Stuk 82 I

02/015325                                                                                                       Delft, 11 juni 2002.

 

 

Onderwerp: Verordening ‘Delftse Rekenkamer’

 

 

Aan de gemeenteraad,

 

Geachte dames en heren,

 

 

Het door de raad te hanteren rekenkamerinstrument speelt in de wet dualisering gemeentebestuur een belangrijke rol. Met een dergelijk instrument kan immers de uitoefening van de controlerende taak van de gemeenteraad versterkt worden. De op de dualisering aangepaste gemeentewet laat twee vormen zien, ofwel de rekenkamer naar analogie van de Algemene Rekenkamer bij het rijk of een structurele onderzoekscommissie van de raad. (In bijlage I zijn de relevante wetsteksten m.b.t. de rekenkamerfunctie opgenomen.) De vorige gemeenteraad heeft 21 februari 2002 besloten tot instelling van een Delftse Rekenkamer in de vorm van een structurele onderzoekscommissie waaraan uitsluitend externe leden kunnen deelnemen.

 

De huidige rekenkamerfunctie komt daardoor te vervallen. De nog in te stellen onderzoekscommissie zal jaarlijks een onderzoeksprogramma opstellen dat ter goedkeuring aan de gemeenteraad wordt voorgelegd. De commissie kan ook op verzoek van de gemeenteraad onderzoeken instellen. Afhankelijk van onderwerpkeuze en het soort onderzoek kunnen door de onderzoekscommissie onderzoekers worden ingeschakeld die naar het oordeel van de commissie daarvoor het meest in aanmerking komen.

 

In de bijgevoegde verordening ‘Delftse rekenkamer’, die grotendeels analoog is opgesteld aan de wettelijke bepalingen voor het (algemene) rekenkamermodel is veel aandacht gegeven aan de onafhankelijke positionering en werkwijze van de rekenkamercommissie. De onafhankelijkheid van de rekenkamer wordt onder meer vorm gegeven door de beschikbaarheid van een eigen budget, waarborgen voor toegang tot informatie, en een volledig bij de rekenkamer geplaatste verantwoordelijkheid voor de inrichting en uitvoering van het onderzoek. De rapporten van de commissie zijn openbaar. Zodra onderzoeksrapporten worden uitgebracht kan de raad besluiten tot openbare bestuurlijke behandeling om zich uit te kunnen spreken over de onderzoeksbevindingen van de Delftse Rekenkamer.

 

De selectie en de benoeming van voorzitter/leden van de rekenkamercommissie kan na het aanstaande zomerreces ingepland worden.

 

De vaststelling van de verordening en de intrekking van de regeling zijn referendabel onder de Tijdelijke referendumwet. Inwerkingtreding van de raadsbesluiten zal derhalve pas minimaal 6 weken na bekendmaking van de vaststelling kunnen plaatsvinden.

 

Voorstel

Wij stellen u voor, onder voorbehoud van gunstig advies van de raadscommissie Middelen en Bestuur:

 

A.       De Verordening ‘Delftse Rekenkamer’ vast te stellen resp. het reglement Rekenkamerfunctie in te trekken;

B.       De benoemingsprocedure voor voorzitter en leden van de rekenkamercommissie doen voorbereiden.

 

Hoogachtend,

 

H.M.C.M. van Oorschot             , burgemeester.

B. den Uijl                                            , loco secretaris.


 

 

 

Stuk 92 II

02/015325

 

 

De raad van de gemeente Delft,

 

gelezen het voorstel van de griffie van 23 mei 2002;

 

gezien het advies van de raadscommissie Middelen en Bestuur;

 

b e s l u i t :

 

I.

a)    De Verordening ‘Delftse Rekenkamer’ vast te stellen resp. het reglement Rekenkamerfunctie in te trekken;

b)    De benoemingsprocedure voor voorzitter en leden van de rekenkamercommissie doen voorbereiden .

 

II.

dat de onder I a genoemde vaststelling van de verordening en intrekking van het reglement in werking treden zes (6) weken na bekendmaking van dit besluit.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad op 27 juni 2002.

 

 

 

            , burgemeester.

 

                                   , loco secretaris.


 

 

 

Stuk 82 III

02/015325

 

De raad van de gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van de griffie van 23 mei 2002;

 

gelet op de artikelen 81, 182 en 185 van de Gemeentewet;

 

 

b e s l u i t :

 

 

vast te stellen de volgende Verordening Delftse Rekenkamer.

 

Artikel 1.

Deze verordening verstaat onder

a.  commissie: de commissie genoemd in artikel 2;

b.  bestuursorgaan: een orgaan van een rechtspersoon, die krachtens publiekrecht is ingesteld of een ander persoon of college met enig openbaar gezag bekleed.

 

Artikel 2.

1. Er is een gemeentelijke rekenkamercommissie, genaamd Delftse Rekenkamer.

2. De commissie is niet ondergeschikt aan enig bestuursorgaan.

 

Artikel 3.

De taak van de commissie is het doen uitvoeren van beleidsevaluaties. De effectiviteit en de efficiëntie van het gemeentelijke beleid staan daarbij centraal.

Artikel 4

1. De commissie bestaat uit vijf leden die door de gemeenteraad worden benoemd:

a.       een voorzitter

b.       vier leden

c.       de commissie wijst uit haar midden een of meer plaatsvervangende voorzitters aan.

2. Op dezelfde wijze als in het vorige lid wordt een genoegzaam aantal plaatsvervangende leden benoemd.

3. Voorafgaand aan de benoemingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, pleegt de raad overleg met de commissie.

4. Leden van het college van burgemeester en wethouders, leden van de raad en commissieleden/niet-raadsleden maken geen deel uit van de commissie.


Artikel 5

1. De voorzitter en de leden van de commissie worden benoemd voor een periode van vier jaar.

2. Zij kunnen voor maximaal één keer voor een periode van vier jaar worden herbenoemd.

3. Het lidmaatschap, respectievelijk het plaatsvervangend lidmaatschap van de commissie vervalt:

  1. op eigen verzoek;
  2. bij de aanvaarding van een betrekking die onverenigbaar is met het lidmaatschap;
  3. wanneer door ziekte of gebreken het commissielid blijvend ongeschikt is zijn functie te vervullen.

4. De gemeenteraad trekt de benoeming van een lid, respectievelijk plaatsvervangend lid in wanneer dit lid naar het oordeel van de gemeenteraad door handelen of nalaten het aanzien of het functioneren van de commissie heeft geschaad.

 

Artikel 6

1. De leden van de commissie genieten een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie krachtens de in artikel 96 van de Gemeentewet vastgestelde regeling.

2. De werkelijk gemaakte kosten terzake van andere werkzaamheden of bemoeiingen ten behoeve van de commissie worden vergoed.

 

Artikel 7

De commissie stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen en andere werkzaamheden vast. Zij zendt het reglement ter kennisneming aan de raad.

 

Artikel 8

1.       De commissie kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent de inhoud van stukken die aan haar worden overgelegd, geheimhouding opleggen.

2.       De geheimhouding wordt door allen die van deze stukken kennis dragen in acht genomen totdat de commissie haar opheft.

 

Artikel 9

1. De raad stelt, na overleg met de commissie, de commissie de nodige middelen ter beschikking voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden.

2. De ambtenaren die werkzaamheden verrichten voor de commissie zijn ter zake van die werkzaamheden uitsluitend verantwoording schuldig aan de commissie.

 

Artikel 10

1. De commissie onderzoekt de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het beleid van het gemeentebestuur.

2. De commissie kan op verzoek van de raad onderzoeken instellen.

3. De commissie legt zijn onderzoeksprogramma ter goedkeuring voor aan de raad

 

Artikel 11

1. De commissie is belast met de organisatie van het onderzoek, dat wil zeggen:

a. de exacte formulering van de onderzoeksopdracht en de onderzoeksvragen;

b. de bewaking van de kwaliteit en de voortgang van het onderzoek.

2. De commissie kan zich laten bijstaan door deskundigen.

 

Artikel 12

1. De commissie komt op gezette tijden bijeen en bespreekt de beheersmatige en inhoudelijke aspecten en problemen van te verrichten onderzoeken. De commissie heeft de bevoegdheid om hierover zelfstandig beslissingen te nemen.

2. Het staat de commissie vrij om de gemeenteraad tussentijds te informeren over de voortgang van een onderzoek.

 

Artikel 13

De commissie kan bij het uitoefenen van haar taak gebruik maken van de resultaten van door anderen verrichte onderzoeken.


Artikel 14

1. De commissie is bevoegd alle documenten die berusten bij het gemeentebestuur te onderzoeken.

2. Het college verstrekt desgevraagd alle inlichtingen die de commissie ter vervulling van haar taak nodig acht.

 

Artikel 15

1. De commissie heeft de in de volgende leden vermelde bevoegdheden ten aanzien van:

a. openbare lichamen ingesteld krachtens de Wet Gemeenschappelijke Regelingen waaraan de gemeente deelneemt;

b. stichtingen waaraan de gemeente deelneemt

c. naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarvan de gemeente meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt.

2. De commissie kan haar bevoegdheden, bedoeld in dit artikel, ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde openbare lichamen, stichtingen en vennootschapen uitoefenen over de jaren dat de gemeente deelneemt in de desbetreffende regelingen, stichtingen respectievelijk meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt van die vennootschappen.

3. Door onderzoek van documenten die berusten bij het gemeentebestuur, kan de commissie kennis nemen van jaarrekeningen van betrokken rechtspersonen, daarop betrekking hebbende rapporten van hen die deze jaarrekeningen hebben gecontroleerd en overige bescheiden, en kan zij bij het college daarover nadere inlichtingen inwinnen.

4. De commissie is bevoegd bij de betrokken rechtspersoon nadere inlichtingen in te winnen over de bescheiden bedoeld in het derde lid.

5. De commissie kan, indien de bescheiden bedoeld in het derde lid daartoe aanleiding geven, voor nader onderzoek in overleg treden met de betrokken rechtspersoon. Het college wordt door de commissie van haar voornemen een dergelijk onderzoek in te stellen in kennis gesteld.

6. De commissie deelt aan het college of aan de betrokken rechtspersoon de opmerkingen en bedenkingen mee die zij naar aanleiding van haar bevindingen van belang acht. Aan het college kan zij ter zake voorstellen doen.

7. Van gegevens en bevindingen die naar hun aard vertrouwelijk zijn, maakt de commissie geen melding in haar jaarverslag of in een rapport.


Artikel 16

1. De commissie biedt de raad en het college elk jaar voor 1 april aan:

  1. een verslag van haar werkzaamheden over het voorgaande jaar en
  2. rapporten met onderzoeksbevindingen.

2. De commissie kan ook tussentijds aan de raad en het college een rapport aanbieden.

3. Verslagen en rapporten van de commissie zijn openbaar. Slechts indien wordt gerapporteerd over stukken waarover geheimhouding is opgelegd, kan de commissie tot geheimhouding besluiten.

 

Artikel 17

1. De commissie draagt de eindverantwoordelijkheid voor de definitieve formulering van de conclusies van het rekenkameronderzoek.

2. Het onderzoek van de commissie mondt uit in een rapportage waarin bevindingen, conclusies en aanbevelingen zijn opgenomen.

3. Als de in lid 2 vermelde procedure is afgerond, kan de raad besluiten tot openbare bestuurlijke behandeling van het rekenkameronderzoek, en zal zich dan uitspreken over de bevindingen van het rekenkameronderzoek.

4. Als onderdeel van de besluitvorming in de gemeenteraad wordt tevens vastgelegd wanneer en op welke wijze B&W aan de gemeenteraad zal rapporteren over de opvolging van door de raad vastgestelde conclusies en aanbevelingen.

 

Artikel 18

1. Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening Delftse Rekenkamer

2. Zij treedt in werking zes (6) weken na bekendmaking van dit besluit.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 juni 2002.



burgemeester.

 

loco secretaris.


 

 

MEMORIE VAN TOELICHTING BIJ DE VERORDENING ‘DELFTSE REKENKAMER’

 

Doelstelling en taak van de Rekenkamer (Artikel 3, artikel 10 lid 1)

Het rekenkameronderzoek is een instrument van en voor de gemeenteraad. Het belangrijkste doel van de rekenkamer is, dat door middel van onderzoek bijdragen worden geleverd aan de effectiviteit en de efficiency van het door het college uit te voeren gemeentelijke beleid. De uitkomsten van het rekenkameronderzoek zijn er in hoofdzaak op gericht lering te trekken voor de toekomstige beleidsvoering. Ten vervolge op rekenkameronderzoeken moet veel aandacht besteed worden aan het monitoren wat gedaan wordt met de leerpunten/ verbeterpunten uit het rekenkamerrapport.

Het reguliere onderzoek in het kader van het gemeentelijke verantwoordingsproces, de rechtmatigheidstoets,  wordt niet verricht door de rekenkamer, maar - binnen de marges van de wet en van de door de raad verstrekte opdracht - door de accountant. Dit onderzoek vormt een vast onderdeel van de jaarlijkse cyclus van begroting en verantwoording. De rekenkamer kan echter wel op eigen verantwoordelijkheid, onderzoek doen dat verband houdt met rechtmatigheid of onderwerpen onderzoeken die verband houden met de rechtmatigheid. In de praktijk zal dat met name neerkomen op “systeemtoetsen”, zoals  onderzoek naar de wijze waarop de reguliere rechtmatigheidscontrole is georganiseerd en functioneert.

 

Voorzitter en leden (Artikel 4/5)

Voorzitter en leden worden door de gemeenteraad benoemd.

De commissie kiest uit zijn midden een of meer plaatsvervangende voorzitters. De voorzitter zorgt voor het tijdig en periodiek bijeenroepen van de commissie, het leiden van de vergaderingen, en draagt zorg voor de rapportering met betrekking tot onderwerpselectie en onderzoeksresultaten aan de gemeenteraad. De voorzitter en de leden van de commissie worden voor een periode van vier jaar benoemd. Herbenoeming is mogelijk tot maximaal èèn periode van vier jaar.

 

Ambtelijke ondersteuning (artikel 9)

(1) De raad stelt middelen (budget en ambtelijke ondersteuning) beschikbaar voor het onderzoekswerk van de commissie. De commissie werkt binnen haar begroting, en zal indien het onderzoeksprogramma aanvullende middelen vereist hiertoe een verzoek indienen bij de gemeenteraad.

(2)Om te zorgen dat de commissie optimaal kan fungeren wordt deze ondersteund door een ambtelijk secretaris, die in voldoende mate wordt vrijgesteld voor deze taak en ook kan rekenen op voldoende ondersteuning. De ambtelijk secretaris is belast met de volgende werkzaamheden: agendaplanning, informatieverzameling, beheren van de longlist met onderwerpen, verslaggeving, dossiervorming en bewaking procesgang, voortgang en kwaliteitsbewaking van het onderzoek, en levert bijdragen aan de bestuurlijke rapportages. Tevens bewaakt de ambtelijk secretaris het rekenkamerbudget. De ambtelijk secretaris wordt alleen door de commissie functioneel aangestuurd.

 

Onderwerpsprogramma (Artikel 10)

De onderzoekscommissie stelt jaarlijks een onderzoeksprogramma op. De commissie legt dit onderzoeksprogramma – via de commissie Middelen en Bestuur -ter goedkeuring voor aan de raad. De commissie is autonoom in de inrichting en uitvoering van het onderzoeksprogramma.

De commissie kan ook op verzoek van de raad een onderzoek instellen. Mocht de commissie van oordeel zijn, dat het door de raad gewenste onderzoek niet past in doel en functie van rekenkameronderzoeken of anderszins niet inpasbaar is in het onderzoeksprogramma van de commissie dan wordt dit verzoek van de raad niet overgenomen.

 

Voor de opstelling van een jaarprogramma heeft de commissie de beschikking over een longlist van onderwerpen die in aanmerking kunnen komen voor een rekenkameronderzoek. De secretaris van de commissie beheert de longlist en adviseert over de probleemformulering voor de verschillende onderwerpen. In de onderwerpformulering staat de begrenzing van het onderzoek aangegeven. Een onderwerp komt op de longlist als het onderwerp voldoet aan de volgende selectiecriteria:

a. het onderzoek moet gericht zijn op de effectiviteit, efficiency of economy (zuinigheid) van het gekozen onderwerp;

b. het moet een bestuurlijk onderwerp zijn; het bestuur en de organisatie moeten ‘ervan leren’;

c. de doorlooptijd van het onderzoek moet beperkt (maximaal een half jaar) zijn.

 

Onderwerpuitwerking (Artikel 10/11)

Voor de verdere uitwerking van het onderzoek wordt per onderzoek een plan van aanpak opgesteld. In dit plan van aanpak wordt aangegeven welke partijen (ambtelijke afdelingen, externen, individuele ambtenaren en bestuurders) op welke wijze in de verschillende fasen van het onderzoek, de interpretatie van het onderzoeksmateriaal en de conclusies en aanbevelingen mogelijk worden betrokken. In dit plan van aanpak wordt tevens aangegeven wat de geplande doorlooptijd en deadline van het onderzoek is. (Het rekenkameronderzoek zelf duurt bij voorkeur maximaal een half jaar.) Bij voorkeur communiceert de commissie aan de hand van dit plan van aanpak met alle (mogelijke) betrokkenen, opdat duidelijk is wat van deze betrokkenen gedurende het onderzoek verlangd wordt.

 

Voor de uitvoering van het onderzoek kan worden gekozen voor inschakeling van een ten opzichte van het onderzoeksonderwerp onafhankelijke onderzoeker. Dit neemt niet weg dat de bij het onderwerp (ambtelijk en/of bestuurlijk) betrokkenen wel kunnen worden verzocht te ondersteunen bij de verkenning van het onderzoeksterrein dan wel bij de verdere aanscherping van de onderzoeksvragen.

 

De commissie kan er voor kiezen eerst een quick scan (doorlooptijd maximaal 2 maanden) uit te voeren, die er op gericht is om de formulering van een diepgaander onderzoek op te kunnen stellen of om tot de constatering te komen dat verder onderzoek niet noodzakelijk is.

 

Gebruik onderzoek van derden (Artikel 13)

Gedacht kan daarbij worden aan onder meer de (volgens artikel 212 en 213 Gemeentewet) door het college te verrichten doelmatigheids- en doeltreffendheidsonderzoeken, aan via het Gemeentelijk Managementteam uitgevoerde audits, aan specifieke beleidsevaluaties, en aan controlerapporten en managementletters van de accountant.

 

Rapportage rekenkameronderzoek (Artikel 17)

De rapportage wordt volgens het principe van "hoor en wederhoor" om commentaar voorgelegd aan de gemeentesecretaris (namens de gemeentelijke organisatie) en de portefeuillehouder (namens het college van burgemeester en wethouders). Deze toetsen (voorzover relevant) de volledigheid en de juistheid van de feiten en geven hun oordeel over de conclusies. De commissie neemt het ‘weerwoord’ integraal als bijlage op in de definitieve rapportage.

Is deze procedure op een zorgvuldige wijze afgerond dan wordt tot openbare publicatie overgegaan. Het is vervolgens aan de raad om te bepalen of een (openbare) behandeling van het rekenkameronderzoek gewenst is teneinde zich uit te kunnen spreken over de bevindingen van de rekenkamercommissie.