Voorwoord
Hierbij
treft u mijn eerste burgerjaarverslag aan. De nieuwe Gemeentewet van maart 2002
schrijft aan alle burgemeesters in Nederland voor, dat zij ieder jaar een
burgerjaarverslag moeten uitbrengen. In dat burgerjaarverslag moet tenminste
verslag worden gedaan over twee zaken: de kwaliteit van de dienstverlening van
de gemeente en de kwaliteit van de burgerparticipatie. Het doel van het
burgerjaarverslag is inzicht te geven in de relatie tussen de burgers van de
stad en het gemeentebestuur. Dat helpt bij de versterking van die relatie. Door
verslag te doen over de dienstverlening en de burgerparticipatie kan ik, en
kunnen tevens de wethouders en de gemeenteraad, verbeterpunten ontdekken. Het
gemeentebestuur kan er zo voor zorgen, dat de gemeente de burger als klant
beter van dienst kan zijn en beter luistert naar de burger bij het maken van
beleid. Dat alles draagt bij aan een beter Delft!
Het
burgerjaarverslag is dus nieuw. Het is nog niet helemaal duidelijk hoe zo’n verslag
eruit moet gaan zien. Ik heb ervoor gekozen het burgerjaarverslag beperkt te
houden. In dit eerste jaar wil ik me slechts richten op de wettelijk verplichte
onderwerpen, dienstverlening en burgerparticipatie dus. Wel zal ik in een apart
hoofdstuk aandacht besteden aan de klachtafhandeling van de gemeente. In het
slothoofdstuk vertel ik wat over de wijze waarop de gemeente haar waardering
uitspreekt voor stadsgenoten die zich inzetten voor de leefbaarheid en
kwaliteit van de Delftse samenleving, waarover het in dit burgerjaarverslag
tenslotte allemaal gaat.
Dit
burgerjaarverslag is nog niet compleet. Dat kan ook niet de eerste keer. Het
zal ieder jaar beter moeten worden en ieder jaar zal ik over meer relevante
zaken verslag gaan doen. Hier en daar geef ik in dit burgerjaarverslag ook al
aan, waar ik de volgende keer meer over wil kunnen rapporteren.
Ten
slotte wil ik iets zeggen over verantwoordelijkheden. Ik ben volgens de wet
verplicht om te rapporteren over de dienstverlening en de burgerparticipatie in
de gemeente. Maar de wethouders blijven zelf verantwoordelijk voor de
verbeterpunten, die naar aanleiding van dit verslag misschien naar boven komen.
Ik ben rapporteur en kan in die zin niet direct iets opdragen aan het college of de wethouders. Iedere wethouder
blijft verantwoordelijk voor zijn eigen portefeuille. Omdat dit
burgerjaarverslag ook aan de gemeenteraad wordt aangeboden, kan de gemeenteraad
wel uitspraken doen over de verbeterpunten en daarmee opdrachten aan het
college geven voor de komende tijd.
mr.
H.M.C.M. van Oorschot
Burgemeester
van Delft
Mei
2003
Hoofdstuk
1: Burgerparticipatie
Een
bekend project in Delft is de autoluwe binnenstad. Auto’s kunnen moeilijker de
binnenstad in. Daardoor rijden er veel minder auto’s door de straten en kunnen
ze er ook nauwelijks nog parkeren. Als gevolg hiervan krijgen de straten en
pleinen in de historische binnenstad een andere functie. We krijgen ineens meer
ruimte. De straten moeten daarom opnieuw worden ingericht om aan hun nieuwe
functies te kunnen voldoen. Functies als voetgangersgebied of terras
bijvoorbeeld. Eén van de grootste herinrichtingen daarbij is de Markt. De Markt
is een plein van en voor álle Delftenaren. Niet alleen van ondernemers met een
winkel aan het plein of van de mensen die erboven wonen. De gemeente heeft
daarom een “Delftbrede” meningspeiling over de Markt gehouden. Alle Delftenaren
konden eind 2002 hun mening geven over drie ontwerpen, die de gemeente voor de
Markt had opgesteld. Mensen konden niet alleen aangeven welke van de drie
plannen ze het beste vonden, ze konden ook kenbaar maken waar ze bepaalde
objecten wilden zien, zoals de terrassen, een fietsenstalling of bomen. Mensen
konden op verschillende manieren hun mening geven:
·
in
het Stadhuis, door middel van maquettes;
·
door
middel van een vragenlijst met kleurenbijlage in de Stadskrant;
·
door
middel van een vragenlijst met driedimensionale ontwerpen op de gemeentesite;
·
via
een enquête door het Delft Internet Panel.
In
totaal hebben 3.215 personen gereageerd en hebben 460 mensen de tentoonstelling
in het Stadhuis bezocht. Een flinke opkomst! In februari van dit jaar is een
definitief ontwerp gepresenteerd, waarin met de uitgesproken wensen zo goed
mogelijk rekening is gehouden: in de buurt van de kerk komen bomen, de
uitstraling van de terrassen wordt beter en er komt een looproute van noord
naar zuid. Ook wordt bekeken op welke wijze de gracht op de Oude Langendijk
terug kan komen: 79% van de deelnemers gaf aan het terugkomen van de gracht een
verbetering te vinden.
De
meningspeiling over de Markt is een voorbeeld van burgerparticipatie.
Burgerparticipatie betekent betrokkenheid van burgers bij het totstandkomen van
plannen en beleid van de gemeente. Die betrokkenheid kan op tal van manieren
vorm krijgen. Soms is de participatie wettelijk geregeld, maar vaak ook niet.
In dit hoofdstuk ga ik nader in op burgerparticipatie in Delft. Nadat ik in
algemene zin iets over burgerparticipatie heb verteld, zal ik in dit hoofdstuk
verschillende vormen van burgerparticipatie belichten waarmee de gemeente nu
werkt. Tevens ga ik in op de plannen die er zijn om burgerparticipatie in de
toekomst vorm te geven.
Referendum
Sinds
2002 hebben burgers de mogelijkheid om besluiten van de gemeenteraad ongedaan
te maken door middel van een referendum. Delftenaren hadden al sinds 1997 de
mogelijkheid een referendum op te starten, maar daarbij ging het om een
referendum over voorgenomen raadsbesluiten. Burgers konden door middel
van een referendum een zwaarwegend advies aan de raad meegeven. Sinds 2002 kan
dus ook een referendum plaatsvinden nadat de raad een besluit heeft
genomen. De gemeente moet in de stadskrant aangeven tegen welke raadsbesluiten
een referendum mogelijk is. Maar het initiatief moet van de mensen in de stad
komen. Binnen drie weken na aankondiging moeten bij de gemeente 300
handtekeningen worden ingediend. Hierna gaat een nieuwe fase in, waarin
ongeveer 4500 mensen hun steun aan het referendum kenbaar moeten maken. Pas dan
kan het referendum plaatsvinden. Het afdwingen van zo’n referendum is niet
gemakkelijk en het moet dan ook om zware dingen gaan. Waarschijnlijk is er
daarom in de afgelopen vijf jaar geen referendum gehouden, al leek de
volksraadpleging over de besteding van de 100 miljoen gulden van de verkoop van
het Energiebedrijf (EZH) er wel op. Maar dat was een initiatief van het
gemeentebestuur.
De
Delftse gemeenteraad heeft zichzelf in de verordening, waarin de spelregels van
het referendum zijn vastgelegd, gebonden aan de uitslagen van referenda.
Hiermee laat de raad zien dat de mening van mensen in de stad serieus wordt
genomen. Hun inspanningen leiden tot een advies aan de raad, dat niet zomaar
terzijde kan worden gelegd. In tegendeel, het zal daadwerkelijk effect kunnen
hebben op de besluitvorming van de raad en dus op het reilen en zeilen in de
stad.
Bron:
DIP, 2003
Uit
bovenstaande figuur blijkt dat de meeste mensen niet van het bestaan van de
referendummogelijkheid weten. Het is daarom goed daar periodiek in de Stadskrant
op te wijzen (al staan daar iedere keer al wel de raadsbesluiten in, waarover
een referendum kan worden gehouden).
1.1
Wat is burgerparticipatie precies?
In
het collegeprogramma 2002-2006 heeft het college de wens uitgesproken om
burgers meer toegang te geven tot besluitvorming, onder meer door gebruik van
informatie- en communicatietechnologie. Eerder had ook de gemeenteraad bepaald,
dat beleidsontwikkeling meer vraaggericht zou moeten worden vormgegeven, met
inbreng van mensen en organisaties die “buiten de gemeente” staan.
De
meningspeiling over de herinrichting van de Markt is hiervan een goed
voorbeeld. Veel mensen hebben hun mening kunnen geven over een onderwerp dat
voor hen leeft. De resultaten zijn dan ook op veel punten daadwerkelijk
overgenomen in het uiteindelijke voorstel. En het resultaat overnemen is iets
anders dan de reacties van burgers “meenemen”, een term die bij veel mensen
doet denken aan bestuurders die zich niet veel gelegen laten liggen aan de
inbreng van betrokkenen. Het betrekken van burgers bij de herinrichting van de
Markt is verder geslaagd, doordat burgers hun mening konden geven over een
beperkt gehouden aantal concrete punten. Daardoor was het makkelijker de
reacties te stroomlijnen en met het uiteindelijke resultaat wat te doen.
Burgerparticipatie
is belangrijk voor burgers én voor het gemeentebestuur. In de eerste plaats
kunnen burgers door middel van burgerparticipatie invloed uitoefenen op het
beleid van de gemeente en dit bijsturen in een door hen gewenste richting. Voor
het gemeentebestuur is burgerparticipatie ook belangrijk. Als de
burgerparticipatie goed is geregeld voldoet het beleid immers in grote lijnen
aan de wensen van de bevolking. Met een breed draagvlak onder de burgers zal
het beleid sneller worden geaccepteerd en daardoor beter uitwerken.
Vooral
de laatste tien jaar is er binnen gemeenten veel aandacht voor
burgerparticipatie. Betrokkenheid van burgers bij het ontwikkelen en
vaststellen van plannen was er natuurlijk altijd al. De betrokkenheid van
burgers was vooral geregeld via inspraak en dat is eigenlijk vooral bezwaar
maken tegen iets, dat al besloten is. Echte burgerparticipatie gaat een stap
verder. Bij burgerparticipatie is sprake van een vroege en actieve
betrokkenheid van burgers, zodat zij daadwerkelijk wat kunnen toevoegen aan het
totstandkomen van beleid. Burgerparticipatie kan op uiteenlopende manieren vorm
krijgen: onder meer door middel van inspraak, referenda, interactieve
beleidsvorming, de wijkaanpak en het Delft Internet Panel. In het vervolg van
dit hoofdstuk zal ik deze mogelijkheden belichten.
In
februari van dit jaar is wethouder Baljé van start gegaan met een
inloopspreekuur. Iedere eerste maandag van de maand is hij tussen 16 en 17 uur
aanwezig op het Stadhuis om met burgers te spreken. Delftenaren kunnen bij hem
terecht met vragen, problemen of ideeën over de onderwerpen in zijn
portefeuille.
Uit de figuur blijkt dat het inloopspreekuur al redelijk bekend is. Zeker als je er rekening mee houdt, dat het pas een paar maanden bestaat.
1.2
Inspraak
De
gemeente is wettelijk verplicht om bij het maken van beleid op bepaalde
terreinen inspraak te organiseren. Zo is er de inspraakverordening, die het
gemeentebestuur verplicht om inspraak te organiseren bij tal van procedures op
het gebied van ruimtelijke ordening en milieu. Inspraak op het gebied van
ruimtelijke ordening is verplicht, omdat het zo veel mensen raakt. In een
bestemmingsplan wordt bijvoorbeeld aangegeven waar mensen kunnen gaan wonen en
werken in een wijk, waar wegen komen en waar horeca mag worden gevestigd.
Iedereen moet daarbij de kans krijgen om zijn mening of belang aan de gemeente
kenbaar te maken.
De
inspraakverordening geeft niet aan hoe de inspraak er precies moet uitzien,
maar meestal is dat als volgt. Nadat het college een plan heeft vrijgegeven
voor inspraak, wordt het plan vier weken ter inzage gelegd. Iedereen kan in die
vier weken schriftelijk zijn visie op het plan kenbaar maken. Tijdens deze
periode wordt een informatiebijeenkomst gehouden, waarbij ambtenaren of
bestuurders een toelichting geven en burgers mondeling kunnen reageren. Van
deze bijeenkomst wordt een verslag gemaakt. Alle inspraakreacties worden
samengevat en beantwoord. Vervolgens wordt het plan, samen met de reacties, ter
besluitvorming voorgelegd aan het college en in sommige gevallen ook nog aan de
raad.
Bron:
DIP, 2003
Uit de grafieken blijkt dat de inspraak in Delft behoorlijk goed werkt. Slechts 17% van de ondervraagden heeft een negatieve ervaring met inspraak.
Eind
2001 en begin 2002 heeft een omvangrijke inspraakprocedure plaatsgevonden over
het bestemmingsplan Binnenstad. Van 31 oktober tot en met 31 november 2001 lag
een voorontwerp van het bestemmingsplan ter inzage. Gedurende die maand kon
iedereen bekijken wat voor een plan de gemeente had opgesteld. Ruim 300 burgers
hebben een exemplaar van het bestemmingsplan opgevraagd. Ook werden er in die
periode twee inspraakdebatten in Theater De Veste georganiseerd. Tijdens die
avonden, die werden voorgezeten door een externe gespreksleider, werd het plan
toegelicht door wethouder Grashoff en enkele ambtenaren. Burgers konden er hun
zienswijze geven. Tevens zijn een inloopavond en –middag gehouden. Bij die
gelegenheden konden burgers op informele wijze van betrokken ambtenaren horen
wat het bestemmingsplan voor hun zou betekenen. Naast de gebruikelijke
publicatie in de Stadskrant is de aankondiging van de inspraakmogelijkheden in
het gebied huis-aan-huis bezorgd. In totaal hebben ongeveer 150 burgers er
gebruik van gemaakt. Bovendien hebben 225 burgers schriftelijk hun mening
gegeven. Verder heeft een specifiek onderdeel van het bestemmingsplan apart ter
inzage gelegen van 25 februari tot 25 maart 2002. Ook in deze periode is een
inloopavond georganiseerd.
Alle
ingekomen reacties zijn samengevat in een nota, die ook aan alle mensen in het
gebied is toegestuurd. In 2002 heeft de gemeenteraad ingestemd met het
definitieve bestemmingsplan. De inspraakprocedure heeft ertoe geleid, dat
enkele honderden – vooral kleine – wijzigingen zijn aangebracht op het
ontwerpplan. Het plan is daar ongetwijfeld beter van geworden. Bovendien hebben
door de inspraakprocedure veel mensen hun vragen kunnen stellen aan de
verantwoordelijke bestuurder. Daardoor is veel onduidelijkheid bij burgers
weggenomen.
In
onderstaand schema is aangegeven welke plannen door middel van inspraak tot stand
zijn gekomen in 2002.
Soort
plan |
Aantal |
Artikel
19, lid 1 WRO procedures (vrijstelling voorschriften bestemmingsplan) |
10 |
Ontwerp-wijzigingsplannen |
0
|
Voorontwerp-bestemmingsplannen |
0
|
Ontwikkelingsplannen |
3 |
1.3
Interactieve beleidsvorming
Veel
mensen ervaren inspraak niet echt als een vorm van burgerparticipatie. Daarvoor
is de actieve betrokkenheid van burgers te klein en zijn veel besluiten
eigenlijk al in principe genomen: je kunt vooral bezwaar maken. Daarom wil de
gemeente steeds meer gaan werken met vormen van echte burgerparticipatie, zoals
interactieve beleidsvorming. Want bijvoorbeeld het bestemmingsplan voor de
binnenstad was eigenlijk al klaar. Mensen konden alleen nog kleine aanpassingen
voorstellen. Bij interactief beleid wordt vooraf aangegeven hoe groot de rol
van inwoners en hun organisaties is, met het uitdrukkelijke doel hun
beinvloedingsruimte van het begin af aan te vergroten; een stukje van de
besluitvorming wordt daarmee als het ware overgedragen. Dat zagen we bij de
herinrichting van de Markt goed: de vraag óf er bomen moesten komen was nog
niet beantwoord, laat staan waar ze moesten komen. Min of meer hetzelfde gold
voor de fietsenstalling. Mensen konden zelf aangeven wat hun op al die punten
het beste leek.
Inspraak
is meestal in wetten voorgeschreven, burgerparticipatie doet het
gemeentebestuur op eigen initiatief.
In
de afgelopen jaren heeft de gemeente al ervaring opgedaan met interactief
beleid maken. De bekendste voorbeelden zijn de EZH-campagne ‘Delft: kansen voor
de toekomst’, de inrichting van de Beestenmarkt en Sportvisie 2000+6. Ook de in
dit hoofdstuk genoemde voorbeelden van de herinrichting van de Markt en de
wijkaandelen van het Minervaplein zijn in 2002 op interactieve wijze tot stand
gekomen.
In
januari 2002 stemden de wijkaandeelhouders op het Minervaplein voor de eerste
keer over de herinrichting van hun woonomgeving. De opkomst was 60 procent.
Mensen konden per post of via internet stemmen. De keuze-informatie was ruim
van tevoren aan elke wijkaandeelhouder toegestuurd. Met dit experiment wordt
gezocht naar een nieuwe manier van inspraak. En het lijkt te lukken, want bij
eerdere informatieavonden was de opkomst nog geen 6 procent!
Elke
wijkaandeelhouder, 12 jaar en ouder, kan thuis vanuit de leunstoel zijn keuze
maken. De schriftelijke informatie krijgt men tevens toegelicht op een
inloopavond en is ook te vinden op www.wijkaandelen.nl. De uitslag van de
stemming, door wijkaandeelhouders en notaris vastgesteld, wordt aan iedereen
schriftelijk bekend gemaakt.
De
wijkaandeelhouders konden kiezen uit vier herinrichtingsmodellen, variërend van
niets doen tot en met grootschalige aanpak. In de eerste stemronde zijn twee
modellen afgevallen. Samen met de wijkaandeelhouders werden de twee gekozen
modellen verder uitgewerkt. Een tweede stemronde vlak voor de zomer van 2002
gaf uitsluitsel over hoe het definitief herinrichtingsplan er uit gaat zien:
het groen en de bestrating worden grondig opgeknapt en er komt een nieuwe
ontmoetingsruimte op het plein. In december 2002 werd via een derde stemronde
de locatie van de nieuwe ontmoetingsruimte gekozen. Precies binnen een jaar is
er een definitief plan tot stand gebracht, afgestemd op de wensen van de
bewoners. Het experiment loopt tot medio 2004, zodat ook het beheer van het
plein door de wijkaandeelhouders kan worden beïnvloed.
Het
initiatief van de gemeente Delft en woningbouwcorporatie Delftwonen voor dit
wijkaandelensysteem viel eind 2001 in de prijzen bij het Innovatieprogramma
Stedelijke Vernieuwing van het ministerie van VROM. Indien het experiment
slaagt, wordt dit systeem van interactieve betrokkenheid van bewoners bij
planontwikkeling en beheer zeker elders in Delft toegepast. Binnenkort ook
elders in Nederland?
De
gemeente wil nog meer met interactieve beleidsvorming gaan werken, om burgers
op nog meer terreinen invloed te geven. Tot nu toe ging de gemeente bovendien
niet gestructureerd om met interactieve beleidsvorming. Dat moet eigenlijk wel,
want vooraf moet goed worden afgebakend welk beleid zich leent voor een
interactieve benadering. Ook moet duidelijk zijn wat de rol is van burgers en
op welke punten zij hun mening kunnen geven. In 2003 wil de gemeente daarom een
regeling voor interactieve beleidsvorming opstellen. Het is de bedoeling, dat
de gemeente vanaf dat moment bij elk plan dat we maken kan bekijken of het
geschikt is om interactief te ontwikkelen of niet. De gemeenteraad kan
vervolgens aangeven welke projecten zij op die manier wil aanpakken. In de
werkwijze moet tevens zijn aangegeven welke vorm van interactieve
beleidsvorming in welk geval het beste is: bijvoorbeeld een workshop, een
debat, een hoorzitting of een enquête.
In
het burgerjaarverslag over 2003 wil ik rapporteren over de volgende
beleidspunten, die met een grote, interactieve betrokkenheid van burgers tot
stand zijn gekomen:
1.
De
nota “Kennismaken en meebesturen” over integratiebeleid;
2.
Het
Lokaal Verkeers- en Vervoersplan.
1.4
Wijkaanpak
De
gemeente wil niet alleen bij het maken van afzonderlijke plannen nauw aansluiten
bij de wensen en belevingswereld van mensen in de stad. We willen dat op zoveel
mogelijk punten het werken van de gemeente zoveel mogelijk uitgaat van de
opvattingen burgers. Dat wordt ook wel vraaggericht werken genoemd. In plaats
van aanbodgericht, waarbij de gemeente in z’n eentje bedenkt wat goed is voor
haar inwoners. Met deze gedachte zijn we vier jaar geleden begonnen met het
wijkgericht werken.
Vanaf
1998 is de wijkaanpak van start gegaan met als doel te investeren in een
verbetering van de leefbaarheid in de wijken en dit te realiseren in dialoog en
nauwe samenwerking met bewoners en instellingen. De werkwijze die daarvoor is
ontwikkeld moest nauw aansluiten bij de behoeften en mogelijkheden van de
bewoners in de wijken. Het ontwikkelen van zo’n werkwijze en een geschikte
organisatie bleek niet eenvoudig te zijn. Zeker ook omdat iedereen wilde dat er
meteen concrete resultaten op het gebied van de leefbaarheid van de wijken te
zien waren. Vanaf 1998 heeft de gemeente hier hard aan gewerkt, maar vooral in
2002 is er veel voortgang geboekt.
Vanuit
de “opknapkaravaan” waren er diverse klachten naar voren gekomen over de
vissersplek Fluiterpad/Houtduifstraat. De plek werd slecht onderhouden en zag
er mistroostig uit. De vissersplek is inmiddels intensief opgeknapt. Er is
verharding gekomen en de beplanting wordt zo aangelegd, dat de plek goed
onderhouden kan worden door de gemeente. De plek ziet er nu veel beter uit en
zal daardoor ook met plezier door de buurtbewoners worden gebruikt.
In
2002 zijn bewoners zeer actief betrokken geweest bij het maken van vele grotere
en kleinere plannen. Te denken valt aan het veilig en beter maken van
speelplekken, het opstellen van veegplannen, het ondergronds brengen van
afvalcontainers, de aanleg van hondenuitlaatstroken, de invoering van 30 km
gebieden, het autoluw maken van de Binnenstad, het invoeren van
vergunningparkeren in delen van de stad, het bijdragen aan het opstellen van
het masterplan voor de herstructurering in Poptahof en de
herstructureringsplannen voor de Delfgauwse Weye. Bewoners hebben zelf ook tal
van ideeën en voorstellen naar voren gebracht om de leefbaarheid in hun wijk
een stap vooruit te helpen. Daarop zijn vele initiatieven tot stand gekomen,
waarin bewoners samen met de gemeente en andere partners aan de slag zijn
gegaan. De wijze waarop het skatepark aan de Provinciale Weg op initiatief van
en in nauw overleg met jongeren tot stand is gekomen is daarvan een van de
meest spraakmakende voorbeelden. Maar er zijn ook vele kleine verbeteringen
gerealiseerd: een betere inrichting van een plein, de aanpak van door bewoners
ervaren enge plekken in de wijk, het verhogen van de verkeersveiligheid op
bepaalde punten in de stad, en het versterken van de contacten in de buurt door
het ondernemen van gezamenlijke activiteiten.
In
2000 werd ik benaderd door een aantal jongeren, met de vraag of het mogelijk
zou zijn een skatebaan in Delft aan te leggen. Samen met een grote groep
kinderen uit de stad is vervolgens vergaderd, een ontwerp gemaakt en een
locatie bepaald voor een groot skatepark. Dit park werd betaald uit het
EZH-budget ‘Investeren in de wijken’. In 2002 hadden de inspanningen van de
jongeren succes: er werden twee skatebanen geopend en één werd opgeknapt! Een
groot park langs de Provinciale Weg en een klein skateplekje op de Paardenmarkt
werden geopend. Een park in Tanthof werd door de gemeente grondig opgeknapt en
er werd een multifunctioneel trapveld is aangelegd.
Om
gerichter aan het werk te gaan met de vragen en signalen van bewoners wordt nu
jaarlijks een wijkprogramma opgesteld. In het opstellen daarvan doorlopen
bewoners, de gemeente en instellingen gedurende het jaar een aantal stappen. Die
stappen samen vormen de zogenaamde wijkaanpakcyclus. Vorig jaar is zo het
wijkprogramma voor 2003 opgesteld. Voor iedere wijk komt in 2003 ook een
wijkverslag beschikbaar. Hierin wordt onder meer verslag gedaan van de
uitvoering van het wijkprogramma van het vorige jaar.
Na
vier jaar ervaring met de wijkaanpak was het in de tweede helft van 2002 ook
tijd om de wijkaanpak eens te evalueren. We hebben toen vastgesteld wat we
allemaal hebben bereikt en wat er in de toekomst nog moet gebeuren. Hoewel
goede voortgang bleek te zijn gemaakt met de wijkaanpak, was er toch nog
verbetering nodig in de aanpak van problemen en wensen van bewoners. Ook werd
duidelijk dat er nog meer ruimte nodig is voor zeggenschap en eigen
initiatieven van bewoners.
1.5
Delft Internet Panel
Delft heeft een lange traditie als het gaat om
burgerraadpleging. Al vanaf 1987 beschikt de gemeente over een burgerpanel dat
regelmatig over verschillende onderwerpen wordt bevraagd. Tot en met 2001 werd
jaarlijks aan de deelnemers van het panel een uitgebreide schriftelijke
vragenlijst voorgelegd. In de loop der jaren kreeg de gemeente steeds meer
behoefte aan het bevragen van de burger, waardoor één jaarlijkse meting niet
meer voldeed. Om vaker, sneller en over meer onderwerpen de mening van de
Delftenaar te kunnen achterhalen is in 2002 gekozen voor de opzet van het Delft
Internet Panel (DIP). Het voordeel van het benaderen van een internetpanel is
dat een internetvragenlijst veel meer mogelijkheden biedt dan de schriftelijke
of telefonische enquête. Bovendien kunnen de onderzoeken sneller worden
afgerond.
Het Delft Internet Panel bestaat uit een
representatieve groep Delftenaren. Op dit moment zijn er circa 2500 burgers lid
van het panel. Zij zijn gelijk verdeeld over de verschillende wijken, waardoor
ook specifieke vragen over de wijken kunnen worden gesteld. In 2002 heeft het
panel vijf maal een vragenlijst ontvangen. Het is de bedoeling om de frequentie
op te voeren tot zes maal per jaar. De resultaten zijn te vinden op de website
van de gemeente.
Ook bij dit burgerjaarverslag is het Delft Internet
Panel betrokken geweest. Omdat dit het eerste burgerjaarverslag is, heb ik het
DIP gevraagd te onderzoeken hoe bekend de Delftenaar is met alle
participatiemogelijkheden die hier zijn genoemd. Ook was ik benieuwd of men
weleens van een specifieke mogelijkheid gebruik heeft gemaakt en welke ervaring
daarmee is opgedaan. De resultaten van deze peiling zijn in dit
burgerjaarverslag verwerkt.
Afgezien
van allerlei gestructureerde vormen van inspraak en participatie, probeert het
gemeentebestuur natuurlijk ook in het dagelijks leven in contact te komen met
mensen in de stad, om direct te horen wat hen zoal bezig houdt. Zo sprak
wethouder Rensen in september 2002 bij de start van de regiotaxi met mevrouw
Mulder-Jeltema. Zij wees de wethouder op de bankjes bij het bushokje van
winkelcentrum In de Hoven. Voor ouderen of mensen met een lichamelijke handicap
zijn deze bankjes te laag, vertelde mevrouw Mulder-Jettema. Haar vraag was of
de gemeente ervoor kon zorgen dat de bankjes hoger zouden worden. Het verzoek
is gehonoreerd en dit voorjaar worden de bankjes aangepast.
1.6
Burgerinitiatief
In
dit hoofdstuk is gesproken over verschillende manieren om burgers te betrekken
bij plannen van de gemeente. Het kan echter ook zijn, dat burgers zélf ideeën
hebben. Ideeën om hun woonomgeving te verbeteren bijvoorbeeld. Voor die
gevallen zou het goed kunnen zijn een standaardprocedure te ontwikkelen, waarin
beschreven staat hoe burgers met hun ideeën bij de gemeente terecht kunnen. In
Delft bestaat zo’n procedure op dit moment nog niet. In gemeenten waar wel zo’n
procedure is, kunnen burgers hun plannen op de agenda van een raadscommissie
laten plaatsen. De gemeenteraad neemt op die manier rechtstreeks kennis van
initiatieven van mensen in de stad. Er kleven echter ook nadelen aan
burgerinitiatief. Bovendien worden initiatieven van bewoners in het kader van
de Delftse wijkaanpak doorgaans al goed opgepakt. Het college zal dit jaar
samen met de raad de mogelijkheden en de wenselijkheid van een procedure voor
burgerinitiatief bekijken. In het burgerjaarverslag over 2003 wil ik de
uitkomst daarvan kunnen melden.
Ook
de gemeenteraad staat natuurlijk open voor de meningen van burgers. Zo heeft
iedere burger het recht om tijdens een vergadering van een raadscommissie in te
spreken op geagendeerde onderwerpen. Zo kunt u de raadsleden uw overwegingen
meegeven als zij moeten gaan besluiten over een onderwerp waar u belang bij
heeft, waar u verstand over heeft of over een onderwerp dat u simpelweg aan het
hart gaat. Op de website van de gemeente kunt u de agenda van de
raadscommissies vinden. Als u wilt inspreken, moet u dat voor de vergadering
even bij de commissievoorzitter kenbaar maken. In 2002 hebben veel mensen
ingesproken bij de commissievergadering, waarin gesproken werd over het
voorstel om speelautomatenhallen in de stad toe te staan. Voor- en
tegenstanders, belanghebbenden en ervaringsdeskundigen richtten het woord tot
de commissieleden. Uiteindelijk werd het voorstel in de gemeenteraad verworpen.
Verder
belegt de gemeenteraad met enige regelmaat een commissie Extern. Dit is een
commissievergadering over één onderwerp, waarbij betrokken burgers, deskundigen
of belangengroeperingen worden uitgenodigd. In 2002 zijn toevallig geen
commissies Extern geweest.
Bron:
DIP, 2003
1.7
Digitale bereikbaarheid college
In
2002 is flinke vooruitgang geboekt met de digitale ontsluiting van burgemeester
en wethouders. Sinds de gemeente beschikt over een splinternieuwe website (die
op de derde plaats eindigde in een top-10 van beste gemeentesites!) hebben ook
de leden van het college een eigen site. Vooralsnog hebben wethouder Baljé,
wethouder Torenstra, wethouder Oosten en ik de eigen site vormgegeven. Het is
de bedoeling dat de andere wethouders ons dit jaar volgen! Op de site kunt u
zien waar we ons mee bezig houden: wat zijn de portefeuilleonderdelen en hoe
onze dagelijkse agenda er grofweg uitziet. En wat is de persoonlijke
achtergrond van uw gemeentebestuur. U vindt dat allemaal op de site. Ook kunt u
via een reactieformulier uw opmerkingen, vragen of klachten aan ons kwijt. Ga
naar www.gemeentedelft.info en klik op “gemeentebestuur”!
Voordat
het college of de raad een besluit nemen over plannen, zijn deze in veel
gevallen al besproken in allerlei overleggroepen. Zo zijn er op het gebied van
sociaal beleid het Panel Gehandicaptenbeleid en het Panel Werk en Inkomen. In
deze panels hebben belangenorganisaties zitting, die gevraagd en ongevraagd
advies kunnen uitbrengen aan de wethouder over zijn beleidsvoornemens. De
panels komen ongeveer vijf keer per jaar bijeen. Hun positie is geregeld in
gemeentelijke verordeningen. Daarmee hebben ze een officiële status.
Eind
kader
1.8
Verkiezingen
Als
laatste wil ik in dit hoofdstuk nog aandacht besteden aan de vorige
gemeenteraadsverkiezingen. Deze hebben immers ook in 2002 plaatsgevonden.
De
opkomst bij de verkiezingen was in onze stad 59,8%. Delft deed het in dat
opzicht iets beter dan het landelijk gemiddelde, want landelijk was de opkomst
57,7%. Zeker onder de grotere gemeenten stak Delft goed af. Net als in de rest
van het land behaalde een “leefbaarpartij” een grote verkiezingsoverwinning.
Leefbaar Delft kwam met zes zetels uit de bus. Diezelfde avond scheidden twee
raadsleden zich af en gingen door als de fractie FRIS. Hoewel de PvdA de
grootste fractie in de raad bleef, verloor de partij in Delft drie zetels en
ging van 10 naar 7. Ook een andere coalitiepartij verloor: D66 ging van 3
zetels naar 1. STIP won als enige coalitiepartij en ging van twee naar drie
zetels. De VVD en de SP waren de enige oppositiepartijen die verloren. De
fracties verloren beide één zetel. De overige partijen, CDA, GroenLinks, Stadsbelangen
en ChristenUnie/SGP bleven gelijk.
De
verkiezingsuitslag zorgde ervoor, dat het college haar meerderheid in de raad
verloor. Er moest dus worden gezocht naar een nieuwe coalitie. Na enkele weken
van onderhandelen kwamen PvdA, VVD, GroenLinks, STIP en D66 tot een akkoord.
Eind april presenteerden zij hun collegeprogramma “Voorzetten en doorzetten”.
Dit collegeprogramma, waarin de voornemens voor de komende vier jaar zijn
opgenomen, is te vinden op de website van de gemeente, onder “gemeentebestuur”.
1.9
Ten slotte
Zoals
u heeft kunnen lezen, zijn er veel mogelijkheden om uw invloed uit te oefenen
op het beleid dat de gemeente maakt. Uit de enquête van het Delft Internet
Panel blijkt, dat lang niet alle Delftenaren weten dat ze op zoveel manieren
kunnen meepraten. Daar moeten we dus meer aandacht voor hebben. Ik zie het als
een opdracht van het hele gemeentebestuur om ervoor te zorgen, dat mensen de
wegen in de toekomst meer gaan kennen. Want hoe meer mensen kunnen meepraten,
hoe meer tevreden stadsgenoten we hebben en hoe beter het beleid is. We moeten
meer communiceren over al die mogelijkheden. Dit burgerjaarverslag is daarbij
een goed begin. Een volgende stap zou kunnen zijn om een
participatieverordening op te stellen. In zo’n verordening worden alle
participatiemogelijkheden in hun samenhang bezien en wordt aangegeven in welke
gevallen welk middel het meest voor de hand ligt.
In
dit hoofdstuk heb ik hopelijk aangetoond, dat de gemeente de betrokkenheid van
burgers bij het totstandkomen van beleid hoog in het vaandel heeft staan. Er
zijn echter ook grenzen aan inspraak. Het gemeentebestuur blijft immers
verantwoordelijk voor de uiteindelijke besluiten die worden genomen. Daardoor
kunnen niet álle wensen van burgers, zelfs niet als het gaat om een wens van de
meerderheid, worden verwezenlijkt. Sommige zaken zijn eenvoudigweg niet
haalbaar. Juridisch, financieel of technisch niet. Daarbij komt, dat niet alle
mensen hetzelfde denken over de toekomst van de stad. Het is de taak van het
gemeentebestuur om de meningen van alle burgers aan te horen, ze tegen elkaar
af te wegen en vervolgens een goed besluit te nemen. Niet iedereen kan dan
tevreden worden gesteld. Vaak ook geven mensen alleen maar aan wat ze extra
gerealiseerd willen zien. Maar de gemeente kan niet telkens méér dingen doen.
Als we iets extra’s willen, moeten we op andere terreinen minder doen, waardoor
we weer niet tegemoet kunnen komen aan de belangen en wensen van andere mensen.
Desalniettemin
doen we ons uiterste best om te denken vanuit uw standpunt als burger, als
bewoner van uw wijk. En daarmee boeken we steeds meer successen.
Hoofdstuk
2: De kwaliteit van de dienstverlening
In het vorige hoofdstuk heb ik verslag gedaan van de manier waarop de gemeente vorig jaar heeft geprobeerd om u als burger optimaal te betrekken bij het maken van beleid voor de stad. Naast burger in uw stad, bent u ook klant van de gemeente. Wanneer u een paspoort aanvraagt bijvoorbeeld, of wanneer u een melding doet over een mankement aan de straat. We zijn dan aangekomen bij het tweede, en verplichte, deel van dit burgerjaarverslag: de gemeentelijke dienstverlening. Daarover gaat dit hoofdstuk.
2.1 Visie op dienstverlening
Het klinkt misschien raar, maar de gemeente “verkoopt” tal van producten. Bouwvergunningen, uittreksels uit het bevolkingsregister, rijbewijzen en uitkeringen: het zijn maar een paar voorbeelden. Hoewel de gemeente aan de aard van de producten die worden aangeboden meestal niet veel kan veranderen (het rijk legt de procedure voor het aanvragen van een paspoort vast, de wet regelt het aanvragen van een bouwvergunning) proberen we u wel zoveel mogelijk van dienst te zijn en onze organisatie zoveel mogelijk af te stemmen op goede service.
We stellen ons ten doel de dienstverlening continu te
verbeteren. Voor de manier waarop we onszelf verbeteren ligt geen blauwdruk
klaar. We hebben immers steeds te maken met veranderingen. We leven in een samenleving die steeds
ingewikkelder wordt. Met wetten en regels die ook steeds ingewikkelder worden,
of die veranderen, waardoor het assortiment aan gemeentelijke diensten weer
wijzigt. Daarbovenop zijn burgers steeds mondiger. Voor een gemeente betekent
dit in ieder geval één ding: zoveel mogelijk klantgericht werken. Medewerkers
van de gemeente moeten snel en op de juiste manier op vragen en situaties
kunnen reageren of anticiperen. In ons collegeprogramma hebben we daarom
gesteld dat de logica van de burger als klant steeds centraal moet staan.
2.2
Digitale dienstverlening
Digitale
dienstverlening wordt steeds belangrijker. De ontwikkelingen op het gebied van de ICT
(Informatie- en Communicatietechnologie) geven de dienstverlening een sterke
impuls. Steeds
meer Delftenaren hebben toegang tot internet (67% inmiddels) en er is dan ook
een groeiende behoefte om gemeentelijke informatie en diensten op elk gewenst
moment te kunnen opvragen en gebruiken.
De
gemeente heeft zich met betrekking tot digitale dienstverlening een aantal
doelen gesteld:
1.
Het
verbeteren van de informatievoorziening, door beschikbare informatie beter
toegankelijk te maken via internet;
2.
het
uitbreiden van het aantal digitale producten en diensten, die via internet zijn
af te nemen;
3.
het
verbeteren van de relatie tussen burger en bestuur, door digitale ondersteuning
bij interactieve beleidsontwikkeling.
Het
jaar 2002 stond in het teken van de nieuwe website van de gemeente: www.gemeentedelft.info, die in juni
werd gelanceerd. Veel gemeentelijke informatie is op deze site digitaal beschikbaar,
zoals een uitgebreide productenlijst, nieuws over actuele projecten in de stad
en het digitaal erfgoed. Daarnaast stond 2002 in het teken van de eerste
interactieve diensten via het internet, zoals het doorgeven van
verhuisberichten en meldingen voor grof vuil en de openbare ruimte. Ook hebben
we het internet in 2002 voor het eerst gebruikt bij interactieve
beleidsvorming: de herinrichting van de Markt en het Delft Internet Panel zijn
hier goede voorbeelden van. Hierop ga ik in het volgende hoofdstuk dieper in.
Sinds
juli houden we, via een zogenoemde digitale monitor, van drie digitale
producten bij hoeveel mensen van die mogelijkheden gebruik maken. Zo kunnen
inwoners online melden dat ze grofvuil willen laten ophalen, kunnen adreswijzigingen
digitaal worden aangemeld en kunnen digitaal meldingen over de openbare ruimte
worden gedaan. Door deze monitor kan ik in dit burgerjaarverslag rapporteren
over het gebruik van de nieuwe digitale diensten.
Hiernaast is per maand aangegeven hoeveel mensen via
internet een grofvuil melding doorgaven. Gemiddeld maakten in de tweede
helft van 2002 300 mensen per maand gebruik van die dienst. Van de 28000
grofvuilmeldingen in 2002, kwamen 2000 meldingen binnen via internet.
Sinds vorig jaar kunt u via internet een melding over de
openbare ruimte doorgeven. Wanneer u bijvoorbeeld ziet dat de stoeptegels
in uw straat losliggen of wanneer ergens graffiti op een muur is gezet, dan
kunt u dit bij de gemeente melden. Gemiddeld gaven 50 mensen per maand zo’n
melding door via internet. In totaal gebruikten ruim 300 mensen deze
dienst, terwijl 14.000 meldingen via de telefoon binnenkwamen
Ook is het heel handig, dat u sinds vorig jaar uw nieuwe
huis niet meer uit hoeft om aan de gemeente door te geven dat u verhuisd
bent. Gemiddeld gaven 80 mensen per maand een adreswijziging door via
internet. In totaal deden 426 mensen dat op deze manier.
Uit
bovenstaande schema’s blijkt, dat veel mensen onze diensten op internet weten
te vinden. Toch kunnen we nóg meer aan de bekendheid van de digitale
mogelijkheden doen. Want, zoals blijkt uit onderstaande figuur, heeft 67
procent van de mensen in de stad een internetaansluiting, maar zijn deze
diensten slechts bij 45 procent van de Delftenaren bekend.
2.3 Dienstverlening bij Publiekszaken
Sinds de gemeente in 2000 is gereorganiseerd hebben
we een apart cluster Publiekszaken. Bij Publiekszaken zijn alle afdelingen
ondergebracht, die gemeentelijke producten aan individuele burgers of
organisaties/bedrijven leveren. Het idee is – grofweg – dat het beleid bij
andere clusters wordt gemaakt en de uitvoering en alle individuele
klantcontacten bij Publiekszaken liggen. Publiekszaken is dan ook bij uitstek
een klantgericht onderdeel van de gemeentelijke organisatie. Als het om
dienstverlening gaat is Publiekszaken daarom het belangrijkste gemeentelijke
onderdeel. Hier moeten de verwachtingen van de klant permanent en concreet in
beeld zijn. Wanneer noemen we de afwikkeling van een transactie goed? Wat is
goede service? Wanneer is een brochure of folder effectief? Het (continue)
meten van de verwachtingen en waardering is belangrijk om antwoord op die
vragen te kunnen geven en verbeteringen aan te brengen. Publiekszaken wil op
een betrouwbare manier kwalitatief goede producten leveren en de klanten op een
snelle, voorkomende en klantvriendelijke manier helpen. Publiekszaken moet goed
bereikbaar en toegankelijk zijn (mondeling, telefonisch of elektronisch) en
producten aanbieden in een juiste prijs/kwaliteitverhouding.
In onze dienstverlening willen we pro-actief zijn.
Dat betekent dat we willen inspelen op de vragen en wensen van de klanten,
zonder dat zijn daar zelf naar hoeven vragen. Een goed voorbeeld daarvan is de
herinnering aan een verlopen paspoort. Niets is zo vervelend als bij aanvang
van een reis tot de ontdekking te komen, dat uw paspoort is verlopen. Vooral
sinds het aanvragen van een nieuw paspoort enige tijd in beslag neemt en u het
niet meer meteen kunt meenemen. Daarom stuurt de gemeente sinds vorig jaar een
brief aan burgers wiens paspoort binnenkort verloopt. Zo worden zij eraan
herinnerd, dat zij hun paspoort op tijd moeten verlengen. Dit jaar willen we
deze service ook gaan instellen voor verlopen rijbewijzen. Ik hoop daar volgend
jaar over te kunnen rapporteren.
Vorig jaar heeft Publiekszaken een dienstverleningsconcept
opgesteld. Dat klinkt heel ingewikkeld, maar is het niet. In dat document heeft
Publiekszaken een missie voor zichzelf opgesteld: “de klant goed, snel
bedienen, op basis van een goede serviceverlening en de wettelijke eisen van
rechtmatigheid, doelmatigheid en rechtsgelijkheid. In combinatie met een
voortdurend streven naar kostenreductie”. Het komt er kort gezegd op neer, dat
Publiekszaken de beste kwaliteit tegen de laagste prijs wil bieden. Naast de
missie, heeft Publiekszaken ook een aantal waarden opgesteld, waaraan de
dienstverlening moet voldoen om de missie te bereiken. Zo moeten de medewerkers
hun afspraken met de klanten nakomen, moeten zij initiatief tonen en op een
respectvolle manier met de klanten omgaan. Het dienstverleningsconcept biedt
voor de medewerkers zo een mooi naslagwerk over hoe Publiekszaken de klanten
tegemoet wil treden.
Zo kort mogelijke wachttijden zijn erg belangrijk
als het gaat om goede serviceverlening. Daarom worden de medewerkers aan de
publieksbalies opgeleid om zoveel mogelijk verschillende balieproducten en
diensten af te handelen. Zo wordt de capaciteit aan beschikbare medewerkers
optimaal benut. Doordat de medewerkers over meer kennis beschikken om een breed
aanbod van producten te kunnen leveren, kunnen de gemiddelde wachttijden aan de
balies teruglopen. Verderop in dit hoofdstuk doe ik verslag van de wachttijden
bij de balies in 2002.
2.4 Balies
Een
groot deel van de dienstverlening speelt zich af bij de balies aan de
Phoenixstraat, de Hooikade en (voor een klein deel) aan de Barabarasteeg. Bij
de balies meldden zich vorig jaar ruim 93.000 mensen. Je zou haast kunnen
zeggen dat bijna elke burger van Delft vorig jaar wel een keer bij de
gemeentebalies is langs geweest. Bijvoorbeeld voor het aangeven van een
geboorte of overlijden. Om huursubsidie aan te vragen of een reisdocument op te
halen. In onderstaande grafiek is het aantallen producten opgenomen, dat per
maand door de balies werd “verkocht”. Rond de zomer, vakantietijd, werd het
meeste aantal producten uitgegeven. In december het minst.
Vorig
jaar is bij de balies een nieuw en ingenieus systeem in werking getreden,
waarmee we van alles kunnen bijhouden. Daardoor kan ik in dit eerste
burgerjaarverslag rapporteren over diverse facetten van dienstverlening bij de
balies. Over wachttijden bijvoorbeeld. Korte wachttijden zijn essentieel bij
goede serviceverlening. Daarom houden we continu bij hoe lang mensen moeten
wachten bij de balies. Ook de transactietijd willen we zo kort mogelijk houden.
Dit is de tijd die mensen aan de balie staan om te worden geholpen. Door onze
medewerkers goed op te leiden en het werkproces goed in te richten, proberen we
een minimale transactietijd te bereiken.
In
onderstaande grafiek zijn beide gegevens, wachttijd en transactietijd,
opgenomen voor de 12 maanden in 2002.
Uit
de grafiek kunnen we aflezen dat onze klanten vorig jaar gemiddeld na twintig
minuten weer buiten stonden. Daarvan was gemiddeld tien minuten wachttijd. De
gemiddelde wachttijd was het langst in mei, een klein kwartier, en het kortst
in november.
Ook
per product kunnen we de wachttijden en transactietijden aangeven. In
onderstaande grafiek zijn deze twee tijden bij elkaar opgeteld en kan de totale
tijd per product worden afgelezen. Wie voor een reisdocument kwam, was na
binnenkomst het snelst weer klaar: gemiddeld nam dat twaalf minuten in beslag.
Wie voor een naturalisatie kwam, had gemiddeld iets meer dan een half uur
nodig.
De
gemiddelde totaaltijden zeggen uiteraard niet heel veel over individuele
ervaringen van burgers aan de balies. Het kan zijn, dat u op een druk moment
bij de balies komt waardoor u lang moet wachten. In onderstaand diagram kunt u
zien hoeveel procent van de mensen hoe lang moest wachten. Hieruit is af te
leiden, dat de wachttijden meestal redelijk zijn, maar in een aantal gevallen
lijken ze onaanvaardbaar lang.
Het zou goed zijn als er een norm zou zijn voor de
wachttijd. Ik zou dan kunnen aangeven hoeveel mensen langer dan de normtijd
moeten wachten. Op dit moment is het nog niet mogelijk om zo’n norm aan te
geven, omdat de wachttijden per product nog verschillen. Als we het
opleidingsprogramma voor de medewerkers hebben afgerond (zie kader) willen we
wel een eenduidige normtijd gaan hanteren. In een volgend burgerjaarverslag kom
ik hierop terug.
Om
onze klanten beter van dienst te zijn, hebben we in oktober vorig jaar de
openingstijden van de balies verruimd. De balies zijn nu iedere dag geopend tot
15.00 uur. Dit was 13.00 uur. Tevens gaan we ’s ochtends al om acht uur open,
in plaats van om half negen. Ook is de avondopenstelling veranderd. Voorheen
waren we op vrijdagavond open van 18.30 tot 20.30 uur. Uit onze baliegegevens
maakten we op, dat weinig klanten van het laatste half uur gebruik maakten. We
hebben de avondopenstelling daarom een half uur naar voren gehaald, van 18.00
tot 20.00 uur. Uit de cijfers over de laatste maanden van 2002 blijkt dat de
veranderde openstelling een succes is. In december maakte 20 procent van de
klanten gebruik van de extra uren tussen 13.00 en 15.00 uur.
Eind
kader
2.5
Andere dienstverlening
Behalve
de dienstverlening bij de balies, speelt dienstverlening zich ook af bij andere
gemeentelijke afdelingen. Onder andere op het gebied van bouwen. Zo kunnen
sinds 1 januari van dit jaar bepaalde documenten, die bij de aanvraag van een
bouwvergunning moeten worden ingeleverd, digitaal bij de gemeente worden
aangeleverd. Verder werken we er hard aan om burgers de mogelijkheid te geven
de behandelstatus van een vergunning via internet te volgen. Mensen kunnen op
die manier zien hoe ver de gemeente is met hun vergunningaanvraag.
Sloopvergunningen
in 2002
|
Aantal |
Ingekomen |
57 |
Verleend |
50 |
Geweigerd |
2 |
Open
per 31-12 |
5 |
Het is niet goed mogelijk om de behandelduur van een
sloopvergunningaanvraag te volgen. Het zou goed zijn wanneer hiervoor een
voorziening zou worden getroffen.
Bouwvergunningen
in 2002
|
Aantal |
Ingekomen |
536 |
Verleend |
396 |
Geweigerd |
17 |
Open
per 31-12 |
123 |
In
2002 werd de snelste bouwvergunning verleend in vier dagen. De langste
behandelduur van een aanvraag was 417 dagen. Daarbij was sprake van een ‘zware’
vrijstellingsprocedure (zie ook het stuk in het vorige hoofdstuk over
inspraak). Gemiddeld duurde de behandeling van een aanvraag voor een
bouwvergunning vorig jaar 87 dagen. Dat is vier dagen korter dan de wettelijke
termijn (13 weken, ofwel 91 dagen).
Eind
kader
2.6
Tevredenheid openbare ruimte
De
gemeente doet er alles aan om Delft er mooi uit te laten zien. Om de stad
schoon te maken en te houden hebben we ook de hulp nodig van de burgers.
Desondanks is het onderhouden van straten en plantsoenen ook een vorm van
dienstverlening van de gemeente aan haar burgers. Daarom hoort de tevredenheid
van de Delftse burgers met openbare ruimte ook thuis in dit burgerjaarverslag.
Ieder
jaar gebruiken we het Delft Internet Panel om onderzoek te laten doen naar de
vraag hoe tevreden u bent met uw woonomgeving. De resultaten daarvan
verschijnen in de Panelrapportage Milieu & Reiniging. Enkele relevante
uitkomsten wil ik in dit burgerjaarverslag presenteren, want, zoals het in de
rapportage wordt omschreven, een schone en goed onderhouden openbare ruimte is
een tastbaar resultaat van gemeentelijke dienstverlening. En de tevredenheid
over het schoonhouden van die openbare ruimte is een indicator voor de
kwaliteit van de dienstverlening.
Ten eerste is aan het panel gevraagd hoe tevreden
zijn over het wonen in hun wijk. Ruimt driekwart van de onderzochte Delftenaren
blijkt tevreden over het wonen in de eigen wijk. Slechts 5 procent geeft aan
tamelijk of zeer ontevreden te zijn. Deze uitkomsten zijn hetzelfde als in de
rapportage van 2001.
Vervolgens
is aan de respondenten gevraagd of zij het idee hebben dat hun wijk in het
afgelopen jaar er in het algemeen op vooruit of achteruit is gegaan. Uit de
figuur blijkt dat bijna een kwart vindt dat de wijk achteruit is gegaan ten
opzichte van het voorgaande jaar. En bijna één op de vijf vindt dat hun
wijk er op vooruit is gegaan.
Relatief
veel bewoners uit de Binnenstad (31%) vinden dat hun wijk er in het algemeen op
achteruit is gegaan.
Het is interessant te zien hoe mensen denken
over het schoonhouden van de openbare ruimte. We hebben de deelnemers aan het
Delft Internet Panel gevraagd naar hun mening ten aanzien van acht aspecten in
de openbare ruimte. Voor bijna alle aspecten geldt dat veruit de meeste mensen
tevreden zijn over het schoonhouden. Behalve voor grachten, singels en andere
waterwegen. Daarvan vindt een meerderheid, dat de gemeente beter zou moeten
schoonmaken.
Een laatste uitkomst die voor dit burgerjaarverslag
relevant is, betreft het onderhoud aan de openbare ruimte. Voor zes aspecten
hebben we gevraagd naar de tevredenheid over het onderhoud. Voor alle zes
aspecten geldt dat een meerderheid tevreden is over het onderhoud. Voor straten
en trottoirs geldt dit in mindere mate dan voor fietspaden, groenvoorzieningen
en speelvoorzieningen.
2.7 Dienstverlening archief, musea en VAK
Het
gemeentearchief en de gemeentemusea zijn gemeentelijke onderdelen met een
uitstraling tot ver buiten de stad. Zowel het archief als de musea worden
jaarlijks door mensen uit vele landen bezocht. Ook wordt hun collectie gebruikt
voor onderzoek door particulieren en wetenschappers vanuit de hele wereld. Een
goede dienstverlening is daarom ook bij deze twee bijzondere onderdelen
belangrijk.
Het
archief heeft de afgelopen twee jaar veel geïnvesteerd in dienstverlening via
internet. Die dienstverlening bloeit. De Digitale Stamboom, de website waarop
online onderzoek naar Delftse voorouders kan worden gedaan, trok in 2002 meer
dan 100.000 bezoekers, samen goed voor ruim drie miljoen “hits”. Het systeem
voor de digitale stamboom is door het gemeentearchief zelf ontwikkeld.
Inmiddels wordt het ook gebruikt door de archiefdiensten van Amersfoort,
Eindhoven, Haarlem, Leiden en Rotterdam.
In
november werd de website collectie.delft.nl in gebruik genomen, met informatie
uit de collecties van het gemeentearchief, de gemeentemusea en de gemeentelijke
archeologische dienst. Als eerste onderdeel is de geschiedenis van het
Agnetapark gepresenteerd, met onder meer ruim 1.000 oude foto’s. De presentatie
in De Lindenhof werd bezocht door 400 mensen, vooral (oud-) buurtbewoners.
De gemeentemusea maken al
een aantal jaren gebruik van een publieksonderzoek om de bezoekerstevredenheid
te meten. Een opvallende uitkomst van het
publieksonderzoek was de overgrote meerderheid (98%) van het publiek dat een
museumbezoek combineert met een of meer activiteiten in de stad. Het
bezichtigen van oude monumenten (58%), een bezoek aan café of restaurant (39%),
winkelen in de binnenstad (35%) of een afspraak in de buurt (12%). De
combinatie van een bezoek aan de Porceleyne Fles, een ander museum of een
andere attractie in Delft of een bezoek aan Den Haag of Rotterdam kwam eveneens
regelmatig voor (8%). In 2002 bezochten 111.408 bezoekers de drie gemeentemusea.
Op iedere locatie van de
gemeentemusea ligt een gastenboek waarin bezoekers hun op- en aanmerking kunnen
schrijven. Sinds het najaar van 2002 maken zij bovendien gebruik van het
internet en krijgen via e-mail veelvuldig reacties op de activiteiten,
evenementen en presentaties. De reacties
variëren van complimenten voor de gebouwen, de presentaties en de
publieksvriendelijke bejegening tot opmerkingen over de teksten, vragen om
aanvullende informatie en suggesties ten aanzien van de productverbetering. Zo
ontving het Prinsenhof na de openstelling ter gelegenheid van Lichtjesavond
2002 heel veel positieve reacties.
De
Vrije Akademie Delft (kortweg de VAK) bedient in het kalenderjaar 2002 maar
liefst 4.061 burgers met cursussen in muziek, dans, beeldende kunst,
jeugdtheater en literatuur.
Een
cursus bij de VAK leidt bijna altijd tot een vorm van optreden, of expositie.
Hoogtepunten daarvan in 2002 zijn de landelijke schilderwedstrijd de Talens
Paletprijs, de bijdrage aan de Mooi Weer Spelen, Missa Criolla, de
Danscaroussel, de masterclass van Denise Jannah en de Delftse Boekenbende.
Nieuw
in de historie van de VAK zijn de meer dan 60 street-dansende jongens die mee
doen aan de cursus ‘Boys Only’.
In
het onderwijs timmert de VAK in 2002 als vanouds volop aan de weg.
Alle
kinderen op de basisscholen volgen het Kunstmenu. Leerlingen in het Voortgezet
Onderwijs doen mee aan het Cultuurtraject. In september volgen 900 VMBO-ers de
startdag voor het vak CKV. Terwijl de leerlingen ondermeer konden hiphoppen en
bodypainten, kopten daags erna de kranten: ‘dit is in ieder geval beter dan
gewoon les’.
Ook verzorgt de VAK het
cultuuraanbod voor de Brede School. In totaal krijgen in 2002 zo’n 15.000
schoolkinderen door de VAK kunsteducatie aangeboden. Ook start de VAK in 2002
het vier jaar durende wijktheaterproject in de Wippolder.
2.8 Stadskrant Delft
Delft
kent sinds 1995 een door de gemeente uitgegeven stadskrant. Deze wordt iedere
twee jaar geëvalueerd, door middel van een lezersonderzoek. In het najaar van
2002 is een lezersonderzoek gedaan onder een representatieve steekproef van de
Delftse bevolking van 12 jaar en ouder. Dit gebeurde via het Delft Internet
Panel. Om de representativiteit te waarborgen is ook gebruik gemaakt van een
telefonische enquête met een controlegroep.
Het
bereik van de Stadskrant Delft is aanzienlijk gestegen ten opzichte van de
vorige meting. Maar liefst 58% van de Delftse bevolking leest de stadskrant
iedere week. In 2000 was dat 39%. Het aantal mensen dat de krant (vrijwel) nooit
leest is afgenomen
Hoe
vaak leest u de Stadskrant Delft?
|
2002 |
2000 Na vertrek Woonmarktkrant |
1998 |
1996 |
Elke week |
58% |
39% |
54% |
37% |
Enkele keren per maand |
12% |
7% |
14% |
12% |
Een enkele keer |
17% |
17% |
13% |
22% |
(bijna) nooit |
13% |
37% |
19% |
29% |
Als
waarderingscijfer krijgt de stadskrant een ruime voldoende: 6,9, een score
vergelijkbaar met eerdere jaren. Leesbaarheid en betrouwbaarheid en ook
actualiteit scoren iets boven het gemiddelde. Daarmee wordt de trend van de
afgelopen jaren voortgezet. De opmaak van de krant scoort een 6,5. Een
minderheid vindt dat de krant vaker in kleur zou moeten verschijnen: 25%.
2.9
Ten slotte
In
dit hoofdstuk heb ik gerapporteerd over de kwaliteit van dienstverlening in de
gemeente. Zoals u heeft kunnen lezen zijn we voortdurend op zoek naar
mogelijkheden om u nog beter van dienst te zijn. Daarbij is het ook belangrijk
om te weten hoe ú denkt over de kwaliteit van onze dienstverlening. Daarom
houden we regelmatig klanttevredenheidsonderzoeken om uw mening over onze
dienstverlening te weten te komen. Het klanttevredenheidsonderzoek Milieu en
Reiniging, dat in dit hoofdstuk ter sprake kwam, is hiervan een voorbeeld. Dit
jaar wordt een dergelijk onderzoek gedaan bij Publiekszaken. Ik hoop aan de hand
van de resultaten van het onderzoek in het volgende burgerjaarverslag verslag
te kunnen doen van uw ervaringen met de dienstverlening aan onze
publieksbalies. Daar kunnen we veel van leren.
Graag
zou ik in dit hoofdstuk meer aandacht hebben willen besteden aan de
afhandeltijd van diverse vergunningaanvragen. Op dit moment bleek het niet goed
mogelijk om van de verschillende soorten vergunningaanvragen, zoals
bouwvergunningen en parkeervergunningen, een overzicht te geven van het
percentage aanvragen dat binnen een bepaalde termijn was afgehandeld. Het
verloop van een vergunningaanvraag wordt nog niet goed bijgehouden. Momenteel wordt door het management van de
gemeente reeds onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om ervoor te zorgen dat
we dat in de toekomst wel kunnen doen. Het vereist aanpassingen aan de software
die de gemeente voor dit soort zaken gebruikt. Ik zie het burgerjaarverslag als
een extra stimulans om hier prioriteit aan te geven en vind dat we in het
volgende burgerjaarverslag al meer systematische gegevens op dat punt moeten
kunnen presenteren.
Publieksbalie Phoenixstraat 16 2611 AL Delft |
|
Type producten en
diensten |
Openingstijden en
contactgegevens |
·
reisdocumenten,
·
rijbewijs, ·
uittreksels,
·
aangifte
geboorte, ·
enz... |
·
ma t/m vr 8:00 - 15:00 en vr 18:00 - 20:00 uur ·
e-mail burgerzaken@delft.nl ·
telefoon 015
- 260 24 77 |
·
informatie
over bestemmingsplannen, ·
bouw advies,
·
huursubsidie,
·
vangnetregeling,
·
enz... |
·
ma t/m
vr 8:00 - 15:00 uur ·
e-mail:
info@delft.nl ·
telefoon 015
- 260 24 94 |
·
algemene
informatie & inzage stukken, ·
afspraak
naturalisatie, ·
parkeeraangelegenheden, ·
ontheffingen,
·
enz... |
·
ma t/m vr
8:00 - 15:00 en vr 18:00 - 20:00 uur ·
e-mail:
info@delft.nl ·
telefoon 015
- 260 24 94 |
Adresgegevens |
Openingstijden en
contactgegevens |
Werk
Inkomen & Zorg Hooikade 13
(Inkomensdeel) Hooikade 30
(Activering
& inburgering, Budgetwinkel) 2627
AB Delft |
·
ma t/m vr
8:30 - 12:00 uur en 13:30 - 16:00 uur ·
telefoon 015
- 260 20 00 ·
fax 015 -
261 65 55 |
Postbus
Gemeente Delft Postbus 78 2600 ME
Delft |
·
algemeen
postadres gemeente Delft |
Hoofdstuk
3: Bezwaarschriften en klachten
In
dit burgerjaarverslag is tot nu verslag gedaan van de inspanningen die de
gemeente doet om u als burger zo goed mogelijk van dienst te zijn en om u
optimaal te betrekken bij beslissingen over uw stad. Natuurlijk gaan er ook wel
eens dingen niet goed, bent u ergens niet tevreden over of bent u het oneens
met een besluit van de gemeente. We komen dan aan bij een onderdeel, dat
weliswaar volgens de wet geen onderdeel hoeft uit te maken van dit
burgerjaarverslag, maar dat ik wel heel belangrijk vind: de procedures rondom
bezwaarschriften en klachten.
3.1
Niet eens met een besluit: bezwaarschriften
De
gemeente neemt dagelijks veel besluiten over uiteenlopende zaken. Vaak zijn dat
besluiten op aanvragen van burgers. De aanvraag van een bouwvergunning
bijvoorbeeld, of van een parkeervergunning, ontheffingen op de APV, aanvragen
in het kader van de Algemene bijstandswet en nog veel meer. Het kan zijn, dat u
het niet eens bent met het besluit van de gemeente. U vindt bijvoorbeeld, dat
de gemeente u een uitkering ten onrechte weigert, of u bent het niet eens met
het besluit van de gemeente om een boom in uw straat te laten kappen.
In
deze gevallen heeft u op basis van de Algemene Wet Bestuursrecht het recht
bezwaar te maken. In Delft worden de bezwaarschriften voorgelegd aan een
onafhankelijke commissie: de Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften. De
commissie is verdeeld in vier kamers. Elke kamer is belast met de
bezwaarschriften tegen een bepaald soort besluiten. Hieronder is weergegeven
welk soort bezwaarschriften iedere kamer onder meer behandelt.
-
Kamer
I: bezwaarschriften op het gebied van bouwen, wonen en verkeer.
-
Kamer
II: bezwaarschriften op het terrein van werk, inkomen en zorg.
-
Kamer
III: alle bezwaarschriften die niet bij een van de andere kamers thuishoren.
-
Kamer
IV: bezwaarschriften van eigen werknemers van de gemeente.
Iedere
kamer wordt bezet door twee – onafhankelijke – externe leden en een
raadscommissielid[1]. De
voorzitter is altijd iemand met een juridische achtergrond, die bovendien niet
bij de gemeente werkt. Voor u als indiener is de “kamerindeling” niet zo
relevant. U dient gewoon uw bezwaarschrift binnen zes weken in. Onder ieder
besluit van de gemeente staat overigens ook vermeld hoe u bezwaar kunt maken.
Nadat
de commissie uw bezwaar heeft ontvangen, krijgt u een ontvangstbevestiging. De
gemeentelijke afdeling die het besluit waartegen u bezwaar maakt heeft
voorbereid, krijgt van de commissie de gelegenheid een verweerschrift op te
stellen. Hierin geeft de afdeling aan waarom ze het besluit juist vindt. Daarna
stelt de commissie u in de gelegenheid om te worden gehoord. U kunt uw
bezwaarschrift dan mondeling toelichten aan de commissieleden. Ook de gemeente
wordt gehoord door de commissie. Ten slotte vergadert de commissie en brengt
een advies uit. Dit advies wordt aan beide partijen toegestuurd: aan degene die
bezwaar maakt en aan het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen (het
college van burgemeester en wethouders, de burgemeester of de gemeenteraad).
Vervolgens neemt het bestuursorgaan een nieuw besluit, mede op basis van dit
advies. Dit wordt ook wel een heroverwegingsbesluit genoemd. Als u het met dit
besluit nog steeds niet eens bent, dan kunt u in beroep gaan bij de rechter.
In
onderstaande tabel is weergegeven hoeveel bezwaarschriften iedere kamer van de
commissie in 2002 binnenkreeg, hoeveel er zijn afgehandeld en hoeveel
bezwaarschriften zij aan het eind van het jaar nog hadden openstaan.
Tabel
3.1: Instroom en uitstroom bezwaarschriften in 2002
|
Openstaand
op 1-1-2002 |
Nieuw
ingekomen |
Advies
uitgebracht |
Ingetrokken/ afgehandeld
zonder advies |
Openstaand
op 31-12-2002 |
Kamer
I |
132 |
312 |
201 |
44 |
199 |
Kamer
II |
374 |
501 |
253 |
239 |
384 |
Kamer
III |
62 |
33 |
37 |
7 |
51 |
Kamer
IV |
24 |
38 |
21 |
20 |
21 |
Figuur
3.1: Instroom en uitstroom bezwaarschriften in 2002
Het
is belangrijk, dat bezwaarschriften op tijd worden afgehandeld. Mensen hebben
immers behoefte aan zekerheid en willen snel de beschikking hebben over een
definitief besluit van de gemeente. Ook voor de gemeentelijke organisatie is
het niet goed als bezwaarschriften zich ophopen bij de Commissie voor de
beroep- en bezwaarschriften. Als dat wel gebeurt kan de gemeente in sommige
gevallen niet doorgaan met het uitvoeren van plannen.
We
kunnen in het schema goed de vergelijking maken tussen het aantal
bezwaarschriften dat de kamers aan het begin en aan het eind van het jaar
hadden openstaan. Drie van de vier kamers blijken aan het eind van het jaar
vrijwel evenveel of meer bezwaarschriften te hebben weggewerkt dan ze er hebben
ontvangen. Alleen kamer I springt er negatief uit. Het aantal openstaande
bezwaarschriften is er in een jaar gestegen van 132 naar 199. Als we verder
terug zouden kunnen kijken, dan blijkt bovendien dat deze ontwikkeling al een
aantal jaren gaande is. Dat is niet goed. Daarom heeft het college onlangs besloten
om het secretariaat van kamer I het komend jaar tijdelijk uit te breiden met
twee medewerkers. Zo kunnen we alles op alles zetten om de achterstanden weg te
werken en over een jaar een schone lei te hebben. In het burgerjaarverslag over
2003 moeten de resultaten daarvan zichtbaar zijn.
Uit
bovenstaande tabel en grafiek kan alleen worden opgemaakt of bezwaarschriften
zich na een jaar hebben opgehoopt. We kunnen niet zien hoe lang een
bezwaarschrift gemiddeld in behandeling was. Ook valt niet af te leiden hoeveel
procent binnen een bepaalde termijn is afgehandeld. Ik vind dat we ervoor
moeten zorgen, dat we die gegevens in de toekomst wel hebben. Voor de
behandeling van bezwaarschriften zijn immers termijnen gesteld en ik wil erover
kunnen rapporteren of we die termijnen halen. Bovendien kan het gemeentebestuur
maatregelen nemen als blijkt, dat de behandelduur van bezwaarschriften
onaanvaardbaar lang is.
In
dit burgerjaarverslag rapporteer ik alleen over de kwaliteit van procedures.
Dat geldt voor burgerparticipatie, maar ook voor de afhandeling van
bezwaarschriften. De Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften is
onafhankelijk en brengt dan ook haar eigen jaarverslag uit. Daarin geeft de
commissie onder meer aan wat de redenen zijn geweest van het gegrond verklaren
van bezwaarschriften. Dat doe ik nu niet, omdat ik op deze plek niet wil
rapporteren over de inhoud van de bezwaarschriftenprocedure. Wel is het
interessant om te zien wat in het algemeen de adviezen van de commissie zijn.
Uit het aantal gegrond- en ongegrondverklaringen kan min of meer worden
afgeleid of de gemeente z’n werk goed doet. Indien de commissie veel bezwaren
gegrond verklaart moeten we ons immers afvragen of de gemeente z’n besluiten
wel goed neemt en aan de burgers de reden van een beslissing overtuigend
motiveert. Overigens wordt slechts tegen een fractie van de duizenden besluiten
die de gemeente jaarlijks neemt bezwaar aangetekend. Dat is op zich al een
teken, dat de gemeente goed werk levert. Mensen worden immers onder ieder besluit
‘uitgenodigd’ om bezwaar te maken.
In
onderstaand schema is weergegeven hoeveel bezwaarschriften in 2002 door de
commissie gegrond werden verklaard. Daaruit blijkt, dat de commissie bij het
grootste deel van de bezwaren van mening was dat de gemeente het juiste besluit
had genomen en de bezwaren daarom ongegrond verklaarde. Daarbij moet wel worden
opgemerkt, dat in een flink aantal gevallen een bezwaarschrift niet in de
commissie behandeld hoefde te worden, omdat de gemeente naar aanleiding van het
bezwaarschrift constateerde dat het besluit niet juist was en een nieuw besluit
nam, waarmee de indiener van het bezwaarschrift feitelijk in het gelijk werd
gesteld. Het gaat om zo’n 250 gevallen van de ruim 800 bezwaarschriften in
2002. U vindt deze voor een deel in tabel 3.1 onder het kopje
‘ingetrokken/afgehandeld zonder advies’.
De
Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften vervult al met al een goede
functie door besluiten waartegen bezwaar wordt gemaakt tegen het licht te
houden. In 30 tot 40% van de gevallen wordt een indiener van een bezwaarschrift
in het gelijk gesteld door de commissie. Daarbij zijn de gegrondverklaringen en
de gevallen waarbij de gemeente zelf al een nieuw besluit nam, bij elkaar
opgeteld. In tabel 3.2 en figuur 3.2 zijn alleen de echte gegrondverklaringen
opgenomen. Vandaar dat het aandeel van de mensen dat gelijk krijgt in de tabel
en de figuur kleiner lijkt.
Tabel
3.2: Wijze van afhandeling van in behandeling genomen bezwaarschriften in 2002
|
Gegrond1 |
Ongegrond |
Gegrond/ Ongegrond2 |
Niet-ontvankelijk3 |
Totaal |
Kamer
I |
8 |
107 |
5 |
81 |
201 |
Kamer
II |
59 |
173 |
- |
21 |
253 |
Kamer
III |
5 |
29 |
- |
3 |
37 |
Kamer
IV |
7 |
14 |
- |
- |
21 |
1 Geheel of gedeeltelijk.
2 Gegrond voor wat betreft motiveringsgebrek, maar inhoudelijk gezien ongegrond. Dit betekent, dat de gemeente wel het goede besluit had genomen, maar het beter had moeten motiveren.
3 Niet-ontvankelijk betekent dat de commissie van mening is, dat het bezwaar niet aan de vereisten voldeed (b.v. het ontbreken van een handtekening of te laat ingediend).
Figuur
3.2: Wijze van afhandeling van in behandeling genomen bezwaarschriften in 2002
3.2
Interne klachtafhandeling
Op
6 maart 2002 publiceerde “de Volkskrant” een artikel over klachtenprocedures
bij gemeenten. Bij het artikel nam de krant
een overzicht op van het aantal klachten dat bij gemeenten was
binnengekomen en de wijze waarop deze waren afgehandeld. Ook de gemeente Delft
werd door de Volkskrant benaderd met de vraag gegevens voor het artikel aan te
leveren. Net als in veel andere gemeenten was het zeer moeilijk om de gevraagde
gegevens boven water te krijgen.
Als
burger heeft u regelmatig contact met de gemeente. Zo vraagt u bij ons een
paspoort aan, kunt u contact hebben voor een uittreksel uit het bevolkingsregister,
of doet u een melding over rondslingerend vuil. In al die contacten heeft u te
maken met onze medewerkers. Wij doen ons best om de medewerkers met een publieksfunctie bewust te maken van
het feit, dat u in al die gevallen onze klant bent en zo ook behandeld moet
worden. Hierover heb ik in het hoofdstuk over dienstverlening het een en ander
verteld. Toch kan het voorkomen, dat u vindt dat u onheus behandeld bent door
de gemeente. Het kan zijn dat u niet netjes te woord bent gestaan of dat uw
brief niet wordt beantwoord. Op zo’n moment kunt u een klacht indienen bij de
gemeente. Voor het indienen en afhandelen van klachten bestaat een procedure.
Die zal ik hieronder in het kort uiteenzetten.
U
richt uw klacht tot het college van burgemeester en wethouders van Delft. Nadat
wij uw klacht hebben ontvangen krijgt u van ons een ontvangstbevestiging.
Vervolgens wordt iemand belast met het onderzoeken van uw klacht. Hierbij hoort
in ieder geval het verzamelen van relevante informatie en het horen van de
klager én van de ambtenaar over wie wordt geklaagd. De directeur, onder wiens
verantwoordelijkheid de ambtenaar werkt, ontvangt een schriftelijk advies. Op
basis van dit advies antwoordt de directeur aan de klager en meldt hem of de
klacht gegrond was of niet. Als de klacht gegrond was, en de klager dus gelijk
had, dan zal met de betrokken ambtenaar een gesprek plaatsvinden. Ook kan het
zijn dat we onze procedures moeten herzien na een gegronde klacht. Als iemand
bijvoorbeeld gelijk heeft gekregen na het klagen over gebrekkige informatie bij
gemeentelijke balies, dan moeten we maatregelen nemen om dit in de toekomst te
voorkomen.
Dit
deel van de klachtenprocedure noemen we de interne of “eerstelijns”
klachtafhandeling. Als u het met het oordeel niet eens bent, dan kunt u bezwaar
maken bij de Ombudscommissie. Hierop kom ik later terug.
In
onderstaand overzicht is weergegeven hoeveel klachten in 2002 bij de vijf
gemeentelijke onderdelen (clusters) binnenkwamen en hoeveel er zijn
afgehandeld.
Tabel 3.3: Overzicht
in- en uitstroom van klachten 2002
|
Voorraad |
Instroom |
Uitstroom |
Publiekszaken |
2 |
87 |
80 |
Wijk-
en Stadszaken |
0 |
8 |
8 |
Facilitaire
dienstverlening1 |
0 |
3 |
1 |
Bedrijven2 |
0 |
0 |
0 |
Centrale
Staf |
0 |
0 |
0 |
1
58
klachten over de bezorging van de Stadskrant zijn hierbij niet betrokken.
2
Het
cluster Bedrijven bestaat sinds eind 2002 niet meer. De klachten van de
onderdelen Brandweer, Gemeentearchief, Gemeentemusea, Sportbedrijf en
Stadsbeheer zijn nog wel onder deze noemer gebracht.
Bij
het cluster Publiekszaken blijken de meeste klachten binnen te komen. Dit is
niet verwonderlijk, aangezien de meeste contacten tussen burgers en de gemeente
juist bij dit cluster plaatsvinden. Alle baliefuncties, van de sociale dienst
tot aan burgerzaken, vallen onder Publiekszaken. Ook voor het aanvragen van een
bouwvergunning of een parkeervergunning komt u bij Publiekszaken terecht. Uit
de cijfers valt niet op te maken hoe lang het duurt voordat een klacht is
afgehandeld. Er blijkt geen sprake te zijn van zich ophopende klachten. Vrijwel
alle interne klachten zijn in hetzelfde jaar ook weer afgehandeld.
In
onderstaand schema is een totaaloverzicht weergegeven van de wijze waarop de
klachten in 2002 zijn afgehandeld.
Tabel
3.4: Overzicht van wijze van afdoening en onderwerpen van klachten 20021
Onderwerp |
(Gedeeltelijk) gegrond |
Ongegrond |
Niet-ontvankelijk |
Ingetrokken |
Informatie
en voorlichting |
4 |
2 |
|
|
Zorgvuldigheid
procesgang |
10 |
9 |
|
|
Zorgvuldigheid
organisatie |
9 |
6 |
1 |
|
Zorgvuldigheid
medewerker |
9 |
15 |
|
|
Overige
eisen van behoorlijkheid |
6 |
9 |
|
9 |
1 Wegens het ontbreken van
een heldere en uniforme klachtenprocedure in 2002, is het mogelijk dat het
overzicht over 2003, in het volgende burgerjaarverslag, enigszins een afwijking
zal vertonen met dit overzicht. Vooral ten aanzien van de onderwerpen van de
klachten. Deze cijfers moeten dan ook slechts worden opgevat als een indicatie
van de onderwerpen van de klachten.
Figuur
3.3: Overzicht van wijze van afdoening en onderwerpen van klachten 2002
De
gemeente was al langer van plan om de interne klachtenprocedure nog eens tegen
het licht te houden en deze zo nodig af te stoffen. Nadat de gemeente in 2000
was gereorganiseerd bleek, dat klachten door de nieuw gevormde
organisatieonderdelen niet altijd juist werden afgehandeld. Het in bovenstaand
kader genoemde artikel van de Volkskrant attendeerde ons nog eens op de
noodzaak de organisatie van de procedure op de hoogte te stellen. Ook tijdens
het opstellen van dit burgerjaarverslag werd duidelijk dat de afhandeling van
de klachten, en vooral ook de registratie ervan, niet in alle gevallen goed
loopt. Voor veel gemeentelijke onderdelen was het een hele klus om gegevens
over de klachtafhandeling boven water te krijgen. In sommige gevallen lukte dit
helemaal niet. Een positieve uitzondering vormt de sector Werk, Inkomen en
Zorg, waar al lang een goed lopende klachtenafhandeling en –registratie
functioneert, inclusief periodieke klachtenrapportages. Om ervoor te zorgen,
dat dit in de toekomst bij alle gemeentelijke onderdelen het geval is, heeft de
gemeente onlangs een begin gemaakt met het opstellen van een uniforme
klachtenregeling. Die regeling – die in het voorjaar van 2003 van kracht zal
worden - is niet nieuw, maar komt in grote
lijnen overeen met de procedure die al langer bestond en hierboven ook is
beschreven. Afgezien van een instructie hoe klachten moeten worden afgehandeld,
bevat de procedure bovendien een regeling hoe de klachten moeten worden
geregistreerd. Een belangrijk onderdeel daarbij is de jaarlijkse gemeentebrede
klachtenrapportage. In toekomstige burgerjaarverslagen moet deze rapportage
worden opgenomen, zodat ik aan de raad en de burgers kan laten zien dat we onze
klachten op een zorgvuldige manier afhandelen. De komende tijd gaan we er veel
energie in steken om de hele organisatie met de procedure bekend te maken,
zodat nog dit jaar volgens de instructie wordt gewerkt. Ik vind dat we ernaar
moet streven, dat reeds in het volgende burgerjaarverslag onze vorderingen
zichtbaar zijn. Laat dit eerste burgerjaarverslag in die zin een goede
stimulans zijn!
Ook
de Nationale Ombudsman constateert in zijn jaarverslag over 2002 dat overheden
vaker dan drie jaar geleden, toen het verplicht werd een interne
klachtenregeling op te zetten, vergeten de geregistreerde klachten te
presenteren. De Ombudsman vermoedt dat veel gemeenten niet weten hoe ze de
klachten openbaar moeten maken. Hij hoopt dan ook, dat de gemeenten het
burgerjaarverslag aangrijpen om weer verantwoording af te leggen over hun
klachtenregeling.
3.3
Ombudscommissie
Als
uw klacht in eerste instantie ongegrond wordt verklaard, heeft u de
mogelijkheid om hiertegen bezwaar te maken. Hiervoor hebben we in Delft een
onafhankelijke commissie: de Ombudscommissie. In de Ombudscommissie zitten
onafhankelijke leden die uw klacht beoordelen.
Als
u uw klacht heeft ingediend bij de Ombudscommissie ontvangt u binnen een week
een ontvangstbevestiging. Nadat de commissie uw klacht ontvankelijk heeft
verklaard (de klacht voldoet aan alle eisen) zal de gemeentelijke afdeling
waartegen de klacht is gericht de gelegenheid krijgen hierop schriftelijk te
reageren. Ook probeert de commissie alle relevante informatie te verzamelen.
Wanneer de Ombudscommissie verwacht nog meer informatie te kunnen krijgen, zal
ze de klager en de gemeente samen oproepen om te worden gehoord. Ten slotte
maakt de Ombudscommissie een rapport op, dat naar de klager, de directeur van
het gemeentelijke onderdeel en naar de verantwoordelijke bestuurder wordt
gezonden. Behalve een oordeel of de klacht gegrond was of niet, kan de
Ombudscommissie ook een aanbeveling doen, die ervoor moet zorgen dat de
gedraging zich in de toekomst niet nog een keer kan voordoen.
In onderstaande tabel is weergegeven hoeveel
klachten de Ombudscommissie in 2002 heeft ontvangen en hoeveel er op welke
wijze zijn afgehandeld.
Tabel
3.4: In- en uitstroom van klachten bij de Ombudscommissie
|
Aantal |
Openstaand
op 1-1-2002 |
8 |
Nieuw
ingekomen |
37 |
Schriftelijk
met rapport |
2 |
Hoorzitting
met rapport |
4 |
Als
geheel niet ontvankelijk/niet bevoegd |
23 |
Ingetrokken |
- |
Door
het gemeentelijk orgaan afgehandeld |
10 |
Openstaand
op 31-12-2002 |
6 |
Nadere
gegevens over onder meer het aantal gegrond en ongegrond bevonden klachten
waren bij het opstellen van dit burgerjaarverslag nog niet voorhanden. Zie
hiervoor het nog te verschijnen jaarverslag van de Ombudscommissie.
3.4
Ten slotte
In
dit hoofdstuk heb ik verslag gedaan van de interne en externe
klachtenprocedures en de bezwaarprocedure. Voor meer uitleg over de cijfers en meer
informatie over de werkwijze van de Gemeentelijke Ombudscommissie (GOC) en de
Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften (CBB) verwijs ik u naar de
jaarverslagen van deze commissies. Hun jaarverslagen verschijnen de laatste
jaren overigens vrij laat in het jaar. Ik ben er voorstander van de
jaarverslagen van de GOC en de CBB tegelijk te laten publiceren met het
jaarverslag, de jaarrekening en dit burgerjaarverslag. Het gemeentebestuur kan
op die manier in de maanden mei of juni een totale verantwoording over het
voorgaande jaar aan de raad voorleggen.
Hoofdstuk
4: Lintjes, penningen en jubilea
6.1
Onderscheidingen
Op
29 april 2002 mocht ik de heer Klaas Schroot de versierselen opspelden, die
horen bij het lidmaatschap in de Orde van Oranje-Nassau. De heer Schroot, 73
jaar oud, ontving deze Koninklijke Onderscheiding wegens zijn jarenlange
optredens als organist in bejaardenhuizen, ziekenhuizen en andere
zorginstellingen. Zeer veel mensen putten troost uit gebedsdiensten, die de
heer Schroot begeleidt met zijn orgelmuziek. Vorig jaar was het 40 jaar
geleden, dat hij met dit vrijwilligerswerk begon. Het was reden voor het
bestuur van Verpleeghuis De Bieslandhof om de heer Schroot voor te dragen voor
een Koninklijke Onderscheiding. Ook Hare Majesteit de Koningin waardeerde de
belangeloze inzet van de heer Schroot, waar veel Delftse burgers al zoveel jaar
van genieten, en beloonde deze met het lidmaatschap in de Orde van
Oranje-Nassau.
In
dit burgerjaarverslag is verslag gedaan van de kwaliteit van burgerparticipatie
en dienstverlening in Delft. Dit zijn beide vormen van interactie tussen het
gemeentebestuur en de Delftse burgers, waarvan de gemeente veel kan leren. Die
interactie is belangrijk, omdat het gemeentebestuur en de burgers samen moeten
werken aan de kwaliteit van de stad.
Sommige
burgers zetten zich bovengemiddeld in voor de stad. Zij leveren meer dan andere
mensen een belangrijke bijdrage aan de Delftse samenleving. Het gemeentebestuur
vindt het belangrijk om die inzet te belonen en zijn waardering daarvoor uit te
spreken. Dit gebeurt op verschillende manieren.
Ten
eerste zijn er de Koninklijke Onderscheidingen, waarvan de benoeming van de
heer Schroot tot lid in de Orde van Oranje-Nassau een voorbeeld is. Koninklijke
Onderscheidingen worden, de naam zegt het al, toegekend door de Koningin. Door
middel van de Koninklijke Onderscheidingen, die ieder jaar op de dag voor
Koninginnedag worden uitgereikt, toont de regering haar waardering voor mensen
die zich bovengemiddeld en vaak ook belangeloos inzetten voor de Nederlandse
samenleving. Op die dag, ook wel de Lintjesregen genoemd, reik ik namens de
Koningin de onderscheidingen uit aan de Delftenaren die op dat moment zullen
toegetreden tot de eervolle Orden van Oranje-Nassau en de Nederlandse Leeuw.
Soms wordt een Koninklijke Onderscheiding ook op een andere dag uitgereikt. Dat
gebeurt alleen wanneer er een duidelijke relatie is tussen de reden voor de
benoeming en die dag, bijvoorbeeld een jubileum of een afscheid. Mensen die een
Koninklijke Onderscheiding ontvangen hebben vaak vrijwilligerswerk verricht,
zich jarenlang ingespannen voor een vereniging of zich op een andere manier ten
bate van de samenleving verdienstelijk gemaakt. In de universiteitsstad Delft
komt het ook voor, dat ik een Koninklijke Onderscheiding mag uitreiken aan
gerenommeerde wetenschappers. Deze mensen komen in aanmerking voor een
Koninklijke Onderscheiding op basis van hun, zoals dat officieel heet,
bijzondere verdiensten van zeer exceptionele aard jegens de samenleving.
De
mensen die een Koninklijke Onderscheiding ontvangen zijn daardoor vaak zeer
vereerd en beschouwen de onderscheiding als een erkenning voor hun jarenlange
inzet. Als u ook iemand in uw omgeving kent, die volgens u in aanmerking zou
moeten komen voor een Koninklijke Onderscheiding, kunt u dat schriftelijk aan
mij kenbaar maken. In uw brief geeft u aan, waarom u vindt dat de persoon een
Koninklijke Onderscheiding moet ontvangen en geeft u zoveel mogelijk al diens
(neven)activiteiten aan. Ik stuur de brief vervolgens, met een advies wel of
geen onderscheiding te verlenen, door aan de Commissaris van de Koningin. De
Commissaris geeft ook een advies en stuurt het pakket aan het Kapittel der
Civiele Orden, dat uiteindelijk beslist. Meer informatie over Koninklijke
Onderscheidingen kunt u vinden op de website www.lintjes.nl.
In
onderstaand schema is opgenomen wie in 2002 een Koninklijke Onderscheiding
heeft ontvangen, van welke rang de onderscheiding was en waarvoor deze is uitgereikt.
Naam |
Datum |
Rang |
Verdienste |
G.H.J.
Bekking |
26 april 2002 |
Lid Oranje-Nassau |
Vereniging
Oud-Indiëganger, Stichting Kindertuinen, Wenerclub |
Prof.
dr. ir. J.J.M. de Goeij* |
31
mei 2002 |
Ridder
Nederlandse Leeuw |
Hoogleraar
Toegepaste Radiochemie |
C.
de Graaff |
13
september 2002 |
Ridder
Oranje-Nassau |
Directeur
“De Schakel” (school voor speciaal voortgezet onderwijs) |
Mw. C. Heuvelman |
12
maart 2002 |
Lid
Oranje-Nassau |
Raadslid |
Th.L.A.
Jansen |
26 april 2002 |
Lid Oranje-Nassau |
Delftse
Voetbal Vereniging |
W.A.G.
van Leeuwen |
12
maart 2002 |
Lid
Oranje-Nassau |
Raadslid |
M.P.
Oosten |
30 mei 2002 |
Ridder Oranje-Nassau |
Wethouder |
Mw.
J.F. Ouwerkerk-de Koster |
26 april 2002 |
Lid Oranje-Nassau |
Hervormde
Vrouwengroep Sionskerk |
H.R.
Schoeman |
26 april 2002 |
Ridder Oranje-Nassau |
Vakbondswerk
Eneco |
K.
Schroot |
26 april 2002 |
Lid Oranje-Nassau |
40
jaar organist |
J.F.
Seinstra |
26 april 2002 |
Ridder Oranje-Nassau |
Lutherse
Werkgroep voor kerkmuziek, dirigent |
C.G.
Sluijtman |
26 april 2002 |
Lid Oranje-Nassau |
Handboogsportvereniging
Frederik Hendrik Delft |
A.G.
Toppenberg |
26 april 2002 |
Lid Oranje-Nassau |
Docent
Mondiraan Onderwijsgroep, Studiementor Arubaanse studenten |
J.P.
Torenstra |
30 mei 2002 |
Ridder Oranje-Nassau |
Wethouder |
J.A.
Touw |
26 april 2002 |
Ridder Oranje-Nassau |
Voorzitter
SIRE |
C.
van Velzen* |
26 april 2002 |
Lid Oranje-Nassau |
Delftse
Voetbal Vereniging |
J.
van IJken |
26 april 2002 |
Lid Oranje-Nassau |
Kerkelijke
functies binnen Hervormde Wijkgemeente Mattheus |
*
Prof. De Goeij en de heer Van Velzen zijn niet woonachtig in Delft. Ik heb hen echter
wel in Delft hun Koninklijke Onderscheiding mogen overhandigen, omdat hun
verdiensten in onze stad liggen.
Het
gemeentebestuur wil ook zelf haar waardering uitspreken voor mensen, die zich
inzetten voor de stad. Daarvoor hebben we in Delft twee onderscheidingen: de
Erepenning en de Gemeentepenning. De Erepenning wordt, op voordracht van het
college, toegekend door de gemeenteraad en is daarmee de hoogste onderscheiding
van de stad. De Erepenning wordt toegekend aan mensen met zeer bijzondere verdiensten
voor Delft. Dit zijn onder meer raadsleden, die na meer dan 12 jaar de raad
verlaten. Raadsleden doen hun werk in het algemeen met overgave en velen
verlaten de raad pas nadat zij jarenlang hun volksvertegenwoordigende taak
hebben uitgevoerd, vaak naast een full-time baan. Als dank en tevens als
herinnering aan dit belangrijke werk, overhandig ik hen tijdens hun laatste
raadsvergadering de Erepenning. In 2002 hebben alleen raadsleden de Erepenning
ontvangen. Dit waren mevrouw C. Heuvelman (GroenLinks), de heer W. van Leeuwen
(CDA) en mevrouw W. Steffen-Hoogendoorn (VVD).
De
Gemeentepenning wordt toegekend door het college en is weggelegd voor
Delftenaren, die zich buitengewoon hebben ingezet voor hun stad. De eisen voor
het verkrijgen van de Gemeentepenning zijn vergelijkbaar met die van een
Koninklijke Onderscheiding, zij het dat de Gemeentepenning zich louter richt op
mensen wier inzet ten goede komt van de Delftse samenleving. Bovendien komen
voor de Gemeentepenning ook mensen in aanmerking die uit hoofde van hun functie
van groot belang zijn geweest voor de stad. Dat is bij een Koninklijke
Onderscheiding niet het geval. Helaas heb ik in 2002 aan niemand een
Gemeentepenning kunnen uitreiken.
Als
u van mening bent, dat iemand in uw omgeving de Gemeentepenning of de
Erepenning zou moeten ontvangen, dan kunt u hiertoe een schriftelijk verzoek
indienen bij het College van Burgemeester en Wethouders.
6.2
Bijzondere huwelijken en leeftijden
Afgezien
van de onderscheidingen deel ik als burgemeester ook in andere feestelijke
gebeurtenissen van mensen in de stad. Zo is het een traditie, dat de
burgemeester op bezoek gaat bij burgers die de markante leeftijd van 100 jaar
hebben bereikt. In 2002 heb ik zes Delftenaren mogen feliciteren met hun
honderdste verjaardag. Mijn echtgenote bezoekt de mensen, die een nóg hogere
leeftijd bereiken. Zij heeft in 2002 één 101-jarige, twee 103-jarigen en één
105-jarige bezocht.
Mijn
echtgenote of ik gaan ook op bezoek bij echtparen die een bijzondere
huwelijksviering hebben. In totaal hebben wij beiden vorig jaar aan 35
echtparen een bezoek gebracht die hun 60-jarige bruiloft vierden. We waren bij
zes echtparen die 65 jaar waren getrouwd. Een zeer bijzonder bezoek betrof dat
aan het echtpaar Sie-Liem, geboren in het toenmalig Nederlands-Indië, dat op 8
oktober 2002 hun 70-jarig huwelijksjubileum vierde.
Overigens
geldt zowel voor de honderdjarigen als voor de bijzondere huwelijksjubilea, dat
soms ook wethouders in hun positie van loco-burgemeester de bezoeken afleggen.
[1] Tot 7 maart 2002 werden de kamers bezet door twee externe leden en een raadslid. Nadien is de rol van de raadsleden overgenomen door raadscommissieleden.