Voorstellen voor inrichting en het begrotingsproces
Vakteam S&C. versie cie M&B 11-2 reg.nr. 03/002231
Inhoudsopgave
2. Het ontwikkelingsproces van de duale begroting.
3. Inrichting van de Delftse programmabegroting.
3.1 de
programmabegroting volgens CV 2004.
3.2 Programmabegroting
in Delft
3.2.1 Van zomernota naar programmabegroting.
3.2.2 De raming van baten en lasten.
4.2.1 De startnotities per programma.
4.2.2 Behandeling van startnotities in de commissies.
4.2.3 De raadscommissies extern.
4.2.4 Het advies van de vakcommissies aan het college.
4.2.5 De opstelling van de concept-programmabegroting.
4.2.6 De mijlpalen in het voorbereidingsproces.
6. Samenvatting van de voorstellen.
Bijlage I: voorstel indeling
programmabegroting
Bijlage II: indeling deelopdrachten per
subfunctie naar programma’s.
Blijkens de beoogde
comptabiliteitsvoorschriften 2004 (artikel 5) bestaat de programmabegroting
voor de gemeenteraad uit de volgende onderdelen:
Beleidsbegroting:
Programmaplan
Paragrafen
Financiële
begroting
Overzicht baten en lasten
Financiële positie
Het begrotingsdocument voor
het college is de productenraming. Deze wordt opgebouwd vanuit de
programmabegroting en geeft de gemeentelijke activiteiten weer in termen van
produkten (output)
Deze notitie bevat met name
voorstellen hoe de huidige zomernota kan worden omgevormd tot een volwaardige
programmabegroting. Daarbij blijft ook het begrotingsproces niet ongemoeid
omdat een significante inbreng wordt voorgesteld voor de raad en externe
partijen in de stad. In de uitwerking wordt steeds eerst aandacht besteed aan
de bedoelingen van de wetgever, zoals die zijn vastgelegd in de
concept-comptabiliteitsvoorschriften 2004 (hierna CV 2004).
De ontwikkeling van een
volwaardige duale begroting is een meerjarig proces. De notitie start daarom in
hoofdstuk 2 met een voorstel hoe dit proces er uit kan zien. Daarbij worden
voor opeenvolgende jaren verschillende speerpunten in de ontwikkeling van de
duale begroting benoemd.
In hoofdstuk 3 staat de
inrichting van het programmaplan centraal. In dit hoofdstuk wordt een voorstel
gedaan voor de programma’s die in de Delftse programmabegroting een plek
krijgen. De inhoudelijk uitwerking van de programma’s in de begroting is ook
onderwerp van dit hoofdstuk, evenals de toerekening van de baten en lasten aan
de programma’s.
Zoals gesteld verdient het
begrotingsproces bijzondere aandacht, omdat in deze notitie een veel grotere
inbreng wordt voorzien voor de raad en externe partijen in de stad bij de
voorbereiding van de programmabegroting. Deze voorstellen zijn beschreven in
hoofdstuk 4. De wijze waarop de raad en externe partijen bij dit deel van het
proces worden betrokken is nieuw in Delft en vloeit mede voort uit de
gewijzigde duale verhoudingen. Na afloop
van dit deel van het proces zal een evaluatie plaatsvinden ten behoeve van
mogelijke verbetering van effectiviteit en effeciency voor de toekomst.
Waar de programma’s vooral de
beleidsmatige kant van de begroting belichten, zijn de paragrafen vooral
bedoeld om beheersaspecten van de begroting voor het voetlicht te brengen. Een
voorstel om voor de Delftse programmabegroting ook paragrafen te ontwikkelen
staat in hoofdstuk 5.
De organisatorische
randvoorwaarden gelden vooral het draagvlak in de organisatie en de werkdruk
van de financiële functie in 2003. Wat het eerste betreft moet voorkomen
worden dat de programmabegroting vooral het product wordt van de financiële
functie. De programmabegroting is immers een instrument van de raad maar ook
het ambtelijk management zal een belangrijke rol moeten spelen in de
voorbereiding en de uitwerking van de begroting. Als eerste stap is daarom een
regiegroep samengesteld die op ambtelijk niveau de invoering van de
programmabegroting gaat voorbereiden en begeleiden. Hierop wordt verder
ingegaan in paragraaf 2.3.
De werkdruk voor o.a. de
financiële functie zal ook in 2003 hoog
zijn. Naast de invoering van de duale begroting speelt de monitoring van het
BTW-compensatiefonds. Daarnaast zijn bij de behandeling van de begroting 2003
toezeggingen aan de raad gedaan over verbetering van het begrotingsproces en de
oplossing van resterende verschillen tussen Zomernota en begroting 2003 –2006.
Daarnaast spelen er in diverse clusters zaken die in 2003 de nodige energie van
die clusters zullen vergen. De regiegroep zal in haar voorstellen met deze
omstandigheden rekening moeten houden. In de eerste plaats is dit al van
invloed op het meerjarig ontwikkelingsproces voor de duale begroting dat in
hoofdstuk 2 wordt geschetst.
De administratieve
randvoorwaarden gelden vooral de wijze waarop baten en lasten in de duale
begroting worden gepresenteerd. Deze presentatie zal afwijkend zijn van de
huidige begrotingsdocumenten. Dit vraagt dus om maatregelen in de financiële
administratie. Hierop zal nader worden ingegaan in paragraaf 3.2.3.
De CV 2004 zijn overigens nog
niet van kracht maar liggen voor advies bij verschillende partijen waaronder de
VNG en de Raad van State..
Bij de opstelling van deze
notitie is voor het ‘theoretische’ gedeelte gebruik gemaakt van de volgende publicaties
van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties:
§
concept-besluit
comptabiliteitsvoorschriften 2004 met een toelichting;
§
handreiking duale
begroting.
Deze publicaties zijn ook te
vinden op de website van het ministerie: www.minbzk.nl. De informatie bevindt zich in het menu
‘openbaar bestuur – financiën provincies en gemeenten – financiële functie’. De
betreffende bestanden staan in .pdf format (acrobat reader).
Ook in Delft wordt de
begroting aangepast aan het duale stelsel dat in maart 2002 van kracht is
geworden. In Delft wordt daarbij als vertrekpunt genomen dat de huidige
Zomernota wordt ontwikkeld tot een programmabegroting en de huidige
gemeentebegroting de basis vormt voor de produktenbegroting.
De doelstelling, en
tegelijkertijd de uitdaging, van de programmabegroting is dat deze de raad
beter ondersteunt in zijn kaderstellende rol. De raad wijst met de
programmabegroting middelen toe aan beleidsterreinen (programma’s) en stelt
deze daarmee beschikbaar aan B&W om bepaalde beleidsdoelen te realiseren.
Ook de controlerende taak van de raad kan door de programmabegroting worden
ondersteund. Naarmate de doelstellingen van de programma’s scherper zijn
geformuleerd, wordt het proces van verantwoording en controle inzichtelijker.
Visie.
Om de Zomernota te
ontwikkelen tot een volwaardige programmabegroting zijn de volgende speerpunten
geformuleerd:
Aan nagenoeg al deze
onderwerpen zal inhoudelijk nog aandacht worden besteed in het vervolg van deze
notitie.
De produktenraming is de
begroting die B&W in staat moet stellen om de uitvoering van het beleid,
dat in de programmabegroting, is vastgesteld te plannen, sturen en beheersen.
De huidige gemeentebegroting moet daarbij verder worden ontwikkeld met als
speerpunten:
Tenslotte zal de
verantwoording door het college over de uitvoering van de begroting worden
verbeterd. Met name het jaarverslag krijgt daarbij het karakter van een
programmaverantwoording. Hierin worden de doelen die in de programmabegroting
gesteld zijn geëvalueerd.
Het is duidelijk dat deze
onderwerpen niet tegelijkertijd en in dezelfde mate kunnen worden gerealiseerd.
Voor het volledig uitwerken van de bovengenoemde punten moet een termijn van
ca. 5 jaar worden uitgetrokken.
In opeenvolgende jaren kunnen
dan globaal de volgende speerpunten worden benoemd.
Speerpunten 2003:
inrichting programmabegroting
In 2003 ligt het accent op de
ontwikkeling van de zomernota tot een programmabegroting. Daartoe worden
programma’s benoemd en paragrafen toegevoegd. Bovendien krijgt de raad een rol
in de voorbereiding van de programmabegroting 2004 – 2007. Ook worden baten en
lasten aan de programma’s toegerekend maar de verankering van de
programmabegroting in de organisatie, door ook een ambtelijk manager per
programma te benoemen, zal in 2004 worden ingevuld.
De ontwikkeling van de
gemeentebegroting tot een produktenraming zal tot een minimum worden beperkt.
Dat is mogelijk omdat in het kader van de programmabegroting reeds subfuncties
aan de programma’s worden toegerekend. Deze subfuncties zijn voorlopig te
beschouwen als de produkten, waarvan in de produktenraming sprake moet zijn.
Waar een subfunctie niet eenduidig is te koppelen aan een programma zal
toerekening een niveau lager moet gebeuren (deelopdrachten). Deze
deelopdrachten zijn dan voorlopig te beschouwen als het produkt. In dit geval
zal in de begroting nog wel een toelichting op dit produkt moeten worden
opgenomen.
Voor de toelichting per
produkt in de produktenraming worden de bestaande teksten in de
gemeentebegroting 2003 – 2006 als uitgangspunt genomen. Alleen waar dit nodig
is zal een aktualisatie of verbetering worden aangebracht. Het uitwerken van
doelen en prestatie-indicatoren per produkt komt in een later jaar aan de orde.
In 2003 behoeft nog geen
programmaverantwoording te worden opgesteld. Het is wel noodzakelijk om in het
najaar van 2003 te starten met de inventarisatie van de wijze waarop deze
verantwoording moet gaan plaatsvinden. Dat is m.n. van belang omdat in de loop
van 2004 al informatie moet worden verzameld die voor deze verantwoording van
belang is.
De eerste echte
programmaverantwoording vindt echter plaats in 2005 over het jaar 2004. In het
jaar 2004 moet dus ook de voorbereiding daarvan verder worden voltooid.
Speerpunten jaar 2004:
voorbereiding verantwoording.
In 2004 moet de
verantwoording over de eerste editie van de duale begroting worden voorbereid.
Op basis van een evaluatie
(zie slot notitie) van de eerste programmabegroting kunnen verbeteringen worden
aangebracht in de tweede editie van de programmabegroting.
In 2004 vindt een eerste
verbetering plaats van de produktenraming. Dit richt zich vooral op de indeling
en de toelichtende teksten. Prestatie-indicatoren e.d. die reeds voor handen
zijn, kunnen sporadisch worden toegevoegd.
In het kader van tussentijdse
rapportages over de programmabegroting 2004 verdient het aanbeveling de
programma’s op ambtelijk niveau te verankeren door een ambtelijk manager aan te
wijzen per programma die de opstelling van de rapportages op dat onderdeel
coördineert.
Speerpunten jaar 2005:
verbetering produktenraming.
In dit jaar kan in het
bijzonder aandacht worden besteed aan de formulering van doelen en
prestatie-indicatoren in de produktenraming.
Evaluatie.
Na opstelling van iedere
editie van de programmabegroting en produktenraming wordt een evaluatie
uitgevoerd. Deze wordt op ambtelijk niveau voorbereid en door B&W, voor de
produktenraming, en de raad, voor de programmabegroting, vastgesteld.
Op basis van deze evaluatie
worden steeds verbeterpunten geformuleerd voor een volgende editie van deze
begrotingen.
In dit hoofdstuk wordt een model geschetst van een
programmabegroting in de Gemeente Delft. Daarbij wordt achtereenvolgens stil
gestaan bij de programma’s die in Delft kunnen worden onderscheiden, de inhoud
van de begroting per programma en de toerekening van baten en lasten per
programma.
In paragraaf 3.1. wordt allereerst ingegaan op de
inrichtingseisen die de ontwerp-CV 2004 stellen aan het programmaplan, omdat
deze uiteraard ook in Delft moeten worden nagevolgd.
In de concept-CV is de
volgende tekst gewijd aan het programmaplan.
Artikel 6
1. Het programmaplan bevat
de te realiseren programma’s, het overzicht van algemene
dekkingsmiddelen en het
bedrag voor onvoorzien.
2. Een programma is een
samenhangend geheel van activiteiten.
3. Het programmaplan bevat
per programma:
a.
de doelstelling, in het bijzonder de beoogde maatschappelijke effecten;
b.
de wijze waarop ernaar gestreefd zal worden die effecten te bereiken;
c.
de raming van baten en lasten.
4. De provincie
onderscheidenlijk gemeente kan de baten en lasten per programma
verdelen in de onderdelen
baten en lasten voor prioriteiten en voor overig.
5. Het overzicht algemene
dekkingsmiddelen bevat ten minste:
a.
lokale heffingen, waaronder ten minste wordt aangegeven:
1. de geraamde inkomsten;
2. het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;
3. een overzicht op hoofdlijnen van de diverse belastingen en
heffingen;
4. een aanduiding van de lokale lastendruk;
5. een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid;
b.
algemene uitkeringen;
c.
dividend;
d.
saldo van de financieringsfunctie;
e.
saldo van het BTW-compensatiefonds;
f.
overige algemene dekkingsmiddelen.
6. Het bedrag voor
onvoorzien wordt geraamd voor de begroting in zijn geheel of per
programma.
Beknopte
toelichting.
De begroting bestaat uit een
aantal samenhangende beleidsactiviteiten, de programma’s (lid 1). Gezien de
noodzaak van het behouden van een goed overzicht door de Raad vindt de wetgever
het van belang dat het aantal programma’s beperkt blijft. Hierbij wordt
idealiter gedacht aan 10 tot 15 programma’s. De gemeenten zijn hier echter vrij
in evenals in de keuze van de programma’s.
Blijkens de CV 2004 is het de
bedoeling dat elk programma de volgende vragen beanwoordt. Deze vragen staan
inmiddels bekend als de ‘drie W-vragen’:
Blijkens het derde lid start
elk programma met een algemene beleidsdoelstelling. De Handreiking duale
begroting stelt vervolgens dat deze algemene doelstelling onderverdeeld kan
worden in subdoelstellingen, die – waar dat mogelijk en zinvol is – worden
gekwantificeerd
Volgens de toelichting op dit
artikel hoeft een programma niet uitsluitend nieuw beleid te bevatten. Veel
programma’s zullen een meerjarig karakter kennen. Dit betekent dat een
programmaplan ook doelstellingen kan bevatten uit eerdere begrotingsjaren waarop
vervolgens de stand van zaken wordt weergegeven.
Het college dient in de
programmabegroting aan te geven hoe het de prioriteiten wil gaan uitvoeren c.q.
de doelstellingen wil gaan verwezenlijken.
Blijkens lid vier moet per
programma de baten en lasten worden aangegeven, waarbij ook nog onderscheid kan
worden gemaakt in baten en lasten van prioriteiten en van overige zaken. Wat prioriteiten zijn wordt bepaald door de
raad. De toelichting maakt duidelijk dat het hier gaat om de politiek relevante
onderwerpen, waarbij het tevens van belang is dat de hoofdlijnen goed zichtbaar
zijn.
Het vijfde lid verplicht het
maken van een overzicht van algemene dekkingsmiddelen. De algemene dekkingsmiddelen, zoals het
gemeentefonds, maken geen onderdeel uit van de baten en lasten van een
programma.
Binnen de algemene
dekkingsmiddelen nemen de lokale heffingen een bijzondere plaats in, omdat de
gemeente hier een eigen beleidsvrijheid heeft. De raad moet m.n. op dit
onderdeel dus in het bijzonder over goed inzicht beschikken. Lid 5a noemt
daarom een vijftal onderwerpen waarover de begroting inzake lokale heffingen
informatie moet bevatten.
De baten en lasten van de
programma’s, vermeerderd met de baten en lasten van de algemene
dekkingsmiddelen, geven de totale baten en lasten in de gemeentebegroting.
In de toelichting op de
concept-CV 2004 wordt gesteld dat het formuleren van goede programma’s, het
aangeven van maatschappelijke effecten enzovoorts een ontwikkelingsproces van
diverse jaren kan vergen. In de toelichting wordt daarom zelfs de mogelijkheid
open gelaten om de hoofdfuncties (van de huidige CV) aan te wijzen als
programma’s.
Het lijkt in Delft niet
noodzakelijk om op een dergelijk minimum-scenario terug te vallen. Om het proces
van de begrotingscyclus echter beheersbaar te houden, zal wel gebruik moeten
worden gemaakt van bestaande documenten en structuren. Zoals uit het vervolg
nog zal blijken is dit ook goed mogelijk omdat m.n. de zomernota al veel
elementen bevat die in een programmabegroting zijn voorgeschreven.
Bij de inrichting van een
Delftse programmabegroting stellen wij voor uit te gaan van de navolgende
vertrekpunten:
Aan elk van deze punten wordt
in de hierna volgende paragrafen aandacht besteed.
Blijkens de Handreiking
duale begroting kan het programmaplan worden opgebouwd uit een aantal
onderdelen:
Visie.
De visie geeft inzicht in de
maatschappelijke effecten die zijn verbonden aan de belangrijkste politiek
relevante onderwerpen. Dit zijn dus de speerpunten van het beleid van de
gemeente Delft. Onderdelen van de visie zijn:
Een hoofdstuk over de visie
achter het gemeentelijk beleid maakt als zodanig nog geen onderdeel uit van de
huidige zomernota.
Het collegeprogramma Voorzetten
en doorzetten benoemt echter de accenten voor de collegeperiode 2002 –
2006, namelijk een sterke samenleving, een duurzame stad, een aangename
leefomgeving en een dienstverlenende overheid. [1]
Het ligt voor de hand om in
het hoofdstuk over de visie bij deze accenten aan te sluiten om vervolgens aan
te geven welke aktuele ontwikkelingen en ideëen zich voordoen en hoe die zijn
vertaald in de voorliggende editie van de programmabegroting (zomernota).
De programma’s.
Zoals in de toelichting op
artikel 6 van de CV is aangegeven, bestaat een programma uit samenhangende
beleidsvelden of –activiteiten en zijn het er idealiter niet te veel (10-15) om
de raad in staat te stellen de hoofdlijnen vast te houden.
In Delft zijn zowel het
collegeprogramma als de Zomernota reeds opgebouwd rond specifieke onderwerpen,
met name Dienstverlening, Samenleven, Leefomgeving, Binnenstad, Duurzaamheid,
Kennisstad en Bestuur & Organisatie .
De keuze van de programma’s
moet sturing op de hoofdlijnen door de raad ondersteunen. Anderzijds moeten de
programma’s niet op een zodanig hoog niveau worden vastgesteld dat ze
onvoldoende als ‘eenheid van beleid’ kunnen worden herkend. Met vaststelling
van de progamma’s op het niveau van de beleidsvelden uit collegeprogramma en
zomernota dreigt dat te gebeuren.
Het college geeft er de
voorkeur aan bij de keuze van de programma’s aan te haken bij beleidsterreinen
die binnen de Gemeente Delft reeds als eenheid worden (h)erkend en waarvoor –
in een aantal gevallen – ook al sprake is van een herkenbare beleidscyclus. Dit
is bijvoorbeeld het geval bij de beleidsterreinen ‘integratie’, ‘werk &
inkomen’, ‘zorg’ en ‘onderwijs’.
Op grond van deze
overweging stelt het college een programma-indeling voor die in hoofdlijn de
indeling van Collegeprogramma en Zomernota volgt, maar daar op enkele
onderdelen een verfijning van is. Dit voorstel is opgenomen in bijlage I bij
deze notitie.
Voor een aantal van de
voorgestelde programma’s geldt dat er reeds sprake is van een beleidscyclus,
waarbij beleidsuitgangspunten – al dan niet na een interactief proces - zijn
vastgelegd in een afzonderlijke beleidnota. In de uitvoering van het beleid
vindt dan meting, evaluatie en – indien nodig – bijsturing plaats. Deze
systematiek van beleidsplanning, uitvoering en control sluit dus goed aan op
hetgeen met een programmabegroting wordt beoogd. Voor een aantal van de boven
voorgestelde programma’s is een dergelijke beleidscyclus (nog) geen gemeengoed.
Hier kan echter ook sprake zijn van een groeimodel.
Het formuleren van
doelstellingen per programma.
Zoals gesteld vormen de drie
‘W-vragen’ bij de programmabegroting een cruciale rol en zouden deze dus ook
bij de uitbouw van de Delftse zomernota leidend moeten zijn.
De vragen die in elk
programma beantwoord moeten worden zijn dus:
Met name de eerste vraag,
naar de maatschappelijke effecten, kan veel discussie en verwarring opleveren.
Maatschappelijke effecten in zuivere vorm zijn vaak lastig meetbaar en
bovendien slechts in zekere mate door gemeentelijk beleid te beïnvloeden, omdat
omgevingsfaktoren vaak eveneens een grote rol spelen.
Het verdient daarom
aanbeveling de lat in eerste instantie niet te hoog te leggen. De Handreiking
Duale Begroting suggereert in dit verband
om per programma een algemene beleidsdoelstelling te formuleren. Deze
kan vervolgens worden doorvertaald in kwalitatieve subdoelstellingen die meer
concreet zijn. Waar dat mogelijk en zinvol is kunnen deze nog verder worden
vertaald in kwantitatieve doelstellingen. Vervolgens is dan de vraag aan de
orde welke acitiviteiten worden ontplooid om deze doelstellingen naderbij te
brengen.
In schema ziet dit proces er
als volgt uit:
Schema 2.1; doelstellingen
en activiteiten per programma.
Wat willen we? Algemene doelstelling
(en
waarom?)
Kwalitatieve
doelstelling(en)
(Waar
mogelijk en zinvol)
Kwantitatieve
doelstelling(en)
Wat gaan we er voor doen? Activiteiten in eerstkomende
begrotingsjaar?
(en
wanneer?)
Wat mag het kosten? Middelen voor
prioriteiten en overig?
Het Delftse collegeprogramma
2002 – 2006 en de zomernota’s bieden duidelijke aanknopingspunten om de in de
CV 2004 beoogde concreetheid en
samenhang van doelen en activiteiten zichtbaar te maken. Met name zijn in deel B van het
collegeprogramma de doelstellingen per beleidsterrein voor de huidige
collegeperiode opgenomen.
Wel worden doelstellingen in
de CV 2004 nadrukkelijk gedefiniëerd in termen van maatschappelijke
effecten. In het collegeprogramma zijn ook doelstellingen opgenomen die in
de zin van CV 2004 als activiteiten worden beschouwd. Dit geldt bijvoorbeeld
voor het verschijnen van beleidsnota’s of het aanbieden van nieuwe produkten en
diensten.
In tabel 2.1 is in de Delftse
context een voorbeeld uitgewerkt voor het programma ‘dienstverlening’ waarbij
gebruikt is gemaakt van het collegeprogramma 2002 – 2006 en de Zomernota 2003 –
2007:
Hierbij is de aanpak van
schema 2.1. gevolgd.
Tabel 2.1: voorbeeld
uitwerking prioriteiten programma Dienstverlening.
Algemene
Doelstelling
|
Kwalitatieve
Doelstelling |
Kwantitatieve
doelstelling |
Activiteiten 2003
|
Hogere klantgerichtheid van
de dienstverlening van de Gemeente Delft waarbij de logica van de burger als
klant centraal staat |
§ Verbeteren van het niveau en reaktiesnelheid van het
ambtelijk apparaat |
|
§ Meerjarenplan dienstverlening § Verruimen openingstijden publieksbalie |
|
§ Verruimen en professionaliseren digitale
dienstverlening |
§ Alle aanvraagformulieren via internet toegankelijk
maken. |
§
50 aanvraagformulieren
worden via internet toegankelijk gemaakt |
|
|
|
|
|
§ beleid wordt in interactie tussen burger en bestuur
vorm gegeven. |
|
§
Aanschaffen en ontwikkelen
instrumenten §
Vernieuwen RIS |
Lid 3c van artikel 6 van de
CV 2004 schrijft voor dat per programma een raming van baten en lasten wordt
opgenomen. Lid 4 voegt daar bovendien aan toe dat in deze raming een onderscheid
kan worden gemaakt in baten en lasten voor prioriteiten en voor overig.
De baten en lasten die niet
aan programma’s kunnen worden toegerekend, krijgen een plaats in het overzicht
van algemene dekkingsmiddelen (lid 5)
Baten en lasten per programma.
De huidige Zomernota kent nog
geen toerekening van baten en lasten aan de beleidsvelden die met name in
hoofdstuk twee worden onderscheiden. Hier zal dus een voorziening voor moeten
worden getroffen.
De Delftse financiële
administratie is uiteraard gebaseerd op de functionele indeling, in
hoofdfuncties, functies en subfuncties, die in de huidige
comptabiliteitsvoorschriften zijn voorgeschreven.
Deze functionele indeling
wordt overigens in CV 2004 niet volledig los gelaten. In de informatie voor
derden is een overzicht van baten en lasten volgens de functionele indeling nog
altijd verplicht (artikel 61). Dit betekent dus dat de financiële administratie
zodanig moet zijn ingericht dat de baten en lasten zowel naar (sub)functies als
naar programma’s en produkten kunnen worden gepresenteerd. Via
conversietabellen dient de relatie tussen de verschillende gezichtspunten te
worden verduidelijkt (artikel 61 en 62 van CV 2004).
Om te bepalen hoe deze
conversie in Delft kan worden uitgevoerd is enig inzicht in de structuur van de
financiële administratie noodzakelijk. Deze structuur kent een verfijning van
budgetten van hoog (subfunctie) naar laag (kostensoorten). De structuur is
hieronder schematisch weergegeven met behulp van een voorbeeld voor de
subfunctie ‘burgerzaken’
Schema 2.2: indeling
financiële administratie in informatie-elementen.
Informatie-element
|
niveau |
nummer |
Omschrijving |
|
|
|
|
hoofdopdracht |
subfunctie |
6 003 01 |
Burgerzaken |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
produktgroep of beleidsveld |
6 003 01 00 |
Baliegroep |
|
|
|
|
|
|
|
|
project |
produkt, dienst of |
6 003 01 00 21906 |
Reisdocumenten |
|
project |
6 003 01 00 21907 |
rijbewijzen |
|
|
|
|
|
|
|
|
activiteit |
kosten per |
6 003 01 00 21907 834999 |
Opbrengsten (rijbew.) |
|
produkt / project |
6 003 01 00 21907 434890 |
Inkopen (rijbew.) |
|
|
|
|
Om de baten en lasten per
programma te kunnen bepalen dient de informatie in de financiële administratie
te worden ‘gelabeld’. Hiervoor lijkt de ‘deelopdracht’ het meest geschikte
aggregatieniveau. Dit kan het beste worden omschreven als een groep van
produkten of diensten of een bepaald beleidsveld binnen een subfunctie. Waar
een aggregatie op het niveau van deelopdrachten niet volstaat, is een verdere
verfijning naar het niveau van projecten een volgende mogelijkheid.
De verwachting is dat op deze
wijze een overgrote meerderheid van de budgetten éénduidig aan een programma
kan worden toegerekend. Voor een minderheid is toerekening van de budgetten
wellicht arbitrair. Voor deze categorie zal in dat geval een besluit worden
gevraagd aan B&W succesievelijk de raad.
In bijlage I is bij wijze van
voorbeeld een dergelijke labeling per deelopdracht voor enkele subfuncties
doorgevoerd. Daarbij is uitgegaan van de programma’s die in de vorige paragraaf
zijn onderscheiden.
Overzicht algemene dekkingsmiddelen.
In de onderstaande tabel is
voor Delft aangegeven hoe het in artikel 6, lid 5 voorgeschreven overzicht
eruit ziet en waar de betrokken dekkingsmiddelen in de huidige begroting kunnen
worden gevonden. De bedragen zijn indicatief en zullen uiteraard in de eerste
editie van de programmabegroting worden geaktualiseerd.
Algemene
dekkingsmiddelen |
Relatie met
huidige begroting |
Begroting 2003 |
Lokale heffingen (OZB) |
Subf. 920.0 belastingen |
16.903 |
Gemeentefonds (algemene
uitkering) |
Subf. 921.0 algemene
uitkering GF |
86.472 |
dividenden |
Functie 913 beleggingen |
1.050 |
Overige eigen middelen |
Subf. 830.0
bouwgrondexploitatie ?? |
0 |
Saldo financieringsfunctie |
Functie 910 reserves en
voorzieningen Functie 911 geldleningen |
4.400 |
totaal |
|
108.825 |
In aanvulling op dit
overzicht dient met name op het terrein van de lokale heffingen nog aanvullende
informatie te worden verschaft. In dit verband zijn, behalve de OZB, ook de
rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing van belang.
Het gaat hierbij om de
volgende informatie:
De geraamde inkomsten.
Hier kan een tabel worden
opgenomen met een meerjarenoverzicht van de geraamde inkomsten van elk van de
lokale heffingen worden opgenomen.
Het beleid ten aanzien van
de lokale heffingen.
Deze informatie is ook reeds
in de huidige Zomernota opgenomen, met name in de belastingparagraaf.
Een overzicht op
hoofdlijnen van de diverse belastingen en heffingen.
Informatie over de tarieven
per belasting of heffing en de ontwikkeling daarin.
Een aanduiding van de
lokale lastendruk.
Ten denken valt hier aan
informatie over de ontwikkeling van de bedragen aan belastingen en heffingen
per inwoner. Ook kan informatie worden gepresenteerd over de ontwikkeling van
de belastingen en heffingen voor verschillende typen huishoudens in Delft. Deze
informatie leent zich bij uitstek om in grafische vorm te worden gepresenteerd.
Een beschrijving van het
kwijtscheldingsbeleid.
Dit maakt reeds onderdeel uit
van de belastingparagraaf in de zomernota.
Volgens artikel 6, lid 6 van de
CV 2004 moet in de begroting ook een bedrag voor onvoorzien te worden geraamd.
Ook dit is in de Delftse begroting reeds gebruikelijk. Op subfunctie 922
‘onvoorziene uitgaven’ is voor 2003 een bedrag van € 0,3 miljoen geraamd.
De programmabegroting is een begroting van en voor de gemeenteraad. Het ligt dan ook voor de hand de raad meer bij de voorbereiding van deze
begroting te betrekken. In een initiatiefvoorstel van Groen Links en
Stadsbelangen, dat in de vergadering van de commissie Middelen & Bestuur
van december 2002 is behandeld, is deze
wens reeds naar voren gekomen.
In de discussienotitie over
de programmabegroting is de wens tot een grotere betrokkenheid van raad en
externe partijen vervolgens in enkele varianten uitgewerkt. In de daaropvolgende
discussie in de commissie (januari ’03) hebben genoemde fracties opnieuw een
voorstel op hoofdlijnen ingediend dat in de daaropvolgende discussie en door de
portefeuillehouder aan het slot van de vergadering nog enigzins is
aangescherpt.
In het vervolg van dit
hoofdstuk wordt dit voorstel nader uitgewerkt waarbij uiteraard aandacht wordt
geschonken aan de procedure en de verdere praktische consequenties.
1.
Het college van B&W formuleert voor alle onderscheiden programma’s
afzonderlijke startnotities.;
2.
Deze startnotities worden voorgelegd aan de respectievelijke
raadsadvies-commissies. De raadsadviescommissies kunnen in hun vergadering
eventueel B&W adviseren over aanpassing van de startnotities;
3.
De startnotities worden vervolgens beschikbaar gesteld aan burgers en
organisaties. Zij kunnen in te organiseren ‘commissies extern’ voorstellen doen
en zienswijzen geven inzake de programma’s. De output van deze commissies
extern is een groslijst van de voorstellen met een vergaderverslag;
4.
Op basis van de output van deze ‘commissies extern’ wordt door de
respectievelijke raadsadviescommissies advies gegeven over de inhoud van alle
onderscheiden programma’s aan het college van B&W
5.
Het college van B&W neemt kennis van deze adviezen en werkt de
respectievelijke programma’s uit tot een concept programmabegroting (in feite
de ‘zomernota-nieuwe stijl’)
De hier geschetste hoofdlijn
wordt in de volgende paragraaf nader uitgewerkt in processtappen, waarbij ook
aandacht wordt besteed aan de planning die moet worden gevolgd om de eerste
editie van de programmabegroting (2004 – 2007) te kunnen opstellen.
In de startnotities geeft het
college in beknopte vorm haar zienswijze op de stand van zaken in het
betreffende programma en op welke onderwerpen het college input verwacht van
raad en externe partijen. Zo mogelijk geeft het College in de startnotitie ook
reeds aan wat in haar ogen de belangrijkste beleidsdoelen zijn waaraan in het
eerstkomende begrotingsjaar moet worden gewerkt. De startnotities hebben de
status van discussiestuk en kunnen dus geen rechtsgevolgen hebben.
De startnotities worden
geagendeerd in de reguliere commissievergaderingen van maart a.s., te beginnen
op 4 maart en eindigend op 20 maart. De
startnotities moeten uiterlijk een week van tevoren worden toegestuurd
hetgeen betekent dat de eerste op zijn laatst op 25 februari beschikbaar moet
zijn enzovoorts.
Zoals gesteld worden de
startnotities behandeld in de commissievergaderingen van maart a.s. Daarbij
staat de volgende verdeling van de programma’s over de commissies voor ogen.
Tabel 4.1 verdeling
programma’s over de commissies.
Commissie |
Programma |
M&B |
Dienstverlening |
Bestuur, Middelen en
Organisatie |
|
CKE |
Kennisstad en Economie |
Cultuur |
|
Leefbaarheid |
Wijkaanpak en Wonen |
Welzijn |
|
Veiligheid |
|
Duurzaamheid |
Binnenstad |
Duurzaamheid |
|
Stedelijke projecten |
|
WZO |
Werk, Inkomen en Zorg |
Integratie |
|
Jeugd en Onderwijs |
Per commissie worden dus twee
à drie startnotities behandeld. Hoewel de startnotities vooral dienen als
discussiestuk en geen rechtsgevolg kennen, kan de betreffende raadscommissie
advies uitbrengen aan B&W om een startnotitie op onderdelen aan te passen.
De procedurele voorbereiding
en afhandeling van deze vergaderingen van de raadscommissies is uiteraard, en
als gebruikelijk, in handen van de raadsgriffie.
De doelstelling van deze
raadscommissies extern is dat burgers en organisaties van Delft hun inbreng
kunnen geven met het oog op de begrotingsvoorbereiding door het college van de
diverse programma’s
Aantal commissies.
Het voorstel is om het aantal
‘raadscommissies extern’ parallel te laten lopen met de reguliere vakcommissies
en de aan hen toegewezen programma’s (zie tabel 4.1) met dien verstande dat één
externe commissie wordt georganiseerd voor de commissies Middelen & Bestuur
en Cultuur, Kennisstad & Economie. De overweging daarbij is dat de externe
betrokkenheid bij de programma’s van de commissie Middelen & Bestuur naar
verwachting wat minder zal zijn.
Er is dan dus sprake van vier raadscommissie extern: één voor elk
van de commissies Leefbaarheid, Duurzaamheid en WZO en één voor de beide
commissie M&B en CKE.
Deelname.
Het voorstel is om deelname
in principe open te stellen voor iedere geïnteresseerde burger of organisatie
in de stad. Daarbij kan deelname langs twee wegen plaatsvinden:
De startnotities kunnen
worden toegezonden aan de deelnemers op verzoek. Daarnaast worden ze geplaatst
op de website en kunnen ze worden afgehaald aan de Phoenixstraat en op
Torenhove.
De open uitnodiging in de
Stadskrant en op de website zal eind februari moeten worden geplaatst.
Personen of instanties die
een inbreng willen leveren dienen zich tevoren aan te melden.
Procedure tijdens de
vergaderingen.
Deelnemers kunnen meningen of
reacties, bijvoorbeeld naar aanleiding van de startnotities, mondeling
inbrengen tijdens de vergadering. Deze inbreng hoeft dus niet op schrift te
worden gesteld. De spreektijd van de deelnemers wordt gesteld op maximaal 5
minuten. Deze kan verkort worden tot 3 minuten bij grotere deelname. Deelnemers
becommentariëren elkaars inbreng niet.
De toehoorders, dit zijn de
raadsleden, de leden van vakcommissies, collegeleden en betrokken ambtenaren,
mogen aan de deelnemers technisch inhoudelijke vragen stellen ter verduidelijking,
toelichting of aanvulling van hun inbreng. Of de toehoorders ook in discussie
gaan met deelnemers over hun inbreng staat ter beoordeling aan de voorzitter
van de betreffende vergadering.
De vakcommissievoorzitter zit
de vergadering voor en kan zich laten bijstaan of vervangen door één of meer
raadsleden die in de desbetreffende commissie zitting hebben. Dit staat ter
beoordeling aan de desbetreffende vakcommissievoorzitter.
De commissiegriffier maakt
een verslag van de vergadering dat bestaat uit de presentielijst van de
deelnemers en toehoorders, de door de
deelnemers ingediende documentatie, beknopte samenvatting van de gegeven
toelichtingen, vragen en antwoorden tijdens behandeling van de inbreng van de
deelnemers. De commissiegriffier kan zich bij deze taak laten bijstaan door
collega’s.
Op basis van de output van de
‘commissies extern’ wordt vervolgens door de respectievelijke
raadsadviescommissies advies gegeven over de inhoud van alle onderscheiden
programma’s aan het college van B&W. De mate van waarin de commissie
eensluidend is in haar advisering, alsmede de mate van gedetailleerdheid, is de
uitkomst van het politiek proces waarin dit advies tot stand komt. Hieraan
worden vooraf bewust geen criteria gesteld of handreikingen meegegeven
Van de vergaderingen van de
vakcommissies zal door de raadsgriffie een verslag worden gemaakt waarin het
advies van de betreffende commissie is verwoord. Hieraan worden de verslagen
van de eerder gehouden commissies extern als bijlage toegevoegd
Het college neemt vervolgens
kennis van de adviezen van de commissies en eventuele andere documenten die
door raadsfracties aan het college mogelijk zijn overlegd. Het college werkt de
respectievelijke programma’s vervolgens uit tot een concept-programmabegroting
2004 –2007.
De opstelling van de
concept-programmabegroting zal grotendeels plaatsvinden in de maanden mei en
juni. Dit proces is zeer vergelijkbaar met de wijze waarop in vorige jaren de
zomernota is voorbereid. Waar de ambtelijke voorbereiding en ondersteuning van
de vorige fasen grotendeels in handen is van de raadsgriffie, wordt de
concept-zomernota ambtelijk voorbereid onder verantwoordelijkheid van het GMT.
Hiertoe zal, zoals gebruikelijk, een werkinstructie (aanschrijfbrief) voor de
organisatie worden opgesteld.
De besluitvorming over de
concept-programmabegroting door B&W zal zeer waarschijnlijk plaatsvinden in
de tweede helft van juni. De concept-programmabegroting zal vervolgens vlak
voor het zomerreces worden verzonden naar de raad. De raadsbehandeling kan dan
plaatsvinden in september.
Wij stellen voor dat, in de
periode dat het college van B&W de concept programmabegroting opstelt, de
respectievelijke raadscommissies een
evaluatie uitvoeren van het proces, de inhoud en de procedures van het
voorgaande interactieve ‘adviesfase’.
Ten slotte zal het totale
proces van de totstandkoming van de programmabegroting geëvalueerd worden na
vaststelling door de raad.
De mijlpalen in het totale
proces dat in de voorgaande paragrafen is beschreven, zijn samengevat in de
onderstaande tabel. Daarbij is ook aangegeven welke organen, zowel binnen het bestuur
als in de ambtelijke organisatie, verantwoordelijk zijn voor elke stap.
Tabel 4.2: mijlpalen in het
voorbereidingsproces programmabegroting.
|
verantwoordelijk |
|
|
Fase |
organisatie |
bestuur |
Periode |
Opstelling startnotities |
|
B&W |
12
februari – 13 maart |
Behandeling
startnotities in raadscommissies |
raadsgriffie |
raad |
4
– 20 maart |
Raadscommissie
extern |
raadsgriffie |
raad |
12
– 26 maart |
Opstelling
adviezen in raadscommissies |
raadsgriffie |
raad |
1
– 22 april |
Opstelling
concept-programbegroting ‘04 – ‘07 |
GMT |
B&W |
Mei
– juni |
Vaststelling
programmabegroting ’04 – ‘07 |
|
raad |
september |
Zoals reeds gesteld in de
inleiding is het van groot belang dat de programmabegroting op voldoende
draagvlak kan gaan rekenen. Allereerst is dat uiteraard draagvlak bij de raad
omdat de programmabegroting voor de raad een belangrijk sturingsinstrument moet
gaan vormen. De raad zal dan ook een belangrijke rol spelen bij het ontwerp van
de programmabegroting en daarover uiteraard ook een besluit nemen,
De betrokkenheid van de organisatie
is echter eveneens van groot belang en met name van de lijnmanagers
(budgethouders) en financiële functie als ‘dragers’ van het begrotingsproces.
Om die reden heeft het GMT besloten een brede regiegroep samenstellen die tot
taak heeft de ontwikkeling en invoering van de programmabegroting ambtelijk te
sturen en begeleiden.
De regiegroep staat onder
voorzitterschap van een lid van GMT en heeft verder als deelnemers een
controller, het hoofd van het vakteam Financiën, het hoofd BPS en enkele
lijnmanagers in hun rol van budgethouder.
Na besluitvorming over het
begrotingmodel komen zaken aan de orde als de uitwerking van de lay-out van de
begroting, de inrichting van de paragrafen, het begrotings- en zomernotaproces
(aanschrijfbrieven) en de aanpassing van financiële administratie en
-informatievoorziening.
Inleiding.
De programmabegroting kent –
behalve een indeling naar programma’s – ook een indeling in paragrafen.
Paragrafen geven een dwarsdoorsnede van de beheersmatige en financiële aspecten
van de begroting bezien vanuit een bepaald perspectief.
Programma Werk, Inkomen en Zorg Programma dienstverlening enzovoorts
schema 5.1: relatie
programma’s en paragrafen.
De paragrafen geven overigens
een eigen invalshoek van de begroting die los staat van de programma’s. Het is
dus niet zo dat in de paragraaf over de bedrijfsvoering dit onderwerp per
programma wordt beschreven. Het gaat daarbij om het bedrijfsvoeringsbeleid voor
de gehele gemeente.
Voorstel aanpak
ontwikkeling paragrafen.
De meeste paragrafen zijn qua
inhoud goed te koppelen aan een specifiek(e) vakteam of sector. Het voorstel is
om dat vakteam en/of die sector verantwoordelijk te maken voor de ontwikkeling
van de betrokken paragraaf. De controller en (eventueel) consulenten kunnen
daarbij begeleiden en ondersteunen.
Als basismateriaal is
beschikbaar de concept – comptabiliteitsvoorschriften 2004, de toelichting
daarop en de handreiking duale begroting. Bovendien is voor een aantal
paragrafen reeds basismateriaal aanwezig in de huidige zomernota.
De globale planning ziet er
als volgt uit:
Wie? Gereed?
1.
voorstellen voor de
inrichting van de paragrafen div.
vakteams maart 2003
2.
bestuurlijke
besluitvorming over modellen B&W/Raad april
2003
3.
opstellen paragrafen in
Zomernota 2004 div. vakteams juli 2003
Hoofdlijn van ontwikkeling
paragrafen.
Blijkens de toelichting op
artikel 7 geven de paragrafen een kort overzicht van de onderwerpen die
erin aan de orde komen en die anders versnipperd in de begroting zouden staan.
Bij wijze van richtlijn kan worden gedacht aan een à twee A-viertjes per
paragraaf.
Het is de bedoeling dat in de
programmabegroting 2004 minimaal wordt voldaan aan de
comptabiliteitsvoorschriften 2004. Tot eventuele uitbreiding en verbetering kan
worden besloten na evaluatie van de begroting 2004.
Met dit alles mag dan ook
worden verwacht dat de werkbelasting die samenhangt met de ontwikkeling van de
paragrafen niet te hoog is en dat de voorgestelde planning ruimschoots haalbaar
moet zijn.
De tekst over de paragrafen
in de concept-comptabilteitsvoorschriften is overigens opgenomen in bijlage 3
van deze notitie. Een voorbeelduitwerking van alle paragrafen is gemaakt door
het ministerie van BZK (voor de denkbeeldige gemeente Finveen).
Overzicht paragrafen.
In onderstaande wordt per paragraaf
een beknopt overzicht gegeven van de inhoud.
Het hoofddoel van de
paragrafen is steeds de raad in staat te stellen de hoofdlijnen van beleid voor
onderdelen van de financiële functie vast te laten stellen en de hoofdlijnen
van de uitvoering te laten controleren. Waar mogelijk kan worden verwezen naar
nota’s waar de beleidsuitgangspunten verder in zijn uitgewerkt.
Weerstandsvermogen.
Dit Is een verdere
ontwikkeling risicoparagraaf. Dit Moet inzicht geven in de weerstandscapaciteit
zijnde het weerstandsvermogen (de beschikbare middelen om niet begrote kosten
te dekken) in relatie tot de risico’s. De Provincie Zuid-Holland hanteert
normen voor het noodzakelijke weerstandsvermogen.
Onderhoud
kapitaalgoederen.
Deze paragraaf bevat
beleidskader ten aanzien van onderhoud van kapitaalgoederen in de openbare
ruimte. Tenminste betreffende het onderhoud aan wegen, riolering, water, groen
en gebouwen. De paragraaf beoogt inzicht te geven in gewenste
kwaliteitsniveau’s en consequenties daarvan voor benodigde cq beschikbare
middelen (relatie met de begroting)
Bedrijfsvoering.
Bevat de visie van de
Gemeente Delft op de bedrijfsvoering, de organisatorische doelen, de
uitgangspunten van de gemeentelijke organisatie, op hoofdlijnen uitgewerkt naar
personeel, ict, communicatie, financieel beheer en huisvesting.
Verbonden partijen.
Dit is een overzicht van
partijen waarin de Gemeente Delft een bestuurlijk of een financieel belang
heeft. Bestuurlijk als de Gemeente Delft deelneemt aan het bestuur of stemrecht
bezit in betrokken participatie. Financieel als de gemeente risicodragend
vermogen beschikbaar heeft gesteld danwel de participatie financiële problemen
kan verhalen op de Gemeente Delft.
De paragraaf dient
bestuurlijke uitgangspunten te bevatten voor participatie van de Gemeente Delft
in derde organisaties. Een lijst van verbonden partijen moet worden toegevoegd
aan de produktbegroting.
Grondbeleid.
Deze paragraaf bevat een
visie op het gemeentelijk grondbeleid en de wijze waarop dit wordt uitgevoerd.
Een actuele prognose van te verwachten resultaten en een onderbouwing van
eventuele winstneming (in de Gemeente Delft de vierjaarlijkse afroming van de
reserve Grond). Tenslotte moeten beleidsuitgangspunten worden opgenomen met
betrekking tot reserves en voorzieningen inzake grond in relatie tot de
risico’s.
Treasuryparagraaf.
Is reeds verplicht sinds 2001
en maakt dan ook onderdeel uit van de Zomernota. Paragraaf moet inzicht
verschaffen in de risico’s en beleid ten aanzien van het beheer van de
financieringsportefeuille. In het kader van opmerkingen van de provincie moet
wel een check plaatsvinden op de volledigheid van de treasuryparagraaf in de
huidige zomernota.
Overzicht lokale lasten.
Deze paragraaf geeft inzicht
in beleidsvoornemens voor lokale lasten (belastingen en heffingen) en een
overzicht op hoofdlijnen van lokale belastingen en heffingen. Verder geeft de
paragraaf inzicht in de ontwikkeling van de lokale lastendruk, in Delft is ook
uitwerking gewenst in voorbeelden (per type huishouden).
In de afgelopen maanden
december en januari hebben achtereenvolgens in het GMT, B&W en de
raadscommissie Middelen & Bestuur discussies plaatsgevonden over de
inrichting van een duale begroting voor de Gemeente Delft. Daarbij is het
voornaamste uitgangspunt steeds geweest dat de huidige Zomernota wordt
ontwikkeld tot een programmabegroting voor de raad en de huidige
gemeentebegroting tot een produktenraming voor het college van B&W.
Op basis van deze discussies
is een aantal voorstellen ontwikkeld dat in deze notitie aan u ter
besluitvorming wordt voorgelegd. Op basis van de door u te nemen besluiten kan
vervolgens de voorbereiding van de begroting 2004 – 2007 worden gestart.
Wij vragen u een besluit te
nemen over de navolgende voorstellen:
Programma’s: |
Onderwerpen: |
Dienstverlening |
Communicatie ICT Publieksdienstverlening |
Werk, Inkomen en Zorg |
|
Integratie |
|
Jeugd en Onderwijs |
|
Wijkaanpak en Wonen |
Stadsbeheer Stedelijke vernieuwing Volkshuisvesting Wijkaanpak |
Welzijn |
Welzijn (BWD) Ouderen Sport |
Binnenstad |
|
Duurzaamheid |
Mobiliteit Milieu Ruimtelijke ordening |
Kennisstad en Economie |
Strategisch Economisch
Beleid Projecten Technopolis/TU/TNO |
Cultuur |
Cultuur Cultureel Erfgoed VAK |
Veiligheid |
Openbare Orde en Veiligheid Integrale handhaving,
inclusief milieu en toezichthouders TOR Integraal veiligheidsbeleid Brandweer |
Stedelijke projecten |
Spoorzone Reinier de Graaf Poptahof Schie Oevers |
Bestuur, Middelen en
Organisatie |
Internationaal Beleid Regio (Haaglanden etc.) Bestuurlijke vernieuwing Juridische Zaken Gemeentelijke huisvesting
en inkoopbeleid P&O Financiën |
subf.
|
omschrijving subfunctie |
deelopdracht |
budget kosten |
budget opbr. |
dienstverlening |
samenleven |
leefomgeving |
binnenstad |
duurzaamheid |
kennisstad |
bestuur & organisatie |
|
001.1 |
Raad en raadscommissies |
Fracties en commissieleden |
343.166 |
- |
|
|
|
|
|
|
x |
|
|
|
Leden van de raad |
537.860 |
4.683 |
|
|
|
|
|
|
x |
|
001.2 |
College van burgemeester en wethouders |
Burgemeester |
142.484 |
- |
|
|
|
|
|
|
x |
|
|
|
Gewezen wethouders |
150.031 |
- |
|
|
|
|
|
|
x |
|
|
|
Wethouders |
427.203 |
- |
|
|
|
|
|
|
x |
|
001.3 |
Representatie gemeentebestuur |
Overige kosten gemeentebestuur |
145.298 |
- |
|
|
|
|
|
|
x |
|
001.4 |
Beheer en exploitatie stadhuis |
HSM Beheer stadhuis |
351.029 |
68.802 |
x |
|
|
|
|
|
|
|
001.5 |
Stadsgewest Haaglanden |
Stadsgewest Haaglanden |
495.551 |
- |
|
|
|
|
|
|
x |
|
001.6 |
Delft Kennisstad |
Delft Kennisstad |
134.385 |
- |
|
|
|
|
|
x |
|
|
002.0 |
Gemeentelijk Management Team |
GMT |
537.675 |
- |
|
|
|
|
|
|
x |
|
|
|
Secretaris |
- |
- |
|
|
|
|
|
|
x |
|
002.1 |
Centrale Staf |
Bestuurlijke processturing |
1.110.209 |
- |
|
|
|
|
|
|
x |
|
|
|
Management
assistenten |
514.608 |
- |
|
|
|
|
|
|
x |
|
|
|
Ondernemingsraad gemeentebreed |
95.093 |
- |
|
|
|
|
|
|
x |
|
|
|
Strategisch management en control |
2.123.932 |
- |
|
|
|
|
|
|
x |
|
003.0 |
Burgerzaken |
Baliegroep |
1.528.225 |
952.540 |
x |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Burgelijke Stand |
335.228 |
166.996 |
x |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
GBA gegevens |
219.514
|
- |
x |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Naturalisaties |
418.055 |
40.788 |
x |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Rampenbestrijding |
474 |
- |
|
|
|
|
|
|
x |
|
|
|
Verkiezingen |
291.336 |
- |
|
|
|
|
|
|
x |
|
003.6 |
Huisnummering en straatnaamborden |
Straatnaamborden & Huisnummering |
48.448 |
- |
|
|
x |
|
|
|
|
|
110.0 |
Openbare orde en veiligheid |
Bijzondere wetten |
65.202 |
- |
|
|
x |
|
|
|
|
|
|
|
Openbare orde en veiligheid |
188.986 |
105.279 |
|
|
x |
|
|
|
|
|
|
|
Stadstoezichthouders |
59.181 |
59.181 |
|
|
x |
|
|
|
|
|
110.3 |
Verkeersbrigadiers |
Verkeersbrigadiers |
6.434 |
- |
|
|
x |
|
|
|
|
|