Een programmabegroting in Delft

 

De programma’s en de baten en lasten

 

 

Vakteam S&C.             
Inhoudsopgave

 

1.     Inleiding. 3

2.1       de programmabegroting volgens CV 2004. 4

2.2       Programmabegroting in Delft 5

2.2.1        Van zomernota naar programmabegroting. 5

2.2.2        Het begrotingsproces. 11

2.2.3        De raming van baten en lasten. 12

2.3       Het ontwikkelingsproces van de programmabegroting. 16

2.4       Overzicht bespreek- en beslispunten. 17


1.         Inleiding.

 

Blijkens de beoogde comptabiliteitsvoorschriften 2004 (artikel 5) bestaat de programmabegroting voor de gemeenteraad uit de volgende onderdelen:

 

Beleidsbegroting:

Programmaplan

Paragrafen

Financiële begroting

Overzicht baten en lasten

Financiële positie

 

In deze notitie wordt ingegaan op de vraag hoe het programmaplan en de financiële begroting er in de Delftse context uit kunnen zien. De aanpak voor de paragrafen wordt in een vervolgnotitie besproken. In de uitwerking wordt steeds eerst aandacht besteed aan de bedoelingen van de wetgever, zoals die zijn vastgelegd in de concept-comptabiliteitsvoorschriften 2004 (hierna CV 2004).

 

Daarna wordt per onderdeel een uitwerking gegeven voor de Gemeente Delft. Daarbij wordt uiteraard ook aandacht besteed aan organisatorische en administratieve randvoorwaarden die in de Delftse situatie gelden.

 

De organisatorische randvoorwaarden gelden vooral het draagvlak in de organisatie en de werkdruk van de financiële functie in 2003. Wat het eerste betreft moet voorkomen worden dat de programmabegroting vooral het product wordt van de financiële functie. De programmabegroting is immers een instrument van de raad maar ook het ambtelijk management zal een belangrijke rol moeten spelen in de voorbereiding en de uitwerking van de begroting. Als eerste stap is daarom een regiegroep samengesteld die op ambtelijk niveau de invoering van de programmabegroting gaat voorbereiden en begeleiden. Hierop wordt verder ingegaan in paragraaf 2.3.

 

De werkdruk voor o.a. de financiële functie zal  ook in 2003 hoog zijn. Naast de invoering van de duale begroting speelt de monitoring van het BTW-compensatiefonds. Daarnaast zijn bij de behandeling van de begroting 2003 toezeggingen aan de raad gedaan over verbetering van het begrotingsproces en de oplossing van resterende verschillen tussen Zomernota en begroting 2003 –2006. Daarnaast spelen er in diverse clusters zaken die in 2003 de nodige energie van die clusters zullen vergen. De regiegroep zal in haar voorstellen met deze omstandigheden rekening moeten houden.

 

De administratieve randvoorwaarden gelden vooral de wijze waarop baten en lasten in de duale begroting worden gepresenteerd. Deze presentatie zal afwijkend zijn van de huidige begrotingsdocumenten. Dit vraagt dus om maatregelen in de financiële administratie. Hierop zal nader worden ingegaan in paragraaf 2.2.3.

 

De CV 2004 zijn overigens nog niet van kracht maar liggen voor advies bij verschillende partijen waaronder de VNG en de Raad van State. De verwachting is wel dat ze nog in het najaar van 2002 in het Staatsblad zullen worden gepubliceerd.


Bij de opstelling van deze notitie is voor het ‘theoretische’ gedeelte gebruik gemaakt van verschillende publicaties van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het betreft:

 

§         concept-besluit comptabiliteitsvoorschriften 2004 met een toelichting;

§         handreiking duale begroting.

 

Deze publicaties zijn ook te vinden op de website van het ministerie: www.minbzk.nl.  De informatie bevindt zich in het menu ‘openbaar bestuur – financiën provincies en gemeenten – financiële functie’. De betreffende bestanden staan in .pdf format.

 

2.1       de programmabegroting volgens CV 2004.

 

In de concept-CV is de volgende tekst gewijd aan het programmaplan.

 

Artikel 6

1. Het programmaplan bevat de te realiseren programma’s, het overzicht van algemene dekkingsmiddelen en het bedrag voor
    onvoorzien.

2. Een programma is een samenhangend geheel van activiteiten.

3. Het programmaplan bevat per programma:

a. de doelstelling, in het bijzonder de beoogde maatschappelijke effecten;

b. de wijze waarop ernaar gestreefd zal worden die effecten te bereiken;

c. de raming van baten en lasten.

4. De provincie onderscheidenlijk gemeente kan de baten en lasten per programma verdelen in de onderdelen baten en lasten voor
    prioriteiten en voor overig.

5. Het overzicht algemene dekkingsmiddelen bevat ten minste:

a. lokale heffingen, waaronder ten minste wordt aangegeven:

1. de geraamde inkomsten;

2. het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;

3. een overzicht op hoofdlijnen van de diverse belastingen en heffingen;

4. een aanduiding van de lokale lastendruk;

5. een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid;

b. algemene uitkeringen;

c. dividend;

d. saldo van de financieringsfunctie;

e. saldo van het BTW-compensatiefonds;

f. overige algemene dekkingsmiddelen.

6. Het bedrag voor onvoorzien wordt geraamd voor de begroting in zijn geheel of per programma.

 

Beknopte toelichting.

 

De begroting bestaat uit een aantal samenhangende beleidsactiviteiten, de programma’s (lid 1). Gezien de noodzaak van het behouden van een goed overzicht door de Raad vindt de wetgever het van belang dat het aantal programma’s beperkt blijft. Hierbij wordt idealiter gedacht aan 10 tot 15 programma’s. De gemeenten zijn hier echter vrij in evenals in de keuze van de programma’s.

 

Het is de bedoeling dat elk programma de volgende vragen beanwoordt. Deze vragen staan inmiddels bekend als de ‘drie W-vragen’:

 

 

Blijkens het derde lid start elk programma met een algemene beleidsdoelstelling. De Handreiking duale begroting stelt vervolgens dat deze algemene doelstelling onderverdeeld kan worden in subdoelstellingen, die – waar dat mogelijk en zinvol is – worden gekwantificeerd

 

Blijkens de toelichting op dit artikel hoeft een programma niet uitsluitend nieuw beleid te bevatten. Veel programma’s zullen een meerjarig karakter kennen. Dit betekent dat een programmaplan ook doelstellingen kan bevatten uit eerdere begrotingsjaren waarop vervolgens de stand van zaken wordt weergegeven.

 

Het college dient in de programmabegroting aan te geven hoe het de prioriteiten wil gaan uitvoeren c.q. de doelstellingen wil gaan verwezenlijken.

 

Blijkens lid vier dienen per programma de baten en lasten te worden aangegeven, waarbij ook nog onderscheid kan worden gemaakt in baten en lasten van prioriteiten  en van overige zaken. Wat prioriteiten zijn wordt bepaald door de raad. De toelichting maakt duidelijk dat het hier gaat om de politiek relevante onderwerpen, waarbij het tevens van belang is dat de hoofdlijnen goed zichtbaar zijn.

 

Het vijfde lid verplicht het maken van een overzicht van algemene dekkingsmiddelen.  De algemene dekkingsmiddelen, zoals het gemeentefonds, maken geen onderdeel uit van de baten en lasten van een programma.

 

Binnen de algemene dekkingsmiddelen nemen de lokale heffingen een bijzondere plaats in, omdat de gemeente hier een eigen beleidsvrijheid heeft. De raad moet m.n. op dit onderdeel dus in het bijzonder over goed inzicht beschikken. Lid 5a noemt daarom een vijftal onderwerpen waarover de begroting inzake lokale heffingen informatie moet bevatten.

 

De baten en lasten van de programma’s, vermeerderd met de baten en lasten van de algemene dekkingsmiddelen, geven de totale baten en lasten in de gemeentebegroting.

 

2.2       Programmabegroting in Delft

 

In de toelichting op de concept-CV 2004 wordt gesteld dat het formuleren van goede programma’s, het aangeven van maatschappelijke effecten enzovoorts een ontwikkelingsproces van diverse jaren kan vergen. In de toelichting wordt daarom zelfs de mogelijkheid open gelaten om de hoofdfuncties (van de huidige CV) aan te wijzen als programma’s.

 

Het lijkt in Delft niet noodzakelijk om op een dergelijk minimum-scenario terug te vallen. Om het proces van de begrotingscyclus echter beheersbaar te houden, zal wel gebruik moeten worden gemaakt van bestaande documenten en structuren. Zoals uit het vervolg nog zal blijken is dit ook goed mogelijk omdat m.n. de zomernota al veel elementen bevat die in een programmabegroting zijn voorgeschreven.

 

Bij de inrichting van een Delftse programmabegroting stellen wij voor uit te gaan van de navolgende vertrekpunten:

 

  1. het stramien van de zomernota vormt het vertrekpunt voor de programmabegroting;
  2. de leesbaarheid van de begroting geleidelijk te verbeteren m.n. door doelstellingen scherper te formuleren (drie W-vragen) en tekst te ondersteunen met grafische presentaties;
  3. bij de toerekening van baten en lasten aan programma’s en produkten wordt de bestaande informatiestructuur van de financiële administratie als vertrekpunt genomen;
  4. naast de ontwikkeling van een programmabegroting moet er in de cyclus meer aandacht worden geschonken aan verantwoording.

 

Aan elk van deze punten wordt in de hierna volgende paragrafen aandacht besteed.

2.2.1     Van zomernota naar programmabegroting.

 

Blijkens de Handreiking duale begroting kan het programmaplan worden opgebouwd uit een aantal onderdelen:

 

            Visie.

De visie geeft inzicht in de maatschappelijke effecten die zijn verbonden aan de belangrijkste politiek relevante onderwerpen. Dit zijn dus de speerpunten van het beleid van de gemeente Delft. Onderdelen van de visie zijn:

 

 

Een hoofdstuk over de visie achter het gemeentelijk beleid maakt als zodanig nog geen onderdeel uit van de huidige zomernota.

 

Het collegeprogramma Voorzetten en doorzetten benoemt echter de accenten voor de collegeperiode 2002 – 2006, namelijk een sterke samenleving, een duurzame stad, een aangename leefomgeving en een dienstverlenende overheid. [1]

 

Het ligt voor de hand om in het hoofdstuk over de visie bij deze accenten aan te sluiten om vervolgens aan te geven welke aktuele ontwikkelingen en ideëen zich voordoen en hoe die zijn vertaald in de voorliggende editie van de programmabegroting (zomernota).

 

           

            De programma’s.

Zoals in de toelichting op artikel 6 van de CV is aangegeven, bestaat een programma uit samenhangende beleidsvelden of –activiteiten en zijn het er idealiter niet te veel (10-15) om de raad in staat te stellen de hoofdlijnen vast te houden.

 

In Delft zijn zowel het collegeprogramma als de zomernota reeds opgebouwd rond specifieke onderwerpen . Dit zijn de navolgende:

 

 

De keuze van de programma’s moet sturing op de hoofdlijnen door de raad ondersteunen. Anderzijds moeten de programma’s niet op een zodanig hoog niveau worden vastgesteld dat ze onvoldoende als ‘eenheid van beleid’ kunnen worden herkend. Met vaststelling van de progamma’s op het niveau van de beleidsvelden uit collegeprogramma en zomernota dreigt dat te gebeuren.

 

Het college geeft er de voorkeur aan bij de keuze van de programma’s aan te haken bij beleidsterreinen die binnen de Gemeente Delft reeds als eenheid worden (h)erkend en waarvoor – in een aantal gevallen – ook al sprake is van een herkenbare beleidscyclus. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de beleidsterreinen ‘integratie’, ‘werk & inkomen’, ‘zorg’ en ‘onderwijs’.

 

Op grond van deze overweging zal het college nog tot een nader voorstel voor de indeling van de begroting in programma’s komen.

 

Voor een aantal van de hier voorgestelde programma’s geldt dat er reeds sprake is van een beleidscyclus, waarbij beleidsuitgangspunten – al dan niet na een interactief proces - zijn vastgelegd in een afzonderlijke beleidnota. In de uitvoering van het beleid vindt dan meting, evaluatie en – indien nodig – bijsturing plaats. Deze systematiek van beleidsplanning, uitvoering en control sluit dus goed aan op hetgeen met een programmabegroting wordt beoogd. Voor een aantal van de boven voorgestelde programma’s is een dergelijke beleidscyclus (nog) geen gemeengoed. Hier kan echter ook sprake zijn van een groeimodel.

 

Het formuleren van doelstellingen per programma.

Zoals gesteld vormen de drie ‘W-vragen’ bij de programmabegroting een cruciale rol en zouden deze dus ook bij de uitbouw van de Delftse zomernota leidend moeten zijn.

 

De vragen die in elk programma beantwoord moeten worden zijn dus:

 

 

Met name de eerste vraag, naar de maatschappelijke effecten, kan veel discussie en verwarring opleveren. Maatschappelijke effecten in zuivere vorm zijn vaak lastig meetbaar en bovendien slechts in zekere mate door gemeentelijk beleid te beïnvloeden, omdat omgevingsfaktoren vaak eveneens een grote rol spelen.

 

Het verdient daarom aanbeveling de lat in eerste instantie niet te hoog te leggen. De Handreiking Duale Begroting suggereert in dit verband  om per programma een algemene beleidsdoelstelling te formuleren. Deze kan vervolgens worden doorvertaald in kwalitatieve subdoelstellingen die meer concreet zijn. Waar dat mogelijk en zinvol is kunnen deze nog verder worden vertaald in kwantitatieve doelstellingen. Vervolgens is dan de vraag aan de orde welke acitiviteiten worden ontplooid om deze doelstellingen naderbij te brengen.

 

In schema ziet dit proces er als volgt uit:

 

Schema 2.1; doelstellingen en activiteiten per programma.

 

Wat willen we?                         Algemene doelstelling

 

 


                                               Kwalitatieve doelstelling(en)

(Waar mogelijk en zinvol)

 
 

 


                                                           Kwantitatieve doelstelling(en)

 

 


Wat gaan we er voor doen?                    Activiteiten in eerstkomende begrotingsjaar?

 

 


Wat mag het kosten?                            Middelen voor prioriteiten en overig?

 

Het Delftse collegeprogramma 2002 – 2006 en de zomernota’s bieden duidelijke aanknopingspunten om de in de CV  2004 beoogde concreetheid en samenhang van doelen en activiteiten zichtbaar te maken.  Met name zijn in deel B van het collegeprogramma de doelstellingen per beleidsterrein voor de huidige collegeperiode opgenomen.

 

Wel worden doelstellingen in de CV 2004 nadrukkelijk gedefiniëerd in termen van maatschappelijke effecten. In het collegeprogramma zijn ook doelstellingen opgenomen die in de zin van CV 2004 als activiteiten worden beschouwd. Dit geldt bijvoorbeeld voor het verschijnen van beleidsnota’s of het aanbieden van nieuwe produkten en diensten.

 

In tabel 2.1 is in de Delftse context een voorbeeld uitgewerkt voor het programma ‘dienstverlening’ waarbij gebruikt is gemaakt van het collegeprogramma 2002 – 2006 en de Zomernota 2003 – 2007:

 

Hierbij is de aanpak van schema 2.1. gevolgd.

 

 

Tabel 2.1: voorbeeld uitwerking prioriteiten programma Dienstverlening.

 

Algemene
doelstelling
Kwalitatieve

doelstelling

Kwantitatieve

doelstelling

Activiteiten 2003

Hogere klantgerichtheid van de dienstverlening van de Gemeente Delft waarbij de logica van de burger als klant centraal staat

§ Verbeteren van het niveau en reaktiesnelheid van het ambtelijk apparaat

 

§  Meerjarenplan dienstverlening

§  Verruimen openingstijden publieksbalie

 

§ Verruimen en professionaliseren digitale dienstverlening

§  Alle aanvraagformulieren via internet toegankelijk maken.

§   50 aanvraagformulieren worden via internet toegankelijk gemaakt

 

 

 

 

 

§ beleid wordt in interactie tussen burger en bestuur vorm gegeven.

 

§  Aanschaffen en ontwikkelen instrumenten

§  Vernieuwen RIS

2.2.2     Het begrotingsproces.

 

Omdat de programmabegroting een begroting is van en voor de gemeenteraad ligt het voor de hand de raad ook meer bij de voorbereiding van deze begroting te betrekken. In een initiatiefvoorstel van Groen Links en Stadsbelangen is deze wens onlangs ook duidelijk naar voren gekomen.

 

In dit initiatiefvoorstel wordt ervoor gepleit om in het voorjaar openbare bijeenkomsten te organiseren waarin ook de burgers de mogelijkheid hebben om aan te geven wat hun ideëen zijn cq. voorstellen in te dienen die bij het opstellen van de begroting moeten worden meegewogen. Volgens het voorstel zou dit in principe moeten gebeuren zonder voorwaarden vooraf.

 

De Handreiking Duale Begroting gaat ook in op de betrokkenheid van de raad bij het begrotingsproces:

 

“De raad kan zelf inhoud geven aan de begroting door bijvoorbeeld aan het begin van elke raadsperiode overleg te voeren met het college over de onderwerpen, opzet, informatie en indeling van de begroting.”[2]

 

Het initiatiefvoorstel van genoemde raadsfracties gaat dus nog aanzienlijk verder door niet alleen de raad maar ook de burgers jaarlijks te betrekken bij de inhoud van de begroting. Als men besluit tot een dergelijke verregaande betrokkenheid van burger en raad moet aandacht worden besteed aan de fasering en de condities waaronder dit wordt vorm gegeven:

 

  1. In de komende periode zullen vorm en inhoud van de begroting op basis van de CV 2004 al aanzienlijke wijzigingen ondergaan in een proces waar ook de raad bij betrokken is. Het lijkt niet verstandig om diezelfde periode ook het begrotingsproces nog eens ingrijpend te gaan wijzigen. Dit geldt temeer omdat het initiatiefvoorstel een gedegen voorbereiding van het  inspraakproces en de regie daarop vragen. Daarbij wordt ook het begrotingsproces zelf arbeidsintensiever. Een fasegewijze aanpak lijkt meer voor de hand liggend. In de eerste fase wordt de Raad meer bij het begrotingsproces betrokken, en de begroting naar vorm en inhoud gewijzigd. Vervolgens kan worden overwogen de burger meer bij de begroting te betrekken;
  2. In het initiatiefvoorstel worden geen voorwaarden vooraf  gesteld aan de betrokkenheid van de burger in de ‘inspraakfase’ van het begrotingsproces. Het is duidelijk dat hier risico’s aan verbonden zijn. Het scenario ligt voor de hand dat lang niet alle ideëen en wensen geheel of gedeeltelijk in de begroting kunnen worden verwerkt. Als dus wordt besloten tot inspraak in dergelijke vorm lijkt het noodzakelijk om duidelijke spelregels te formuleren. Deze kunnen financieel van aard zijn, bijvoorbeeld in de vorm van een maximum bedrag voor prioriteiten per programma of inhoudelijk door burgers te vragen vooraf geformuleerde speerpunten te prioriteren of daarvoor inhoudelijke voorstellen te doen.

 

Een mogelijke aanpak voor de opstelling van de Delftse programmabegroting zou kunnen zijn om aan elk van de onderscheiden programma’s een uitwerking te geven, zoals in tabel 2.1. Daarbij wordt dus de samenhang geschetst tussen algemene beleidsprioriteiten, de daarvan afgeleide doelstellingen en de activiteiten voor het eerstvolgende begrotingsjaar.

 

Eventueel kan een dergelijke uitwerking per programma de vorm aannemen van een workshop of raadscommissie extern onder leiding van de portefeuillehouder(s) waaraan raadsleden kunnen deelnemen. De vorm en inhoud van deze workshops of commissievergaderingenkan per programma verschillen maar ze hebben als gemeentschappelijk kenmerk dat  ze materiaal moeten opleveren dat door het College (mede) wordt uitgewerkt in de concept-programmabegroting.

 

Vervolgens dient het college in de concept-programmabegroting een beschrijving te geven van de wijze waarop het de prioriteiten wil gaan uitvoeren. Dit verschilt niet wezenlijk van de opzet van de huidige zomernota waarin – met name in het hoofdstuk over de beleidsthema’s – iets dergelijks gebeurt.

 

Samenvattend zijn er dus verschillende scenario’s denkbaar als het gaat om de wijze waarop en door wie de begroting wordt voorbereid. Deze zijn samen gevat in tabel 2.2.

 

 

 Tabel 2.2. varianten in de voorbereiding van de programmabegroting.

 

Betrokken actoren bij opstelling concept-programmabegroting

Beknopte procesbeschrijving

1.College stelt concept-begroting op

College werkt doelstellingen per programma uit en beschrijft activiteiten in eerstkomende begrotingsjaar

 

2.College stelt concept-begroting op na inbreng van de Raad, burgers en organisaties

In workshops of cie extern per programma met deelname van raadsleden, burgers en organisaties worden meningen en ideëen verzameld over doelstellingen en prioriteiten.  Vooraf spelregels definiëren.

College werkt dit materiaal uit als bij variant 1.

 

 

 

 

Het is de bedoeling dat het college een en ander in de produktenraming verder gaat uitwerken. De produkten vormen daarin een nadere uitwerking van de programma’s. Het is in de Delftse context de bedoeling dat de gemeentebegroting wordt uitgewerkt in de produktenraming. Hieraan wordt in een aparte notitie nader aandacht geschonken.

 

2.2.3     De raming van baten en lasten.

 

Lid 3c van artikel 6 van de CV 2004 schrijft voor dat per programma een raming van baten en lasten wordt opgenomen. Lid 4 voegt daar bovendien aan toe dat in deze raming een onderscheid kan worden gemaakt in baten en lasten voor prioriteiten en voor overig.

De baten en lasten die niet aan programma’s kunnen worden toegerekend, krijgen een plaats in het overzicht van algemene dekkingsmiddelen (lid 5)

 

            Baten en lasten per programma.

 

De huidige Zomernota kent nog geen toerekening van baten en lasten aan de beleidsvelden die met name in hoofdstuk twee worden onderscheiden. Hier zal dus een voorziening voor moeten worden getroffen.

 

De Delftse financiële administratie is uiteraard gebaseerd op de functionele indeling, in hoofdfuncties, functies en subfuncties, die in de huidige comptabiliteitsvoorschriften zijn voorgeschreven.

 

Deze functionele indeling wordt overigens in CV 2004 niet volledig los gelaten. In de informatie voor derden is een overzicht van baten en lasten volgens de functionele indeling nog altijd verplicht (artikel 61). Dit betekent dus dat de financiële administratie zodanig moet zijn ingericht dat de baten en lasten zowel naar (sub)functies als naar programma’s en produkten kunnen worden gepresenteerd. Via conversietabellen dient de relatie tussen de verschillende gezichtspunten te worden verduidelijkt (artikel 61 en 62 van CV 2004).

 

Om te bepalen hoe deze conversie in Delft kan worden uitgevoerd is enig inzicht in de structuur van de financiële administratie noodzakelijk. Deze structuur kent een verfijning van budgetten van hoog (subfunctie) naar laag (kostensoorten). De structuur is hieronder schematisch weergegeven met behulp van een voorbeeld voor de subfunctie ‘burgerzaken’

 

Schema 2.2: indeling financiële administratie in informatie-elementen. 

 

Informatie-element

niveau

nummer

Omschrijving

 

 

 

 

hoofdopdracht

subfunctie

6 003 01

Burgerzaken

 

 

 

 

 

 

 

deelopdracht

produktgroep of beleidsveld

6 003 01 00

Baliegroep

 

 

 

 

 

 

 

 

project

produkt, dienst of

6 003 01 00 21906

Reisdocumenten

project

6 003 01 00 21907

rijbewijzen

 

 

 

 

 

 

 

 

activiteit

kosten per

6 003 01 00 21907 834999

Opbrengsten (rijbew.)

 

produkt / project

6 003 01 00 21907 434890

Inkopen (rijbew.)

 

 

 

 

 

Om de baten en lasten per programma te kunnen bepalen dient de informatie in de financiële administratie te worden ‘gelabeld’. Hiervoor lijkt de ‘deelopdracht’ het meest geschikte aggregatieniveau. Dit kan het beste worden omschreven als een groep van produkten of diensten of een bepaald beleidsveld binnen een subfunctie. Waar een aggregatie op het niveau van deelopdrachten niet volstaat, is een verdere verfijning naar het niveau van projecten een volgende mogelijkheid.

 

De verwachting is dat op deze wijze een overgrote meerderheid van de budgetten éénduidig aan een programma kan worden toegerekend. Voor een minderheid is toerekening van de budgetten wellicht arbitrair. Voor deze categorie zal in dat geval een besluit worden gevraagd aan B&W succesievelijk de raad.

 

In bijlage I is bij wijze van voorbeeld een dergelijke labeling per deelopdracht voor enkele subfuncties doorgevoerd. Daarbij is uitgegaan van de programma’s die in de vorige paragraaf zijn onderscheiden.

 

            Overzicht algemene dekkingsmiddelen.

 

In de onderstaande tabel is voor Delft aangegeven hoe het in artikel 6, lid 5 voorgeschreven overzicht eruit ziet en waar de betrokken dekkingsmiddelen in de huidige begroting kunnen worden gevonden

 

 

Algemene dekkingsmiddelen

Relatie met huidige begroting

Begroting 2003

Lokale heffingen (OZB)

Subf. 920.0 belastingen

16.903

Gemeentefonds (algemene uitkering)

Subf. 921.0 algemene uitkering GF

86.472

dividenden

Functie 913 beleggingen

1.050

Overige eigen middelen

Subf. 830.0 bouwgrondexploitatie ??

0

Saldo financieringsfunctie

Functie 910 reserves en voorzieningen

Functie 911 geldleningen

4.400

totaal

 

108.825

 

<N.B.  Er moet nog worden bepaald hoe in dit verband met de functie 922 ‘algemene baten en lasten’ wordt omgegaan en m.n. de stelposten op deze subfunctie>.

 

In aanvulling op dit overzicht dient met name op het terrein van de lokale heffingen nog aanvullende informatie te worden verschaft. In dit verband zijn, behalve de OZB, ook de rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing van belang.

 

Het gaat hierbij om de volgende informatie:

 

De geraamde inkomsten.

Hier kan een tabel worden opgenomen met een meerjarenoverzicht van de geraamde inkomsten van elk van de lokale heffingen worden opgenomen.

 

Het beleid ten aanzien van de lokale heffingen.

Deze informatie is ook reeds in de huidige Zomernota opgenomen, met name in de belastingparagraaf.

 

Een overzicht op hoofdlijnen van de diverse belastingen en heffingen.

Informatie over de tarieven per belasting of heffing en de ontwikkeling daarin.

 

Een aanduiding van de lokale lastendruk.

Ten denken valt hier aan informatie over de ontwikkeling van de bedragen aan belastingen en heffingen per inwoner. Ook kan informatie worden gepresenteerd over de ontwikkeling van de belastingen en heffingen voor verschillende typen huishoudens in Delft. Deze informatie leent zich bij uitstek om in grafische vorm te worden gepresenteerd.

 

Een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

Dit maakt reeds onderdeel uit van de belastingparagraaf in de zomernota.

 

Volgens artikel 6, lid 6 van de CV 2004 moet in de begroting ook een bedrag voor onvoorzien te worden geraamd. Ook dit is in de Delftse begroting reeds gebruikelijk. Op subfunctie 922 ‘onvoorziene uitgaven’ is voor 2003 een bedrag van € 0,3 miljoen geraamd.

 


2.3               Het ontwikkelingsproces van de programmabegroting.

 

Zoals reeds gesteld in de inleiding is het van groot belang dat de programmabegroting op voldoende draagvlak kan gaan rekenen. Allereerst is dat uiteraard draagvlak bij de raad omdat de programmabegroting voor de raad een belangrijk sturingsinstrument moet gaan vormen. De raad zal dan ook een belangrijke rol spelen bij het ontwerp van de programmabegroting en daarover uiteraard ook een besluit nemen,

 

De betrokkenheid van de organisatie is echter eveneens van groot belang en met name van de lijnmanagers (budgethouders) en financiële functie als ‘dragers’ van het begrotingsproces. Om die reden heeft het GMT besloten een brede regiegroep samenstellen die tot taak heeft de ontwikkeling en invoering van de programmabegroting ambtelijk te sturen en begeleiden.

 

De regiegroep staat onder voorzitterschap van een lid van GMT en heeft verder als deelnemers een controller, het hoofd van het vakteam Financiën, het hoofd BPS en enkele lijnmanagers in hun rol van budgethouder.

 

Bij de ontwikkeling en invoering van de programmabegroting zijn de volgende stappen te onderscheiden die onder verantwoordelijkheid van de regiegroep zullen worden gezet:

 

 

  1. richting bepalen                                                           afronden januari 2003.

Voorliggende notitie dient als basis voor de discussie in bestuur en organisatie over de inrichting van de Delftse programmabegroting. Na bespreking en vaststelling in GMT en college volgen in januari nog oriënterende gesprekken met raadsleden.

 

Naast het onderhavige stuk zullen nog afzonderlijke notities worden gemaakt over de paragrafen in de programmabegroting en de inrichting van een produktenraming voor het college.

 

 

  1. besluitvorming in college en raad.                                  afronden februari 2003

Het produkt van de vorige fase is een model voor de programma- en productenbegroting voor 2004. Uitgangspunt is daarbij dat minimaal wordt voldaan de CV 2004 en dat een ontwikkelperspectief wordt geschetst voor later jaren.

 

Dit voorgestelde model ligt ter besluitvorming in B&W succesievelijk de raad.

 

  1. uitwerking.                                                                   afronden juli 2003

Na besluitvorming over het begrotingmodel moet dit worden uitgewerkt in de eerste concept-programmabegroting 2004 – 2007. Hierbij komen zaken aan de orde als de uitwerking van de lay-out van de begroting, de inrichting van de paragrafen, het begrotings- en zomernotaproces (aanschrijfbrieven) en de aanpassing van financiële administratie en -informatievoorziening.

 

2.4       Overzicht bespreek- en beslispunten.

 

De voornaamste bespreek- en beslispunten in notitie betreffen de uitwerking van de programmabegroting volgens de CV 2004 naar de Delftse context:


  1. In de Delftse programmabegroting wordt een inleidend hoofdstuk opgenomen over de visie, waarin aandacht wordt besteed aan de belangrijkste politieke prioriteiten in relatie tot ontwikkelingen in de omgeving (zie verder paragraaf 2.2.1);
  2. De programma’s worden in eerste instantie vastgesteld op basis van  de beleidsthema’s waarlangs collegeprogramma en zomernota zijn gestructureerd of vormen daar op een iets lager niveau een afgeleide van.(zie eveneens paragraaf 2.2.1);
  3. Per programma wordt in het begrotingsproces meer aandacht besteed aan de drie ‘W’-vragen en in het bijzonder aan de doelstellingen c.q. beoogde effecten van het beleid. Daarbij wordt ook aangehaakt bij deel B van het collegeprogramma (zie paragraaf 2.2.1)
  4. In het voorbereidingsproces van de begroting is het College leidend. Daarbij zijn echter varianten denkbaar waarbij ook een inbreng wordt geleverd door de raad en/of de burgers (zie paragraaf 2.2.2);
  5. Bij de toerekening van baten en lasten aan de programma’s kan en moet worden aangehaakt bij de bestaande informatiestructuur waaruit de financiële administratie is opgebouwd. (Zie paragraaf 2.2.3 en bijlage I).
  6. De globale schets van het ontwikkelingsproces van de programmabegroting onder leiding van van een regiegroep (paragraaf 2.3)

 

 


Bijlage I: indeling deelopdrachten per subfunctie naar programma’s.

subf.

 omschrijving subfunctie

 deelopdracht

 budget kosten

 budget opbr.

 dienstverlening

samenleven

leefomgeving

binnenstad

duurzaamheid

kennisstad

bestuur & organisatie

 

 001.1

 Raad en raadscommissies

 Fracties en commissieleden

         343.166

                  -  

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 Leden van de raad

         537.860

            4.683

 

 

 

 

 

 

x

 

 001.2

  College van  burgemeester en wethouders

 Burgemeester

         142.484

                  -  

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 Gewezen wethouders

         150.031

                  -  

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 Wethouders

         427.203

                  -  

 

 

 

 

 

 

x

 

 001.3

 Representatie gemeentebestuur

 Overige kosten gemeentebestuur

         145.298

                  -  

 

 

 

 

 

 

x

 

 001.4

  Beheer en exploitatie stadhuis

 HSM Beheer stadhuis

         351.029

          68.802

 x

 

 

 

 

 

 

 

 001.5

 Stadsgewest Haaglanden

 Stadsgewest Haaglanden

         495.551

                  -  

 

 

 

 

 

 

x

 

 001.6

 Delft Kennisstad

 Delft Kennisstad

         134.385

                  -  

 

 

 

 

 

 

 

 002.0

 Gemeentelijk Management Team

 GMT

         537.675

                  -  

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 Secretaris

                   -  

                  -  

 

 

 

 

 

 

x

 

 002.1

 Centrale Staf

 Bestuurlijke processturing

      1.110.209

                  -  

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 Management assistenten

         514.608

                  -  

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 Ondernemingsraad gemeentebreed

           95.093

                  -  

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 Strategisch management en control

      2.123.932

                  -  

 

 

 

 

 

 

x

 

 003.0

 Burgerzaken

 Baliegroep

      1.528.225

        952.540

 x

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 Burgelijke Stand

         335.228

        166.996

 x

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 GBA gegevens

         219.514

                  -  

 x

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 Naturalisaties

         418.055

          40.788

 x

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 Rampenbestrijding

                474

                  -  

 

 

 

 

 

 

 x

 

 

 

 Verkiezingen

         291.336

                  -  

 

 

 

 

 

 

 x

 

 003.6

 Huisnummering en straatnaamborden

 Straatnaamborden & Huisnummering

           48.448

                  -  

 

 

x

 

 

 

 

 

 110.0

 Openbare orde en veiligheid

 Bijzondere wetten

           65.202

                  -  

 

 

x

 

 

 

 

 

 

 

 Openbare orde en veiligheid

         188.986

        105.279

 

 

x

 

 

 

 

 

 

 

 Stadstoezichthouders

           59.181

          59.181

 

 

x

 

 

 

 

 

 110.3

 Verkeersbrigadiers

 Verkeersbrigadiers

             6.434

                  -  

 

 

x

 

 

 

 

 

 



[1] Collegeprogramma 2002-2006 Voorzetten en Doorzetten, pag. 3

[2] cit. Handreiking Duale Begroting, pag. 12.