Stuk 15 I                                                                                             Delft, 15 januari 2002.

01/035368

 

Onderwerp:       Wijziging van de referendumverordening 1997 Gemeente

                        Delft, hernoemen van deze verordening in Niet-correctieve

referendumverordening Delft 2002 en vaststelling van de

Correctieve referendumverordening Delft 2002.

 

 

Aan de gemeenteraad.

 

Geachte dames en heren,

 

Inleiding:

Op 1 januari 2002 is de Tijdelijke referendumwet (Trw) van kracht geworden. Deze wet maakt het onder andere mogelijk gemeentelijke referenda te houden op initiatief van de kiesgerechtigden over in de wet zelf genoemde, genomen raadsbesluiten die nog niet in werking zijn getreden (zogeheten correctieve raadgevende referenda).

Zoals de naam al zegt, is de wet van tijdelijke aard. Hij is bestemd gelding te hebben voor 3 jaren, tot 1 januari 2005. Vanaf die datum is het de bedoeling dat alle paden geëffend zijn voor de invoering van een bindende referendummogelijkheid.

 

De Trw heeft een verplichtend karakter en handelt over referenda met een adviserend karakter. Dit betekent dat als aan de voorschriften uit de wet is voldaan, de gemeenten een referendum moeten houden. De gemeenteraad behoudt echter wel de beslissingsvrijheid het resultaat van een gehouden referendum naast zich neer te leggen.

De Trw bepaalt voorts dat de bevoegdheid van de gemeenteraad blijft bestaan om referendumverordeningen, al dan niet correctief of raadgevend, vast te stellen over raadsbesluiten die niet in de Trw zijn opgesomd en over beslissingen van het college van burgemeester en wethouders en/of de burgemeester. Algemeen gezegd, stelt de Trw in deze als hoofdvoorwaarde dat deze verordeningen haar niet mogen doorkruisen.

 

Voor de besluiten die referendabel zijn onder de Trw zal het besluitvormingsproces vanaf 1 januari 2002 beheerst kunnen gaan worden door een soort 3-traps raket. Na vaststelling van het besluit kan een fase van inleidend verzoek volgen. Hierop kan een definitieve fase volgen waarin ondersteuningsverklaringen kunnen worden afgelegd en tot slot zou een referendum georganiseerd kunnen moeten worden.

 

Bevindingen:

Op grond van de inhoud van de Trw, de bestaande referendummogelijkheid in onze gemeente en de brief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten over deze nieuwe wet komen wij tot de volgende bevindingen.

 

1. – De Referendumverordening 1997 van de gemeente Delft

De Referendumverordening 1997 van de gemeente Delft is destijds op initiatief van D66 en GroenLinks vastgesteld binnen de grenzen die destijds rechtens bestonden.  Het referendum werd gezien als een instrument om de burger meer bij het bestuur te betrekken.        


Deze verordening handelt over niet-correctieve raadgevende referenda (over voorgenomen raadsbesluiten). Door middel van een limitatieve opsomming van concept-raadsbesluiten waarover geen referendum kan worden gehouden (artikel 5 lid 3), is het werkingsgebied van de verordening  aangegeven. Derhalve wordt niet concreet aangegeven over welke concept-besluiten het wel gaat.

 

Met de komst van de Trw is nu de situatie ontstaan dat de verordening voor een deel het werkingsgebied van de Trw beslaat. Voor een dergelijke situatie kent de Trw een verbodsbepaling (artikel 166), die moet voorkomen dat er een cumulatie van referenda ontstaat over eenzelfde onderwerp (eerst over het voorgenomen raadsbesluit en vervolgens over het genomen besluit).

Het gevolg hiervan is dat de Referendumverordening 1997 niet in ongewijzigde vorm kan blijven bestaan na 1 januari 2002.

 

Door uitbreiding van de eerder genoemde limitatieve opsomming, zodat de besluiten die onder de reikwijdte van de Trw vallen, worden uitgesloten van de werking van de Referendumverordening 1997, kan de Referendumverordening 1997 wel gehandhaafd blijven. Hierdoor blijft de intentie van de verordening bestaan, enkel de reikwijdte wordt beperkt als gevolg van de Trw.

 

Het in de huidige referendumverordening op te nemen artikel zal bestaan uit een verwijzing naar en tevens een uitsluiting van de leden 1 tot en met 3 van artikel 8 van de Trw. Uitgezonderd van de werking van de bestaande referendumverordening worden de volgende besluiten:

1.   a.   een besluit inhoudende een algemeen verbindend voorschrift dan wel de intrekking daarvan;

      b.   een besluit tot oprichting van of deelneming in privaatrechtelijke rechtspersonen;

      c.   een besluit tot wijziging van de gemeentenaam;

      d.   een besluit tot het treffen, wijzigen of opheffen van een gemeenschappelijke regeling.

2.   een besluit tot het wijzigen van de gemeentelijke indeling/grenscorrecties.

3.   a.   een besluit dat uitsluitend strekt tot uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties;

      b.   een besluit dat uitsluitend strekt tot uitvoering van een wet of besluit voorzover die wet of dat besluit strekt tot uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties;

      c.   de gemeenteraad bij het nemen van het besluit geen ruimte heeft voor het maken van keuzen van beleidsinhoudelijke aard;

      d.   het een algemeen verbindend voorschrift betreft dat onderdeel uitmaakt van een bestemmingsplan;

      e.   een besluit dat uitsluitend strekt tot intrekking van een besluit naar aanleiding van een daarover gehouden referendum.

 

2. – De beleidsvrijheid uit de Trw

De Trw kent in artikel 8 een volledige opsomming van de besluiten die referendabel zijn (leden 1 en 2), de besluiten die niet referendabel zijn (lid 3) en de besluiten waarvan de gemeente zelf mag bepalen of ze al dan niet referendabel zijn (lid 4). Als gemeenten van de hen geboden beleidsvrijheid in lid 4 geen gebruik maken, zal per 1-1-2002 de Trw onverkort gelden.

 

De VNG heeft ten behoeve van gemeenten die van deze beleidsvrijheid in de Trw wel gebruik willen maken een modelverordening opgesteld. Een dergelijke verordening kan pas in werking treden als de Trw van kracht is, dus per 1-1-2002. Vaststelling voor die datum betekent, dat de verordening niet onder de werking van de Trw valt en dus niet zelf voor een correctief raadgevend referendum vatbaar is. Dat is inmiddels niet meer haalbaar.

 

Algemeen geadviseerd wordt (door de VNG en de Staatscommissie-Biesheuvel over correctieve referenda) om in ieder geval de gemeentelijke verordeningen die uitsluitend betrekking hebben op de rechtspositie van ambtsdragers en op gemeentelijke belastingen en leges, van referendabiliteit uit te zonderen d.m.v. gebruikmaking van de geboden beleidsvrijheid.

Wij achten het zinvol om deze adviezen over te nemen en de modelverordening van de VNG naar de wenselijke praktijk voor de gemeente Delft aan te passen.

Gekozen is om de maximale door de wet toegestane uitsluiting van referendabiliteit te bewerkstelligen. Voor uitholling van de door de wet voor de burger gecreëerde inspraakmogelijkheden is hierdoor echter geen gevaar, aangezien de gemeente Delft  tevens voorziet in een inspraakmogelijkheid voor de burger op een aantal concept raadsbesluiten. De maximale uitsluiting is wenselijk om het aantal mogelijke referenda, opengesteld onder de beide in Delft aanwezige referendumverordeningen, beheersbaar te houden en de slagvaardigheid van het bestuurlijk orgaan niet al te zeer te beperken gezien de noodzakelijke samenwerking tussen gemeenten onderling en deelname in Publiek Private Samenwerkingsconstructies.

 

3. – De inwerkingtreding

Als gevolg van de door de Trw gecreëerde mogelijkheid om over een genomen raadsbesluit een referendum te houden, wordt de datum van inwerkingtreding van een vastgesteld besluit aanzienlijk vertraagd.

Referendabele besluiten van de gemeenteraad zullen vanaf 1-1-2002 niet eerder in werking mogen treden dan nadat vaststaat dat er geen referendum zal worden gehouden. Dit is in afwijking van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet.

 

De Trw stelt als (minimale) termijn voor de fase van het inleidend verzoek drie weken en voor de fase van het definitief verzoek zes weken. Voor het houden van een referendum staat een minimale termijn van 50 dagen na afsluiting van de fase van het definitieve onderzoek.

Het is mogelijk om bij de bekendmaking van een besluit dat onder de werking van de Trw valt alvast een datum van inwerkingtreding vast te stellen. Inwerkingtreding kan echter niet eerder dan zes weken na de bekendmaking plaatsvinden. In het geval dat een referendum zal worden gehouden, komt de vastgestelde datum van rechtswege te vervallen, hiervoor is m.a.w. geen nieuw besluit nodig.

Indien besloten wordt dat een besluit niet referendabel is, wordt aangeraden inwerkingtreding niet eerder te laten plaatsvinden dan twaalf dagen na bekendmaking. Dit heeft te maken met het feit dat tegen dit besluit beroep kan worden ingesteld bij Gedeputeerde Staten.

 

De Trw kent een aparte regeling voor spoedeisende besluiten (artikel 25 Trw). Dergelijke besluiten kunnen namelijk direct na vaststelling in werking treden. Het spoedeisende karakter wordt door de raad zelf aan een besluit toegekend.

Een referendum kan echter na inwerkingtreding alsnog plaatsvinden. Volgt er dan een geldige raadgevende referendumuitspraak tot afwijzing, en leidt dit vervolgens tot intrekking van het besluit, dan bepaalt de Trw onder welke omstandigheden de gemeente de schade die daardoor mogelijk ontstaat moet vergoeden.


4. - Verordeningen

Het onder punten 1 en 2 gestelde leidt tot een praktijksituatie waarin twee referendumverordeningen binnen de gemeente Delft naast elkaar bestaan. Zij bestrijken weliswaar niet dezelfde raadsbesluiten, daar dit ingevolge de Trw niet is toegestaan. Wel voorzien zij beide in een democratische inspraakmogelijkheid voor de burger over onderwerpen die vooraf door de gemeenteraad zijn bepaald, zij het op verschillende momenten in het besluitvormingsproces.

De inwerkingtreding van de Trw, waarmee een raadgevende referendummogelijkheid achteraf wordt opengesteld, doet geen afbreuk aan de indertijd gevoelde wenselijkheid van een referendummogelijkheid vooraf.

Wij achten het wenselijk beide vormen van referendum aan de kiesgerechtigde inwoner van Delft ter beschikking te stellen. Het aanpassen van de naamgeving van beide verordeningen zal leiden tot minder verwarring omtrent het onderwerp van de verordening.

Verder zij opgemerkt dat de procedure voor het houden van een referendum onder de referendumverordening 1997 een andere is dan die onder de Trw. Aanpassing van de procedures onder de Referendumverordening 1997 aan die onder de Trw zal resulteren in vereenvoudiging gemeentebreed van de werkzaamheden betreffende te houden referenda.

 

Om inzichtelijk te maken welke besluiten niet referendabel zijn ingevolge de referendumverordening 1997 is de integrale tekst van deze verordening als bijlage opgenomen.

 

5. – De referendumcommissie

Met het oog op een eerlijk verloop van de referendumprocedure is het wenselijk een referendumcommissie in te stellen voor referenda die ingevolge de Trw gehouden moeten worden. De modelverordening van de VNG geeft hier al een voorzet toe.

De Referendumverordening 1997 van de gemeente Delft (artikelen 3 en 4) voorziet reeds in een dergelijk controle- en adviesorgaan voor niet-correctieve referendumprocedures zoals beschreven in de verordening zelf.

Door dit orgaan ook te betrekken bij de referenda onder de Trw, zal kennis en ervaring op het gebied van referenda gebundeld worden, wat weer een gunstig effect op het verloop van de procedure zal hebben.

Voorgesteld wordt dan ook over te gaan tot benoeming van de leden van de huidige referendumkamer tot leden van de referendumcommissie als bedoeld in de modelverordening van de VNG.

Tevens behoeven de instellingsartikelen betreffende een referendumcommissie in deze modelverordening aanpassing, zodat volledig aangesloten kan worden bij de reeds ingestelde referendumkamer uit de Referendumverordening 1997. Een uitzondering op dit streven wordt gevormd door de wettelijke kaders, namelijk aan een referendumcommissie over Trw-referenda kan geen rol gegeven worden bij de vaststelling van de vraagstelling tijdens het referendum aangezien dit uitputtend is geregeld in artikel 114 en 115 Trw.

 

6. – De handtekeningendrempels

De Trw bevat een uitgebreide regeling (artikel 4) over de aantallen kiesgerechtigden die in de verschillende fasen nodig zijn om een referendum mogelijk te maken. Dit is voor gemeentelijke referenda afhankelijk gesteld van de gemeentegrootte qua inwoners die kiesgerechtigd zijn tot de verkiezingen van de leden van de gemeenteraad.


Het aantal kiesgerechtigden per half oktober 2001 was in Delft 75.953. Bij een dergelijke gemeentegrootte geldt voor de fase van het inleidend verzoek dat vereist is een aantal van 0,5% van de kiesgerechtigden, met dien verstande dat dit getal niet hoger ligt dan 300 kiesgerechtigden. Voor de fase van het definitief verzoek is een aantal vereist van 6% van de kiesgerechtigden, met dien verstande dat dit getal niet hoger ligt dan 5000. Dit komt dit neer voor de gemeente Delft op een eis van 300 handtekeningen voor het inleidend verzoek en 4.557 voor het definitief verzoek. Als deze aantallen worden gehaald, zal de gemeente Delft een referendum moeten organiseren.

De huidige Referendumverordening 1997 van de gemeente Delft (artikel 7 en 8) hanteert eigen handtekeningendrempels voor het instellen van een referendum. Voor het inleidend verzoek zijn tenminste 1.250 handtekeningen vereist en voor het definitief verzoek tenminste 2.750.

 

Per 1 januari 2002 zouden dus twee verschillende drempelwaarden gaan gelden voor de gemeente Delft al naar gelang het soort besluit dat door de gemeenteraad genomen wordt of zal worden; de drempelwaarden van de Trw of die van de Referendumverordening 1997.

Het hanteren van twee verschillende drempelwaarden voor de twee verschillende  referendumprocedures zal kunnen leiden tot verwarring. Zowel bij de inwoners van Delft als bij de medewerkers van de gemeente die informatie moeten verschaffen omtrent referenda en/of de procedure moeten begeleiden. Communicatie, zowel intern als naar burgers toe, zal in het kader van helderheid en transparantie van het gemeentelijke beleid een rol van betekenis spelen.

Het gelijktrekken van de drempelwaarden kan verwarring bij de inwoners en foutieve informatieverschaffing door de gemeente voorkomen. Echter, van de handtekeningenaantallen in de Trw genoemd, valt niet af te wijken. Gevolg is dat de normen uit de Referendumverordening 1997 vervangen zullen moeten worden door die van de Trw.  Deze Trw normen liggen voor het inleidend verzoek aanzienlijk lager. De eerste fase bij het instellen van een referendum over concept raadsbesluiten zal dan eenvoudiger geldig voltooid kunnen worden dan bij de vaststelling van de Referendumverordening 1997 van de gemeente Delft destijds beoogd is.  Met andere woorden, er treedt een verruiming van de inspraakmogelijkheid op. De handtekeningendrempels voor het definitieve verzoek zijn onder de Trw daarentegen bijna 2 maal zo hoog. Dit doet het verruimende effect zoals hiervoor genoemd enigszins teniet.

 

Voorgesteld wordt de artikelen 7 en 8 van de Referendumverordening 1997 dusdanig aan te passen dat gelijke drempels onder de wet en de Referendumverordening 1997 gehanteerd zullen worden.

 

7. – De termijnen

Er bestaat een verschil in termijnen voor referendumprocedures onder onze huidige Referendumverordening 1997 en de wettelijk gestelde termijnen van de Trw.

De volledige procedure onder de Trw beslaat minimaal 11 weken en 50 dagen en maximaal 11 weken en 4 maanden. De 50 dagen en 4 maanden periode heeft betrekking op het feit dat het referendum plaats moet vinden in de periode tussen de 50ste dag en vier maanden na het besluit van burgemeester en wethouders dat een referendum rechtsgeldig is aangevraagd en dus gehouden zal moeten worden.

De 11 weken hebben betrekking op de inleidende en definitieve fase en alle beslismomenten hiermee samenhangend.


De volledige procedure ingevolge de Referendumverordening 1997 van de gemeente Delft is gedeeltelijk gestoeld op de termijnen liggende tussen raadsvergaderingen en gedeeltelijk op indieningtermijnen voor het inleidend en definitief verzoek. Voor dit indienen heeft de burger in totaal 6 weken. De datum voor het houden van het referendum mag maximaal 3 maanden liggen na het besluit dat een referendum zal worden gehouden.

 

In het licht van de voorgaande voorgestelde aanpassingen, is het gelijktrekken van de termijnen in de procedures onder de Trw en onder de huidige Referendumverordening 1997 tevens wenselijk.

Dit voorkomt verwarring bij de kiesgerechtigden over de termijnen waarbinnen ze hun verzoek moeten indienen. Ook voor de ambtenaren betrokken bij de referendumprocedure en de referendumcommissie levert deze gelijktrekking een aanzienlijke vereenvoudiging van werkzaamheden op.

De Trw komt ook op dit punt niet voor aanpassing in aanmerking en dus zal de regeling van de Referendumverordening 1997 van de gemeente Delft moeten wijken. Deze laatste regeling behelst echter een aanzienlijk korter tijdsbestek. Verlies van deze kortere termijn kan ervaren worden als belemmerend voor het gemeentelijk orgaan. Immers, het besluitvormingsproces met betrekking tot voorgenomen raadsbesluiten wordt meer vertraagd dan ten tijde van het opstellen van de Referendumverordening 1997 beoogd was. Echter, voor de inwoner van Delft zal de ruimere periode om haar mening kenbaar te kunnen maken als positief ervaren worden.

 

8. – Zelfbinding vooraf

De huidige Referendumverordening 1997 van de gemeente Delft had ten tijde van de opstelling als een van de speerpunten de beslissing omtrent het al dan niet op voorhand binden van de raad aan de uitkomst van een eenmaal gehouden referendum. Indertijd is besloten tot het hanteren van de mogelijkheid tot een dergelijke zelfbinding van de gemeenteraadsleden als aan de gestelde termijn- en handtekeningenvereisten voor een referendum over een voorgenomen besluit was voldaan.

De Trw, welke bedoeld is ter overbrugging van de periode tot het wettelijk verplicht stellen van een bindende referendummogelijkheid, kent een adviserend karakter. Pas als de uitkomst van het referendum over een genomen raadsbesluit is vastgesteld, wordt besloten of de uitkomst leidt tot aanpassing, intrekking dan wel instandhouding van het aan het referendum onderworpen besluit. De modelverordening van de VNG kent daarom geen bepaling die een dergelijke constructie van zelfbinding vooraf mogelijk maakt, want dat zou niet in lijn liggen met de adviserende aard van de referenda onder de Trw. Echter, de Trw zelf stelt een dergelijke constructie niet expliciet ontoelaatbaar.

 

De overwegingen bij de Referendumverordening 1997 die intertijd hebben geleid tot het instellen van de mogelijkheid tot het vooraf binden van de individuele raadsleden aan de uitkomst van het referendum, hebben niet aan belang ingeboet. Het signaal dat een dergelijke toezegging geeft aan de inwoners die aan het referendum kunnen deelnemen,  zal waarschijnlijk leiden tot een grotere deelname aan het referendum. Hierdoor wordt een meer realistische weergave van de mening van de inwoners van Delft over het betreffende besluit verkregen. Het instrument van inspraak wordt op een dergelijke wijze beter naar haar intentie benut.

De modelverordening van de VNG aanvullen met de bepalingen uit de Referendumverordening 1997 van de gemeente Delft hieromtrent, zal ook voor reeds genomen raadsbesluiten vallend onder de Trw een dergelijk wenselijk effect hebben.


Wel zij hierbij opgemerkt dat de zelfbinding vooraf indertijd gekoppeld was aan specifieke termijnen, handtekeningendrempels en geldigheidsdrempels. De eerste twee genoemde aspecten worden in de voorgaande tekst voorgesteld aangepast te worden aan de regeling uit de Trw. De geldigheidsdrempels, de aantallen geldig uitgebrachte stemmen op het referendum om te komen tot de vaststelling of een referendum heeft geleid tot een geldige afwijzende dan wel ondersteunende uitspraak van de burgers over voorgenomen dan wel genomen besluiten, behoeven eveneens gelijktrekking.

De huidige referendumverordening 1997 kent de geldigheidsbepaling dat een referendum geacht wordt een geldige uitslag te hebben als een meerderheid van de uitgebrachte stemmen voor of tegen, tevens minimaal 25% van het totaal aantal kiesgerechtigden beslaat. De Trw kent een soortgelijke bepaling: als een meerderheid zich afwijzend uitspreekt en die meerderheid beslaat tevens minstens 30% van de kiesgerechtigden, dan heeft het referendum een geldige uitspraak tot afwijzing opgeleverd.

Door de huidige referendumverordening op dit punt gelijk te trekken met de Trw wordt wederom eenduidigheid verkregen. Tevens wordt door de verhoging van de geldigheidsdrempel het evenwicht binnen de huidige referendumverordening enigzins hersteld. Door de aanpassingen op de overige aspecten (handtekeningendrempels en termijnen) namelijk, is de nadruk in de verhouding tussen een werkbaar besluitvormingsproces en het recht op inspraak van de burger zwaarder op de laatste komen te liggen.

 

Voorstel:

Uitgaande van het bovenstaande zijn wij gekomen tot de volgende voorstellen:

1.       het wijzigen van de geldende referendumverordening 1997 van de gemeente Delft, en

2.       het hernoemen van deze verordening in “Niet-correctieve referendumverordening Delft 2002”,  en

3.       het vaststellen van de “Correctieve referendumverordening Delft 2002”, gestoeld op het model van de VNG ter invulling van de beleidsvrijheid in de Trw

 

Op grond van het vorenstaande en onder voorbehoud van gunstig advies van de commissie Middelen en Bestuur stellen wij u voor, vast te stellen het bijgaande door ons college in concept opgemaakte besluit tot wijziging van een bestaande en vaststelling van een nieuwe verordening.

 

Hoogachtend,

 

Burgemeester en wethouders van Delft,

 

 

 

H.M.C.M. van Oorschot ,burgemeester.

N. Roos                                   ,secretaris.

 


Stuk 15 II

01/035368

 

 

De raad der gemeente Delft,

 

gelezen het voorstel van de burgemeester en wethouders van 15 januari 2002;

 

gelet op de artikelen 149 en 161 van de Gemeentewet, de Referendumverordening 1997 van de gemeente Delft en de Tijdelijke referendumwet,

 

b e s l u i t :

 

I.

de Referendumverordening 1997 van de gemeente Delft als volgt te wijzigen:

           

a) aan artikel 5 een nieuw lid toe te voegen met de navolgende tekst:

 

Artikel 5 lid 4:

Tevens kunnen de volgende concept-besluiten geen onderwerp van referendum zijn:

a.       besluiten waarover op grond van artikel 8, eerste en tweede lid, Tijdelijke referendumwet een referendum kan worden gehouden;

b.       besluiten waarover op grond van artikel 8, derde lid, Tijdelijke referendumwet geen referendum kan worden gehouden.

 

b) de tekst van artikel 7 lid 1 vervangen door de navolgende tekst:

 

Een inleidend verzoek van kiesgerechtigden tot het houden van een referendum dient conform de bepaling van artikel 44, lid 2, Tijdelijke referendumwet, binnen 3 weken na de publicatie als bedoeld in artikel 5, lid 2 te worden ingediend bij burgemeester en wethouders.

 

c) de tekst van artikel 7 lid 2 vervangen door de navolgende tekst:

 

Het inleidend verzoek dient vergezeld te gaan van tenminste het aantal handtekeningen van kiesgerechtigden zoals omschreven staat in artikel 4, lid 2,  Tijdelijke referendumwet, met een opgave van naam, adres en leeftijd, alsmede van een vermelding om welk concept-raadsbesluit het gaat.

 

d) de tekst van artikel 8 lid 1 vervangen door de navolgende tekst:

           

Een definitief verzoek tot het houden van een referendum moet conform artikel 75, lid 2, Tijdelijke referendumwet worden ingediend binnen 6 weken na de datum waarop de raad besloten heeft de kiesgerechtigden daartoe in de gelegenheid te stellen.

 

e) de tekst van artikel 8 lid 2 vervangen door de navolgende tekst:

 

Het verzoek moet worden ondersteund door de handtekeningen van tenminste het aantal kiesgerechtigden zoals omschreven staat in artikel 4, lid 3, Tijdelijke referendumwet.

 

f) de tekst van artikel 9 lid 2 vervangen door de navolgende tekst:

 

Een referendum wordt gehouden conform de bepaling van artikel 110, lid 2, Tijdelijke referendumwet, binnen een termijn die aanvangt op de vijftigste dag en eindigt vier maanden na het besluit van de raad tot het houden van een referendum.

 

g) in artikel 15 lid 1 de woorden “tenminste 25%” vervangen door de woorden “tenminste 30%”.

 

h) in artikel 15 lid 2 de woorden “tenminste 25%” vervangen door de woorden “tenminste 30%”.

 

i) de tekst van artikel 19 lid 2 vervangen door de navolgende tekst:

 

Deze verordening wordt aangehaald als Niet-correctieve Referendumverordening Delft 2002.

 

II.

 

Stuk 15 III de Correctieve Referendumverordening Delft 2002 vast te stellen.

 

III.        

 

dat de onder I en II genoemde verordeningen in werking treden 6 weken na bekendmaking van dit besluit.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 31 januari 2002.

 

 

                                                           ,burgemeester.

 

 

 

                                                           ,secretaris.


 

 

Toelichting:

 

Ad I.a.:

Invoegen van het artikel 5 lid 4 in de bestaande Referendumverordening 1997 van de gemeente Delft vloeit rechtstreeks voort uit de Tijdelijke referendumwet (Trw).

De Trw staat namelijk niet toe dat over raadsbesluiten die in de Trw genoemd zijn tevens andere referendumprocedures worden gehouden dan die volgens de Trw bepaald. Hierbij maakt het geen verschil of de raadsbesluiten in de Trw aan een referendum onderworpen zijn of juist van een referendum uitgezonderd zijn. Met deze integrale uitzondering van artikel 8, leden 1, 2 en 3 van de Trw wordt strijdigheid van de Niet-correctieve Referendumverordening Delft 2002 met de Trw voorkomen.

 

Hieronder opgenomen is de integrale tekst van het artikel 8, leden 1, 2 en 3 van de Trw (ingevoegde tekst red.):

Artikel 8

1.       Een provinciaal referendum, onderscheidenlijk een gemeentelijk referendum, kan worden gehouden over:

a.       een besluit van provinciale staten, onderscheidenlijk de gemeenteraad, inhoudende een algemeen verbindend voorschrift dan wel de intrekking daarvan;

b.       een besluit van provinciale staten, onderscheidenlijk de gemeenteraad, als bedoeld in artikel 151, eerste lid, van de Provinciewet, onderscheidenlijk artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet (een besluit tot oprichting van of deelneming in privaatrechtelijke rechtspersonen);

c.       een besluit van provinciale staten, onderscheidenlijk de gemeenteraad, als bedoeld in artikel 156, eerste lid, van de Provinciewet, onderscheidenlijk artikel 158, eerste lid, van de Gemeentewet (een besluit tot wijziging van de gemeentenaam);

d.       een besluit van provinciale staten, onderscheidenlijk de gemeenteraad, als bedoeld in artikel 1, eerste en derde lid, 40, eerste en derde lid, 51, eerste en derde lid, 61, eerste en derde lid, 73, eerste en derde lid, 83, eerste en derde lid, en 96, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen (een besluit tot het treffen, wijzigen of opheffen van een gemeenschappelijke regeling).

2.       Een gemeentelijk referendum kan voorts worden gehouden over een besluit van de gemeenteraad als bedoeld in artikel 283, derde lid, onder a, van de Gemeentewet (een besluit tot het wijzigen van de gemeentelijke indeling/grenscorrecties).

3.       Geen referendum kan worden gehouden over een besluit als bedoeld in het eerste en tweede lid, indien:

a.       het besluit uitsluitend strekt tot uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties;

b.       het besluit uitsluitend strekt tot uitvoering van een wet of besluit voorzover die wet of dat besluit strekt tot uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties;

c.       provinciale staten, onderscheidenlijk de gemeenteraad, bij het nemen van het besluit geen ruimte hebben voor het maken van keuzen van beleidsinhoudelijke aard;

d.       het een algemeen verbindend voorschrift betreft dat onderdeel uitmaakt van een bestemmingsplan;

e.       het besluit uitsluitend strekt tot intrekking van een besluit naar aanleiding van een daarover gehouden referendum.

 

Ad I.b:

Het gelijktrekken van de termijnen voor indiening van het inleidend verzoek, leidt tot een afweging of overige termijnen (zoals besluittermijnen over ingediende verzoeken) genoemd in de verordening gehanteerd kunnen worden. Gekozen is om slechts de termijn voor indiening aan te passen en de overige ongemoeid te laten, omdat de overige termijnen uit de huidige verordening gestoeld zijn op de vergadermomenten van de raad. Dit vanwege het feit dat het betreffende besluit een concept-raadsbesluit is en de besluitvormingsprocedure haar normale verloop zoveel als mogelijk moet blijven behouden.

 

Ad I.c:

Er is gekozen om een verwijzing naar het artikel 4 lid 2 op te nemen in plaats van concrete aantallen te vermelden, omdat de Trw werkt met aantallen gerelateerd aan de gemeentegrootte. Als de gemeente Delft over een in de Trw genoemde grens heen groeit wat aantallen kiesgerechtigden betreft, wordt automatisch de volgende berekening van de handtekeningendrempels van toepassing en hoeft geen aanpassing van de verordening plaats te vinden.

 

Ad I.d:

Zie toelichting bij I.b.

 

Ad I.e:

Zie toelichting bij I.c.

 

Ad I.f:

De langere termijn voor het organiseren van een referendum uit de Trw wordt met deze wijziging van toepassing verklaard op de Referendumverordening. Dit heeft weliswaar tot gevolg dat de besluitvorming langduriger uitgesteld wordt, daar staat echter tegenover een langere voorbereidingstijd voor het te houden referendum en eenduidigheid van termijnen voor zowel inwoners als ambtenaren.

 

Ad I.g en I.h:

Het aanpassen van de percentages in beide artikelleden is ingegeven door de wens om de zelfbinding vooraf ook op te nemen in de Correctieve Referendumverordening Delft 2002.

 

Deze verordening heeft werking onder de Trw en de Trw hanteert het percentage van 30% om de geldigheid van een gehouden referendum te kunnen bepalen. Het gelijktrekken van de percentages voorkomt dat onder de Correctieve Referendumverordening Delft 2002 met 2 verschillende percentages gewerkt moet worden om conclusies aangaande de zelfbinding te kunnen trekken. Tevens zorgt deze gelijktrekking ervoor dat zelfbinding van de individuele raadsleden onder de Niet-correctieve Referendumverordening Delft 2002 pas bij een hoger aantal uitgebrachte stemmen optreedt. Dit is een wenselijke situatie gezien de overige aanpassingen, bijvoorbeeld in de handtekeningendrempels, die het eenvoudiger hebben gemaakt om een referendum op te starten.

 

Ad I.h:

Gekozen is om de naam van de Referendumverordening 1997 van de Gemeente Delft om te zetten naar Niet-correctieve Referendumverordening Delft 2002. Dit  omdat tegelijkertijd met de overige wijzigingen binnen deze verordening een nieuwe referendumverordening wordt vastgesteld die referenda onder de Trw regelt, te weten de Correctieve Referendumverordening Delft 2002. Uit de naam valt nu op te maken welke verordening gehanteerd moet worden als er referendumverzoeken komen over voorgenomen dan wel genomen raadsbesluiten.


Stuk 15 III

01/035368

 

 

De raad der gemeente Delft,

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 januari 2002;

 

gelet op artikel 8, vierde lid, van de Tijdelijke referendumwet;

 

overwegende dat de raad het aangewezen acht bepaalde in de Tijdelijke referendumwet genoemde besluiten van een referendum uit te zonderen;

 

overwegende dat de raad de instelling van een referendumcommissie aangewezen acht met het oog op een eerlijk verloop van de referendumprocedure;

 

overwegende dat de raad het wenselijk acht om een optie van zelfbinding vooraf door de individuele raadsleden op te nemen;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de volgende Correctieve Referendumverordening Delft 2002:

 

Artikel 1           Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.   de wet: de Tijdelijke referendumwet;

b.   een referendum: een raadgevend correctief referendum als bedoeld in de Tijdelijke referendumwet over de in artikel 8 van de wet genoemde besluiten van de gemeenteraad;

c.   het college: het college van burgemeester en wethouders.

d.   de referendumcommissie: de commissie van advies als bedoeld in artikel 4 van de Niet-correctieve Referendumverordening Delft 2002.

 

Artikel 2           Uitzonderingen

Een referendum kan niet worden gehouden over:

a.       een besluit van de gemeenteraad inhoudende een algemeen verbindend voorschrift dan wel de intrekking daarvan, dat uitsluitend betrekking heeft op:

1.       de rechtspositie van ambtsdragers of gewezen ambtsdragers als zodanig dan wel hun nagelaten betrekkingen of hun rechthebbenden;

2.       de gemeentelijke belastingen, bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

b.       een besluit van de gemeenteraad, als bedoeld in artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet;

c.       een besluit van de gemeenteraad, als bedoeld in artikel 1, eerste en derde lid, 51, eerste en derde lid, 61, eerste en derde lid, 73, eerste en derde lid en 96 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

 

Artikel 3           Budget

1.   De raad stelt na de vaststelling dat een referendum zal worden gehouden als bedoeld in artikel 105 van de wet, budget ter beschikking voor de voorlichting en de organisatie van een referendum.

2.   Het college stelt nadere regels vast met betrekking tot de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor de in het eerste lid bedoelde tegemoetkoming.

 

Artikel 4           Referendumcommissie

Het college laat zich bij de beslissing en het vaststellen van nadere regels als bedoeld in artikel 3 adviseren door een referendumcommissie.

 

Artikel 5           Taken referendumcommissie

Naast de in artikel 4 genoemde taak heeft de commissie tevens als taken:

a.   het adviseren van de burgemeester bij de vaststelling van de feitelijke samenvatting van het aan het referendum onderworpen besluit als bedoeld in artikel 114, derde lid van de wet;

b.   het toetsen van de gemeentelijke voorlichting en in het bijzonder het voorlichtingsmateriaal;

c.   het behandelen van klachten over de organisatie van of voorlichting bij een referendum;

d.   het uitvoeren van evaluaties over gehouden referenda en het uitbrengen van verslag hieromtrent aan de raad.

 

Artikel 6           Zelfbinding

1.   Tegelijkertijd met het besluit van burgemeester en wethouders als bedoeld in artikel 112 van de wet wordt tevens bekendgemaakt of de uitslag van het referendum al dan niet direct gevolgd wordt door de raad. Indien is besloten de uitslag te volgen, is het volgende lid van dit artikel van toepassing.

2.   Indien degenen die een stem hebben uitgebracht in het kader van het referendum zich in meerderheid uitspreken tegen het door de raad genomen besluit en gesproken kan worden van een raadgevende uitspraak tot afwijzing als bedoeld in artikel 5 van de wet, beslist dat deel van de raad, dat zich heeft uitgesproken voor zelfbinding, dienovereenkomstig.

 

Artikel 7           Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking 6 weken na bekendmaking van dit besluit.

 

Artikel 8           Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Correctieve Referendumverordening Delft 2002.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van  31 januari 2002.

 

 

 

                                               ,burgemeester.

 

 

 

                                                           ,secretaris.

 


Stuk 15 III                                                                    pag. 3.

 

 

Toelichting:

 

Deze verordening is gestoeld op de modelverordening van de VNG voor correctieve raadgevende referenda onder de Trw.

Deze verordening dient ter invulling van de beleidsvrijheid waarover gemeenten beschikken in het kader van de Tijdelijke referendumwet (Trw).

 

Artikel 8, lid 4, van de Trw biedt gemeenten de mogelijkheid om bepaalde besluiten van referendabiliteit uit te zonderen. Dit betreft deze besluiten (zie ook artikel 2 van de verordening zelf):

a.       gemeentelijke verordeningen die uitsluitend betrekking hebben op:

1.       de rechtspositie van (gewezen ) ambtsdragers;

2.       de gemeentelijke belastingen en leges;

b.       beslissingen tot oprichting van of deelneming in privaatrechtelijke rechtspersonen;

c.       beslissingen tot het treffen, wijzigen of opheffen van een gemeenschappelijke regeling.

 

Artikelsgewijze toelichting:

 

Artikel 1            Begripsbepalingen

a.       Deze verordening berust op de Trw en wordt om herhaling te voorkomen eenmalig gedefinieerd.

b.       De verordening heeft uitsluitend betrekking op correctieve raadgevende referenda als bedoeld in de Trw, dus referenda op initiatief van de kiesgerechtigden over reeds genomen raadsbesluiten. Door dit te bepalen kan er geen onduidelijkheid bestaan over het type referendum waarover in deze verordening wordt gesproken.

 

Artikel 2            Uitzonderingen

De Trw bepaalt welke besluiten al dan niet referendabel zijn. Wat het gemeentelijk referendum betreft wordt de gemeenteraad echter enige beleidsvrijheid gegeven. Op basis van artikel 8, vierde lid, Trw heeft de gemeenteraad de mogelijkheid om een aantal (limitatief opgesomde) besluiten van een referendum uit te sluiten. Het oordeel hierover heeft de wetgever aan de gemeenteraad gelaten.

Gekozen is om de maximale door de wet toegestane uitsluiting van referendabiliteit te bewerkstelligen. Uitholling van de door de wet voor de burger gecreëerde inspraakmogelijkheden is hierdoor echter niet het geval; de gemeente Delft voorziet namelijk tevens in een inspraakmogelijkheid voor de burger op een aantal concept raadsbesluiten (Niet-correctieve Referendumverordening Delft 2002). De maximale uitsluiting is wenselijk om het aantal mogelijke referenda, opengesteld onder de beide in Delft aanwezige referendumverordeningen, beheersbaar te houden en de slagvaardigheid van het bestuurlijk orgaan niet al te zeer te beperken in deze tijden van noodzakelijke samenwerking tussen gemeenten onderling en deelname in Publiek Private Samenwerkingsconstructies.

 

Artikel 3            Budget

Deze bepaling is opgenomen aangezien er budget beschikbaar moet worden gesteld voor de voorlichting en organisatie van een referendum.


 

Artikel 4            Referendumcommissie

De gemeente Delft kent het orgaan van een referendumkamer onder de Niet-correctieve Referendumverordening Delft 2002 als commissie van advies.

Ook in het kader van de Trw is het mogelijk om een dergelijk orgaan in te stellen, in de wet genaamd referendumcommissie, om een eerlijk verloop van de referendumprocedure te helpen waarborgen.

Gekozen is om voor de beide verordeningen dezelfde adviescommissie in te stellen om de deskundigheid en ervaring op het gebied van referenda centraal te houden.

 

Artikel 5            Taken referendumcommissie

Een referendumcommissie kan geen rol gegeven worden bij de vaststelling van de vraagstelling tijdens het referendum aangezien dit uitputtend is geregeld in artikel 114 en 115 Trw.

 

Artikel 6            Zelfbinding

De in dit artikel opgenomen tekst is nagenoeg gelijk aan de tekst van de artikelen 8, lid 8 en 16, lid 4 van de Niet-correctieve Referendumverordening Delft 2002. De verschillen zijn ingegeven door het feit dat de Trw een andere bevoegdheidsverdeling kent voor raad en college voor wat betreft het nemen van de verschillende besluiten gedurende de referendumprocedure dan de Niet-correctieve Referendumverordening. Ook was aanleiding voor de verschillen dat de Trw, in tegenstelling tot de Niet-correctieve Referendumverordening, handelt over reeds genomen besluiten. Alleen als de uitgebrachte stemmen leiden tot afwijzing van het genomen besluit kan er een eventuele wijziging van dat besluit plaatsvinden. Bij voorgenomen besluiten is elke geldige referendumuitslag mogelijk van belang voor het uiteindelijk te nemen besluit.

 

Artikel 7            Inwerkingtreding

De verordening op basis van de Trw kan niet eerder in werking treden dan de Trw zelf. De Trw treedt in werking op 1-1-2002.

 

Artikel 8            Citeertitel

De term “Correctief”  in de citeertitel is gebruikt om het onderscheid aan te geven met de Niet-correctieve Referendumverordening die al binnen de gemeente Delft aanwezig is.

 

.