Het college van
burgemeester en wethouders van de gemeente Delft;
gelet op de artikelen
6, 7, 8, 13 en 14, van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen,
29 en 31 van de Invorderingswet 1990 in verbinding
met artikel 231, tweede lid, onderdeel a, en derde lid en 237 van de
Gemeentewet,
160, eerste lid, onderdeel b van de Gemeentewet en
4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
alsmede de bepalingen van de in de gemeente Delft
geldende belastingverordeningen;
besluit vast te stellen de volgende regeling:
Uitvoeringsregeling
met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke
belastingen in de gemeente Delft 2004
(Uitvoeringsregeling
gemeentelijke belastingen Delft 2004).
De in deze regeling opgenomen regels gelden bij de
heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen op grond van de
onderscheiden belastingverordeningen voorzover deze regels in artikel 5 voor de
betreffende gemeentelijke belasting van toepassing zijn verklaard.
1. De belastingplichtige die
niet binnen zes maanden na afloop van het belastingtijdvak, het belastingjaar
of kalenderjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen
zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aanslag is
opgelegd, is gehouden binnen een maand na afloop van die zes maanden bij het
Hoofd Belastingen een schriftelijk verzoek in te dienen om te worden
uitgenodigd tot het doen van aangifte.
2. Belastingplichtigen ten
aanzien van de rioolrechten, waarvan wordt verwacht dat zij meer dan 500 m3
afvalwater afvoeren, worden aan het begin van het belastingjaar uitgenodigd tot
het doen van aangifte.
3. Indien daartoe, al dan niet
naar aanleiding van de aangifte toeristenbelasting, aanleiding bestaat, is het
Hoofd Belastingen bevoegd het door belastingplichtige bijgehouden
nachtverblijfregister te raadplegen.
Na de aanvang van het belastingtijdvak,
belastingjaar of kalenderjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag
worden opgelegd, of kan van de belastingplichtige een voorlopig bedrag worden
gevorderd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag of het gevorderde bedrag
over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.
Artikel 4 RENTE
1. Het percentage van de invorderingsrente is het percentage dat op grond
van artikel 29 van de Invorderingswet 1990 voor het betreffende
kalenderkwartaal voor de rijksbelastingen is vastgesteld.
2. Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vindt de
ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990
overeenkomstige toepassing.
Met betrekking tot:
a. de brandweerrechten, de
leges, de kadegelden, de lijkbezorgingsrechten, de marktgelden, de
onroerendezaakbelastingen en de parkeerbelasting vindt artikel 4 toepassing;
b. de precariobelasting, de
reclamebelasting, de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten vinden de
artikelen 2, eerste lid, 3 en 4 toepassing;
c.
de rioolrechten vinden de artikelen 2, eerste en tweede lid, 3 en 4
toepassing;
d. de toeristenbelasting
vinden de artikelen 2, eerste en derde lid, 3 en 4 toepassing.
Deze regeling kan worden
aangehaald als “Regeling gemeentelijke belastingen Delft 2004”.
1. De Regeling gemeentelijke belastingen Delft 2001, vastgesteld door het
college van burgemeester en wethouders de dato 28 november 2000, wordt
ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum, met dien
verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor
die datum hebben voorgedaan.
2. Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van
bekendmaking.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 28 oktober
2003
,burgemeester.
,secretaris.
op de regeling
gemeentelijke belastingen Delft 2004.
Inhoud.
Er hebben enige tekstuele
aanpassingen plaatsgevonden in verband met wetswijzigingen.
Artikel 2 is aangepast: de
hondenbelastingverwijzingen zijn geschrapt. Voor de uitvoering van de
toeristenbelasting is een bevoegdheid tot het inzien van het
nachtverblijfregister in een nieuw derde lid opgenomen.