de in deze nota uitgewerkte uitgangspunten en
instrumenten. In het ‘burgerjaarverslag’ rapporteert de burgemeester over de
voortgang en kwaliteit.
Eén van de middelen om het niveau van de dienstverlening
te verbeteren is de inzet van informatie- en communicatietechnologie, bij
uitstek in de kennisstad die Delft is. De gemeente heeft in de afgelopen jaren
fors geïnvesteerd in ICT. Aan de Delftse kennisinfrastructuur ligt het
bedrijfsplan KIS ten grondslag, dat een meerjarig perspectief schetst van acht
jaar. De basis van deze kennisorganisatie is het model van de informatieketen,
dat bestaat uit vijf ringen. Hierin worden de volgende schakels onderscheiden:
balie, beleid, bedrijf, bestand en beheer[1].
Met de missie van Delft Kennisstad als
uitgangspunt heeft de gemeente in 1998 een begin gemaakt met de opbouw van deze
kennisinfrastructuur. KIS ondersteunt de kennisorganisatie die Delft wil zijn.
Dit gebeurt door de aanleg en het beheer van het fysieke netwerk, door de
inrichting en het beheer van de webplekken en door het structureren van de
informatie van de gemeente en haar externe partners. En verder ook door
communicatie van en over de gemeentelijke informatie mogelijk te maken.
Het KIS-project is ingezet om binnen de
organisatie te bereiken dat medewerkers eenvoudiger en prettiger kunnen werken,
beter op het werk toegespitste informatie op de werkplek ter beschikking hebben
en beter kunnen communiceren, door de juiste informatie op eenvoudige wijze te
kunnen raadplegen en gebruiken. Om te komen tot een stabiele beheerssituatie
zijn ICT-hulpmiddelen meer gestandaardiseerd: er is eenheid gekomen in
hardware, software en uitwisseling.
Door in de organisatie ICT een belangrijke
plaats te geven, schept de gemeente de voorwaarde om optimaal gebruik te maken
van de mogelijkheden van digitale dienstverlening. Het is duidelijk dat hierbij
echter de menselijke kant niet vergeten mag worden. De ‘Hoofdlijnennotitie
doorstart KIS’[2] legt de
relatie tussen KIS en het programma Menselijke Mogelijkheden Centraal (MMC)[3].
Die notitie stelt dat Delft alleen kan uitgroeien tot een kennisorganisatie als
voldoende aandacht voor de menselijke kant één van de randvoorwaarden is. De
organisatie voert nu het opstellen van persoonlijke ontwikkelingsplannen en het
voeren van ontwikkelingsgesprekken in. Met het MMC-programma zet Delft een lijn
in waarin minder de functie en meer de (ontwikkeling van de) medewerker
centraal komt te staan. In deze ontwikkeling moet ook het meegaan met de
veranderende digitale wereld een plaats krijgen. Het functioneren van een
medewerker van de gemeente Delft zal steeds meer ook bepaald worden door het
hebben van kennis op dit terrein.
Ook de Delftse organisatie heeft de laatste
jaren een veranderingsslag doorgemaakt. De visie van deze veranderrichting
(NEON) komt in hoofdlijnen overeen met de visie van het KIS-project. KIS en
NEON gaan beide uit van een goede afhandeling van de contacten met en de
dienstverlening aan de klanten.
Het is mogelijk
een (verantwoordelijkheids)relatie te leggen tussen de clusters in de
vernieuwde organisatie en het ringenmodel van KIS. Publiekszaken en Bedrijven
zijn hierbij vooral werkzaam in de baliering, Wijk- en Stadszaken vooral in de
beleidsring, de Centrale Staf in de bedrijfsvoering en Facilitaire
Dienstverlening in de bestands- en beheerring.
Aandacht voor digitale dienstverlening
betekent aandacht voor iedere schakel in de hele informatieketen van KIS:
balie, beleid, bedrijf, bestand en beheer. Er lijkt niets tegen het snel scoren
met een nieuw digitaal product aan de virtuele balie. Maar als dat product niet
past in een keten van standaards blijft het slechts bij een cosmetische
vernieuwing, omdat de organisatie de verwachtingen niet kan waarmaken.
Investeringen in dienstverlening beperken zich dus niet tot de ‘buitenkant’.
Pas als alle schakels in de keten erop zijn berekend, zal de verbetering van
digitale dienstverlening aan de (virtuele) balie echt van de grond komen.
Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de
schakels in de informatieketen en legt een relatie met bestaande nota’s.
De gemeente ontwikkelt een geïntegreerde
balie voor transactie, interactie en communicatie met burgers. De
kwaliteit van dienstverlening staat hoog in het vaandel van de gemeente, want
de publieksfuncties (aan de balie en ‘op straat’) vormen het gemeentelijke
visitekaartje. Delft brengt daarom samenhang in de loketten waar de burger
terecht kan voor alle producten en diensten van de gemeente.
Bij een call center kan de
burger op afstand per telefoon alle vragen en opmerkingen kwijt. Het
virtuele loket van de overheid op het internet
maakt communicatie mogelijk zonder de beperkingen van plaats en tijd.
Op internet is de gemeente vierentwintig uur per dag, zeven dagen per
week toegankelijk.
Daarnaast wordt het mogelijk om op
elektronische wijze formulieren op te vragen voor een grote hoeveelheid van
diensten, zoals kapvergunningen en uittreksels uit het bevolkingsregister. De
burger kan de formulieren vervolgens na invulling direct terugsturen. Hierna
gaat het gemeentelijke apparaat ermee aan het werk. Het systeem attendeert
burgers op bij elkaar horende aanvragen of producten, de zogenaamde
vraagpatronen. De technologie die de balie ondersteunt in haar dienstverlenende
activiteiten aan de burgers is ook het internet.
De ‘Nota Internetbeleid’[4]
beschrijft het Delftse ambitieniveau met betrekking tot de balie. Delft streeft
naar een laagdrempelige website, met actuele en accurate informatie. Ook zal de
website een rol spelen als platform voor vormen van informele en formele
interactieve beleidsvorming. Naast medium voor het verstrekken van informatie
gaat de website in de komende jaren steeds meer functioneren als front office van de digitale
dienstverlening. De website handelt uiteindelijk de hele dienst via het
internet af. Dit betekent ook dat Delft dan over een omgeving moet beschikken
die optimaal geautomatiseerd is. De interactie via het internet vindt in de
meeste gevallen plaats via e-mail. Hiervoor moet een e-mail protocol worden
ontwikkeld.
De balie is de belangrijkste plek binnen de
gemeente waar dienstverlening plaatsvindt. Het Dienstverleningsconcept[5]
beschrijft hoe Delft die dienstverlening wil verbeteren. Gemeentelijke
dienstverlening wordt voor een belangrijk deel bepaald door de eisen van
rechtmatigheid en rechtsgelijkheid. Deze geven deze dienstverlening een eigen
spanning. Rechtsgelijkheid vraagt om eenheid van beleid en uitvoering, terwijl
dienstverlening daarentegen om differentiatie vraagt. Dit brengt met zich mee
dat de dienstverlening constant in de gaten gehouden en waar nodig verbeterd
moet worden. Verantwoording afleggen aan de burger neemt hierbij een centrale
plaats in (zie burgerjaarverslag bij 5.2).
Gemeentelijk beleid raakt belangen van
burgers. De burger moet het proces van beleidsvorming kunnen volgen en er
invloed op uitoefenen als hij dat wil. Ook moet hij toegang kunnen
hebben tot informatie over de uitvoering van beleid en over de monitoring van
resultaten.
De volgende schakel in de informatieketen is
beleidsinformatie. Beleidsinformatie ondersteunt de ontwikkeling, uitvoering en
evaluatie van het beleid. Dit is vooral het terrein van het cluster Wijk- en
Stadszaken. De nota ‘Visie interactieve beleidsvorming’[6]
gaat nader in op de werkwijze, de instrumenten en de ICT-randvoorwaarden. De
hierbij behorende technologie is die van het extranet: een afgeschermd deel van
het internet waar betrokken personen met elkaar kunnen communiceren en discussiëren
voor de ontwikkeling van beleid en de besluitvorming erover. Hierbij worden
discussiegroepen onderscheiden naar thema en naar doelgroep. Een thematische
discussiegroep wordt gevormd op basis van een beleidsthema, terwijl de tweede
categorie uitgaat van een kenmerk van de deelnemers: bijvoorbeeld inwoners van
een wijk. In dit laatste geval maken we gebruik van wijksites. De Nota Internetbeleid
gaat nader in op dit onderscheid in relatie tot internetportalen, zoals
www.delft.nl/jongeren en www.wippolder.nl.
Bij beleidsinformatie wordt ook gedacht aan
informatie over wet- en regelgeving en andere randvoorwaarden die aan
(gemeentelijke) producten en diensten ten grondslag liggen. Beschikbaarheid van
deze informatie maakt een verdere verdieping in een specifiek onderwerp erg
eenvoudig. Wijzigingen hierin worden rechtstreeks door de betrokken afdeling
verwerkt. De informatie is dus altijd up-to-date. Burgers kunnen zich aanmelden
om door de gemeente automatisch op de hoogte te worden gehouden van ontwikkelingen
op die gebieden waarvoor interesse bestaat, inclusief gemeentelijke documenten
en raadsstukken.
Deze schakel in de informatieketen gaat over
het interne proces, de bedrijfsvoering, van de gemeente. De gemeente
combineert de juiste middelen om producten en diensten te leveren.
Intern wordt met besturing de basis gelegd voor een goede dienstverlening
aan de burger, voor snelle en accurate service, voor een efficiënte
levering van producten, maar ook voor pro-actieve dienstverlening.
Voor een organisatie die een goede waardering door klanten, medewerkers en de
maatschappij als één van de sturende principes hanteert, is een scherp en
actueel beeld van de eigen performance essentieel.
Meten is weten, en gelukkig weten we ook al veel. Op verschillende plekken in
de organisatie worden kwaliteit en kwantiteit al gemonitord. Een voorbeeld
hiervan is het BAVAK-systeem bij de publieksbalie: een computersysteem dat
informatie over wachttijden, bezettingsgraad van de balies, producten verschaft
– noodzakelijk om klanten goed en efficiënt van dienst te kunnen zijn. Een
ander voorbeeld is het tevredenheidsonderzoek onder medewerkers of de benchmarking bij Werk, Inkomen en Zorg,
waarvan de uitkomsten een drijfveer vormen voor de invoering van het
INK-managementmodel. Dit soort instrumenten stelt ons in staat te kunnen
(bij)sturen en vooral te kunnen anticiperen.
Voor het definiëren van de resultaten waarop
zal worden gemeten, wordt uitgegaan van de vijf ‘burgerwaarden’:
toegankelijkheid, doeltreffendheid, betrouwbaarheid, controleerbaarheid en
doelmatigheid (paragraaf 4 gaat nader in op deze burgerwaarden). Deze waarden
worden concreet gemaakt in meetbare normen, waaraan de processen in de digitale
dienstverlening moeten voldoen. Dit wordt vastgelegd in duidelijke afspraken
die op (mate van) realisatie kunnen worden gecontroleerd. Dit sluit aan bij de
aanbevelingen uit het rapport van de Rekenkamercommissie[7].
Basisgegevens zijn de bron voor bewerkingen
die worden gebruikt bij de besturing, het beleid en het
contactencentrum van de gemeente. Basisgegevens worden eenmalig op een vaste
plaats verzameld in basisregistraties. De kwaliteit van de basisgegevens
is gegarandeerd door een basisadministratie waarin is geregeld hoe
medewerkers de gegevens vastleggen en beheren.
Bestandsinformatie is die informatie die
door en in een gemeente is verzameld en die op diverse werkplekken inzetbaar
is. Daarbij moet sprake zijn van eenmalige en eenduidige vastlegging op een
afgesproken plaats met afspraken over wie verantwoordelijk is voor onder meer
opbouw en mutatie en wie mag raadplegen. De gemeente Delft sluit met betrekking
tot de bestandsinformatie aan bij de landelijke ontwikkelingen (stroomlijning
basisgegevens). Landelijk zijn zes authentieke basisregistraties erkend. Twee van
deze registraties zijn al bestaand, namelijk het GBA en de kadastrale
registratie. De overige vier registraties zijn in ontwikkeling: het
basisbedrijvenregister, het gebouwenregister, het geografisch kernbestand en de
nationale adressenregistratie. Naast deze zes externe registraties kent de
gemeente Delft ook nog drie interne registraties: financiën, personeel en
documentaire informatie. De bestandsinformatie die door deze basisregistraties
wordt ontsloten moet toegankelijk zijn op de werkplekken van daarvoor
geautoriseerde medewerkers.
De gemeente Delft heeft haar registraties
toegankelijk gemaakt en met elkaar verbonden. Daardoor worden gegevens zo veel
mogelijk éénmalig vastgelegd en meervoudig gebruikt. Ook voor de burger is dit
handig. Eenmalig vastgelegde gegevens over een burger kunnen dan op een later
moment bij een volgend contact worden hergebruikt, naar gelang de wens van de
klant. Ook wordt een uittreksel van de aanwezige informatie voor de burger
toegankelijk gemaakt in een extranet-omgeving.
In contacten met de gemeente moet de burger
niet worden geconfronteerd met het feit dat er verschillende basissystemen
binnen de organisatie aanwezig zijn. De uitvoering van processen achter de front office zal plaatsvinden in de
gemeentelijke back office, door externe partners, dan wel door de back office
in samenwerking met externe partners. Digitalisering maakt dit mogelijk. Nodig
zijn standaardpakketten, vermindering van het aantal applicaties en het werken
met basisregistraties. Een naadloze aansluiting van de front office op de back
office vergt overigens bijzondere aandacht. Delft investeert in deze koppeling,
waarvoor de term mid office gangbaar is.
De mogelijkheden voor gebruikers van webplekken worden vastgelegd
in regels voor het beheer van informatiesystemen. Dat geldt voor
burgers die via het internet met de gemeente communiceren, als
ook voor gebruikers van het extranet en voor medewerkers van de
gemeente die het intranet gebruiken.
Vastgelegd wordt over welke informatie
de gebruikers kunnen beschikken, welke toepassingen ze kunnen
gebruiken en hoe de communicatie verloopt. De gemeente kiest
voor standaards die communicatie mogelijk maken. In alle afspraken over
het beheer van informatiesystemen nemen de beveiliging van informatiestromen en
de zorg voor de privacy een belangrijke plaats in.
Het beschikbaar stellen van informatie en
gegevens speelt zich af in een beveiligde omgeving. De burger heeft toegang tot
die gegevens waar deze recht op heeft. Een wijkbewoner krijgt de beschikbare informatie
over de wijk erbij. Een raadslid heeft de beschikking over de informatie die
hij nodig heeft voor zijn werk. Alle informatie wordt hierbij goed
gestructureerde en gestandaardiseerd gepresenteerd.
Delft is met haar interne infrastructuur op
de goede weg. Dat geldt echter minder voor haar digitale dienstverlening.
Binnen en buiten de gemeentelijke overheid komt een veelheid aan initiatieven
tot ontwikkeling die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de realisering
van de ambities. Er is veel te leren. De gemeente Delft wil leren van al deze
ontwikkelingen en deze inbedden in haar aanpak. Daarnaast realiseert de
gemeente ook zelf projecten die een positieve bijdrage leveren aan de optimalisering
van dienstverlening en interactieve beleidsontwikkeling en zo aan een beter
functionerende Delftse samenleving.
Het programma KIS 2 wordt uitgevoerd in de
periode 2002 – 2006 en omvat een vijftal deelprogramma’s. Dit hoofdstuk gaat in
op de burgerwaarden die aan deze programma’s ten grondslag liggen. Instrumenten
die de kwaliteit van de uitvoering van KIS 2 bevorderen en meten worden
beschreven in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 beschrijft vervolgens de
deelprogramma’s. Uiteraard is er voor een omvangrijk project als dit een
uitvoeringsorganisatie nodig met duidelijke verantwoordelijkheden; die organisatie
wordt beschreven in hoofdstuk 7.
Delft wil het niveau van dienstverlening
meetbaar maken. Bij de overheid vindt al lang discussie plaats over de criteria
waaraan de relatie tussen burger en gemeente kan worden afgemeten. Tot een landelijke
standaard is het nog niet gekomen. De consumentenwaarden zoals de Consumentenbond
die hanteert voor de relatie tussen klant en bedrijf – beschreven in de nota ‘Marktmeester aan zet’[8] – zijn een bruikbaar alternatief.
Deze consumentenwaarden zijn vrij eenvoudig te vertalen in burgerwaarden
die passen bij de relatie tussen overheid en burger.
De volgende consumentenwaarden zijn de basis
voor de burgerwaarden:
1.
Keuzevrijheid, zodat consumenten/burgers zelf kunnen
beslissen wat het best is voor henzelf;
2.
Toegang tot goederen en diensten die consumenten/burgers nodig hebben om hun
leven te leiden (inclusief de benodigde educatie);
3.
Duurzaamheid, zodat goederen en diensten niet de
voorziening in behoeften van de toekomstige generaties onmogelijk maken.
4.
Kwaliteit, in de vorm van hoge standaarden voor producten en diensten;
5.
Waar voor je geld, een evenwichtige verhouding tussen prijs
en kwaliteit;
6.
Klacht- en verhaalmogelijkheden, zodat consumenten/burgers eerlijk en
redelijk behandeld worden als dingen verkeerd gaan;
7.
Informatie, zodat keuzen effectief en realistisch kunnen zijn;
8.
Veiligheid, zodat goederen en diensten hun gebruikers
niet schaden;
Aangezien de dienstverlening bij de overheid gebaseerd is op andere principes dan in de marktsector kunnen niet alle waarden worden overgenomen. Dit geldt ook voor de waarde ‘keuzevrijheid’, deze is niet één op één als burgerwaarde over te zetten. Immers, een gemeente heeft te maken met wetten en regels, met producten en diensten die in een monopoliesituatie worden aangeboden. De burger als klant heeft dus niet altijd (zoals in het bedrijfsleven) de vrijheid te kiezen. De verhouding burger en bestuur is voor elk product of dienst anders, afhankelijk van wet en regelgeving.
De consumentenwaarde ‘toegang’ laat zich daarentegen zeer goed vertalen in de burgerwaarde ‘toegankelijkheid’. Burgers hebben recht op maximale toegang tot die producten en diensten die zij van de gemeente nodig hebben om hun leven optimaal te kunnen invullen. De gemeente moet het dus voor de burgers zo gemakkelijk mogelijk maken om producten en diensten te kunnen verkrijgen. Het is duidelijk dat de gemeentelijke balie, maar ook de balie op straat hier een centrale rol in spelen.
De waarde ‘duurzaamheid’ krijgt in
overheidsland de inhoud van ‘doeltreffendheid’ met name in het
geval van informatieproducten. Uiteraard geldt de waarde duurzaamheid ook voor
fysieke producten. Een product of dienst, door de gemeente geleverd, moet die
uitwerking hebben die ermee bedoeld is. Deze uitwerking mag uiteraard niet in
conflict zijn met toekomstige behoeften van burgers (het principe van duurzaamheid).
Dit betekent dat de beslissing tot het leveren van een bepaald product of
dienst zorgvuldig moet worden voorbereid. Dit geldt ook voor de manier waarop
het product/de dienst zal worden geleverd.
De consumentenwaarden ‘kwaliteit’ en ‘waar
voor je geld’ vatten wij samen in de burgerwaarde ‘betrouwbaarheid’.
Het is duidelijk dat de waarde ‘kwaliteit’ van de Consumentenbond
onverminderd geldt voor de gemeentelijke overheid. De burger heeft recht op
kwaliteit en de gemeente moet daarvoor zorgen. Kwaliteit heeft hier niet alleen
betrekking op kwalitatief goede producten en diensten, maar ook op informatie.
Kwaliteitshandvesten vormen een goed instrument om hieraan invulling te geven.
De gemeente geeft de burgers informatie over het niveau van kwaliteit van
producten en diensten dat men kan verwachten en welke prestatie er tegenover
staat, indien de gemeente die afgesproken kwaliteit niet levert. Hetzelfde
geldt voor de waarde ‘waar voor je geld’. De gemeente heeft het monopolie voor
vele producten en diensten. Burgers hebben dus niet de mogelijkheid een andere
aanbieder te zoeken die wellicht die producten en/of diensten tegen een
gunstigere prijs-kwaliteitverhouding levert. Om deze reden moeten de burgers
erop kunnen vertrouwen dat de gemeente haar best doet de meest optimale
‘kwaliteit’ te leveren.
In het verlengde van de burgerwaarde
betrouwbaarheid ligt de waarde ‘controleerbaarheid’, deze komt overeen
met de consumentenwaarde ‘klacht en verhaal’. Om te kunnen constateren
of burgers eerlijk en redelijk worden behandeld, of de geleverde producten voldoen
aan de gestelde kwaliteitseisen, of de juiste doelgroepen met de juiste
producten worden bediend, is het noodzakelijk dat het functioneren van de
overheid controleerbaar is. En dit niet alleen om te kunnen ingrijpen op het
moment dat dingen verkeerd gaan, maar vooral om die situatie te voorkomen.
De waarde ‘informatie’ geldt zowel voor de private als de publieke sector. De burger heeft recht op informatie over het waarom, het hoe en het waar van producten, diensten, procedures enzovoorts. Anders dan in de private sector geldt bij de overheid dat alleen de juiste informatie, op de juiste manier, op de juiste plek, aan de juiste persoon moet worden verstrekt. Want evenals in de private sector mogen de producten en diensten die de gemeente levert op geen enkele manier hun gebruikers schade berokkenen. Dat wil zeggen: ze moeten geschikt zijn voor het doel dat zij dienen, ze moeten ‘veilig’ zijn, ze moeten doelmatig zijn. De waarden ’informatie’ en ‘veiligheid’ worden op deze manier vertaald in het principe van ‘doelmatigheid’ voor de overheid.
We hanteren daarom de volgende vijf
burgerwaarden:
·
toegankelijkheid van organisatie en informatie;
·
doeltreffendheid van producten en diensten.
·
betrouwbaarheid van dienstverlening, waarbij de gemeente
haar best doet de optimale kwaliteit te leveren;
·
controleerbaarheid van functioneren van de overheid;
·
doelmatigheid van de inzet van de gemeente.
Deze vijf burgerwaarden hebben een duidelijk
relatie met de vijf schakels uit de informatieketen en vormen de basis voor de
deelprogramma’s waarin het KIS-programma zal worden onderverdeeld.
Impulsprojecten vanuit het KIS-programma zullen met de andere ICT-projecten
worden ondergebracht in deze programma’s. Zo ontstaat samenhang en kan afweging
en prioritering plaatsvinden.
Zoals hiervoor aangegeven heeft de burger
recht op kwaliteit en de gemeente moet die kwaliteit leveren. Hoe weten we nu
dat de producten en diensten inderdaad die kwaliteit hebben waar de burgers
recht op hebben? De gemeente Delft heeft al jaren ervaring met instrumenten die
deze informatie kunnen leveren. Echter, het adagium ‘meten is weten’ gaat niet
in alle gevallen op. Niet alles is immers te kwantificeren in efficiencywinst.
Hiermee moet rekening worden gehouden als instrumenten om de kwaliteit van
producten en dienstverlening te verbeteren worden ingezet.
Digitale dienstverlening betekent
bijvoorbeeld dat de burger van huis uit steeds meer diensten en informatie kan
opvragen. Dat is dus klantgerichter en daarmee toegankelijker. De burger vraagt
er ook meer en meer om, verwacht het ook van een gemeente dat dit mogelijk is,
zeker van de kennisstad die Delft is. Dit betekent echter niet dat de
publieksbalie hierdoor geheel vervangen zal worden. Er zullen diensten en
producten zijn die burgers niet via het internet geleverd willen hebben of
kunnen krijgen. Hiermee moet rekening worden gehouden als het gaat om
kwaliteitsverbetering.
Deze paragraaf beschrijft een aantal
instrumenten die de organisatie kunnen ondersteunen bij de verbetering van de
kwaliteit van het leveren (al of niet digitaal) van diensten en producten. Deze
instrumenten kunnen ook een rol spelen bij de verbetering van de kwaliteit van
het totale functioneren van de organisatie. In deze nota hebben zij echter
betrekking op het KIS 2-programma.
Basis van veel van deze instrumenten is het
maken van afspraken over de te bereiken doelen. Dit betekent dat – met de
bovengenoemde restrictie in gedachten – meetbare indicatoren moeten worden
ontwikkeld voordat het meten of de doelen inderdaad bereikt zijn. Zoals gezegd
heeft Delft met het meten van kwaliteit ervaring opgedaan. Het Stadspanel Delft
is ontwikkeld tot een internetpanel: het Delftse Internetpanel (DIP)[9].
Dit instrument kan de tevredenheid meten van burgers met de producten en diensten
van de gemeente en met het tot stand komen van politieke besluitvorming. Echter
zonder tevreden medewerkers geen tevreden klanten. Om die reden zijn (kwalitatieve)
diepte-interviews met medewerkers en met klanten een waardevolle aanvulling op
de informatie die het DIP levert. Deze geven achtergrondinformatie, leggen de
wereld achter de cijfers bloot.
Ook hier gaat de gemeente uit van een
ontwikkeltraject. Het meten van de gevolgen van digitale dienstverlening en het
gebruik van de (digitale) mogelijkheden voor het participeren in politieke
besluitvorming staat ook in Delft nog in de kinderschoenen.
Binnen de gemeente Delft is op het gebied
van kwaliteitsmodellen gekozen voor het INK-managementmodel. Het is dan ook de
bedoeling om met dit KIS-programma hier op het juiste moment aansluiting bij te
vinden. Al dan niet binnen de reikwijdte van de uitvoering daarvan.
Uit de digitale praktijk: de Digitale
Stamboom
Wie onderzoek wilde doen bij het
Gemeentearchief moest tot 1997 zelf naar de studiezaal toe. Die stond daardoor
zwaar onder druk, met zo’n 25 personen per dag bij een capaciteit van 20
plaatsen. Sinds 1997 biedt het archief ook digitale diensten aan op
www.archief.delft.nl: een website met alle inventarissen, die het bezoekers mogelijk
maakt hun bezoek thuis voor te bereiden, en de Digitale Stamboom, een database
van twee miljoen records met de meest gevraagde bronnen.
De eerste site trekt jaarlijks
20.000 bezoekers. De Digitale Stamboom trok in het eerste jaar 45.000
bezoekers. Dit aantal was in 2001 royaal verdubbeld. Voor veel mensen blijkt
deze informatie voldoende: terwijl het bereik van het Gemeentearchief wereldwijd
is verveelvoudigd, is het aantal fysieke bezoekers gedaald tot 3.000 per jaar.
Minder fysieke bezoekers
betekent niet dat er veel capaciteit vrijkomt in de studiezaal. De medewerkers
daar hebben nu (eindelijk) genoeg tijd om de bezoekers van dienst te zijn. De
belasting van de
back office is licht toegenomen, omdat bezoekers van de Digitale Stamboom
kopieën kunnen bestellen; dit gebeurt circa 300 keer per jaar. Het maken en
versturen van die kopieën kost tijd, maar levert ook weer inkomsten op. De
digitale dienstverlening heeft ook tot gevolg dat de drempel om vragen te
stellen is verlaagd. Het archief beantwoordt alle mail nagenoeg per omgaande,
inclusief doorverwijzingen naar andere instanties.
Kanteling van
fysieke naar digitale dienstverlening leidt dus niet in alle gevallen tot
bezuinigingen. De dienstverlening verbetert, klanten zijn meer tevreden en de
toegankelijkheid van het Gemeentearchief is nagenoeg onbegrensd geworden. Maar
het leidt vervolgens wel tot een verschuiving van het zwaartepunt van
activiteiten van front naar back office.
Bovendien verandert het verwachtingspatroon van klanten. Door de snelheid van het medium internet verwachten de verzender van e-mail nagenoeg direct antwoord. De burger als consument is niet alleen mondiger en kritischer op kwaliteit geworden, maar ook ongeduldiger. Het is daarom denkbaar dat bereikte efficiencywinsten in de front office moeten worden omgezet in meer maatwerk in de back office. Kortom: wél efficiencywinst en wél kwalitatief betere dienstverlening, en daardoor geen bezuiniging.
De invoering van een INK-methodiek houdt
(veel) meer in dan het meten alleen. Maar het hoeft een kleinschaliger
startopzet op dit moment niet in de weg te staan. Nu beginnen met realiteit, en
later wens, visie en structuur daarin meenemen. Aan een nadere concretisering
wordt gewerkt door de inzet te bezien van de Balanced ScoreCard bij de
monitoring van het programma KIS. Tevens worden dan te monitoren onderdelen
voorgesteld. Dit kan een aanloop zijn naar de inbouw in een
INK-managementmodel.
Een eerste zelfevaluatie (één van de
onderdelen van het INK-managementmodel) wordt nog in het najaar van 2002
ingezet. Dat zal dan in het najaar van 2003 (en volgende jaren) terugkomen.
Andere instrumenten voor de verbetering van
de kwaliteit, die in dit speelveld een rol spelen en in de planperiode in het
systeem ingebracht zullen worden zijn:
·
normen;
·
prestatieboek;
·
kwaliteitshandvest;
·
kwaliteitsborging
van gegevens;
·
SLA’s;
·
burgerjaarverslag.
Wanneer de burger in aanraking komt met
gemeentelijke dienstverlening, op straat, aan de telefoon, aan de balie of via
het Internet, dan moet zij van een aantal vastgestelde prestatienormen
kunnen uitgaan. Normen die intern zijn gesteld om de kwaliteit van de
dienstverlening naar de burger toe te kunnen waarborgen. Op basis van deze
prestatienormen kan, door de organisatie, op kwaliteit worden gestuurd. In het
verlengde van deze prestatienormen ligt het prestatieboek.
Een prestatieboek is een intern
controle-instrument. Aan nota’s of producten/productgroepen worden
taakstellingen verbonden, waarbij aan iedere taakstelling een meetvraag wordt
geformuleerd. De beantwoording van die meetvragen geeft inzicht in resultaten
en effecten van het gevoerde beleid. In het prestatieboek worden alle prestatienormen
verzameld en op een eenduidige manier vastgelegd.
Het is de bedoeling om een prestatieboek op
te bouwen, startend met een eenvoudige aanzet, die gebaseerd is op de huidige
mogelijkheden van de organisatie. Dit dient dan de komende jaren te worden
uitgebouwd. Hoofdstuk 6 (uitvoering KIS 2 in deelprogramma’s) maakt begin met
deze taakstellingen.
In een kwaliteitshandvest legt het
gemeentebestuur extern de (kwaliteits)afspraken met de burger vast. Het
bestuur verstrekt hiermee duidelijkheid over wat men wil bereiken. Op basis van
deze afspraken wordt verantwoording afgelegd. Het kunnen maken van afspraken
over kwaliteit impliceert meetbaarheid. Een concretisering in meetbare en
vergelijkbare normen en standaarden is nodig. De in het prestatieboek opgenomen
taakstellingen worden gebruikt bij de controle op het voldoen aan de gemaakte afspraken.
Het kwaliteitshandvest is daarmee een externe vertaling van onderdelen van het
prestatieboek. Op deze manier zijn prestatieboek en kwaliteitshandvest met elkaar
verbonden en ontstaat kwaliteitsborging. Een voorbeeld van een afspraak in een
kwaliteitshandvest is: een burger hoeft niet langer dan vijftien minuten te
wachten om een parkeervergunning te verkrijgen. Moet langer worden gewacht dan
staat hier een vergoeding van € 12,50 tegenover.
Ook in Delft is het belang dat de kwaliteit
van gegevens wordt gewaarborgd. Gegevens uit vele bestanden van de overheid
moeten controleerbaar zijn voor de burger. Voor het borgen van de kwaliteit
wordt aangesloten bij het landelijke programma stroomlijning basisgegevens. Op
vier punten moet kwaliteitsborging tot uiting komen: kwaliteitsborging bij de
bron, kwaliteitsborging
tijdens het verwerkingsproces, kwaliteitsborging door gebruik gegevens en door
het organiseren van kwaliteitsbeheersing.
Om een optimale kwaliteit van
IT-dienstverlening te kunnen garanderen maken leverancier en afnemer afspraken
over wat men van elkaar kan verwachten. De SLA[10]
(service level agreement) omschrijft de dienst in niet-technische termen en
speelt in op de belevingswereld van de afnemer. Een SLA is een overeenkomst met
bepalingen over looptijd, facturering, overlegstructuur en dergelijke. Daarnaast
dient de SLA als norm voor het meten en sturen van de IT-dienst.
Om een SLA te kunnen afsluiten met een
klant, worden kritische performance-indicatoren bepaald en afgesproken. Hieraan
zal een systeem gekoppeld worden om te monitoren in hoeverre werd voldaan aan
de afspraken over het te bieden dienstenniveau.
Vakteam ICT heeft al ervaring opgedaan met
SLA’s. De basisdienstverlening vanuit ICT naar de clusters (“waar heeft
iedereen recht op”) is vervat in een basis-DVA. Een SLA is afgesloten tussen
het onderwijs en het vakteam voor het beheer van de hard- en software die in
het kader van het DIA-project op de scholen is afgeleverd.
Een laatste instrument dat zal worden
ingezet is het burgerjaarverslag. Dit rapporteert over de kwaliteit van procedures die betrekking hebben op de
relatie burger - bestuur. Concreet gaat het hierbij om procedures op het gebied
van burgerparticipatie, zorgvuldige behandeling van bezwaarschriften en
klachten door het gemeentebestuur en de kwaliteit van gemeentelijke dienstverlening.
Ook de samenwerking met andere overheden en onderwerpen, zoals referendum en
burgerinitiatief, kunnen voor zover ze in een gemeente van toepassing zijn, aan
bod komen.
Het burgerjaarverslag verschijnt
weliswaar gelijktijdig met het gemeentelijke jaarverslag, maar staat daar
materieel en inhoudelijk los van. Het burgerjaarverslag wordt tegelijk met de
jaarrekening, het jaarverslag en de accountantsverklaring aangeboden aan de
raad. Zo kan de raad het college ter verantwoording roepen over de mate van burgergerichtheid
in de verschillende fases van de besluitvormingscyclus en – als dit past in hun
rolopvatting – zelf aangeven waar het verslag voor verbetering vatbaar is.
De komende vier jaar worden de
doelstellingen van het KIS-programma (en dus de burgerwaarden) verbeterd door
middel van een groot aantal projecten. Enerzijds gaat het daarbij om
ICT-bedrijfsvoerings- en kwaliteitsverbeteringsprojecten, anderzijds om projecten
specifiek als impuls vanuit KIS 2. Deze projecten worden, zoals eerder vermeld,
in vijf deelprogramma’s uitgevoerd. Erkend wordt dat er vragen te stellen zijn
bij de indeling van de individuele projecten over de deelprogramma’s. Het is
vooral van belang dat zwaartepunten in de uitvoering naar voren komen en dat de
coördinatie helder is. Het is natuurlijk van belang dat de impulsprojecten goed
samenlopen met de overige projecten. Vanuit de regiegroep DKO zal hierop worden
gestuurd.
De ICT-organisatie komt nu zodanig op orde dat
enige orde geschapen kan worden in de veelheid van uit te voeren werkzaamheden.
Waar tot voor ongeveer een half jaar geleden projecten van divers belang bij
ICT werden gemeld in de verwachting dat tot uitvoering kon worden gekomen, is
nu een structuur in wording die zijn vruchten begint af te werpen. Dit is onder
meer ontstaan door een veel betere prioritering door de clusters gerelateerd
aan de beschikbare menskracht. Dat daarbij nog niet de ideale situatie is
bereikt, wordt duidelijk uit de voor 2003 e.v. ingeplande bedrijfsvoeringsprojecten. Hier zal nog een nadere prioriteitsstelling
moeten plaatsvinden. Alleen al omdat in de loop van het jaar nog vele
(noodzakelijke, zoals wettelijk verplichte) prioriteiten moeten worden
ingepast. Dat er inzicht is, is al winst.
Hieronder volgt een korte beschrijving van
de deelprogramma’s met de daarin opgenomen impulsprojecten. Meer gedetailleerde
informatie –planning van alle projecten met een korte omschrijving daarvan
– is beschikbaar op de bij de nota gevoegde cd.
De burgers hebben recht op maximale toegang
tot die producten en diensten die zij van de gemeente nodig hebben om hun leven
optimaal in te kunnen vullen. De gemeente moet het dus voor de burgers zo
gemakkelijk mogelijk maken om deze producten en diensten te kunnen verkrijgen.
Dit betekent op de eerste plaats informatie verstrekken over welke producten en
diensten worden geleverd, op welke plaats dit gebeurt en onder welke
voorwaarden ze te verkrijgen zijn. Hierbij moet de gemeente een pro-actieve
houding innemen. De gemeente moet dus anticiperen op de mogelijke vraag en behoefte
van burgers. Om de producten in samenhang aan te kunnen bieden moet de gemeente
er alles aan doen om de vraag van de burger te leren kennen. De burgers moeten
weten welke producten en diensten de gemeente aanbiedt. De gemeente moet de
burgers daarbij op de hoogte stellen van de plaats waar ze deze producten en
diensten kunnen afnemen en onder welke (wettelijke en/of procedurele) voorwaarden
dat gebeurt.
ICT schept in het bijzonder mogelijkheden om
deze taak op een snelle en efficiënte wijze in te vullen. Zo maakt het internet
het voor burgers mogelijk zonder beperkingen van plaats en tijd toegang te hebben
tot de informatie over de gemeentelijke producten en diensten. Een gemeentelijk
call centre kan burgers 24 uur per dag, 7 dagen per week van de gewenste
informatie voorzien. Uiteindelijk mag het principe van toegankelijkheid niet
beperkt blijven tot het verstrekken van informatie door de gemeente. Via e-mail
kunnen de burgers over de producten en diensten met de gemeente te communiceren
(bijvoorbeeld aanvraag formulieren invullen en terugsturen). Ook kunnen met
behulp van het internet en e-mail transacties worden uitgevoerd. Voorwaarde
hierbij is dan wel, dat de balie-informatie volledig, actueel en snel
beschikbaar is. Het technische domein dat bij uitstek hiervoor geschikt is, is
dus het internet.
Voor een optimale levering van diensten en
producten is het echter niet voldoende dat de (virtuele) front office en de
balie-informatie goed op orde zijn. Ook in de back office moeten de processen
en structuren voor het leveren van de diensten, producten en informatie op de
nieuwe mogelijkheden zijn afgestemd. Als dit niet zo is, kan de gemeente haar
toegankelijkheid nooit waar maken.
In het programma toegankelijkheid gaat het
er dus om met behulp van informeren en communiceren transacties tussen de gemeente
en de burger te verbeteren. Dit kan en moet gebeuren via het brede scala van
beschikbare middelen en media.
De impulsprojecten voor het programma
toegankelijkheid voor 2003 zijn (zie ook hoofdstuk 8: jaarplan 2003):
·
Digitale formulieren
·
Ontwikkelen
van standaardmodulen
·
Sociale As
·
Wijkservicepunten
Uit de digitale praktijk: melding grofvuil
Meldingen van grofvuil
kunnen inwoners van de stad sinds 18 juni 2002 digitaal doorgeven. Aanmelden
kan 24 uur per dag en 7 dagen per week. Na het invullen
van de gegevens kan een bewoner kiezen uit een tweetal data en het grofvuil
neerzetten op de afgesproken datum.
Bijzondere aan deze
dienst, onzichtbaar voor de klant, is dat hier de front office direct gekoppeld
is aan de back office. De melding via internet wordt direct geboekt als opdracht
voor de ophaaldienst, zonder tussenkomst van een persoon. Op de ochtend van de
gekozen datum rolt de opdracht automatisch uit de printer van de teamleider,
die deze doorgeeft aan zijn medewerkers.
Al na de eerste maand
kwam 13% van de grofvuilmeldingen binnen via internet. Opvallend is dat het
aantal telefoontjes bij het infopunt van Stadsbeheer niet erg is afgenomen. Wel
is het aantal grofvuilmeldingen toegenomen. Daarbij is tevens te zien dat de
grofvuilmeldingen via internet vooral buiten werktijden worden gedaan, ’s
avonds maar vooral ook in het weekeinde.
Het voorbeeld laat zien
dat de toegankelijkheid van de dienst enorm toeneemt. Allereerst door een
toename van het aantal grofvuilmeldingen, maar ook doordat het mogelijk is
geworden om buiten kantooruren grofvuil aan te melden.
Een product of dienst, door de gemeente
geleverd, moet die uitwerking hebben die ermee bedoeld is. Deze uitwerking mag
uiteraard niet in conflict zijn met toekomstige behoeften van burgers (het principe
van duurzaamheid). Dit betekent dat de beslissing tot het leveren van een
bepaald product of dienst zorgvuldig moet worden voorbereid. Dit geldt ook voor
de manier waarop het product/de dienst zal worden geleverd. De politiek neemt
de beslissing. De voorbereiding ervan gebeurt door discussie, overleg en
afwegingen, gevoed door beleidsinformatie. Het betreft hier informatie
over de gewenste outcome van de gemeentelijke producten en diensten; over de
wensen van de (groepen van) burgers waarvoor de producten en diensten bestemd
zijn; informatie over wetten en regelgeving die door hogere overheden aan de
gemeente zijn opgelegd; informatie over de benodigde en beschikbare middelen
etc. Ook hier schept ICT mogelijkheden om enerzijds optimaal gebruik te maken
van de beschikbare informatie en anderzijds om de discussie en overleggen voor
de voorbereiding van de besluitvorming te ondersteunen. Het technische domein
dat bij uitstek hiervoor geschikt is, is het extranet.
De impulsprojecten voor 2003 in dit
programma zijn (zie ook hoofdstuk 8: jaarplan 2003):
De gemeente heeft een monopoliepositie voor
vele van de door haar geleverde producten en diensten. Burgers hebben dus niet
de mogelijkheid een andere aanbieder te zoeken die wellicht die producten en/of
diensten tegen een gunstigere prijs-kwaliteitverhouding levert. Burgers moeten
erop kunnen vertrouwen dat de gemeente haar best doet de meest optimale
kwaliteit te leveren. Om dit te kunnen bereiken is het van belang dat de
interne processen van de organisatie op orde zijn. De burgers mogen geen hinder
ondervinden van deze processen. Leidinggevenden en medewerkers moeten over de
juiste en actuele informatie kunnen beschikken die de interne (productie)processen
ondersteunt. Dit is de schakel bedrijfsinformatie uit de
informatieketen. De informatie die hierbij aan de orde is varieert. Gedacht
wordt aan een interne telefoongids; een centrale agenda; tijdsregistratie;
documenten informatiesysteem; informatie over productieprocessen; planning en
control; managementrapportages etc. Het intranet is het technische domein dat
bij uitstek hiervoor geschikt is.
In dit deelprogramma is in 2003 één impulsproject opgenomen (zie ook hoofdstuk 8: jaarplan 2003):
· Veilig betalen via internet
In het verlengde van de burgerwaarde
betrouwbaarheid ligt de waarde controleerbaarheid. Om te kunnen constateren of
burgers eerlijk en redelijk worden behandeld, of de geleverde producten voldoen
aan de gestelde kwaliteitseisen, of de juiste doelgroepen met de juiste
producten worden bediend, is het noodzakelijk dat het functioneren van de
overheid controleerbaar is. En dit niet alleen om te kunnen ingrijpen op het
moment dat dingen verkeerd gaan, maar vooral om die situatie te voorkomen.
Hierbij kunnen we denken aan het overschrijden van budgetten; het gebruikmaken
van foutieve persoonsgegevens; het weigeren van een bouwvergunning op basis van
foutieve informatie etc.
Om aan de burgerwaarde controleerbaarheid
invulling te kunnen geven, moeten de belangrijkste basisbestanden (de bestandsinformatie-schakel
in de keten) waar een gemeentelijke organisatie mee werkt op orde zijn en
koppelbaar zijn. Het gaat hierbij om de (interne) bestanden financiën,
personeel en documenten en (externe) bestanden, adressen, personen, vastgoed en
maatschappelijke activiteiten. Deze bestanden vormen de bron voor de
activiteiten die worden uitgevoerd bij de besturing van de organisatie, bij het
beleid en bij de baliecontacten. De gegevens worden eenmalig verzameld en vastgelegd.
Het vastleggen van deze gegevens gebeurt volgens protocollen die regelen op
welke wijze en welke medewerkers hiertoe bevoegd zijn. Door te zorgen voor een
optimale kwaliteit van deze bestanden, is het mogelijk het functioneren van de
gemeente controleerbaar te maken.
In 2003 vindt in dit deelprogramma plaats
(zie ook hoofdstuk 8: jaarplan 2003):
Evenals in de private sector mogen de
producten en diensten die de gemeente levert op geen enkele manier hun
gebruikers schade berokkenen. Dat wil zeggen: ze moeten geschikt zijn voor het
doel dat zij dienen, ze moeten veilig zijn, ze moeten doelmatig zijn. Hierbij
gaat het om de beveiliging en het beheer van de informatiesystemen. Wie mag van
welke informatie gebruikmaken, wie heeft welke hardware en software nodig voor
de uitoefening van zijn/haar functie. De mogelijkheden voor de gebruikers (burgers
via het internet, gebruikers van het extranet en medewerkers voor het intranet)
worden in regels vastgelegd. Deze vormen de beheersinformatie. Op deze
wijze krijgt iedereen de beschikking over die informatie waar men recht op
heeft en kan het principe van doelmatigheid worden geëffectueerd. Het is
duidelijk dat ICT de mogelijkheden biedt om hieraan invulling te geven. Gedacht
wordt aan onder meer authentificatie (zekerstelling van identiteit) en PKI
(persoonlijk digitaal kluisje).
In de eerste periode van het programma KIS
heeft hier het zwaartepunt gelegen. Nu gaat dat zwaartepunt verschuiven naar de
andere deelprogramma’s. In 2003 zijn in dit programma geen impulsprojecten
opgenomen.
Uit de digitale praktijk: het verhuisbericht
Het doorgeven van een
verhuisbericht: dat kan in Delft digitaal sinds januari 2002. Dankzij deze digitale dienst hoeven (aankomende)
Delftenaren niet meer naar de publieksbalie aan de Phoenixstraat om een
wijziging van het adres door te geven. Burgers kunnen het digitale formulier
invullen en elektronisch verzenden naar de gemeente Delft.
Burgerzaken controleert
de gegevens en verwerkt deze in de gemeentelijke bevolkingsadministratie (GBA).
In dit proces vervangt het internet de front office (de fysieke publieksbalie).
De functie van front office wordt als het ware overgeslagen: opdrachten komen
nu direct binnen in de back office. Front en back office zijn echter nog niet
geïntegreerd, omdat het in de back office nog steeds nodig is om handmatig de
gegevens in het GBA te verwerken.
Na iets meer dan een half
jaar, zonder al teveel reclame, komt bijna 40% van de verhuisberichten digitaal
door. Voor deze personen is het niet meer nodig om tijdens openingstijden naar
de publieksbalie te komen. Uit het hoge percentage van digitaal doorgeven van
verhuisberichten blijkt dat er een behoefte is aan deze dienst.
De toegankelijkheid is
door het digitaal aanbieden van het verhuisbericht enorm toegenomen. Niet
alleen doordat burgers niet meer naar de publieksbalie hoeven, maar ook omdat
deze dienst nu 24 uur per dag en 7 dagen in de week beschikbaar is geworden.
Daarnaast is het
opvallend dat, door een automatische controle op adressen, de gegevens in het
verhuisbericht nauwkeuriger zijn geworden in vergelijking met de gegevens die
worden doorgegeven aan de publieksbalie. Het proces is hiermee ook enigszins
doelmatiger geworden. Maar er is pas echt sprake van doelmatigheid als front en
back office worden geïntegreerd.
Een aanzet voor taakstelling, die in de
komende jaren moet uitgroeien tot een prestatiehandboek, is opgenomen in onderstaande matrix. In het
algemeen is hierbij het jaar 2003 uitgangpunt. Alleen concrete te realiseren
onderdelen zijn opgenomen. Wensen en beleidsuitgangspunten dus niet. Dit als
voorbode voor een meer gestructureerde opzet in Balanced Scorecard en INK-methodiek.
|
Doel |
Wat |
Meting |
Prestatie indicator |
Wanneer |
1 |
Informatieverstrekking |
Actuele,
accurate website |
Tevredenheid
via DIP |
>
50 % |
2002 |
2 |
Digitale
balie |
Digitale
producten |
Aanwezigheid
totaal aantal diensten via internetsite |
50 |
2003 |
3 |
Digitale
balie |
Internet-betalingsmodule |
Aanwezigheid |
Dienst
beschikbaar |
2003 |
4 |
Digitale
balie |
Bericht
verhuizing |
Aanwezigheid Percentage
digitaal afgehandeld |
Dienst
beschikbaar via internetsite; percentage digitale afhandeling 35 |
2002 |
5 |
Digitale
balie |
Melding
grof vuil |
Aanwezigheid Percentage
digitaal afgehandeld |
Dienst
beschikbaar via internetsite; percentage digitale afhandeling 10 |
2002 |
6 |
Digitale
Balie |
Uittreksel
GBA |
Aanwezigheid Percentage
digitaal afgehandeld |
Dienst
beschikbaar via internetsite; percentage digitale afhandeling 20 |
2002 |
7 |
Publieksbalie |
Klantafhandeling |
Afhandelingstijd |
Vermindering |
2003 |
8 |
Wijkinformatie |
Wijkservicepunten |
Aanwezigheid |
1 2 1 |
2004 2005 2006 |
9 |
Kwaliteitsverbetering |
Invoering
INK-model |
Uitvoering
plaatsgevonden |
Eerste
zelfevaluatie |
2003 |
10 |
Nulmeting
extern |
Klanttevredenheidsonderzoek |
Uitvoering
plaatsgevonden |
Onderzoeksrapport |
2003 |
11 |
Planmatige
afhandeling alle ICT-projecten |
Prioriteitsstelling
in relatie tot aanwezige capaciteit |
ICT-jaarplan |
Dienst
beschikbaar |
2003 |
12 |
Financiële
controle |
Financiën
per project |
Uitgaven
in projectbudgetten |
Totaalrapportage
2 x per jaar over alle projecten |
2003 |
Digitalisering heeft gevolgen voor de manier
waarop de gemeente Delft is georganiseerd. Werkprocessen worden wellicht anders
en contacten met de klant verlopen niet meer alleen via de balie of binnen
beleidsprocessen. Daarom zal er altijd aandacht zijn voor de vraag: voldoet de
huidige organisatieopzet nog wel aan de eisen om goede (digitale) diensten te
kunnen leveren? Wanneer een herstructurering van de werkprocessen in de back
office bijvoorbeeld nodig is, zal hier toe worden overgegaan als dit in het
belang is voor het totale dienstverleningsconcept en/of als hierbij
efficiencywinst kan worden geboekt.
Het programma KIS gaat uit van aandacht voor
de hele informatieketen: van balie via beleid, bedrijf, bestand tot beheer. Dat
vergt een integrale benadering over en door de gehele gemeente. Al eerder is
geconstateerd dat aansturing vanuit één punt in de gemeente (eerst Project- en
Adviesgroep KIS, later vanuit vakteam ICT) niet het beoogde resultaat oplevert.
Werken aan KIS komt dan te veel naast het ‘eigen’ werk te staan, terwijl het
juist de bedoeling is dat KIS iets toevoegt aan dat dagelijks werk. Maar als
dat niet zo wordt gevoeld, blijven de resultaten uit.
Met bovengenoemde nota is gekozen voor een
meer faciliterende rol van het vakteam ICT. Door onder meer het instellen van
de regiegroep DKO (Digitale Kennisorganisatie) is een grotere rol weggelegd
voor de organisatie. De regiegroep functioneert als een voorportaal voor
besluitvorming in het GMT.
Deze nota Burger@Delft.nl zet dit proces verder op scherp.
Uiteindelijk vinden de veranderingen plaats over de clusters heen. Die
veranderingen worden in een groot aantal projecten gerealiseerd. Voor de
coördinatie en controlling hiervan is de inrichting van een aangepaste
organisatie nodig. Het gemeentelijke
management, i.c. de clusterdirecteuren, moeten hierin een belangrijke rol spelen.
Er is een duidelijke relatie te leggen tussen de deelprogramma’s en het daarmee
meest verbonden cluster. Publiekszaken en Bedrijven zijn verbonden met het
programma Toegankelijkheid, Wijk- en Stadszaken met het programma
Doeltreffendheid, Centrale Staf met Betrouwbaarheid en Facilitaire
Dienstverlening met Controleerbaarheid en Doelmatigheid.
Dat betekent concreet dat de betreffende
directeur als hoeder van dat deelprogramma gezien wordt. Bij het deelprogramma
toegankelijkheid vervult de directeur Bedrijven deze rol, omdat de directeur
Publiekzaken al leiding aan de regiegroep DKO geeft. Zo ontstaat de volgende
toedeling:
In de praktijk “adopteert” de betreffende
directeur een deelprogramma en de projecten daarbinnen. Een directeur kan zelf
actie ondernemen, maar is ook aanspreekbaar als dit bijvoorbeeld vanuit de regiegroep
nodig wordt geacht. De relatie tussen KIS-proces en (re)organisatie komt hierin
tot uiting. De betrokkenheid van de directeuren is hiermee voldoende gezekerd.
Er is (in deze fase van het proces) niet
gekozen voor een zwaardere vertegenwoordiging van de directeuren. Dat zou op
zich goed mogelijk zijn geweest, bijvoorbeeld in een model, waarbij het GMT als
regiegroep optreedt, de regiegroep DKO daarmee overbodig makend. Dit is wel
onderwerp van discussie geweest. Twee factoren waren hierin bepalend:
De regiegroep DKO bewaakt de onderlinge
samenhang tussen projecten en deelprogramma’s, bereidt de jaarprogramma’s voor
en schept voorwaarden om tot een goede projectuitvoering te kunnen komen. In
deze regiegroep zijn de clusters op sectorhoofdenniveau vertegenwoordigd onder
de leiding van de clusterdirecteur Publiekzaken. Vanuit Facilitaire
Dienstverlening participeren de vakteamhoofden van Communicatie en ICT, vanuit
Centrale Staf één van de controllers en daarnaast neemt ook een vertegenwoordiger
van de OR zitting in de regiegroep.
Digitalisering van gemeentelijke diensten
kan alleen maar slagen als de mensen in de organisatie mee willen en kunnen met
deze ontwikkelingen en als mensen buiten de organisatie er het nut van inzien.
Daarom is zowel interne als externe communicatie over de digitalisering van
belang. Digitalisering mag niet leiden tot anonimisering, dus een persoonlijke
en gerichte communicatie-aanpak is het doel.
Deze aanpak is erop gericht medewerkers op de hoogte te houden van, en te betrekken bij allerlei digitale ontwikkelingen, waarbij een vertaling naar de eigen dagelijkse werkprocessen belangrijk is. Voor het management is een voortrekkersrol weggelegd. Zij moeten de digitalisering in woord en daad ondersteunen. Publicaties, digitale nieuwsbrieven en trainingen op maat ondersteunen dit proces.
In het kader van de aftrap van de nieuwe
gemeentesite is er een speciale lijn (conform de huisstijl) ontwikkeld voor
communicatie-uitingen rondom nieuwe digitale diensten. Deze lijn kan voor vele
nieuwe diensten worden gebruikt voor diverse communicatiemiddelen. Wat in ieder
geval belangrijk is, is dat er bij ieder voorstel voor een te lanceren digitale
dienst een communicatiebudget wordt begroot om deze dienst in de markt te
kunnen zetten. Per digitale dienst werkt het vakteam Communicatie een communicatievoorstel
uit waarbij een mix aan communicatiemiddelen wordt ingezet om de gewenste
bekendheid te verkrijgen. Daarnaast bericht de Stadskrant regelmatig over nieuwe
digitale diensten en over de gehele digitaliseringsslag bij de gemeente. Het
extern promoten van nieuwe digitale diensten is noodzakelijk om te bevorderen
dat burgers overstappen naar het gebruik van deze diensten.
De afgelopen vier jaar is met de uitvoering
van fase 1 van het programma KIS een stevige basis gelegd voor de inzet van
ICT-middelen binnen de gemeente Delft. In fase 2 worden de ICT-middelen
ingezet voor het verbeteren van de
dienstverlening aan de burger. Deze dienstverlening zal met behulp van adequate
ICT-hulpmiddelen klantgerichter worden, afgestemd op de logica van de burger.
Termen als toegankelijkheid, doeltreffendheid, betrouwbaarheid,
contoleerbaarheid en doelmatigheid staan centraal in het verbeteren van de
kwaliteit van deze dienstverlening. Het verbeteren van de dienstverlening uit
zich enerzijds in het toegankelijk maken van producten via onder andere het
internet en anderzijds in de inzet van ICT-middelen voor interactieve
beleidsvormingsprocessen. Structurele investering in middelen én mensen is
nodig om de ambitie (goede moderne interactie tussen burger en bestuur) waar te
maken.
Voor de jaarschijf 2003 worden de
volgende impulsprojecten uitgevoerd:
Deelprogramma Toegankelijkheid:
1.
Aanvraagformulieren
op internet: op eenvoudige wijze worden aanvragen voor circa 50 producten
beschikbaar gesteld op internet. Denk daarbij aan: vergunningen openbare
ruimte, aanvraag bijzondere bijstand, aanvraag Delftpas, aanvraag Zalmsnip,
uittreksel gemeentelijk basisregistraties etc.
Kosten € 25.000,=.
2.
Tevens worden
voor het ontsluiten van alle producten een aantal standaardmodulen ontwikkeld,
die bij digitalisering van producten (tot een aantal van circa 200) worden
hergebruikt. Het gaat hier in ieder geval om de modulen personalisatie, abonneren,
en onderdelen van de module kennismakelaar. Deze modulen zorgen ervoor dat de
klant actiever en in sommige gevallen pro-actief kan worden benaderd.
Kosten € 225.000,=.
3.
In de pilot
Sociale As (samenwerking van de gemeente Delft met drie ministeries) wordt een
aanzet gemaakt in de ontwikkeling van de module kennismakelaar
(profiel-productvergelijking, waarbij de klant pro-actief wordt geïnformeerd
over beschikbaarheid/in aanmerking komen van bepaalde producten).
Geen kosten, behoudens inzet eigen personeel.
4.
Zowel het verbeteren van de dienstverlening als het
verbeteren van het interactieve beleidsvormingsproces worden geïntegreerd in
het opzetten van wijkservicepunten, zoals verwoord in het collegeprogramma 2002-2006.
Wijkservicepunten zijn ondersteuningsstructuren die drie functies hebben:
1)
het
ondersteunen van inwoners bij digitale ontwikkelingen (webopbouwwerk);
2)
het bieden van
een (digitaal) loket voor de ontwikkeling van beleidsproducten;
3)
de
gemeentelijke dienstverlening dicht bij de burger brengen (balie en
wijkspreekuren).
In de wijkservicepunten komt de dienstverlening aan de individuele burger samen
met het wijkbeleid. Producten/diensten:
-
Ontsluiten van
wijkinformatie, bijeengebracht via website van de wijken (de wijkportal)
-
Communities
voor het verbeteren van het interactieve beleidsproces
-
Ondersteuning
van computergebruik, via Webopbouwwerk
-
Lees- en
ontmoetingsplek, via venstertafel en krantenabonnement
-
Baliediensten
van de gemeente, via fysiek loket met online verbinding
-
Baliediensten
van andere organisaties, zoals politie, woningcorporaties, bibliotheek
-
Vraagbaak, een
op profiel gerichte doorverwijzer
-
Spreekuren van
wijkgebonden (teams van) professionals, bijvoorbeeld het WCT
-
Beleidsproducten
Elk jaar
1 servicepunt in een wijk realiseren, in 2005 twee. 2006 geldt als jaar waarin
de beheersorganisatie wordt opgeleverd.
Kosten 2003 € 100.000
Deelprogramma Doeltreffendheid:
1.
De aanschaf en
ontwikkeling van instrumenten voor interactieve beleidsvorming. Deze instrumenten
zijn: een instrument voor het ontwikkelen van digitale enquêtes, een instrument
voor het opzetten van een discussieplatform, een chat-module voor internet en
een systeem waarmee het mogelijk is met grote groepen te kunnen stemmen.
Kosten € 50.000,=
2.
In de
jaarschijf 2003 moet ook een vernieuwing van het RIS worden opgenomen om het RIS
een juiste plaats te geven tussen de projecten die zijn genoemd onder 1 en 2,
en het DIS, waarvan in 2003 de eerste fase in uitvoering komt.
Voor deze vernieuwing wordt nu uitgegaan van € 50.000,=. Dit zal in een later
stadium nader moeten worden onderbouwd.
1. Verkrijgen van een (standaard)module
betaling: in samenwerking met externe partners (onder meer BNG) wordt een proef
uitgevoerd om een betalings- en inningsmodule op internet te maken.
Deelprogramma
Controleerbaarheid:
1.
Koppeling
informatie. De informatie van de gemeente Delft is op het hoogste niveau van de
informatiearchitectuur in te delen in drie afzonderlijke componenten, te weten:
subjecten, objecten en producten. Alle onderdelen van de informatievoorziening zijn
hieraan gerelateerd. Het is nodig om de gegevens beter aan elkaar te verbinden
om de beschikbaarheid te vergroten.
Kosten vanuit budget KIS 1.
Het eerste jaarprogramma start feitelijk op
1-1-2003. Dat houdt in dat een evaluatie
ten tijde van het ambtelijk opwerken van de Zomernota 2004 te vroeg komt. De
dit jaar gevolgde methodiek komt hier beter aan tegemoet:
Het bovenstaande houdt in dat het eerstvolgende
jaarprogramma in december 2004 aan de raad kan worden aangeboden.
Het totaalbedrag van de in het
jaarplan 2003 opgenomen impulsprojecten komt uit op € 450.000,=. De dekking hiervoor is gevonden in de Zomernota
2003.
In de reserve KIS is momenteel
nog een bedrag aanwezig van circa € 350.000,=. Dit bedrag is echter meer dan nodig om het met de uitvoering
van KIS-projecten samenhangende maatwerk binnen het vakteam ICT mee af te
dekken. Het gaat daarbij om 4 fte, die gerelateerd zijn aan de planperiode KIS.
In de jaar 2004 vindt een
verdere uitbouw van de digitale front office plaats met een doorkoppeling naar
de back office(processen). Dit betekent: verdere ontwikkeling van
standaardmodulen, waarbij een belangrijke plaats is ingeruimd voor de
(hierboven genoemde) kennismakelaar en de gegevensmakelaar (deze zorgt voor een
directe doorkoppeling van klantgegevens met beschikbare data in de back office).
Tevens zal de beschikbaarheid van een DIS
(documentair informatiesysteem) onontbeerlijk worden als centraal
informatiearchief. De fase 2 van deze ontwikkeling zal in 2004 plaatsvinden en
fase 3 in 2005. De totale kosten over beide jaren bedragen € 1.050.000,=.
In de jaarschijven 2005 en 2006 moet verdere
doorgroei plaatsvinden, waarbij tevens ruimte moet worden ingeruimd voor het
terugdringen van het aantal applicaties dat momenteel binnen de organisatie in
gebruik is naast de basisapplicaties. Dit betekent: de aanschaf van modules in
de basisbestandensoftware. De terugverdieneffecten en meerwaarde moeten worden
gevonden in onder meer: geen vervangingsbudgetten huidige applicaties, betere
kwaliteit van de gegevens, meer en eenvoudiger gegevens vergelijking over databases,
et cetera.
In lijn met de laatste alinea van hoofdstuk
8 wordt voorgesteld om de exacte planning van (impuls)projecten te laten
geschieden op basis van jaarplannen. Beschikbaarheid van een raambudget is dan
wel een vereiste. Dit raambudget wordt voor de jaren 2004-2006 nu begroot op
€ 500.000,=. De besluitvorming hierover
dient overigens nog plaats te vinden bij de vaststelling van de begrotingen van
die betreffende jaren.
|
2003 |
2004 |
2005 |
2006 |
a.
Impulsprojecten |
450.000 |
|
|
|
b.
DIS |
|
500.000 |
550.000 |
|
c. Raambudget |
|
500.000R |
450.000R |
500.000R |
[1] Bedrijfsplan KIS, Projectgroep
KIS, december 1997.
[2] Hoofdlijnennotitie doorstart KIS, ICT, 2001,
politiek en ambtelijk goedgekeurd.
[3] Programma Menselijke mogelijkheden Centraal
(MMC), P&O, 2001, politiek en ambtelijk goedgekeurd.
[4] Nota Internetbeleid,
Communicatie, 2002, ambtelijk goedgekeurd door GMT
[5] Dienstverleningsconcept Pubiekszaken, 2002,
in ontwikkeling
[6] Visie interactieve
beleidsvorming, Wijk en Stadszaken, 2002, ambtelijk nog in ontwikkeling
[7] ICT
binnen de gemeente Delft, rekenkamercommissie Delft, november 2000
[8] Marktmeester aan zet, Consumentenbond 2001.
[9] Dit is een vaste
groep mensen die met enige regelmaat worden benaderd om hun menig te geven over
Delft. De panelleden worden telkens via internet uitgenodigd een
internetvragenlijst in te vullen over allerlei Delftse zaken. Inmiddels
zijn 1685 Delftenaren lid van het panel.
[10]
Andere termen die hiervoor ook worden gebruikt zijn: DVA
(dienstverleningsafspraak) en DVO (dienstverleningsovereenkomst).