De programma’s en de baten en lasten
Vakteam S&C.
Inhoudsopgave
2.1 de programmabegroting volgens CV 2004.
2.2 Programmabegroting in Delft
2.2.1 Van
zomernota naar programmabegroting.
2.2.3 De
raming van baten en lasten.
2.3 Het ontwikkelingsproces van de programmabegroting.
2.4 Overzicht bespreek- en beslispunten.
Blijkens de beoogde
comptabiliteitsvoorschriften 2004 (artikel 5) bestaat de programmabegroting
voor de gemeenteraad uit de volgende onderdelen:
Beleidsbegroting:
Programmaplan
Paragrafen
Financiële
begroting
Overzicht baten en lasten
Financiële positie
In deze notitie wordt
ingegaan op de vraag hoe het programmaplan en de financiële begroting er in de
Delftse context uit kunnen zien. De aanpak voor de paragrafen wordt in een
vervolgnotitie besproken. In de uitwerking wordt steeds eerst aandacht besteed
aan de bedoelingen van de wetgever, zoals die zijn vastgelegd in de
concept-comptabiliteitsvoorschriften 2004 (hierna CV 2004).
Daarna wordt per onderdeel
een uitwerking gegeven voor de Gemeente Delft. Daarbij wordt uiteraard ook
aandacht besteed aan organisatorische en administratieve randvoorwaarden die in
de Delftse situatie gelden.
De organisatorische
randvoorwaarden gelden vooral het draagvlak in de organisatie en de werkdruk
van de financiële functie in 2003. Wat het eerste betreft moet voorkomen worden
dat de programmabegroting vooral het product wordt van de financiële functie.
De programmabegroting is immers een instrument van de raad maar ook het
ambtelijk management zal een belangrijke rol moeten spelen in de voorbereiding
en de uitwerking van de begroting. Als eerste stap is daarom een regiegroep
samengesteld die op ambtelijk niveau de invoering van de programmabegroting
gaat voorbereiden en begeleiden. Hierop wordt verder ingegaan in paragraaf 2.3.
De werkdruk voor o.a. de
financiële functie zal ook in 2003 hoog
zijn. Naast de invoering van de duale begroting speelt de monitoring van het
BTW-compensatiefonds. Daarnaast zijn bij de behandeling van de begroting 2003
toezeggingen aan de raad gedaan over verbetering van het begrotingsproces en de
oplossing van resterende verschillen tussen Zomernota en begroting 2003 –2006.
Daarnaast spelen er in diverse clusters zaken die in 2003 de nodige energie van
die clusters zullen vergen. De regiegroep zal in haar voorstellen met deze
omstandigheden rekening moeten houden.
De administratieve
randvoorwaarden gelden vooral de wijze waarop baten en lasten in de duale
begroting worden gepresenteerd. Deze presentatie zal afwijkend zijn van de
huidige begrotingsdocumenten. Dit vraagt dus om maatregelen in de financiële
administratie. Hierop zal nader worden ingegaan in paragraaf 2.2.3.
De CV 2004 zijn overigens nog
niet van kracht maar liggen voor advies bij verschillende partijen waaronder de
VNG en de Raad van State. De verwachting is wel dat ze nog in het najaar van
2002 in het Staatsblad zullen worden gepubliceerd.
Bij de opstelling van deze
notitie is voor het ‘theoretische’ gedeelte gebruik gemaakt van verschillende
publicaties van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Het betreft:
§
concept-besluit
comptabiliteitsvoorschriften 2004 met een toelichting;
§
handreiking duale
begroting.
Deze publicaties zijn ook te
vinden op de website van het ministerie: www.minbzk.nl. De informatie bevindt zich in het menu
‘openbaar bestuur – financiën provincies en gemeenten – financiële functie’. De
betreffende bestanden staan in .pdf format.
In de concept-CV is de
volgende tekst gewijd aan het programmaplan.
Artikel 6
1. Het programmaplan bevat
de te realiseren programma’s, het overzicht van algemene dekkingsmiddelen en
het bedrag voor
onvoorzien.
2. Een programma is een
samenhangend geheel van activiteiten.
3. Het programmaplan bevat
per programma:
a.
de doelstelling, in het bijzonder de beoogde maatschappelijke effecten;
b.
de wijze waarop ernaar gestreefd zal worden die effecten te bereiken;
c.
de raming van baten en lasten.
4. De provincie
onderscheidenlijk gemeente kan de baten en lasten per programma verdelen in de
onderdelen baten en lasten voor
prioriteiten en voor overig.
5. Het overzicht algemene
dekkingsmiddelen bevat ten minste:
a.
lokale heffingen, waaronder ten minste wordt aangegeven:
1. de geraamde inkomsten;
2. het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;
3. een overzicht op hoofdlijnen van de diverse belastingen en
heffingen;
4. een aanduiding van de lokale lastendruk;
5. een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid;
b.
algemene uitkeringen;
c.
dividend;
d.
saldo van de financieringsfunctie;
e.
saldo van het BTW-compensatiefonds;
f.
overige algemene dekkingsmiddelen.
6. Het bedrag voor
onvoorzien wordt geraamd voor de begroting in zijn geheel of per programma.
Beknopte
toelichting.
De begroting bestaat uit een
aantal samenhangende beleidsactiviteiten, de programma’s (lid 1). Gezien de
noodzaak van het behouden van een goed overzicht door de Raad vindt de wetgever
het van belang dat het aantal programma’s beperkt blijft. Hierbij wordt
idealiter gedacht aan 10 tot 15 programma’s. De gemeenten zijn hier echter vrij
in evenals in de keuze van de programma’s.
Het is de bedoeling dat elk
programma de volgende vragen beanwoordt. Deze vragen staan inmiddels bekend als
de ‘drie W-vragen’:
Blijkens het derde lid start
elk programma met een algemene beleidsdoelstelling. De Handreiking duale
begroting stelt vervolgens dat deze algemene doelstelling onderverdeeld kan
worden in subdoelstellingen, die – waar dat mogelijk en zinvol is – worden
gekwantificeerd
Blijkens de toelichting op
dit artikel hoeft een programma niet uitsluitend nieuw beleid te bevatten. Veel
programma’s zullen een meerjarig karakter kennen. Dit betekent dat een
programmaplan ook doelstellingen kan bevatten uit eerdere begrotingsjaren
waarop vervolgens de stand van zaken wordt weergegeven.
Het college dient in de
programmabegroting aan te geven hoe het de prioriteiten wil gaan uitvoeren c.q.
de doelstellingen wil gaan verwezenlijken.
Blijkens lid vier dienen per
programma de baten en lasten te worden aangegeven, waarbij ook nog onderscheid
kan worden gemaakt in baten en lasten van prioriteiten en van overige zaken. Wat prioriteiten zijn
wordt bepaald door de raad. De toelichting maakt duidelijk dat het hier gaat om
de politiek relevante onderwerpen, waarbij het tevens van belang is dat de
hoofdlijnen goed zichtbaar zijn.
Het vijfde lid verplicht het
maken van een overzicht van algemene dekkingsmiddelen. De algemene dekkingsmiddelen, zoals het
gemeentefonds, maken geen onderdeel uit van de baten en lasten van een
programma.
Binnen de algemene
dekkingsmiddelen nemen de lokale heffingen een bijzondere plaats in, omdat de
gemeente hier een eigen beleidsvrijheid heeft. De raad moet m.n. op dit
onderdeel dus in het bijzonder over goed inzicht beschikken. Lid 5a noemt
daarom een vijftal onderwerpen waarover de begroting inzake lokale heffingen
informatie moet bevatten.
De baten en lasten van de
programma’s, vermeerderd met de baten en lasten van de algemene
dekkingsmiddelen, geven de totale baten en lasten in de gemeentebegroting.
In de toelichting op de
concept-CV 2004 wordt gesteld dat het formuleren van goede programma’s, het
aangeven van maatschappelijke effecten enzovoorts een ontwikkelingsproces van
diverse jaren kan vergen. In de toelichting wordt daarom zelfs de mogelijkheid
open gelaten om de hoofdfuncties (van de huidige CV) aan te wijzen als
programma’s.
Het lijkt in Delft niet
noodzakelijk om op een dergelijk minimum-scenario terug te vallen. Om het
proces van de begrotingscyclus echter beheersbaar te houden, zal wel gebruik
moeten worden gemaakt van bestaande documenten en structuren. Zoals uit het
vervolg nog zal blijken is dit ook goed mogelijk omdat m.n. de zomernota al
veel elementen bevat die in een programmabegroting zijn voorgeschreven.
Bij de inrichting van een
Delftse programmabegroting stellen wij voor uit te gaan van de navolgende
vertrekpunten:
Aan elk van deze punten wordt in de hierna volgende paragrafen aandacht besteed.
Blijkens de Handreiking
duale begroting kan het programmaplan worden opgebouwd uit een aantal
onderdelen:
Visie.
De visie geeft inzicht in de
maatschappelijke effecten die zijn verbonden aan de belangrijkste politiek
relevante onderwerpen. Dit zijn dus de speerpunten van het beleid van de
gemeente Delft. Onderdelen van de visie zijn:
Een hoofdstuk over de visie
achter het gemeentelijk beleid maakt als zodanig nog geen onderdeel uit van de
huidige zomernota.
Het collegeprogramma Voorzetten
en doorzetten benoemt echter de accenten voor de collegeperiode 2002 –
2006, namelijk een sterke samenleving, een duurzame stad, een aangename
leefomgeving en een dienstverlenende overheid. [1]
Het ligt voor de hand om in
het hoofdstuk over de visie bij deze accenten aan te sluiten om vervolgens aan
te geven welke aktuele ontwikkelingen en ideëen zich voordoen en hoe die zijn
vertaald in de voorliggende editie van de programmabegroting (zomernota).
De programma’s.
Zoals in de toelichting op
artikel 6 van de CV is aangegeven, bestaat een programma uit samenhangende
beleidsvelden of –activiteiten en zijn het er idealiter niet te veel (10-15) om
de raad in staat te stellen de hoofdlijnen vast te houden.
In Delft zijn zowel het
collegeprogramma als de zomernota reeds opgebouwd rond specifieke onderwerpen .
Dit zijn de navolgende:
De keuze van de programma’s
moet sturing op de hoofdlijnen door de raad ondersteunen. Anderzijds moeten de
programma’s niet op een zodanig hoog niveau worden vastgesteld dat ze
onvoldoende als ‘eenheid van beleid’ kunnen worden herkend. Met vaststelling
van de progamma’s op het niveau van de beleidsvelden uit collegeprogramma en
zomernota dreigt dat te gebeuren.
Het college geeft er de
voorkeur aan bij de keuze van de programma’s aan te haken bij beleidsterreinen
die binnen de Gemeente Delft reeds als eenheid worden (h)erkend en waarvoor –
in een aantal gevallen – ook al sprake is van een herkenbare beleidscyclus. Dit
is bijvoorbeeld het geval bij de beleidsterreinen ‘integratie’, ‘werk &
inkomen’, ‘zorg’ en ‘onderwijs’.
Op grond van deze overweging
zal het college nog tot een nader voorstel voor de indeling van de begroting in
programma’s komen.
Voor een aantal van de hier
voorgestelde programma’s geldt dat er reeds sprake is van een beleidscyclus,
waarbij beleidsuitgangspunten – al dan niet na een interactief proces - zijn
vastgelegd in een afzonderlijke beleidnota. In de uitvoering van het beleid
vindt dan meting, evaluatie en – indien nodig – bijsturing plaats. Deze
systematiek van beleidsplanning, uitvoering en control sluit dus goed aan op
hetgeen met een programmabegroting wordt beoogd. Voor een aantal van de boven
voorgestelde programma’s is een dergelijke beleidscyclus (nog) geen gemeengoed.
Hier kan echter ook sprake zijn van een groeimodel.
Het formuleren van
doelstellingen per programma.
Zoals gesteld vormen de drie
‘W-vragen’ bij de programmabegroting een cruciale rol en zouden deze dus ook
bij de uitbouw van de Delftse zomernota leidend moeten zijn.
De vragen die in elk
programma beantwoord moeten worden zijn dus:
Met name de eerste vraag,
naar de maatschappelijke effecten, kan veel discussie en verwarring opleveren.
Maatschappelijke effecten in zuivere vorm zijn vaak lastig meetbaar en
bovendien slechts in zekere mate door gemeentelijk beleid te beïnvloeden, omdat
omgevingsfaktoren vaak eveneens een grote rol spelen.
Het verdient daarom
aanbeveling de lat in eerste instantie niet te hoog te leggen. De Handreiking
Duale Begroting suggereert in dit verband
om per programma een algemene beleidsdoelstelling te formuleren. Deze
kan vervolgens worden doorvertaald in kwalitatieve subdoelstellingen die meer
concreet zijn. Waar dat mogelijk en zinvol is kunnen deze nog verder worden
vertaald in kwantitatieve doelstellingen. Vervolgens is dan de vraag aan de
orde welke acitiviteiten worden ontplooid om deze doelstellingen naderbij te
brengen.
In schema ziet dit proces er
als volgt uit:
Schema 2.1; doelstellingen
en activiteiten per programma.
Wat willen we? Algemene doelstelling
Kwalitatieve
doelstelling(en)
(Waar
mogelijk en zinvol)
Kwantitatieve
doelstelling(en)
Wat gaan we er voor doen? Activiteiten in eerstkomende
begrotingsjaar?
Wat mag het kosten? Middelen voor
prioriteiten en overig?
Het Delftse collegeprogramma
2002 – 2006 en de zomernota’s bieden duidelijke aanknopingspunten om de in de
CV 2004 beoogde concreetheid en
samenhang van doelen en activiteiten zichtbaar te maken. Met name zijn in deel B van het
collegeprogramma de doelstellingen per beleidsterrein voor de huidige
collegeperiode opgenomen.
Wel worden doelstellingen in
de CV 2004 nadrukkelijk gedefiniëerd in termen van maatschappelijke
effecten. In het collegeprogramma zijn ook doelstellingen opgenomen die in
de zin van CV 2004 als activiteiten worden beschouwd. Dit geldt bijvoorbeeld
voor het verschijnen van beleidsnota’s of het aanbieden van nieuwe produkten en
diensten.
In tabel 2.1 is in de Delftse
context een voorbeeld uitgewerkt voor het programma ‘dienstverlening’ waarbij
gebruikt is gemaakt van het collegeprogramma 2002 – 2006 en de Zomernota 2003 –
2007:
Hierbij is de aanpak van
schema 2.1. gevolgd.
Tabel 2.1: voorbeeld
uitwerking prioriteiten programma Dienstverlening.
Algemene
doelstelling
|
Kwalitatieve
doelstelling |
Kwantitatieve
doelstelling |
Activiteiten 2003
|
Hogere klantgerichtheid van
de dienstverlening van de Gemeente Delft waarbij de logica van de burger als
klant centraal staat |
§ Verbeteren van het niveau en reaktiesnelheid van het
ambtelijk apparaat |
|
§ Meerjarenplan dienstverlening § Verruimen openingstijden publieksbalie |
|
§ Verruimen en professionaliseren digitale
dienstverlening |
§ Alle aanvraagformulieren via internet toegankelijk
maken. |
§
50 aanvraagformulieren
worden via internet toegankelijk gemaakt |
|
|
|
|
|
§ beleid wordt in interactie tussen burger en bestuur
vorm gegeven. |
|
§
Aanschaffen en
ontwikkelen instrumenten §
Vernieuwen RIS |
Omdat de programmabegroting
een begroting is van en voor de gemeenteraad ligt het voor de hand de raad ook
meer bij de voorbereiding van deze begroting te betrekken. In een
initiatiefvoorstel van Groen Links en Stadsbelangen is deze wens onlangs ook
duidelijk naar voren gekomen.
In dit initiatiefvoorstel
wordt ervoor gepleit om in het voorjaar openbare bijeenkomsten te organiseren
waarin ook de burgers de mogelijkheid hebben om aan te geven wat hun ideëen
zijn cq. voorstellen in te dienen die bij het opstellen van de begroting moeten
worden meegewogen. Volgens het voorstel zou dit in principe moeten gebeuren
zonder voorwaarden vooraf.
De Handreiking Duale
Begroting gaat ook in op de betrokkenheid van de raad bij het
begrotingsproces:
“De raad kan zelf inhoud
geven aan de begroting door bijvoorbeeld aan het begin van elke raadsperiode
overleg te voeren met het college over de onderwerpen, opzet, informatie en
indeling van de begroting.”[2]
Het initiatiefvoorstel van
genoemde raadsfracties gaat dus nog aanzienlijk verder door niet alleen de raad
maar ook de burgers jaarlijks te betrekken bij de inhoud van de begroting. Als
men besluit tot een dergelijke verregaande betrokkenheid van burger en raad
moet aandacht worden besteed aan de fasering en de condities waaronder dit
wordt vorm gegeven:
Een mogelijke aanpak voor de
opstelling van de Delftse programmabegroting zou kunnen zijn om aan elk van de
onderscheiden programma’s een uitwerking te geven, zoals in tabel 2.1. Daarbij
wordt dus de samenhang geschetst tussen algemene beleidsprioriteiten, de
daarvan afgeleide doelstellingen en de activiteiten voor het eerstvolgende
begrotingsjaar.
Eventueel kan een dergelijke
uitwerking per programma de vorm aannemen van een workshop of raadscommissie extern
onder leiding van de portefeuillehouder(s) waaraan raadsleden kunnen deelnemen.
De vorm en inhoud van deze workshops of commissievergaderingenkan per programma
verschillen maar ze hebben als gemeentschappelijk kenmerk dat ze materiaal moeten opleveren dat door het
College (mede) wordt uitgewerkt in de concept-programmabegroting.
Vervolgens dient het college
in de concept-programmabegroting een beschrijving te geven van de wijze waarop
het de prioriteiten wil gaan uitvoeren. Dit verschilt niet wezenlijk van de
opzet van de huidige zomernota waarin – met name in het hoofdstuk over de
beleidsthema’s – iets dergelijks gebeurt.
Samenvattend zijn er dus
verschillende scenario’s denkbaar als het gaat om de wijze waarop en door wie
de begroting wordt voorbereid. Deze zijn samen gevat in tabel 2.2.
Tabel 2.2. varianten in de voorbereiding van de
programmabegroting.
Betrokken actoren bij
opstelling concept-programmabegroting |
Beknopte procesbeschrijving
|
1.College stelt
concept-begroting op |
College werkt doelstellingen
per programma uit en beschrijft activiteiten in eerstkomende begrotingsjaar |
2.College stelt
concept-begroting op na inbreng van de Raad, burgers en organisaties |
In workshops of cie extern
per programma met deelname van raadsleden, burgers en organisaties worden
meningen en ideëen verzameld over doelstellingen en prioriteiten. Vooraf spelregels definiëren. College werkt dit materiaal
uit als bij variant 1. |
|
|
Het is de bedoeling dat het
college een en ander in de produktenraming verder gaat uitwerken. De produkten
vormen daarin een nadere uitwerking van de programma’s. Het is in de Delftse
context de bedoeling dat de gemeentebegroting wordt uitgewerkt in de
produktenraming. Hieraan wordt in een aparte notitie nader aandacht geschonken.
Lid 3c van artikel 6 van de
CV 2004 schrijft voor dat per programma een raming van baten en lasten wordt
opgenomen. Lid 4 voegt daar bovendien aan toe dat in deze raming een
onderscheid kan worden gemaakt in baten en lasten voor prioriteiten en voor
overig.
De baten en lasten die niet
aan programma’s kunnen worden toegerekend, krijgen een plaats in het overzicht
van algemene dekkingsmiddelen (lid 5)
Baten en lasten per programma.
De huidige Zomernota kent nog
geen toerekening van baten en lasten aan de beleidsvelden die met name in
hoofdstuk twee worden onderscheiden. Hier zal dus een voorziening voor moeten
worden getroffen.
De Delftse financiële
administratie is uiteraard gebaseerd op de functionele indeling, in hoofdfuncties,
functies en subfuncties, die in de huidige comptabiliteitsvoorschriften zijn
voorgeschreven.
Deze functionele indeling
wordt overigens in CV 2004 niet volledig los gelaten. In de informatie voor
derden is een overzicht van baten en lasten volgens de functionele indeling nog
altijd verplicht (artikel 61). Dit betekent dus dat de financiële administratie
zodanig moet zijn ingericht dat de baten en lasten zowel naar (sub)functies als
naar programma’s en produkten kunnen worden gepresenteerd. Via
conversietabellen dient de relatie tussen de verschillende gezichtspunten te
worden verduidelijkt (artikel 61 en 62 van CV 2004).
Om te bepalen hoe deze
conversie in Delft kan worden uitgevoerd is enig inzicht in de structuur van de
financiële administratie noodzakelijk. Deze structuur kent een verfijning van
budgetten van hoog (subfunctie) naar laag (kostensoorten). De structuur is
hieronder schematisch weergegeven met behulp van een voorbeeld voor de
subfunctie ‘burgerzaken’
Schema 2.2: indeling financiële
administratie in informatie-elementen.
Informatie-element
|
niveau |
nummer |
Omschrijving |
|
|
|
|
hoofdopdracht |
subfunctie |
6 003 01 |
Burgerzaken |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
produktgroep of beleidsveld |
6 003 01 00 |
Baliegroep |
|
|
|
|
|
|
|
|
project |
produkt, dienst of |
6 003 01 00 21906 |
Reisdocumenten |
|
project |
6 003 01 00 21907 |
rijbewijzen |
|
|
|
|
|
|
|
|
activiteit |
kosten per |
6 003 01 00 21907 834999 |
Opbrengsten (rijbew.) |
|
produkt / project |
6 003 01 00 21907 434890 |
Inkopen (rijbew.) |
|
|
|
|
Om de baten en lasten per
programma te kunnen bepalen dient de informatie in de financiële administratie
te worden ‘gelabeld’. Hiervoor lijkt de ‘deelopdracht’ het meest geschikte
aggregatieniveau. Dit kan het beste worden omschreven als een groep van
produkten of diensten of een bepaald beleidsveld binnen een subfunctie. Waar
een aggregatie op het niveau van deelopdrachten niet volstaat, is een verdere
verfijning naar het niveau van projecten een volgende mogelijkheid.
De verwachting is dat op deze
wijze een overgrote meerderheid van de budgetten éénduidig aan een programma
kan worden toegerekend. Voor een minderheid is toerekening van de budgetten
wellicht arbitrair. Voor deze categorie zal in dat geval een besluit worden
gevraagd aan B&W succesievelijk de raad.
In bijlage I is bij wijze van
voorbeeld een dergelijke labeling per deelopdracht voor enkele subfuncties
doorgevoerd. Daarbij is uitgegaan van de programma’s die in de vorige paragraaf
zijn onderscheiden.
Overzicht algemene dekkingsmiddelen.
In de onderstaande tabel is
voor Delft aangegeven hoe het in artikel 6, lid 5 voorgeschreven overzicht
eruit ziet en waar de betrokken dekkingsmiddelen in de huidige begroting kunnen
worden gevonden
Algemene
dekkingsmiddelen |
Relatie met
huidige begroting |
Begroting 2003 |
Lokale heffingen (OZB) |
Subf. 920.0 belastingen |
16.903 |
Gemeentefonds (algemene
uitkering) |
Subf. 921.0 algemene
uitkering GF |
86.472 |
dividenden |
Functie 913 beleggingen |
1.050 |
Overige eigen middelen |
Subf. 830.0
bouwgrondexploitatie ?? |
0 |
Saldo financieringsfunctie |
Functie 910 reserves en
voorzieningen Functie 911 geldleningen |
4.400 |
totaal |
|
108.825 |
<N.B. Er moet nog worden bepaald hoe in dit
verband met de functie 922 ‘algemene baten en lasten’ wordt omgegaan en m.n. de
stelposten op deze subfunctie>.
In aanvulling op dit
overzicht dient met name op het terrein van de lokale heffingen nog aanvullende
informatie te worden verschaft. In dit verband zijn, behalve de OZB, ook de
rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing van belang.
Het gaat hierbij om de
volgende informatie:
De geraamde inkomsten.
Hier kan een tabel worden
opgenomen met een meerjarenoverzicht van de geraamde inkomsten van elk van de
lokale heffingen worden opgenomen.
Het beleid ten aanzien van
de lokale heffingen.
Deze informatie is ook reeds
in de huidige Zomernota opgenomen, met name in de belastingparagraaf.
Een overzicht op
hoofdlijnen van de diverse belastingen en heffingen.
Informatie over de tarieven
per belasting of heffing en de ontwikkeling daarin.
Een aanduiding van de lokale
lastendruk.
Ten denken valt hier aan
informatie over de ontwikkeling van de bedragen aan belastingen en heffingen
per inwoner. Ook kan informatie worden gepresenteerd over de ontwikkeling van
de belastingen en heffingen voor verschillende typen huishoudens in Delft. Deze
informatie leent zich bij uitstek om in grafische vorm te worden gepresenteerd.
Een beschrijving van het
kwijtscheldingsbeleid.
Dit maakt reeds onderdeel uit
van de belastingparagraaf in de zomernota.
Volgens artikel 6, lid 6 van
de CV 2004 moet in de begroting ook een bedrag voor onvoorzien te worden
geraamd. Ook dit is in de Delftse begroting reeds gebruikelijk. Op subfunctie
922 ‘onvoorziene uitgaven’ is voor 2003 een bedrag van € 0,3 miljoen geraamd.
Zoals reeds gesteld in de
inleiding is het van groot belang dat de programmabegroting op voldoende
draagvlak kan gaan rekenen. Allereerst is dat uiteraard draagvlak bij de raad
omdat de programmabegroting voor de raad een belangrijk sturingsinstrument moet
gaan vormen. De raad zal dan ook een belangrijke rol spelen bij het ontwerp van
de programmabegroting en daarover uiteraard ook een besluit nemen,
De betrokkenheid van de
organisatie is echter eveneens van groot belang en met name van de lijnmanagers
(budgethouders) en financiële functie als ‘dragers’ van het begrotingsproces.
Om die reden heeft het GMT besloten een brede regiegroep samenstellen die tot
taak heeft de ontwikkeling en invoering van de programmabegroting ambtelijk te
sturen en begeleiden.
De regiegroep staat onder
voorzitterschap van een lid van GMT en heeft verder als deelnemers een
controller, het hoofd van het vakteam Financiën, het hoofd BPS en enkele
lijnmanagers in hun rol van budgethouder.
Bij de ontwikkeling en
invoering van de programmabegroting zijn de volgende stappen te onderscheiden
die onder verantwoordelijkheid van de regiegroep zullen worden gezet:
Voorliggende notitie dient
als basis voor de discussie in bestuur en organisatie over de inrichting van de
Delftse programmabegroting. Na bespreking en vaststelling in GMT en college
volgen in januari nog oriënterende gesprekken met raadsleden.
Naast het onderhavige stuk
zullen nog afzonderlijke notities worden gemaakt over de paragrafen in de
programmabegroting en de inrichting van een produktenraming voor het college.
Het produkt van de vorige
fase is een model voor de programma- en productenbegroting voor 2004.
Uitgangspunt is daarbij dat minimaal wordt voldaan de CV 2004 en dat een
ontwikkelperspectief wordt geschetst voor later jaren.
Dit voorgestelde model ligt
ter besluitvorming in B&W succesievelijk de raad.
Na besluitvorming over het
begrotingmodel moet dit worden uitgewerkt in de eerste
concept-programmabegroting 2004 – 2007. Hierbij komen zaken aan de orde als de
uitwerking van de lay-out van de begroting, de inrichting van de paragrafen,
het begrotings- en zomernotaproces (aanschrijfbrieven) en de aanpassing van
financiële administratie en -informatievoorziening.
De voornaamste bespreek- en
beslispunten in notitie betreffen de uitwerking van de programmabegroting
volgens de CV 2004 naar de Delftse context:
Bijlage I: indeling
deelopdrachten per subfunctie naar programma’s.
subf.
|
omschrijving subfunctie |
deelopdracht |
budget kosten |
budget opbr. |
dienstverlening |
samenleven |
leefomgeving |
binnenstad |
duurzaamheid |
kennisstad |
bestuur & organisatie |
|
001.1 |
Raad en raadscommissies |
Fracties en commissieleden |
343.166 |
- |
|
|
|
|
|
|
x |
|
|
|
Leden van de raad |
537.860 |
4.683 |
|
|
|
|
|
|
x |
|
001.2 |
College van burgemeester en wethouders |
Burgemeester |
142.484 |
- |
|
|
|
|
|
|
x |
|
|
|
Gewezen wethouders |
150.031 |
- |
|
|
|
|
|
|
x |
|
|
|
Wethouders |
427.203 |
- |
|
|
|
|
|
|
x |
|
001.3 |
Representatie gemeentebestuur |
Overige kosten gemeentebestuur |
145.298 |
- |
|
|
|
|
|
|
x |
|
001.4 |
Beheer en exploitatie stadhuis |
HSM Beheer stadhuis |
351.029 |
68.802 |
x |
|
|
|
|
|
|
|
001.5 |
Stadsgewest Haaglanden |
Stadsgewest Haaglanden |
495.551 |
- |
|
|
|
|
|
|
x |
|
001.6 |
Delft Kennisstad |
Delft Kennisstad |
134.385 |
- |
|
|
|
|
|
x |
|
|
002.0 |
Gemeentelijk Management Team |
GMT |
537.675 |
- |
|
|
|
|
|
|
x |
|
|
|
Secretaris |
- |
- |
|
|
|
|
|
|
x |
|
002.1 |
Centrale Staf |
Bestuurlijke processturing |
1.110.209 |
- |
|
|
|
|
|
|
x |
|
|
|
Management assistenten |
514.608 |
- |
|
|
|
|
|
|
x |
|
|
|
Ondernemingsraad gemeentebreed |
95.093 |
- |
|
|
|
|
|
|
x |
|
|
|
Strategisch management en control |
2.123.932 |
- |
|
|
|
|
|
|
x |
|
003.0 |
Burgerzaken |
Baliegroep |
1.528.225 |
952.540 |
x |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Burgelijke Stand |
335.228 |
166.996 |
x |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
GBA gegevens |
219.514
|
- |
x |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Naturalisaties |
418.055 |
40.788 |
x |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Rampenbestrijding |
474 |
- |
|
|
|
|
|
|
x |
|
|
|
Verkiezingen |
291.336 |
- |
|
|
|
|
|
|
x |
|
003.6 |
Huisnummering en straatnaamborden |
Straatnaamborden & Huisnummering |
48.448 |
- |
|
|
x |
|
|
|
|
|
110.0 |
Openbare orde en veiligheid |
Bijzondere wetten |
65.202 |
- |
|
|
x |
|
|
|
|
|
|
|
Openbare orde en veiligheid |
188.986 |
105.279 |
|
|
x |
|
|
|
|
|
|
|
Stadstoezichthouders |
59.181 |
59.181 |
|
|
x |
|
|
|
|
|
110.3 |
Verkeersbrigadiers |
Verkeersbrigadiers |
6.434 |
- |
|
|
x |
|
|
|
|
|