Een programmabegroting in Delft

 

Voorstellen voor inrichting en het begrotingsproces

 

 

 

 

 

 

 

Vakteam S&C.              versie cie M&B 11-2                  reg.nr. 03/002231
Inhoudsopgave

 

1.     Inleiding. 3

2.     Het ontwikkelingsproces van de duale begroting. 5

3.     Inrichting van de Delftse programmabegroting. 8

3.1       de programmabegroting volgens CV 2004. 8

3.2       Programmabegroting in Delft 9

3.2.1        Van zomernota naar programmabegroting. 9

3.2.2        De raming van baten en lasten. 17

4.     Het begrotingsproces. 19

4.1       Proces op hoofdlijnen. 19

4.2       Proces in stappen. 19

4.2.1        De startnotities per programma. 19

4.2.2        Behandeling van startnotities in de commissies. 19

4.2.3        De raadscommissies extern. 20

4.2.4        Het advies van de vakcommissies aan het college. 22

4.2.5        De opstelling van de concept-programmabegroting. 22

4.2.6        De mijlpalen in het voorbereidingsproces. 22

5.     De paragrafen. 24

6.     Samenvatting van de voorstellen. 27

Bijlage I: voorstel indeling programmabegroting. 28

Bijlage II: indeling deelopdrachten per subfunctie naar programma’s. 29


1.         Inleiding.

 

Blijkens de beoogde comptabiliteitsvoorschriften 2004 (artikel 5) bestaat de programmabegroting voor de gemeenteraad uit de volgende onderdelen:

 

Beleidsbegroting:

Programmaplan

Paragrafen

Financiële begroting

Overzicht baten en lasten

Financiële positie

 

Het begrotingsdocument voor het college is de productenraming. Deze wordt opgebouwd vanuit de programmabegroting en geeft de gemeentelijke activiteiten weer in termen van produkten (output)

 

Deze notitie bevat met name voorstellen hoe de huidige zomernota kan worden omgevormd tot een volwaardige programmabegroting. Daarbij blijft ook het begrotingsproces niet ongemoeid omdat een significante inbreng wordt voorgesteld voor de raad en externe partijen in de stad. In de uitwerking wordt steeds eerst aandacht besteed aan de bedoelingen van de wetgever, zoals die zijn vastgelegd in de concept-comptabiliteitsvoorschriften 2004 (hierna CV 2004).

 

De ontwikkeling van een volwaardige duale begroting is een meerjarig proces. De notitie start daarom in hoofdstuk 2 met een voorstel hoe dit proces er uit kan zien. Daarbij worden voor opeenvolgende jaren verschillende speerpunten in de ontwikkeling van de duale begroting benoemd.

 

In hoofdstuk 3 staat de inrichting van het programmaplan centraal. In dit hoofdstuk wordt een voorstel gedaan voor de programma’s die in de Delftse programmabegroting een plek krijgen. De inhoudelijk uitwerking van de programma’s in de begroting is ook onderwerp van dit hoofdstuk, evenals de toerekening van de baten en lasten aan de programma’s.

 

Zoals gesteld verdient het begrotingsproces bijzondere aandacht, omdat in deze notitie een veel grotere inbreng wordt voorzien voor de raad en externe partijen in de stad bij de voorbereiding van de programmabegroting. Deze voorstellen zijn beschreven in hoofdstuk 4. De wijze waarop de raad en externe partijen bij dit deel van het proces worden betrokken is nieuw in Delft en vloeit mede voort uit de gewijzigde duale verhoudingen.  Na afloop van dit deel van het proces zal een evaluatie plaatsvinden ten behoeve van mogelijke verbetering van effectiviteit en effeciency voor de toekomst.

 

Waar de programma’s vooral de beleidsmatige kant van de begroting belichten, zijn de paragrafen vooral bedoeld om beheersaspecten van de begroting voor het voetlicht te brengen. Een voorstel om voor de Delftse programmabegroting ook paragrafen te ontwikkelen staat in hoofdstuk 5.

 

De organisatorische randvoorwaarden gelden vooral het draagvlak in de organisatie en de werkdruk van de financiële functie in 2003. Wat het eerste betreft moet voorkomen worden dat de programmabegroting vooral het product wordt van de financiële functie. De programmabegroting is immers een instrument van de raad maar ook het ambtelijk management zal een belangrijke rol moeten spelen in de voorbereiding en de uitwerking van de begroting. Als eerste stap is daarom een regiegroep samengesteld die op ambtelijk niveau de invoering van de programmabegroting gaat voorbereiden en begeleiden. Hierop wordt verder ingegaan in paragraaf 2.3.

 

De werkdruk voor o.a. de financiële functie zal  ook in 2003 hoog zijn. Naast de invoering van de duale begroting speelt de monitoring van het BTW-compensatiefonds. Daarnaast zijn bij de behandeling van de begroting 2003 toezeggingen aan de raad gedaan over verbetering van het begrotingsproces en de oplossing van resterende verschillen tussen Zomernota en begroting 2003 –2006. Daarnaast spelen er in diverse clusters zaken die in 2003 de nodige energie van die clusters zullen vergen. De regiegroep zal in haar voorstellen met deze omstandigheden rekening moeten houden. In de eerste plaats is dit al van invloed op het meerjarig ontwikkelingsproces voor de duale begroting dat in hoofdstuk 2 wordt geschetst.

 

De administratieve randvoorwaarden gelden vooral de wijze waarop baten en lasten in de duale begroting worden gepresenteerd. Deze presentatie zal afwijkend zijn van de huidige begrotingsdocumenten. Dit vraagt dus om maatregelen in de financiële administratie. Hierop zal nader worden ingegaan in paragraaf 3.2.3.

 

De CV 2004 zijn overigens nog niet van kracht maar liggen voor advies bij verschillende partijen waaronder de VNG en de Raad van State..

 

Bij de opstelling van deze notitie is voor het ‘theoretische’ gedeelte gebruik gemaakt van de volgende publicaties van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties:

 

§         concept-besluit comptabiliteitsvoorschriften 2004 met een toelichting;

§         handreiking duale begroting.

 

Deze publicaties zijn ook te vinden op de website van het ministerie: www.minbzk.nl.  De informatie bevindt zich in het menu ‘openbaar bestuur – financiën provincies en gemeenten – financiële functie’. De betreffende bestanden staan in .pdf format (acrobat reader).


2.         Het ontwikkelingsproces van de duale begroting.

 

Ook in Delft wordt de begroting aangepast aan het duale stelsel dat in maart 2002 van kracht is geworden. In Delft wordt daarbij als vertrekpunt genomen dat de huidige Zomernota wordt ontwikkeld tot een programmabegroting en de huidige gemeentebegroting de basis vormt voor de produktenbegroting.

 

De doelstelling, en tegelijkertijd de uitdaging, van de programmabegroting is dat deze de raad beter ondersteunt in zijn kaderstellende rol. De raad wijst met de programmabegroting middelen toe aan beleidsterreinen (programma’s) en stelt deze daarmee beschikbaar aan B&W om bepaalde beleidsdoelen te realiseren. Ook de controlerende taak van de raad kan door de programmabegroting worden ondersteund. Naarmate de doelstellingen van de programma’s scherper zijn geformuleerd, wordt het proces van verantwoording en controle inzichtelijker.

 

Visie.

Om de Zomernota te ontwikkelen tot een volwaardige programmabegroting zijn de volgende speerpunten geformuleerd:

 

  1. de leesbaarheid wordt geleidelijk verbeterd d.m.v. het scherper formuleren van doelen (3-W’s) en toevoeging van grafische presentaties en voorbeelduitwerkingen;
  2. baten en lasten worden aan programma’s toegerekend;
  3. er worden paragrafen toegevoegd;
  4. raad en burgers worden in het voorbereidingsproces van de programmabegroting betrokken. De raad geeft op basis daarvan input die het college meeneemt in de concept-begroting;
  5. Om de programmabegroting als stuurinstrument in de organisatie te verankeren wordt per programma een verantwoordelijk portefeuillehouder aangewezen in B&W en een ambtelijk manager op het niveau van het GMT.

 

Aan nagenoeg al deze onderwerpen zal inhoudelijk nog aandacht worden besteed in het vervolg van deze notitie.

 

De produktenraming is de begroting die B&W in staat moet stellen om de uitvoering van het beleid, dat in de programmabegroting, is vastgesteld te plannen, sturen en beheersen. De huidige gemeentebegroting moet daarbij verder worden ontwikkeld met als speerpunten:

 

  1. Per programma worden de produkten benoemd die het college in staat moet stellen de in de programma’s gestelde doelen te realiseren;
  2. Per produkt wordt uitvoeringsinformatie toegevoegd in de vorm van te stellen doelen, waar mogelijk en wenselijk uitgewerkt in prestatie-indicatoren.

 

Tenslotte zal de verantwoording door het college over de uitvoering van de begroting worden verbeterd. Met name het jaarverslag krijgt daarbij het karakter van een programmaverantwoording. Hierin worden de doelen die in de programmabegroting gesteld zijn geëvalueerd.

 

Het is duidelijk dat deze onderwerpen niet tegelijkertijd en in dezelfde mate kunnen worden gerealiseerd. Voor het volledig uitwerken van de bovengenoemde punten moet een termijn van ca. 5 jaar worden uitgetrokken.

 

In opeenvolgende jaren kunnen dan globaal de volgende speerpunten worden benoemd.

 

Speerpunten 2003: inrichting programmabegroting

In 2003 ligt het accent op de ontwikkeling van de zomernota tot een programmabegroting. Daartoe worden programma’s benoemd en paragrafen toegevoegd. Bovendien krijgt de raad een rol in de voorbereiding van de programmabegroting 2004 – 2007. Ook worden baten en lasten aan de programma’s toegerekend maar de verankering van de programmabegroting in de organisatie, door ook een ambtelijk manager per programma te benoemen, zal in 2004 worden ingevuld.

 

De ontwikkeling van de gemeentebegroting tot een produktenraming zal tot een minimum worden beperkt. Dat is mogelijk omdat in het kader van de programmabegroting reeds subfuncties aan de programma’s worden toegerekend. Deze subfuncties zijn voorlopig te beschouwen als de produkten, waarvan in de produktenraming sprake moet zijn. Waar een subfunctie niet eenduidig is te koppelen aan een programma zal toerekening een niveau lager moet gebeuren (deelopdrachten). Deze deelopdrachten zijn dan voorlopig te beschouwen als het produkt. In dit geval zal in de begroting nog wel een toelichting op dit produkt moeten worden opgenomen.

 

Voor de toelichting per produkt in de produktenraming worden de bestaande teksten in de gemeentebegroting 2003 – 2006 als uitgangspunt genomen. Alleen waar dit nodig is zal een aktualisatie of verbetering worden aangebracht. Het uitwerken van doelen en prestatie-indicatoren per produkt komt in een later jaar aan de orde.

 

In 2003 behoeft nog geen programmaverantwoording te worden opgesteld. Het is wel noodzakelijk om in het najaar van 2003 te starten met de inventarisatie van de wijze waarop deze verantwoording moet gaan plaatsvinden. Dat is m.n. van belang omdat in de loop van 2004 al informatie moet worden verzameld die voor deze verantwoording van belang is. 

 

De eerste echte programmaverantwoording vindt echter plaats in 2005 over het jaar 2004. In het jaar 2004 moet dus ook de voorbereiding daarvan verder worden voltooid.

 

Speerpunten jaar 2004: voorbereiding verantwoording.

In 2004 moet de verantwoording over de eerste editie van de duale begroting worden voorbereid.

 

 

Op basis van een evaluatie (zie slot notitie) van de eerste programmabegroting kunnen verbeteringen worden aangebracht in de tweede editie van de programmabegroting.

 

In 2004 vindt een eerste verbetering plaats van de produktenraming. Dit richt zich vooral op de indeling en de toelichtende teksten. Prestatie-indicatoren e.d. die reeds voor handen zijn, kunnen sporadisch worden toegevoegd.

 

In het kader van tussentijdse rapportages over de programmabegroting 2004 verdient het aanbeveling de programma’s op ambtelijk niveau te verankeren door een ambtelijk manager aan te wijzen per programma die de opstelling van de rapportages op dat onderdeel coördineert.

 

Speerpunten jaar 2005: verbetering produktenraming.

In dit jaar kan in het bijzonder aandacht worden besteed aan de formulering van doelen en prestatie-indicatoren in de produktenraming.

 

Evaluatie.

Na opstelling van iedere editie van de programmabegroting en produktenraming wordt een evaluatie uitgevoerd. Deze wordt op ambtelijk niveau voorbereid en door B&W, voor de produktenraming, en de raad, voor de programmabegroting, vastgesteld.

 

Op basis van deze evaluatie worden steeds verbeterpunten geformuleerd voor een volgende editie van deze begrotingen.

 

3.         Inrichting van de Delftse programmabegroting.

 

In dit hoofdstuk wordt een model geschetst van een programmabegroting in de Gemeente Delft. Daarbij wordt achtereenvolgens stil gestaan bij de programma’s die in Delft kunnen worden onderscheiden, de inhoud van de begroting per programma en de toerekening van baten en lasten per programma.

 

In paragraaf 3.1. wordt allereerst ingegaan op de inrichtingseisen die de ontwerp-CV 2004 stellen aan het programmaplan, omdat deze uiteraard ook in Delft moeten worden nagevolgd.

 

3.1       de programmabegroting volgens CV 2004.

 

In de concept-CV is de volgende tekst gewijd aan het programmaplan.

 

Artikel 6

1. Het programmaplan bevat de te realiseren programma’s, het overzicht van algemene

dekkingsmiddelen en het bedrag voor onvoorzien.

2. Een programma is een samenhangend geheel van activiteiten.

3. Het programmaplan bevat per programma:

a. de doelstelling, in het bijzonder de beoogde maatschappelijke effecten;

b. de wijze waarop ernaar gestreefd zal worden die effecten te bereiken;

c. de raming van baten en lasten.

4. De provincie onderscheidenlijk gemeente kan de baten en lasten per programma

verdelen in de onderdelen baten en lasten voor prioriteiten en voor overig.

5. Het overzicht algemene dekkingsmiddelen bevat ten minste:

a. lokale heffingen, waaronder ten minste wordt aangegeven:

1. de geraamde inkomsten;

2. het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;

3. een overzicht op hoofdlijnen van de diverse belastingen en heffingen;

4. een aanduiding van de lokale lastendruk;

5. een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid;

b. algemene uitkeringen;

c. dividend;

d. saldo van de financieringsfunctie;

e. saldo van het BTW-compensatiefonds;

f. overige algemene dekkingsmiddelen.

6. Het bedrag voor onvoorzien wordt geraamd voor de begroting in zijn geheel of per

programma.

 

Beknopte toelichting.

 

De begroting bestaat uit een aantal samenhangende beleidsactiviteiten, de programma’s (lid 1). Gezien de noodzaak van het behouden van een goed overzicht door de Raad vindt de wetgever het van belang dat het aantal programma’s beperkt blijft. Hierbij wordt idealiter gedacht aan 10 tot 15 programma’s. De gemeenten zijn hier echter vrij in evenals in de keuze van de programma’s.

 

Blijkens de CV 2004 is het de bedoeling dat elk programma de volgende vragen beanwoordt. Deze vragen staan inmiddels bekend als de ‘drie W-vragen’:

 

 

Blijkens het derde lid start elk programma met een algemene beleidsdoelstelling. De Handreiking duale begroting stelt vervolgens dat deze algemene doelstelling onderverdeeld kan worden in subdoelstellingen, die – waar dat mogelijk en zinvol is – worden gekwantificeerd

 

Volgens de toelichting op dit artikel hoeft een programma niet uitsluitend nieuw beleid te bevatten. Veel programma’s zullen een meerjarig karakter kennen. Dit betekent dat een programmaplan ook doelstellingen kan bevatten uit eerdere begrotingsjaren waarop vervolgens de stand van zaken wordt weergegeven.

 

Het college dient in de programmabegroting aan te geven hoe het de prioriteiten wil gaan uitvoeren c.q. de doelstellingen wil gaan verwezenlijken.

 

Blijkens lid vier moet per programma de baten en lasten worden aangegeven, waarbij ook nog onderscheid kan worden gemaakt in baten en lasten van prioriteiten  en van overige zaken. Wat prioriteiten zijn wordt bepaald door de raad. De toelichting maakt duidelijk dat het hier gaat om de politiek relevante onderwerpen, waarbij het tevens van belang is dat de hoofdlijnen goed zichtbaar zijn.

 

Het vijfde lid verplicht het maken van een overzicht van algemene dekkingsmiddelen.  De algemene dekkingsmiddelen, zoals het gemeentefonds, maken geen onderdeel uit van de baten en lasten van een programma.

 

Binnen de algemene dekkingsmiddelen nemen de lokale heffingen een bijzondere plaats in, omdat de gemeente hier een eigen beleidsvrijheid heeft. De raad moet m.n. op dit onderdeel dus in het bijzonder over goed inzicht beschikken. Lid 5a noemt daarom een vijftal onderwerpen waarover de begroting inzake lokale heffingen informatie moet bevatten.

 

De baten en lasten van de programma’s, vermeerderd met de baten en lasten van de algemene dekkingsmiddelen, geven de totale baten en lasten in de gemeentebegroting.

 

3.2       Programmabegroting in Delft

 

In de toelichting op de concept-CV 2004 wordt gesteld dat het formuleren van goede programma’s, het aangeven van maatschappelijke effecten enzovoorts een ontwikkelingsproces van diverse jaren kan vergen. In de toelichting wordt daarom zelfs de mogelijkheid open gelaten om de hoofdfuncties (van de huidige CV) aan te wijzen als programma’s.

 

Het lijkt in Delft niet noodzakelijk om op een dergelijk minimum-scenario terug te vallen. Om het proces van de begrotingscyclus echter beheersbaar te houden, zal wel gebruik moeten worden gemaakt van bestaande documenten en structuren. Zoals uit het vervolg nog zal blijken is dit ook goed mogelijk omdat m.n. de zomernota al veel elementen bevat die in een programmabegroting zijn voorgeschreven.

 

Bij de inrichting van een Delftse programmabegroting stellen wij voor uit te gaan van de navolgende vertrekpunten:

 

  1. het stramien van de zomernota vormt het vertrekpunt voor de programmabegroting;
  2. de leesbaarheid van de begroting geleidelijk te verbeteren m.n. door doelstellingen scherper te formuleren (drie W-vragen) en tekst te ondersteunen met grafische presentaties;
  3. bij de toerekening van baten en lasten aan programma’s en produkten wordt de bestaande informatiestructuur van de financiële administratie als vertrekpunt genomen;
  4. naast de ontwikkeling van een programmabegroting, de grotere rol van de raad en de grotere betrokkenheid van externe partijen hierin,  moet er in de cyclus meer aandacht worden geschonken aan verantwoording.

 

Aan elk van deze punten wordt in de hierna volgende paragrafen aandacht besteed.

3.2.1     Van zomernota naar programmabegroting.

 

Blijkens de Handreiking duale begroting kan het programmaplan worden opgebouwd uit een aantal onderdelen:

 

            Visie.

De visie geeft inzicht in de maatschappelijke effecten die zijn verbonden aan de belangrijkste politiek relevante onderwerpen. Dit zijn dus de speerpunten van het beleid van de gemeente Delft. Onderdelen van de visie zijn:

 

 

Een hoofdstuk over de visie achter het gemeentelijk beleid maakt als zodanig nog geen onderdeel uit van de huidige zomernota.

 

Het collegeprogramma Voorzetten en doorzetten benoemt echter de accenten voor de collegeperiode 2002 – 2006, namelijk een sterke samenleving, een duurzame stad, een aangename leefomgeving en een dienstverlenende overheid. [1]

 

Het ligt voor de hand om in het hoofdstuk over de visie bij deze accenten aan te sluiten om vervolgens aan te geven welke aktuele ontwikkelingen en ideëen zich voordoen en hoe die zijn vertaald in de voorliggende editie van de programmabegroting (zomernota).

           

            De programma’s.

Zoals in de toelichting op artikel 6 van de CV is aangegeven, bestaat een programma uit samenhangende beleidsvelden of –activiteiten en zijn het er idealiter niet te veel (10-15) om de raad in staat te stellen de hoofdlijnen vast te houden.

 

In Delft zijn zowel het collegeprogramma als de Zomernota reeds opgebouwd rond specifieke onderwerpen, met name Dienstverlening, Samenleven, Leefomgeving, Binnenstad, Duurzaamheid, Kennisstad en Bestuur & Organisatie .

 

De keuze van de programma’s moet sturing op de hoofdlijnen door de raad ondersteunen. Anderzijds moeten de programma’s niet op een zodanig hoog niveau worden vastgesteld dat ze onvoldoende als ‘eenheid van beleid’ kunnen worden herkend. Met vaststelling van de progamma’s op het niveau van de beleidsvelden uit collegeprogramma en zomernota dreigt dat te gebeuren.

 

Het college geeft er de voorkeur aan bij de keuze van de programma’s aan te haken bij beleidsterreinen die binnen de Gemeente Delft reeds als eenheid worden (h)erkend en waarvoor – in een aantal gevallen – ook al sprake is van een herkenbare beleidscyclus. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de beleidsterreinen ‘integratie’, ‘werk & inkomen’, ‘zorg’ en ‘onderwijs’.

 

Op grond van deze overweging stelt het college een programma-indeling voor die in hoofdlijn de indeling van Collegeprogramma en Zomernota volgt, maar daar op enkele onderdelen een verfijning van is. Dit voorstel is opgenomen in bijlage I bij deze notitie.

 

Voor een aantal van de voorgestelde programma’s geldt dat er reeds sprake is van een beleidscyclus, waarbij beleidsuitgangspunten – al dan niet na een interactief proces - zijn vastgelegd in een afzonderlijke beleidnota. In de uitvoering van het beleid vindt dan meting, evaluatie en – indien nodig – bijsturing plaats. Deze systematiek van beleidsplanning, uitvoering en control sluit dus goed aan op hetgeen met een programmabegroting wordt beoogd. Voor een aantal van de boven voorgestelde programma’s is een dergelijke beleidscyclus (nog) geen gemeengoed. Hier kan echter ook sprake zijn van een groeimodel.

 

Het formuleren van doelstellingen per programma.

Zoals gesteld vormen de drie ‘W-vragen’ bij de programmabegroting een cruciale rol en zouden deze dus ook bij de uitbouw van de Delftse zomernota leidend moeten zijn.

 

De vragen die in elk programma beantwoord moeten worden zijn dus:

 

 

Met name de eerste vraag, naar de maatschappelijke effecten, kan veel discussie en verwarring opleveren. Maatschappelijke effecten in zuivere vorm zijn vaak lastig meetbaar en bovendien slechts in zekere mate door gemeentelijk beleid te beïnvloeden, omdat omgevingsfaktoren vaak eveneens een grote rol spelen.

 

Het verdient daarom aanbeveling de lat in eerste instantie niet te hoog te leggen. De Handreiking Duale Begroting suggereert in dit verband  om per programma een algemene beleidsdoelstelling te formuleren. Deze kan vervolgens worden doorvertaald in kwalitatieve subdoelstellingen die meer concreet zijn. Waar dat mogelijk en zinvol is kunnen deze nog verder worden vertaald in kwantitatieve doelstellingen. Vervolgens is dan de vraag aan de orde welke acitiviteiten worden ontplooid om deze doelstellingen naderbij te brengen.

 

In schema ziet dit proces er als volgt uit:

 

Schema 2.1; doelstellingen en activiteiten per programma.

 

Wat willen we?                         Algemene doelstelling

(en waarom?)

 

                                                           Kwalitatieve doelstelling(en)

(Waar mogelijk en zinvol)

 
 

 


                                                           Kwantitatieve doelstelling(en)

 

 


Wat gaan we er voor doen?                    Activiteiten in eerstkomende begrotingsjaar?

(en wanneer?)

 

Wat mag het kosten?                            Middelen voor prioriteiten en overig?

 

Het Delftse collegeprogramma 2002 – 2006 en de zomernota’s bieden duidelijke aanknopingspunten om de in de CV  2004 beoogde concreetheid en samenhang van doelen en activiteiten zichtbaar te maken.  Met name zijn in deel B van het collegeprogramma de doelstellingen per beleidsterrein voor de huidige collegeperiode opgenomen.

 

Wel worden doelstellingen in de CV 2004 nadrukkelijk gedefiniëerd in termen van maatschappelijke effecten. In het collegeprogramma zijn ook doelstellingen opgenomen die in de zin van CV 2004 als activiteiten worden beschouwd. Dit geldt bijvoorbeeld voor het verschijnen van beleidsnota’s of het aanbieden van nieuwe produkten en diensten.

 

In tabel 2.1 is in de Delftse context een voorbeeld uitgewerkt voor het programma ‘dienstverlening’ waarbij gebruikt is gemaakt van het collegeprogramma 2002 – 2006 en de Zomernota 2003 – 2007:

 

Hierbij is de aanpak van schema 2.1. gevolgd.

 

Tabel 2.1: voorbeeld uitwerking prioriteiten programma Dienstverlening.

 

Algemene
Doelstelling
Kwalitatieve

Doelstelling

Kwantitatieve

doelstelling

Activiteiten 2003

Hogere klantgerichtheid van de dienstverlening van de Gemeente Delft waarbij de logica van de burger als klant centraal staat

§ Verbeteren van het niveau en reaktiesnelheid van het ambtelijk apparaat

 

§  Meerjarenplan dienstverlening

§  Verruimen openingstijden publieksbalie

 

§ Verruimen en professionaliseren digitale dienstverlening

§  Alle aanvraagformulieren via internet toegankelijk maken.

§   50 aanvraagformulieren worden via internet toegankelijk gemaakt

 

 

 

 

 

§ beleid wordt in interactie tussen burger en bestuur vorm gegeven.

 

§  Aanschaffen en ontwikkelen instrumenten

§  Vernieuwen RIS

3.2.2     De raming van baten en lasten.

 

Lid 3c van artikel 6 van de CV 2004 schrijft voor dat per programma een raming van baten en lasten wordt opgenomen. Lid 4 voegt daar bovendien aan toe dat in deze raming een onderscheid kan worden gemaakt in baten en lasten voor prioriteiten en voor overig.

De baten en lasten die niet aan programma’s kunnen worden toegerekend, krijgen een plaats in het overzicht van algemene dekkingsmiddelen (lid 5)

 

           

            Baten en lasten per programma.

 

De huidige Zomernota kent nog geen toerekening van baten en lasten aan de beleidsvelden die met name in hoofdstuk twee worden onderscheiden. Hier zal dus een voorziening voor moeten worden getroffen.

 

De Delftse financiële administratie is uiteraard gebaseerd op de functionele indeling, in hoofdfuncties, functies en subfuncties, die in de huidige comptabiliteitsvoorschriften zijn voorgeschreven.

 

Deze functionele indeling wordt overigens in CV 2004 niet volledig los gelaten. In de informatie voor derden is een overzicht van baten en lasten volgens de functionele indeling nog altijd verplicht (artikel 61). Dit betekent dus dat de financiële administratie zodanig moet zijn ingericht dat de baten en lasten zowel naar (sub)functies als naar programma’s en produkten kunnen worden gepresenteerd. Via conversietabellen dient de relatie tussen de verschillende gezichtspunten te worden verduidelijkt (artikel 61 en 62 van CV 2004).

 

Om te bepalen hoe deze conversie in Delft kan worden uitgevoerd is enig inzicht in de structuur van de financiële administratie noodzakelijk. Deze structuur kent een verfijning van budgetten van hoog (subfunctie) naar laag (kostensoorten). De structuur is hieronder schematisch weergegeven met behulp van een voorbeeld voor de subfunctie ‘burgerzaken’

 

Schema 2.2: indeling financiële administratie in informatie-elementen. 

 

Informatie-element

niveau

nummer

Omschrijving

 

 

 

 

hoofdopdracht

subfunctie

6 003 01

Burgerzaken

 

 

 

 

 

 

 

deelopdracht

produktgroep of beleidsveld

6 003 01 00

Baliegroep

 

 

 

 

 

 

 

 

project

produkt, dienst of

6 003 01 00 21906

Reisdocumenten

project

6 003 01 00 21907

rijbewijzen

 

 

 

 

 

 

 

 

activiteit

kosten per

6 003 01 00 21907 834999

Opbrengsten (rijbew.)

 

produkt / project

6 003 01 00 21907 434890

Inkopen (rijbew.)

 

 

 

 

 

Om de baten en lasten per programma te kunnen bepalen dient de informatie in de financiële administratie te worden ‘gelabeld’. Hiervoor lijkt de ‘deelopdracht’ het meest geschikte aggregatieniveau. Dit kan het beste worden omschreven als een groep van produkten of diensten of een bepaald beleidsveld binnen een subfunctie. Waar een aggregatie op het niveau van deelopdrachten niet volstaat, is een verdere verfijning naar het niveau van projecten een volgende mogelijkheid.

 

De verwachting is dat op deze wijze een overgrote meerderheid van de budgetten éénduidig aan een programma kan worden toegerekend. Voor een minderheid is toerekening van de budgetten wellicht arbitrair. Voor deze categorie zal in dat geval een besluit worden gevraagd aan B&W succesievelijk de raad.

 

In bijlage I is bij wijze van voorbeeld een dergelijke labeling per deelopdracht voor enkele subfuncties doorgevoerd. Daarbij is uitgegaan van de programma’s die in de vorige paragraaf zijn onderscheiden.

 

            Overzicht algemene dekkingsmiddelen.

 

In de onderstaande tabel is voor Delft aangegeven hoe het in artikel 6, lid 5 voorgeschreven overzicht eruit ziet en waar de betrokken dekkingsmiddelen in de huidige begroting kunnen worden gevonden. De bedragen zijn indicatief en zullen uiteraard in de eerste editie van de programmabegroting worden geaktualiseerd.

 

 

Algemene dekkingsmiddelen

Relatie met huidige begroting

Begroting 2003

Lokale heffingen (OZB)

Subf. 920.0 belastingen

16.903

Gemeentefonds (algemene uitkering)

Subf. 921.0 algemene uitkering GF

86.472

dividenden

Functie 913 beleggingen

1.050

Overige eigen middelen

Subf. 830.0 bouwgrondexploitatie ??

0

Saldo financieringsfunctie

Functie 910 reserves en voorzieningen

Functie 911 geldleningen

4.400

totaal

 

108.825

 

 

In aanvulling op dit overzicht dient met name op het terrein van de lokale heffingen nog aanvullende informatie te worden verschaft. In dit verband zijn, behalve de OZB, ook de rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing van belang.

 

Het gaat hierbij om de volgende informatie:

 

De geraamde inkomsten.

Hier kan een tabel worden opgenomen met een meerjarenoverzicht van de geraamde inkomsten van elk van de lokale heffingen worden opgenomen.

 

Het beleid ten aanzien van de lokale heffingen.

Deze informatie is ook reeds in de huidige Zomernota opgenomen, met name in de belastingparagraaf.

 

Een overzicht op hoofdlijnen van de diverse belastingen en heffingen.

Informatie over de tarieven per belasting of heffing en de ontwikkeling daarin.

 

Een aanduiding van de lokale lastendruk.

Ten denken valt hier aan informatie over de ontwikkeling van de bedragen aan belastingen en heffingen per inwoner. Ook kan informatie worden gepresenteerd over de ontwikkeling van de belastingen en heffingen voor verschillende typen huishoudens in Delft. Deze informatie leent zich bij uitstek om in grafische vorm te worden gepresenteerd.

 

Een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

Dit maakt reeds onderdeel uit van de belastingparagraaf in de zomernota.

 

Volgens artikel 6, lid 6 van de CV 2004 moet in de begroting ook een bedrag voor onvoorzien te worden geraamd. Ook dit is in de Delftse begroting reeds gebruikelijk. Op subfunctie 922 ‘onvoorziene uitgaven’ is voor 2003 een bedrag van € 0,3 miljoen geraamd.


4.         Het begrotingsproces.

 

De  programmabegroting is een begroting  van en voor de gemeenteraad. Het ligt  dan ook voor de hand de raad meer bij de voorbereiding van deze begroting te betrekken. In een initiatiefvoorstel van Groen Links en Stadsbelangen, dat in de vergadering van de commissie Middelen & Bestuur van december 2002 is behandeld,  is deze wens reeds naar voren gekomen.

 

In de discussienotitie over de programmabegroting is de wens tot een grotere betrokkenheid van raad en externe partijen vervolgens in enkele varianten uitgewerkt. In de daaropvolgende discussie in de commissie (januari ’03) hebben genoemde fracties opnieuw een voorstel op hoofdlijnen ingediend dat in de daaropvolgende discussie en door de portefeuillehouder aan het slot van de vergadering nog enigzins is aangescherpt.

 

In het vervolg van dit hoofdstuk wordt dit voorstel nader uitgewerkt waarbij uiteraard aandacht wordt geschonken aan de procedure en de verdere praktische consequenties.

 

4.1       Proces op hoofdlijnen

 

1.              Het college van B&W formuleert voor alle onderscheiden programma’s afzonderlijke startnotities.;

2.              Deze startnotities worden voorgelegd aan de respectievelijke raadsadvies-commissies. De raadsadviescommissies kunnen in hun vergadering eventueel B&W adviseren over aanpassing van de startnotities;

3.              De startnotities worden vervolgens beschikbaar gesteld aan burgers en organisaties. Zij kunnen in te organiseren ‘commissies extern’ voorstellen doen en zienswijzen geven inzake de programma’s. De output van deze commissies extern is een groslijst van de voorstellen met een vergaderverslag;

4.              Op basis van de output van deze ‘commissies extern’ wordt door de respectievelijke raadsadviescommissies advies gegeven over de inhoud van alle onderscheiden programma’s aan het college van B&W

5.              Het college van B&W neemt kennis van deze adviezen en werkt de respectievelijke programma’s uit tot een concept programmabegroting (in feite de ‘zomernota-nieuwe stijl’)

 

 

4.2       Proces in stappen.

 

De hier geschetste hoofdlijn wordt in de volgende paragraaf nader uitgewerkt in processtappen, waarbij ook aandacht wordt besteed aan de planning die moet worden gevolgd om de eerste editie van de programmabegroting (2004 – 2007) te kunnen opstellen.

4.2.1     De startnotities per programma.

In de startnotities geeft het college in beknopte vorm haar zienswijze op de stand van zaken in het betreffende programma en op welke onderwerpen het college input verwacht van raad en externe partijen. Zo mogelijk geeft het College in de startnotitie ook reeds aan wat in haar ogen de belangrijkste beleidsdoelen zijn waaraan in het eerstkomende begrotingsjaar moet worden gewerkt. De startnotities hebben de status van discussiestuk en kunnen dus geen rechtsgevolgen hebben.

 

De startnotities worden geagendeerd in de reguliere commissievergaderingen van maart a.s., te beginnen op 4 maart en eindigend op 20 maart. De  startnotities moeten uiterlijk een week van tevoren worden toegestuurd hetgeen betekent dat de eerste op zijn laatst op 25 februari beschikbaar moet zijn enzovoorts.

4.2.2     Behandeling van startnotities in de commissies.

 

Zoals gesteld worden de startnotities behandeld in de commissievergaderingen van maart a.s. Daarbij staat de volgende verdeling van de programma’s over de commissies voor ogen.

 

Tabel 4.1 verdeling programma’s over de commissies.

Commissie

Programma

M&B

Dienstverlening

Bestuur, Middelen en Organisatie

CKE

Kennisstad en Economie

Cultuur

Leefbaarheid

Wijkaanpak en Wonen

Welzijn

Veiligheid

Duurzaamheid

Binnenstad

Duurzaamheid

Stedelijke projecten

WZO

Werk, Inkomen en Zorg

Integratie

Jeugd en Onderwijs

 

 

Per commissie worden dus twee à drie startnotities behandeld. Hoewel de startnotities vooral dienen als discussiestuk en geen rechtsgevolg kennen, kan de betreffende raadscommissie advies uitbrengen aan B&W om een startnotitie op onderdelen aan te passen.

 

De procedurele voorbereiding en afhandeling van deze vergaderingen van de raadscommissies is uiteraard, en als gebruikelijk, in handen van de raadsgriffie.

4.2.3          De raadscommissies extern.

De doelstelling van deze raadscommissies extern is dat burgers en organisaties van Delft hun inbreng kunnen geven met het oog op de begrotingsvoorbereiding door het college van de diverse programma’s

 

Aantal commissies.

Het voorstel is om het aantal ‘raadscommissies extern’ parallel te laten lopen met de reguliere vakcommissies en de aan hen toegewezen programma’s (zie tabel 4.1) met dien verstande dat één externe commissie wordt georganiseerd voor de commissies Middelen & Bestuur en Cultuur, Kennisstad & Economie. De overweging daarbij is dat de externe betrokkenheid bij de programma’s van de commissie Middelen & Bestuur naar verwachting wat minder zal zijn.

 

Er  is dan dus sprake van vier raadscommissie extern: één voor elk van de commissies Leefbaarheid, Duurzaamheid en WZO en één voor de beide commissie M&B en CKE.

 

Deelname.

Het voorstel is om deelname in principe open te stellen voor iedere geïnteresseerde burger of organisatie in de stad. Daarbij kan deelname langs twee wegen plaatsvinden:

 

 

De startnotities kunnen worden toegezonden aan de deelnemers op verzoek. Daarnaast worden ze geplaatst op de website en kunnen ze worden afgehaald aan de Phoenixstraat en op Torenhove.

 

De open uitnodiging in de Stadskrant en op de website zal eind februari moeten worden geplaatst.

 

Personen of instanties die een inbreng willen leveren dienen zich tevoren aan te melden.

 

Procedure tijdens de vergaderingen.

Deelnemers kunnen meningen of reacties, bijvoorbeeld naar aanleiding van de startnotities, mondeling inbrengen tijdens de vergadering. Deze inbreng hoeft dus niet op schrift te worden gesteld. De spreektijd van de deelnemers wordt gesteld op maximaal 5 minuten. Deze kan verkort worden tot 3 minuten bij grotere deelname. Deelnemers becommentariëren elkaars inbreng niet.

 

De toehoorders, dit zijn de raadsleden, de leden van vakcommissies, collegeleden en betrokken ambtenaren, mogen aan de deelnemers technisch inhoudelijke vragen stellen ter verduidelijking, toelichting of aanvulling van hun inbreng. Of de toehoorders ook in discussie gaan met deelnemers over hun inbreng staat ter beoordeling aan de voorzitter van de betreffende vergadering.

 

De vakcommissievoorzitter zit de vergadering voor en kan zich laten bijstaan of vervangen door één of meer raadsleden die in de desbetreffende commissie zitting hebben. Dit staat ter beoordeling aan de desbetreffende vakcommissievoorzitter.

 

De commissiegriffier maakt een verslag van de vergadering dat bestaat uit de presentielijst van de deelnemers en toehoorders,  de door de deelnemers ingediende documentatie, beknopte samenvatting van de gegeven toelichtingen, vragen en antwoorden tijdens behandeling van de inbreng van de deelnemers. De commissiegriffier kan zich bij deze taak laten bijstaan door collega’s.

4.2.4     Het advies van de vakcommissies aan het college.

Op basis van de output van de ‘commissies extern’ wordt vervolgens door de respectievelijke raadsadviescommissies advies gegeven over de inhoud van alle onderscheiden programma’s aan het college van B&W. De mate van waarin de commissie eensluidend is in haar advisering, alsmede de mate van gedetailleerdheid, is de uitkomst van het politiek proces waarin dit advies tot stand komt. Hieraan worden vooraf bewust geen criteria gesteld of handreikingen meegegeven

 

Van de vergaderingen van de vakcommissies zal door de raadsgriffie een verslag worden gemaakt waarin het advies van de betreffende commissie is verwoord. Hieraan worden de verslagen van de eerder gehouden commissies extern als bijlage toegevoegd

4.2.5     De opstelling van de concept-programmabegroting.

Het college neemt vervolgens kennis van de adviezen van de commissies en eventuele andere documenten die door raadsfracties aan het college mogelijk zijn overlegd. Het college werkt de respectievelijke programma’s vervolgens uit tot een concept-programmabegroting 2004 –2007.

 

De opstelling van de concept-programmabegroting zal grotendeels plaatsvinden in de maanden mei en juni. Dit proces is zeer vergelijkbaar met de wijze waarop in vorige jaren de zomernota is voorbereid. Waar de ambtelijke voorbereiding en ondersteuning van de vorige fasen grotendeels in handen is van de raadsgriffie, wordt de concept-zomernota ambtelijk voorbereid onder verantwoordelijkheid van het GMT. Hiertoe zal, zoals gebruikelijk, een werkinstructie (aanschrijfbrief) voor de organisatie worden opgesteld.

 

De besluitvorming over de concept-programmabegroting door B&W zal zeer waarschijnlijk plaatsvinden in de tweede helft van juni. De concept-programmabegroting zal vervolgens vlak voor het zomerreces worden verzonden naar de raad. De raadsbehandeling kan dan plaatsvinden in september.

 

Wij stellen voor dat, in de periode dat het college van B&W de concept programmabegroting opstelt, de respectievelijke raadscommissies  een evaluatie uitvoeren van het proces, de inhoud en de procedures van het voorgaande interactieve ‘adviesfase’.

 

Ten slotte zal het totale proces van de totstandkoming van de programmabegroting geëvalueerd worden na vaststelling door de raad.

4.2.6          De mijlpalen in het voorbereidingsproces.

De mijlpalen in het totale proces dat in de voorgaande paragrafen is beschreven, zijn samengevat in de onderstaande tabel. Daarbij is ook aangegeven welke organen, zowel binnen het bestuur als in de ambtelijke organisatie, verantwoordelijk zijn voor elke stap.

 

 

Tabel 4.2: mijlpalen in het voorbereidingsproces programmabegroting.

 

verantwoordelijk

 

Fase

organisatie

bestuur

Periode

Opstelling startnotities

 

B&W

12 februari – 13 maart

Behandeling startnotities in raadscommissies

raadsgriffie

raad

4 – 20 maart

Raadscommissie extern

raadsgriffie

raad

12 – 26 maart

Opstelling adviezen in raadscommissies

raadsgriffie

raad

1 – 22 april

Opstelling concept-programbegroting ‘04 – ‘07

GMT

B&W

Mei – juni

Vaststelling programmabegroting ’04 – ‘07

 

raad

september

 

 

Zoals reeds gesteld in de inleiding is het van groot belang dat de programmabegroting op voldoende draagvlak kan gaan rekenen. Allereerst is dat uiteraard draagvlak bij de raad omdat de programmabegroting voor de raad een belangrijk sturingsinstrument moet gaan vormen. De raad zal dan ook een belangrijke rol spelen bij het ontwerp van de programmabegroting en daarover uiteraard ook een besluit nemen,

 

De betrokkenheid van de organisatie is echter eveneens van groot belang en met name van de lijnmanagers (budgethouders) en financiële functie als ‘dragers’ van het begrotingsproces. Om die reden heeft het GMT besloten een brede regiegroep samenstellen die tot taak heeft de ontwikkeling en invoering van de programmabegroting ambtelijk te sturen en begeleiden.

 

De regiegroep staat onder voorzitterschap van een lid van GMT en heeft verder als deelnemers een controller, het hoofd van het vakteam Financiën, het hoofd BPS en enkele lijnmanagers in hun rol van budgethouder.

 

Na besluitvorming over het begrotingmodel komen zaken aan de orde als de uitwerking van de lay-out van de begroting, de inrichting van de paragrafen, het begrotings- en zomernotaproces (aanschrijfbrieven) en de aanpassing van financiële administratie en -informatievoorziening.


5.         De paragrafen.

 

Inleiding.

De programmabegroting kent – behalve een indeling naar programma’s – ook een indeling in paragrafen. Paragrafen geven een dwarsdoorsnede van de beheersmatige en financiële aspecten van de begroting bezien vanuit een bepaald perspectief.

 

 

Tekstvak: Paragraaf 
Weerstands-vermogen

Programma

Werk, Inkomen en Zorg

 

Programma

dienstverlening

 
Tekstvak: Enzovoorts

Tekstvak: Paragraaf 
Bedrijfs-
voering

enzovoorts

 
schema 5.1: relatie programma’s en paragrafen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De paragrafen geven overigens een eigen invalshoek van de begroting die los staat van de programma’s. Het is dus niet zo dat in de paragraaf over de bedrijfsvoering dit onderwerp per programma wordt beschreven. Het gaat daarbij om het bedrijfsvoeringsbeleid voor de gehele gemeente.

 

 

Voorstel aanpak ontwikkeling paragrafen.

De meeste paragrafen zijn qua inhoud goed te koppelen aan een specifiek(e) vakteam of sector. Het voorstel is om dat vakteam en/of die sector verantwoordelijk te maken voor de ontwikkeling van de betrokken paragraaf. De controller en (eventueel) consulenten kunnen daarbij begeleiden en ondersteunen.

 

Als basismateriaal is beschikbaar de concept – comptabiliteitsvoorschriften 2004, de toelichting daarop en de handreiking duale begroting. Bovendien is voor een aantal paragrafen reeds basismateriaal aanwezig in de huidige zomernota.

 

De globale planning ziet er als volgt uit:

                                                                                              Wie?                            Gereed?

1.                   voorstellen voor de inrichting van de paragrafen    div. vakteams                maart 2003

2.                   bestuurlijke besluitvorming over modellen            B&W/Raad                   april 2003

3.                   opstellen paragrafen in Zomernota 2004              div. vakteams                juli 2003

 

Hoofdlijn van ontwikkeling paragrafen.

Blijkens de toelichting op artikel 7 geven de paragrafen een kort overzicht van de onderwerpen die erin aan de orde komen en die anders versnipperd in de begroting zouden staan. Bij wijze van richtlijn kan worden gedacht aan een à twee A-viertjes per paragraaf.

 

Het is de bedoeling dat in de programmabegroting 2004 minimaal wordt voldaan aan de comptabiliteitsvoorschriften 2004. Tot eventuele uitbreiding en verbetering kan worden besloten na evaluatie van de begroting 2004.

Met dit alles mag dan ook worden verwacht dat de werkbelasting die samenhangt met de ontwikkeling van de paragrafen niet te hoog is en dat de voorgestelde planning ruimschoots haalbaar moet zijn.

 

De tekst over de paragrafen in de concept-comptabilteitsvoorschriften is overigens opgenomen in bijlage 3 van deze notitie. Een voorbeelduitwerking van alle paragrafen is gemaakt door het ministerie van BZK (voor de denkbeeldige gemeente Finveen).

 

Overzicht paragrafen.

In onderstaande wordt per paragraaf een beknopt overzicht gegeven van de inhoud.

Het hoofddoel van de paragrafen is steeds de raad in staat te stellen de hoofdlijnen van beleid voor onderdelen van de financiële functie vast te laten stellen en de hoofdlijnen van de uitvoering te laten controleren. Waar mogelijk kan worden verwezen naar nota’s waar de beleidsuitgangspunten verder in zijn uitgewerkt.

 

Weerstandsvermogen.

Dit Is een verdere ontwikkeling risicoparagraaf. Dit Moet inzicht geven in de weerstandscapaciteit zijnde het weerstandsvermogen (de beschikbare middelen om niet begrote kosten te dekken) in relatie tot de risico’s. De Provincie Zuid-Holland hanteert normen voor het noodzakelijke weerstandsvermogen.

 

Onderhoud kapitaalgoederen.

Deze paragraaf bevat beleidskader ten aanzien van onderhoud van kapitaalgoederen in de openbare ruimte. Tenminste betreffende het onderhoud aan wegen, riolering, water, groen en gebouwen. De paragraaf beoogt inzicht te geven in gewenste kwaliteitsniveau’s en consequenties daarvan voor benodigde cq beschikbare middelen (relatie met de begroting)

 

Bedrijfsvoering.

Bevat de visie van de Gemeente Delft op de bedrijfsvoering, de organisatorische doelen, de uitgangspunten van de gemeentelijke organisatie, op hoofdlijnen uitgewerkt naar personeel, ict, communicatie, financieel beheer en huisvesting.

 

Verbonden partijen.

Dit is een overzicht van partijen waarin de Gemeente Delft een bestuurlijk of een financieel belang heeft. Bestuurlijk als de Gemeente Delft deelneemt aan het bestuur of stemrecht bezit in betrokken participatie. Financieel als de gemeente risicodragend vermogen beschikbaar heeft gesteld danwel de participatie financiële problemen kan verhalen op de Gemeente Delft.

 

De paragraaf dient bestuurlijke uitgangspunten te bevatten voor participatie van de Gemeente Delft in derde organisaties. Een lijst van verbonden partijen moet worden toegevoegd aan de produktbegroting.

 

Grondbeleid.

Deze paragraaf bevat een visie op het gemeentelijk grondbeleid en de wijze waarop dit wordt uitgevoerd. Een actuele prognose van te verwachten resultaten en een onderbouwing van eventuele winstneming (in de Gemeente Delft de vierjaarlijkse afroming van de reserve Grond). Tenslotte moeten beleidsuitgangspunten worden opgenomen met betrekking tot reserves en voorzieningen inzake grond in relatie tot de risico’s.

 

Treasuryparagraaf.

Is reeds verplicht sinds 2001 en maakt dan ook onderdeel uit van de Zomernota. Paragraaf moet inzicht verschaffen in de risico’s en beleid ten aanzien van het beheer van de financieringsportefeuille. In het kader van opmerkingen van de provincie moet wel een check plaatsvinden op de volledigheid van de treasuryparagraaf in de huidige zomernota.

 

Overzicht lokale lasten.

Deze paragraaf geeft inzicht in beleidsvoornemens voor lokale lasten (belastingen en heffingen) en een overzicht op hoofdlijnen van lokale belastingen en heffingen. Verder geeft de paragraaf inzicht in de ontwikkeling van de lokale lastendruk, in Delft is ook uitwerking gewenst in voorbeelden (per type huishouden).

 

6.         Samenvatting van de voorstellen.

 

In de afgelopen maanden december en januari hebben achtereenvolgens in het GMT, B&W en de raadscommissie Middelen & Bestuur discussies plaatsgevonden over de inrichting van een duale begroting voor de Gemeente Delft. Daarbij is het voornaamste uitgangspunt steeds geweest dat de huidige Zomernota wordt ontwikkeld tot een programmabegroting voor de raad en de huidige gemeentebegroting tot een produktenraming voor het college van B&W.

 

Op basis van deze discussies is een aantal voorstellen ontwikkeld dat in deze notitie aan u ter besluitvorming wordt voorgelegd. Op basis van de door u te nemen besluiten kan vervolgens de voorbereiding van de begroting 2004 – 2007 worden gestart.

 

Wij vragen u een besluit te nemen over de navolgende voorstellen:

  1. De ontwikkeling van de duale begroting voor de Gemeente Delft te beschouwen als een meerjarig proces, waarbij de Zomernota wordt tot ontwikkeld tot een programmabegroting en de gemeentebegroting tot een produktenraming. In de jaren 2003 tot en met 2005 worden verschillende speerpunten in deze ontwikkeling benoemd, zoals beschreven in hoofdstuk twee;
  2. In de Programmabegroting een inleidend hoofdstuk op te nemen over de visie achter het gemeentelijk beleid, zoals beschreven in paragraaf 3.2.1.
  3. De programma’s vast te stellen conform bijlage I;
  4. Per programma in het begrotingsproces aandacht te streven naar een concrete formulering van de beleidsdoelstellingen (de drie ‘W’-vragen). Daarbij wordt ook aangehaakt bij deel B van het collegeprogramma (zie paragraaf 3.2.1);
  5. In de programmabegroting de baten en lasten per programma op te nemen, waarbij budgetten in de lopende begroting worden toegerekend aan de programma’s, zoals beschreven in paragraaf 3.2.2
  6. De opstelling van de concept-programmabegroting door het College te laten voorafgaan door een interactieve ‘adviesfase’. Hierin stelt de raad burgers en instanties in de gelegenheid hun inbreng te geven, waarna de raadscommissies een advies formuleren aan het college van B&W (zie hoofdstuk 4);
  7. Ten behoeve van de programmabegroting paragrafen te laten ontwikkelen door de betrokken vakteams. Deze zullen in april ter besluitvorming aan B&W en raad worden aangeboden.

Bijlage I: voorstel indeling programmabegroting

 

Programma’s:

Onderwerpen:

Dienstverlening

Communicatie

ICT

Publieksdienstverlening

Werk, Inkomen en Zorg

 

Integratie

 

Jeugd en Onderwijs

 

Wijkaanpak en Wonen

Stadsbeheer

Stedelijke vernieuwing

Volkshuisvesting

Wijkaanpak

Welzijn

Welzijn (BWD)

Ouderen

Sport

Binnenstad

 

Duurzaamheid

Mobiliteit

Milieu

Ruimtelijke ordening

Kennisstad en Economie

Strategisch Economisch Beleid

Projecten

Technopolis/TU/TNO

Cultuur

Cultuur

Cultureel Erfgoed

VAK

Veiligheid

Openbare Orde en Veiligheid

Integrale handhaving, inclusief milieu en toezichthouders TOR

Integraal veiligheidsbeleid

Brandweer

Stedelijke projecten

Spoorzone

Reinier de Graaf

Poptahof

Schie Oevers

Bestuur, Middelen en Organisatie

Internationaal Beleid

Regio (Haaglanden etc.)

Bestuurlijke vernieuwing

Juridische Zaken

Gemeentelijke huisvesting en inkoopbeleid

P&O

Financiën

 

 


Bijlage II: indeling deelopdrachten per subfunctie naar programma’s.

subf.

 omschrijving subfunctie

 deelopdracht

 budget kosten

 budget opbr.

 dienstverlening

samenleven

leefomgeving

binnenstad

duurzaamheid

kennisstad

bestuur & organisatie

 

 001.1

 Raad en raadscommissies

 Fracties en commissieleden

         343.166

                  -  

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 Leden van de raad

         537.860

            4.683

 

 

 

 

 

 

x

 

 001.2

  College van  burgemeester en wethouders

 Burgemeester

         142.484

                  -  

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 Gewezen wethouders

         150.031

                  -  

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 Wethouders

         427.203

                  -  

 

 

 

 

 

 

x

 

 001.3

 Representatie gemeentebestuur

 Overige kosten gemeentebestuur

         145.298

                  -  

 

 

 

 

 

 

x

 

 001.4

  Beheer en exploitatie stadhuis

 HSM Beheer stadhuis

         351.029

          68.802

 x

 

 

 

 

 

 

 

 001.5

 Stadsgewest Haaglanden

 Stadsgewest Haaglanden

         495.551

                  -  

 

 

 

 

 

 

x

 

 001.6

 Delft Kennisstad

 Delft Kennisstad

         134.385

                  -  

 

 

 

 

 

 

 

 002.0

 Gemeentelijk Management Team

 GMT

         537.675

                  -  

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 Secretaris

                   -  

                  -  

 

 

 

 

 

 

x

 

 002.1

 Centrale Staf

 Bestuurlijke processturing

      1.110.209

                  -  

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 Management assistenten

         514.608

                  -  

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 Ondernemingsraad gemeentebreed

           95.093

                  -  

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 Strategisch management en control

      2.123.932

                  -  

 

 

 

 

 

 

x

 

 003.0

 Burgerzaken

 Baliegroep

      1.528.225

        952.540

 x

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 Burgelijke Stand

         335.228

        166.996

 x

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 GBA gegevens

         219.514

                  -  

 x

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 Naturalisaties

         418.055

          40.788

 x

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 Rampenbestrijding

                474

                  -  

 

 

 

 

 

 

 x

 

 

 

 Verkiezingen

         291.336

                  -  

 

 

 

 

 

 

 x

 

 003.6

 Huisnummering en straatnaamborden

 Straatnaamborden & Huisnummering

           48.448

                  -  

 

 

x

 

 

 

 

 

 110.0

 Openbare orde en veiligheid

 Bijzondere wetten

           65.202

                  -  

 

 

x

 

 

 

 

 

 

 

 Openbare orde en veiligheid

         188.986

        105.279

 

 

x

 

 

 

 

 

 

 

 Stadstoezichthouders

           59.181

          59.181

 

 

x

 

 

 

 

 

 110.3

 Verkeersbrigadiers

 Verkeersbrigadiers

             6.434

                  -  

 

 

x

 

 

 

 

 

 



[1] Collegeprogramma 2002-2006 Voorzetten en Doorzetten, pag. 3