Indemniteit is een oud Nederlands woord, dat veelal wordt gebruikt in de archiefwereld en genealogie. Indemniteit zoals dat in de Gemeentewet wordt gebruikt heeft de betekenis van een bekrachtiging achteraf van een handeling waartoe men niet gemachtigd was. Dit is goed te vergelijken met de op rijksniveau geldende indemniteitswet, door middel van deze wet worden alsnog uitgaven goedgekeurd waartegen de Algemene rekenkamer bezwaar had gemaakt.   De gemeentewet geeft aan:

Artikel 198

1.       De raad stelt de jaarrekening vast in het jaar volgend op het begrotingsjaar. De jaarrekening betreft alle inkomsten en uitgaven van de gemeente.

2.       Indien de raad tot het oordeel komt dat uitgaven die in de jaarrekening zijn opgenomen niet rechtmatig zijn gedaan, wordt dit standpunt terstond ter kennis gebracht van het college met vermelding van de gerezen bedenkingen.

3.       Het college zendt de raad binnen twee maanden na ontvangst van het standpunt, bedoeld in het tweede lid, een voorstel voor een indemniteitsbesluit, vergezeld van een reactie op de bij de raad gerezen bedenkingen.

4.       Indien het college een voorstel voor een indemniteitsbesluit heeft gedaan, stelt de raad de jaarrekening niet vast dan nadat hij heeft besloten over het voorstel.

Artikel 199
Behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden, ontlast de vaststelling van de jaarrekening de leden van het college ten aanzien van het daarin verantwoorde financieel beheer.

Artikel 200

Het college zendt de vastgestelde jaarrekening, vergezeld van de overige in artikel 197 bedoelde stukken binnen twee weken na vaststelling, maar in ieder geval voor 15 juli van het jaar, volgend op het begrotingsjaar, aan gedeputeerde staten. Het college voegt daarbij, indien van toepassing, het besluit van de raad over een voorstel voor een indemniteitsbesluit met de reactie, bedoeld in artikel 198, derde lid.

Artikel 201

Indien de raad de jaarrekening dan wel een indemniteitsbesluit niet of niet naar behoren vaststelt, zendt het college de jaarrekening, vergezeld van de overige in artikel 197 bedoelde stukken, respectievelijk het indemniteitsbesluit ter vaststelling aan gedeputeerde staten.

 

Memorie van Toelichting Gemeentewet
In de memorie van toelichting bij de in 2002 in werking getreden nieuwe gemeentewet waarin het duaal stelsel is vormgegeven, wordt door de minister eerst ingegaan op de “oude” Gemeentewet:
De huidige regeling en haar tekortkomingen

Als de raad thans tot de conclusie komt dat bepaalde uitgaven door het college niet rechtmatig zijn gedaan, kunnen die uitgaven buiten de rekening gelaten worden (artikel 198, tweede lid, Gemeentewet). Automatisch gevolg daarvan is dat de leden van het college voor een evenredig deel tegenover de gemeente persoonlijk aansprakelijk worden, tenzij blijkt dat zij niet hebben meegewerkt tot het doen van die uitgaven (artikel 201 Gemeentewet).

 

Ik ben van mening dat deze persoonlijke aansprakelijkheid moet worden afgeschaft. De raad moet natuurlijk politieke gevolgen kunnen verbinden aan het doen van niet-rechtmatige uitgaven, maar het persoonlijk aansprakelijk stellen van collegeleden gaat te ver. Ook bij het Rijk komt een dergelijke bepaling overigens niet voor. Er is in dit opzicht geen reden voor een onderscheid tussen de gemeentelijke en de rijksoverheid.

Het is echter wel mijn bedoeling dat eventuele onrechtmatige uitgaven nadrukkelijk de aandacht krijgen in de raad. Het voorstel bevat daarom ook bepalingen die tot doel hebben bij de gemeenten een procedure in het leven te roepen die vergelijkbaar is met de indemniteitsprocedure bij de rijksoverheid (artikel 56 van de Comptabiliteitswet).

….

De nieuwe regeling

De notie dat instrumenten van politieke verantwoordelijkheid voorrang hebben, staat ook in de nieuwe regeling voorop. In uiterste instantie kan daarbij gedacht worden aan de mogelijkheid een of meer wethouders ontslag te verlenen wegens het verlies van het vertrouwen van de raad.

Voorafgaand aan de eventuele toepassing van een dergelijke zware politieke sanctie behoort echter een zorgvuldige, op inhoudelijke oordeelsvorming gerichte procedure te worden doorlopen. Dat houdt in dat de raad, meer dan nu het geval is, in staat moet worden gesteld zich een oordeel te vormen over de rechtmatigheid van de betrokken uitgave. 

Aangegeven is al dat om die reden de taak van de accountant met  betrekking tot de controle op de rechtmatigheid van de gedane uitgaven wordt verscherpt, in die zin dat het voortaan verplicht is het rechtmatigheidsaspect expliciet in de accountantsverklaring is op te nemen. De raad is daardoor beter in staat de rechtmatigheid van de in de rekening verantwoorde uitgaven te beoordelen.

Vervolgens moet de vraag worden beantwoord op welke wijze procedurele gevolgen moeten worden verbonden inzake niet-rechtmatig geachte uitgaven. Het is nuttig daarbij de procedure die bij de rijksoverheid wordt gevolgd, in het oog te houden.

Bij de rijksoverheid is voor de financiële verantwoording een goedkeurende verklaring vereist van de Algemene Rekenkamer. Als de Algemene Rekenkamer na overleg met de betrokken minister voor bepaalde verplichtingen, uitgaven of ontvangsten blijft bij de weigering een dergelijke verklaring af te geven, dan wordt de goedkeurende verklaring voor de rekening in zijn totaliteit alleen gegeven onder voorbehoud van het vaststellen van een indemniteitswet.

Een voorstel daartoe moet door de regering worden ingediend. Door die wet worden de desbetreffende uitgaven alsnog gesanctioneerd door de wetgever. De desbetreffende uitgaven zullen dan dus ook gewoon onderdeel uitmaken van de uiteindelijk vastgestelde rekening.

Voor de gemeenten is de volgende procedure opgenomen.

1.       Als de raad na kennisneming van de rekening zoals die door het college van burgemeester en wethouders wordt aangeboden, alsmede van het verslag van bevindingen en de verklaring van de accountant, tot de conclusie komt dat een of meer uitgaven niet rechtmatig zijn geschied, wordt het college daarvan onverwijld op de hoogte gesteld, onder vermelding van de gerezen bezwaren.

 

 

2.       Het college bereidt vervolgens een indemniteitsbesluit voor. Door middel van een dergelijk besluit  worden de onrechtmatige uitgaven alsnog gesanctioneerd, waarna de rekening alsnog kan worden vastgesteld. Uiteraard zal het college bij die gelegenheid inhoudelijk moeten reageren op de gerezen bezwaren.

3.       De raad kan dan besluiten in te stemmen met het door het college opgestelde ontwerp-indemniteitsbesluit. Daarop stelt hij alsnog de rekening vast. 

4.       Als de raad echter niet instemt met het ontwerpbesluit of dit besluit niet naar behoren vaststelt, zendt het college het ontwerp ter vaststelling naar gedeputeerde staten, zoals dat op grond van artikel 202 van de Gemeentewet (artikel 200 in het voorstel) nu al gebeurt ten aanzien van de rekening. Onder het niet naar behoren vaststellen van het indemniteitsbesluit en in relatie hiermee van de rekening wordt in dit verband verstaan het zodanig vaststellen dat  bepaalde uitgaven die wel zijn gedaan, buiten de rekening gehouden worden. Gedeputeerde staten kunnen er dan voor zorgen, door het indemniteitsbesluit en de rekening wel naar behoren vast te stellen, dat het college van burgemeester en wethouders alsnog wordt gedéchargeerd.

 

Deze procedure is geen exacte kopie van de procedure bij de rijksoverheid. Het belangrijkste verschil betreft de positie van de rekenkamer. De functie van de lokale rekenkamer, die vooral gericht moet zijn op de controle op doelmatigheid en doeltreffendheid, laat niet toe dat zij de  goedkeurende verklaring afgeeft en bovendien kan verlangen dat de indemniteitsprocedure wordt gevolgd ten aanzien van een bepaalde uitgave. Op zich is het denkbaar dat deze rol bij de gemeente wordt vervuld door de accountant. Deze geeft namelijk door middel van zijn verklaring over de jaarrekening al een expliciet oordeel over de rechtmatigheid van het gevoerde beheer. De gemeentelijke accountant heeft, zoals eerder al gesteld, daarmee een meer onafhankelijke positie dan de departementale accountants bij de rijksoverheid. Toch is van deze figuur afgezien. De accountant is geen orgaan van de gemeente en het zou daarom niet zuiver zijn hem dan wel een zo sterke formele en ook politieke positie te geven in het gemeentelijke besluitvormingsproces. Het oordeel over de rechtmatigheid van gedane uitgaven dient daarom bij de raad te berusten, zij het dat de  accountantsverklaring daarbij  onmisbaar is. Het is daarmee ook de raad die, door aan te geven dat bepaalde uitgaven onrechtmatig zijn gedaan,  de indemniteitsprocedure in gang zet (art. 198, tweede lid).

De voorgestelde procedure rond een indemniteitsbesluit moet normaal gesproken nog voor half juli kunnen zijn afgerond. Niettemin kan de situatie zich voordoen dat de raad  niet in staat is de rekening op een zodanig tijdstip vast te stellen dat zij overeenkomstig artikel 200 voor 15 juli aan gedeputeerde staten kan worden gezonden. Dit kan voor gedeputeerde staten in hun rol van toezichthouder aanleiding zijn de begroting voor het eerstvolgende jaar onder preventief toezicht te stellen.

De voorgestelde indemniteitsprocedure betekent een belangrijke versterking van het proces van het afleggen van verantwoording door het college aan de raad.  Als gevolg van de openbaarheid van de gehele procedure is deze gang van zaken natuurlijk ook een belangrijk aspect van het afleggen van rekenschap van de gemeentelijke bestuursorganen aan de burger.

De minister van BZK.