Met dit bericht willen wij u op hoofdlijnen informeren over de voortgang in de ontwikkeling van de programmabegroting. Het betreft met name:

 

 

 

1.     Toerekening baten & lasten aan programma’s.

In het kader van de ontwikkeling van een programmabegroting is besloten dat de bestaande budgetten in de begroting worden toegerekend aan de dertien programma’s die college en raad hebben vastgesteld.

 

Hiertoe zijn per cluster matrices opgesteld waarin de budgetten zijn ‘gelabeld’ per programma. Dit is gebeurd op het niveau van subfuncties en – een niveau lager – deelopdrachten.

 

De resultaten van deze labeling zijn opgenomen in een totaalmatrix die u in de bijlage bij dit memo aantreft. Er is daarin bovendien sprake van een restcategorie ‘algemene dekkingsmiddelen’ waartoe behoren de lokale heffingen, algemene uitkeringen (gemeentefonds), dividenden en het saldo van BTW-compensatiefonds en de financieringsfunctie.

 

De programma’s zijn niet uitputtend gedefinieerd – zo dat al mogelijk zou zijn – en daarmee blijft de toerekening op een aantal punten min of meer arbitrair. Dit komt tot uiting in het feit dat vakteams van verschillende clusters de budgetten binnen een subfuncties soms anders hebben toegerekend.

 

In dergelijke gevallen heeft het GMT besloten de keuze van het vakteam dat budgethouder is op de betreffende subfunctie te honoreren, tenzij er zwaarwegende argumenten zijn om een andere keuze te maken.


Met name in de clusters Wijk/Stadzaken en Publiekszaken is de wens uitgesproken om de nu gemaakte keuzen niet voor jaren vast te leggen. Dit pleit er voor om in een volgende begrotingsronde de gemaakte keuzes te evalueren en eventueel wijzigingen aan te brengen. Dit hoeft voor de vergelijkbaarheid van cijfers geen grote gevolgen te hebben omdat een eventueel gewijzigde indeling opnieuw meerjarig kan worden doorgerekend.

 

In bijlage 1 treft u de resultaten van de toerekening per programma aan.

 

Op basis van deze toerekening kan de gemeentebegroting 2003 – 2006 (gewone dienst) eveneens worden ‘vertaald’ naar de diverse programma’s. Het resultaat daarvan treft u aan in onderstaande tabel (bedragen x € 1 mln).

 

 

programma

lasten

baten

saldo

Dienstverlening

6,5

5,6

-0,8

Werk, Inkomen en Zorg

95,7

72,8

-22,9

Integratie

2,6

1,7

-1,0

Jeugd en Onderwijs

42,2

27,7

-14,5

Wijkaanpak en Wonen

55,2

42,2

-13,1

Welzijn

11,4

1,5

-10,0

Binnenstad

0,9

0,3

-0,6

Duurzaamheid

40,4

23,0

-17,4

Kennisstad & Economie

2,8

2,2

-0,6

Cultuur

14,2

2,0

-12,2

Veiligheid

7,4

1,2

-6,2

Stedelijke Projecten

0,9

0,7

-0,2

Bestuur en Organisatie

7,1

1,4

-5,7

 

 

 

 

Alg. Dekkingsmiddelen

9,5

114,8

105,3

 

 

 

 

totaal

297,0

297,0

0,0

 

 

 

2.          De inrichting van de paragrafen.

 

In de nieuw te ontwikkelen programmabegroting geven de paragrafen een dwarsdoorsnede van financiële en beheersmatige aspecten van de begroting vanuit een bepaalde invalshoek.

 

In Delft is de ontwikkeling van de paragrafen gekoppeld aan specifieke vakteams of sectoren:


 

paragraaf                         vakteam

weerstandsvermogen           S&C

onderhoud kapitaalgoederen    Ingenieursburo (afstemming met Grond en BOZ)

bedrijfsvoering                    Facilitair

verbonden partijen                BPS

grondbeleid                        Grond

financiering                        S&C/TRM

lokale lasten                       Belastingen

 

Omdat de paragrafen een nieuw element vormen in de Delftse begroting, is deze vakteams/sectoren gevraagd een ontwikkelvoorstel te doen waarin duidelijk wordt hoe de betrokken paragraaf er in de Deltse context uit gaat zien. Vragen die door deze voorstellen beantwoord moeten worden zijn:

 

 

Eventueel kan in het voorstel ook een aanduiding worden gegeven van de inrichting van de paragraaf, met gebruik van tabellen, grafieken e.d. (De leesbaarheid van de programmabegroting – en dus van de paragrafen – is een belangrijk punt van aandacht).

 

In de praktijk zijn de vakteams verschillend met deze punten omgegaan. In het meest minimale geval heeft het betrokken vakteam geconstateerd dat aan de eisen van het BBV kan worden voldaan, zonder verder al een inrichtingsvoorstel te doen. In andere gevallen zijn de onderwerpen die in de betrokken paragrafen aan de orde komen reeds tamelijk uitvoerig uitgewerkt

 

Algemene indruk.

De algemene indruk op basis van het ontvangen materiaal – hoewel dus divers in samenstelling – is dat de vakteams geen noemenswaardige problemen zullen hebben om een paragraaf op te stellen die minimaal voldoet aan de eisen van het BBV.

 

Niettemin zal het GMT de tijdige opstelling van de paragrafen voor de eerste editie van de programmabegroting 2004 – 2007 ook tussentijds blijft volgen. Deze tekstvoorstellen moeten – volgens de werkinstructie – op 30 mei a.s. worden aangeleverd.

 

In de bijlage bij dit memo is een korte samenvatting gegeven van de eisen die het BBV aan de diverse paragrafen stelt en de uitwerking die daaraan gegeven zal worden.

 


3.          Voorstel.

 

Wij stellen u voor:

 

 

Reinoud Talsma,

Vakteam S&C



[1] Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten 2004