Ministerie van Volkshuisvesting,                              

Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Inspectoraat - Generaal                                  

 

 

VROM-Inspectie

rapportage

Gemeente Delft

 

 

Onderzoekers: Van der Ark, Van de Hulsbeek, Van Nes

Rotterdam, februari 2003

 

 

Inhoudsopgave

 

  1. Inleiding

 

  1. Samenvatting

 

  1. Onderzoeksopzet

 

2.1 Doelstellingen onderzoek

2.2 Werkwijze en leeswijzer

 

  1. Beschrijving gemeente Delft

 

3.1 Algemene karakteristiek

3.2 Gemeentelijke organisatie

 

  1. Ruimtelijk beleid

 

4.1 Algemeen

4.2 Bestemmingsplannen

 

  1. Vergunningverlening

 

5.1  Administratieve organisatie

5.2  Bouwvergunningen en meldingen

5.3  Sloopvergunningen en sloopmeldingen

5.4  Gebruiksvergunningen

 

  1. Handhaving

 

6.1 Handhavingsbeleid

6.2 Systematische uitvoering handhaving

6.3 Aanschrijvingsbeleid en effectuering van handhaving

 

  1. Samenvattende aanbevelingen

 

Bijlagen

 

1. Steekproef dossieronderzoek

2. Rapportage materiële toets
0.       Inleiding

 

Op grond van de Woningwet voorziet de gemeente in het bouw- en woningtoezicht. Tot de taken van dat bouw- en woningtoezicht behoren het toezicht op de staat van de volkshuisvesting en het toezicht op de naleving van de bij of krachtens de Woningwet gegeven voorschriften.

Deze taken moeten gerekend worden tot de kerntaken van de gemeente. De maatschappelijke relevantie van een adequate uitvoering wordt hoog aangeslagen. In het regelmatig overleg tussen de minister van VROM en de Tweede Kamer is dit meer dan eens benadrukt. In dit overleg is de afspraak gemaakt, dat alle gemeenten in Nederland voor het einde van 2003 ten aanzien van het uitvoeren van de bouwregelgeving aan een inspectie zijn onderworpen.

 

De VROM-Inspectie is sinds 1 januari 2002 ontstaan uit de voormalige inspecties volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieuhygiëne.

Op grond van de Woningwet is de inspectie belast met het tweedelijns toezicht ten aanzien van de uitvoering en nakoming van de bouwregelgeving. Hieronder wordt begrepen de naleving van de voorschriften die uit hoofde van de Woningwet, het Bouwbesluit, het Besluit Meldingplichtige Bouwwerken en de gemeentelijke bouwverordening worden gegeven.

 

Daarnaast ziet de inspectie op grond van art. 52 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening toe op de uitvoering en naleving van deze Wet en de krachtens deze Wet uitgevaardigde voorschriften.

Ook voor de onderzoeken naar de ruimtelijke ordening is een verzoek gedaan aan de minister van VROM. De vaste commissie voor de Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer uit de Tweede Kamer heeft in oktober 1997 de minister het verzoek gedaan om een jaarlijkse rapportage uit te brengen over de wijze waarop gemeenten landelijk met de ruimtelijke ordeningsregelgeving omgaan.

 

In deze rapportage wordt verslag gedaan van het verrichte onderzoek naar de uitvoering van beide genoemde wettelijke taken door de gemeente Delft in het jaar 2001.


1.       Samenvatting

 

De VROM-Inspectie regio Zuid-West heeft een onderzoek uitgevoerd naar de wijze waarop de gemeente Delft de wettelijke taken op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Woningwet verricht. Het onderzoek bestond uit het beoordelen van documenten, het voeren van gesprekken, dossieronderzoek en een visuele inspectie binnen het gemeentelijke grondgebied. Het onderzoek betreft de periode 1 januari 2001 tot en met 31 december 2001.

 

Ruimtelijke ordening (beleid)

 

De gemeente Delft heeft in 1998 een visie op de ontwikkeling in Delft tot 2025 vastgesteld. De gemeente beschikt over een recente concept-visie op de natuurontwikkeling in de stad. In april 2000 is een waterplan Delft vastgesteld. Voor de detailhandel is in 1996 een structuurvisie vastgesteld. Voorts is er een sterk verouderd structuurplan. Binnen de sector Duurzaamheid wordt momenteel gewerkt aan een nieuwe ruimtelijke visie voor de gemeente Delft. Het algemene beeld dat uit de diverse visies en plannen naar voren komt is dat de gemeente Delft, na een periode waarin het ruimtelijk beleid wat stil leek te vallen, nu zeer actief bezig is het ruimtelijke beleid te actualiseren en verder te ontwikkelen.

 

De gemeente Delft beschikt momenteel over een sterk verouderd en versnipperd bestemmingsplanbestand. Daarnaast zijn er nog 2 kleine gebieden waarvoor nog géén bestemmingsplan geldt. Voor de binnenstad is zéér recent een nieuw bestemmingsplan vastgesteld. In relatie tot het grondgebied is ongeveer 50% van de gemeente met recente bestemmingsplannen belegd. Momenteel is binnen de gemeente Delft een project actualiseren en digitaliseren van bestemmingsplannen in voorbereiding. Uitgangspunt van dit project is dat binnen een periode van 5 jaar alle bestemmingsplannen zijn geactualiseerd en gedigitaliseerd. Over dit project heeft echter nog geen besluitvorming plaatsgevonden.

 

Bouw- en Woningtoezicht (inclusief vrijstellingsprocedures WRO)

 

Administratieve organisatie

De gemeente beschikt voor haar BWT-taken niet (meer) over een actuele en formeel vastgestelde administratieve organisatie. De interne advisering omtrent een bouwaanvraag geschiedt volgens een vaste structuur aan de hand van gestandaardiseerde formulieren. De gemeente heeft een schriftelijk vastgesteld mandatenbesluit.Ten aanzien van bouwvergunningen en gebruiksvergunningen is een strikte functiescheiding aangebracht tussen vergunningverlening en handhaving. De organisatie van de termijnbewaking biedt voldoende waarborgen voor een tijdige besluitvorming. De dossiervorming is voor verbetering vatbaar.

 

Bouwvergunning

De volledigheidstoets geschiedt op geautomatiseerde wijze. Uit het onderzoek blijkt dat een belangrijk deel van de gegevens noodzakelijk voor het kunnen toetsen aan het Bouwbesluit ontbreekt, hetgeen leidt tot de conclusie dat de gemeente onvoldoende aandacht besteedt aan de volledigheid van de aanvraag. Tevens schiet hierdoor de toetsing aan het Bouwbesluit tekort. De toets aan het bestemmingsplan en de vrijstellingsprocedures worden in zijn algemeenheid correct uitgevoerd. Ook de welstandstoetsing voldoet aan de te stellen eisen. In het algemeen wordt op correcte wijze invulling gegeven aan de bodemtoets en het vrijstellingenbeleid. Incidenteel wordt door het vakteam BTM afgeweken van het advies van vakteam Milieu. Van een strikte termijnbewaking is niet altijd sprake.

 

Sloopvergunning

De gemeente hanteert eigen standaardformulieren voor de aanvraag van een sloopvergunning en een sloopmelding. Deze aanvraagformulieren voldoen aan de indieningsvereisten zoals deze zijn opgenomen in de bouwverordening. De volledigheidstoets geschiedt op geautomatiseerde wijze. Uit het dossieronderzoek blijkt echter dat de sloopdossiers niet altijd compleet zijn en bewijsstukken omtrent de aan- of afwezigheid van asbest in een aantal gevallen ontbreken, waardoor een inhoudelijke toets niet mogelijk is. De considerans van de vergunning is ten aanzien van asbest veelal standaard en daardoor niet altijd in overeenstemming met de aanvraag. De gemeente geeft een zorgvuldige invulling aan sloopmeldingen. Enkele aanbevelingen van het in 2000 door het ministerie van VROM uitgevoerde asbestonderzoek zijn nog niet ter hand genomen. Het betreft de overlegging van asbestinventarisatierapporten door de TU en TNO, alsmede archivering van deze rapporten bij de gemeente.

 

Gebruiksvergunning

De Brandweer is gestart met een inhaalslag, in welk kader er een uitbreiding van de formatie heeft plaats gevonden. Momenteel is ca. 50% van de ca. 800 inrichtingen voorzien van een gebruiksvergunning. Het doel is om in 2004 de achterstand te hebben weggewerkt. De kwaliteit van de aanvraag (aanvraagformulier, volledigheidstoets,  mogelijkheid tot aanvulling) is van een redelijke tot goede kwaliteit. De betrokken medewerkers beschikken over specifieke brandpreventiedeskundigheid. De voorwaarden die aan een gebruiksvergunning worden verbonden zijn in voldoende mate op de specifieke situatie toegesneden.

 

Handhaving

 

Handhavingsbeleid

In januari 2002 is een handhavingstrategie door het college vastgesteld, teneinde te komen tot een uniforme gemeentelijke handhaving door de verschillende gemeentelijke diensten. Voor elk segment van de gemeentelijke handhaving is of zal op basis van deze strategie een nadere uitwerking plaatsvinden in een beleidsnota. Voor de handhaving van de Woningwet is een dergelijke nota nog niet opgesteld. Voor handhaving van bestemmingsplannen beschikt de gemeente over een adequate nota. Met betrekking tot gebruiksvergunningen beschikt de gemeente nog niet over een vastgesteld handhavingsbeleid. Echter binnen afzienbare tijd zal een voorstel aan het college worden voorgelegd voor het vaststellen van een brandpreventiebeleid voor bestaande bouw. De gemeente is momenteel bezig met de aanstelling van een handhavingsregisseur, die zal worden belast met de coördinatie van het gemeentelijke handhavingsbeleid.

 

Handhavingspraktijk

Vakteam BTM geeft aan een actief en systematisch toezicht uit te oefenen op de bouw- en sloopactiviteiten van verleende vergunningen. De uitoefening van het toezicht vindt niet verifieerbaar plaats. Van een systematische vastlegging van toezichtsbevindingen is geen sprake. Op het bouwen en slopen zonder vergunning voert de gemeente een overwegend passief toezicht. Er is wel een voornemen tot een actiever toezicht op illegale werkzaamheden.

De handhaving van bestemmingsplannen is in de praktijk problematisch. De sterk verouderde bestemmingsplannen, het ontbreken van een vrijstellingenbeleid en een gebrek aan capaciteit belemmeren een effectieve handhavingspraktijk.   

Met betrekking tot gebruiksvergunningen geldt dat de inhaalslag momenteel een hogere prioriteit heeft dan handhaving. Desalniettemin is één medewerker fulltime belast met handhaving van gebruiksvergunningen.

De gemeente voert een actief aanschrijvingsbeleid.


2.       Onderzoeksopzet

 

2.1      Doelstellingen onderzoek

 

De VROM-Inspectie heeft op grond van de Woningwet, de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de milieuwetgeving (o.a. de Wet Milieubeheer) een toezichthoudende taak op de uitvoering van deze wetgeving en de krachtens deze wetgeving uitgevaardigde voorschriften. In dit kader voert de VROM-Inspectie toezichtsonderzoeken bij gemeenten uit.

 

Hoofddoelstelling van het gemeente-onderzoek is dan ook het houden van toezicht op gemeenten. Op basis van de onderzoeken kan de minister aan de Tweede Kamer rapporteren over de stand van zaken met betrekking tot het toezicht.

 

De resultaten van de gemeente-onderzoeken worden gebruikt om de volgende subdoelstellingen te bereiken:

·        het bevorderen van systematische aandacht voor een adequate uitvoering en  handhaving van de VROM-regelgeving;

·        het bereiken van een landelijk uitstralingseffect (preventieve werking) van het toezicht door de inspectie;

·        het verkrijgen van feedback over het functioneren van VROM wet- en regelgeving.

 

2.2      Werkwijze en leeswijzer

 

Werkwijze

In oktober en november 2002 heeft de VROM-Inspectie regio Zuid-West een onderzoek uitgevoerd bij de gemeente Delft. Het onderzoek betreft de periode van 1 januari 2001 tot en met

31 december 2001.

 

Het onderzoek had betrekking op de uitvoering en handhaving door de gemeente van de wet- en regelgeving met betrekking tot:

 

Het onderzoek is op 4 september 2002 schriftelijk aangekondigd bij het College van Burgemeester en Wethouders. Voor de start van het onderzoek heeft de inspectie de gemeente gevraagd om informatie voor het uitvoeren van het onderzoek. Het feitenonderzoek is uitgevoerd door de heren A.C. van Nes, M.C.A. van der Ark en mevr. D.S. van de Hulsbeek van de VROM-Inspectie van het Ministerie van VROM.

 

In het jaar 2001 zijn 378 bouwvergunningen, 30 positieve mededelingen op bouwmeldingen en 36 gebruiksvergunningen verleend. Er zijn 5 bouwvergunningen geweigerd. Er zijn 20 bouwvergunningen en 1 melding van rechtswege ontstaan. In totaal zijn 29 handhavingsbeschikkingen uitgevaardigd, waarvan het 5 maal een aanschrijving betrof betreffende de kwaliteit van de woningvoorraad en 24 maal een bouw zonder of in afwijking van de vergunning.

Voor de steekproef zijn 35 dossiers geselecteerd met betrekking tot bouwvergunningen, bouwmeldingen, gebruiksvergunningen, sloopvergunningen en sloopmeldingen. Daarnaast zijn 5 handhavingsdossiers in de steekproef opgenomen.

De bouwvergunningen zijn te onderscheiden in de categorieën nieuwbouw woningen en woongebouwen, aan- of verbouw woningen en woongebouwen, nieuwbouw niet-woningen en bouwwerken geen gebouw zijnde en verbouw niet-woningen en bouwwerken geen gebouw zijnde.

PRC-Bouwcentrum heeft onder verantwoordelijkheid van de VROM-Inspectie een zogenaamde materiële toets uitgevoerd. Dat wil zeggen dat bij een deel van de bij de steekproef betrokken dossiers beoordeeld is op welke wijze de bouwaanvragen voldoen aan het Bouwbesluit en op welke wijze invulling is gegeven aan het toezicht op de bouwplaats.

 

Het onderzoek bestond verder uit een buiteninspectie, waarbij het grondgebied van de gemeente is gecontroleerd op mogelijk strijdig gebruik of bouwen in strijd met het bestemmingsplan.

 

Tenslotte bestond het onderzoek uit interviews met de verantwoordelijke ambtenaren.

 

Leeswijzer

 

Het rapport bestaat uit 7 hoofdstukken.

 

Hoofdstuk 3 schetst een beeld van de gemeente voor zover relevant voor het onderzoek.

 

In de hoofdstukken 4 t/m 6, die feitelijk van aard zijn, is per (sub)hoofdstuk steeds de indeling aangehouden:

·        bevindingen, d.w.z. de tijdens het onderzoek gebleken feiten afgezet tegen de omschrijving van het adequaat niveau;

·        conclusies;

  

Hoofdstuk 7 geeft een overzicht van de belangrijkste aanbevelingen mede t.b.v. het bestuurlijk overleg.

 

Als bijlagen zijn toegevoegd de steekproef van onderzochte dossiers en de rapportage van PRC-Bouwcentrum.
3.       Beschrijving gemeente Delft

 

3.1      Algemene karakteristiek

 

De gemeente Delft is één van de 16 gemeenten van stadsgewest Haaglanden. Op 1 januari 2001 telde de gemeente 96.180 inwoners en beschikte over 48.853 woningen. De gemeente heeft beperkte nieuwbouwmogelijkheden; zij heeft geen vinex-lokaties. Beleidsmatig ligt de nadruk op de bestaande voorraad. Delft kent een historische binnenstad en heeft vele monumenten. In de na-oorlogse woonwijken speelt stedelijke vernieuwing een belangrijke rol. Delft is een universiteitsstad en huisvest een groot aantal studenten. De gemeente Delft ontwikkelt samen met de gemeente Schipluiden een woningbouwlocatie op het grondgebied van deze buurgemeente. Tevens ontwikkelen beide gemeenten een bedrijfsterrein in de Harnaschpolder. Bij de komende gemeentelijke herindeling zullen beide ontwikkellocaties naar de gemeente Delft over gaan. De oppervlakte van de gemeente Delft bedraagt momenteel 2623 hectare. De TU beslaat relatief een groot deel van het Delftse grondgebied. In de Schiezone beschikt de gemeente over diverse verouderde bedrijventerreinen. Ten zuiden van de TU-wijk is een nieuw bedrijventerrein in ontwikkeling.

 

3.2      Gemeentelijke organisatie

 

Het College van Burgemeester en Wethouders bestaat uit burgemeester Van Oorschot en wethouders Torenstra (PvdA), Oosten (D66), Grashoff (Groenlinks), Baljé (VVD) en Rensen (PvdA). Wethouder Baljé is bestuurlijk eerstverantwoordelijk voor het bouw en woningtoezicht en wethouder Grashoff voor de ruimtelijke ordening. 

 

Per 1 augustus 2002 heeft een aanpassing van het gemeentelijke werkapparaat plaats gevonden. De ambtelijke organisatie bestaat uit 5 clusters, die zijn verdeeld in sectoren en vervolgens weer zijn onderverdeeld in vakteams. In de organisatie is een scheiding van beleid en uitvoering aangebracht. Binnen de cluster Publiekszaken is het vakteam Bouwtoezicht en monumenten (BTM) ondergebracht bij de sector Bouw en Milieu. Publiekszaken kan worden beschouwd als de front-office van de gemeentelijke organisatie. Ruimtelijke Ordening (RO) is ondergebracht in de beleidscluster Wijk- en Stadszaken. Hierin vormt het samen met Mobiliteit en Milieubeleid de sector Duurzaamheid.

RO telt 9 medewerkers op ca. 8 fte. Het betreft 2 juristen, 4 planologen/ stedenbouwkundigen en 2 tekenaars/assistent-ontwerpers. Alle teamleden houden zich op alle schaalniveaus bezig met RO.

BTM telt 35 fte, waarvan er 19,5 fte specifiek beschikbaar zijn voor BWT-taken. Er wordt onderscheid gemaakt naar een binnendienst (met 4 inspecteurs en 1 constructeur), een buitendienst (met 4 inspecteurs en 1 jurist), een functiegroep welstand en monumenten (met 1 adviseur en 1 secretaris voor welstand en met 1 binnen- en 1 buiteninspecteur voor monumenten) en ondersteuning (met 2 medewerkers). Zij zijn belast met bouwvergunningen, bouwmeldingen, sloopvergunningen en sloopmeldingen. De behandeling van gebruiksvergunningen is ondergebracht bij de Brandweer. Op het gebied van BWT-taken wordt niet samengewerkt met andere gemeenten. De gemeente is verdeeld in 4 rayons. Per rayon is een binnendienst- en buitendienstinspecteur (als koppel) werkzaam. Slechts incidenteel vindt uitbesteding plaats van BWT-taken (bijv. een controle door een extern bureau op de gemeentelijke toetsing aan het Bouwbesluit door een gebrek aan capaciteit bij grote en complexe bouwaanvragen).


4.       Ruimtelijke beleid

 

4.1      Algemeen

 

De gemeente Delft heeft in 1998 een visie op de ontwikkeling in Delft tot 2025 vastgesteld. De gemeente beschikt over een recente concept-visie op de natuurontwikkeling in de stad (Concept-nota Ecologische hoofdstructuur Delft). Ook is in april 2000 een waterplan Delft vastgesteld, waarin het beleid ten aanzien van water is vastgelegd. Voor de detailhandel is in 1996 een structuurvisie vastgesteld. De gemeente beschikt voorts nog over een sterk verouderd structuurplan. Binnen de sector Duurzaamheid wordt momenteel gewerkt aan een nieuwe ruimtelijke visie voor de gemeente Delft. Mondeling is aangegeven op welke wijze deze visie tot stand komt en aan welke keuzes wordt gedacht.

Het algemene beeld dat uit de diverse visies en plannen naar voren komt is dat de gemeente Delft, na een periode waarin het ruimtelijk beleid wat stil leek te vallen, nu zeer actief bezig is het ruimtelijke beleid te actualiseren en verder te ontwikkelen.

 

4.2      Bestemmingsplannen

 

Van een actueel bestemmingsplannenbestand is sprake indien:

n   de gemeente een actueel bestemmingsplan voor het buitengebied heeft of indien het een plan tussen de 10 en 20 jaar oud betreft, Gedeputeerde Staten vrijstelling van de herzieningsplicht hebben verleend

n   alle vastgestelde bestemmingsplannen niet ouder zijn dan 10 jaar of Gedeputeerde Staten vrijstelling van de herzieningsplicht hebben verleend (artikel 33 WRO)

n   bestemmingsplannen, waaraan geheel of gedeeltelijk goedkeuring is onthouden, binnen 1 jaar na het verstrijken van de beroepstermijn herzien zijn vastgesteld

 

Het inspectieonderzoek geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

De gemeente Delft beschikt momenteel over een sterk verouderd en versnipperd bestemmingsplanbestand. De leeftijd van de bestemmingsplannen is als volgt:

 

- Actueel (jonger dan 10 jaar)                                                   24

- Verouderd (tussen 10 en 20 jaar oud)                                      45

- Sterk verouderd (tussen 20 en 40 jaar oud)                                19

- Zéér sterk verouderd (ouder dan 40 jaar)                                  15

 

Daarnaast zijn er nog 2 kleine gebieden waarvoor nog géén bestemmingsplan geldt. Voor de binnenstad is zéér recent een nieuw bestemmingsplan vastgesteld. In relatie tot het grondgebied is ongeveer 50% van de gemeente met recente bestemmingsplannen belegd.

 

De gemeente heeft (ambtelijk) de problemen onderkend die dit sterk verouderde bestemmingsplanbestand met zich meebrengt. De verouderde bestemmingsplannen brengen procedurele last met zich mee in de vorm van de vele (noodzakelijke) vrijstellingsprocedures. Daarnaast zorgen de verouderde bestemmingsplannen voor (onnodig) extra juridische complicaties bij de handhaving. Met de fundamentele herziening van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, welke naar verwachting in 2004 van kracht zal worden, wordt het voor de gemeente nog meer noodzakelijk om over actuele bestemmingsplannen te beschikken.

Momenteel is binnen de gemeente Delft een project actualiseren en digitaliseren van bestemmingsplannen in voorbereiding. Uitgangspunt van dit project is dat binnen een periode van 5 jaar alle bestemmingsplannen zijn geactualiseerd. Het aantal bestemmingsplannen zal dan teruggebracht zijn naar 16. Over dit project heeft echter nog geen besluitvorming plaatsgevonden.

 

Conclusies:

De gemeente Delft is nu zeer actief met de ontwikkeling van nieuw, aan de huidige omstandigheden aangepast ruimtelijk beleid. Het bestemmingsplanbestand is sterk verouderd en vormt een risicofactor bij de daadwerkelijke uitvoering van het nieuwe ruimtelijke beleid en de handhaving. Actualisering en digitalisering van de bestemmingsplannen wordt voorbereid, maar besluitvorming heeft daarover nog niet plaatsgevonden. Indien het project conform de in het projectvoorstel voorgestelde ambities wordt uitgevoerd, zal de gemeente Delft in relatief korte tijd over een geheel actueel bestemmingsplanbestand kunnen beschikken.

Mate van uitvoering is onvoldoende.

 

Aanbevelingen:

Het project actualiseren en digitaliseren bestemmingsplannen bestuurlijk vaststellen en de benodigde middelen en menskracht daarvoor beschikbaar stellen.

 


5.       Vergunningverlening

 

5.1      Administratieve organisatie

 

5.1.0    Algemeen

 

De gemeente beschikt voor haar BWT-taken niet meer over een actuele en formeel vastgestelde administratieve organisatie (AO) met een procesbeschrijving van de administratieve procedures. De gemeente beschikte hier vroeger wel over, echter het betreffende handboek is niet meer bijgewerkt. Er zijn echter enkele waarborgen aanwezig dat procedures adequaat worden doorlopen. Vakteam BTM werkt met het programma BWT4all aan de hand waarvan de procedures en de voortgang kunnen worden gevolgd en bewaakt. De structuur van dit geautomatiseerde systeem waarborgt dat procedures daadwerkelijk en volgtijdelijk worden doorlopen. Tevens bestaan er van enkele activiteiten een door het college vastgestelde handelwijze, nl. er is een vooroverlegnotitie en een gemeentelijke handhavingstrategie opgesteld. Daarnaast bestaan er tussen de clusters, sectoren, vakteams, functiegroepen en de medewerkers betrokken bij de uitvoering van de BWT-taken werkafspraken. 

Vastgesteld moet worden dat de organisatie door het ontbreken van een heldere procesbeschrijving onnodige risico’s loopt.

 

5.1.1    Mandaatstructuur

 

Voor een adequaat georganiseerde mandaatstructuur wordt ervan uitgegaan dat:

n   de mandaatverlening helder en per bevoegdheid in een geformaliseerd document is vastgelegd

n   de mogelijk aan de mandaatverlening verbonden voorwaarden helder zijn geformuleerd

n   in het mandaatbesluit helder wordt gemaakt waarom bepaalde besluiten wel of niet worden gemandateerd

n   van een effectieve mandaatverlening slechts sprake kan zijn als de gemandateerde bevoegdheden op zodanige plaatsen in de organisatie worden gelegd, dat daarmee de effectiviteit van het besluitvormingsproces zo veel mogelijk wordt gediend

n   in de praktijk slechts in mandaat besluiten worden genomen als daartoe de bevoegdheid formeel is gegeven

 

Het inspectieonderzoek geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

Op 24 oktober 2000 is een nieuw mandatenbesluit vastgesteld. Dit zgn. Mandaat-, Machtigings- en Volmachtbesluit geeft gespecificeerd naar wetgeving weer welke taken aan welke clusterdirecteuren gemandateerd zijn. Een clusterdirecteur kan zijn beslissings- en ondertekeningsbevoegdheid rechtstreeks ondermandateren aan zijn sector- of vakteamhoofden. Dit is voor de uitvoering van de RO- en BWT-taken geschiedt op 12 december 2001 middels een Besluit ondermandatering, ondermachtiging en ondervolmacht, waarin de directeur van de cluster Publiekszaken 25 taken aan het hoofd van het vakteam BTM heeft gemandateerd. Het betreft taken die voortvloeien uit o.a. WRO, Huisvestingswet, Woningwet, Monumentenwet. Uit het dossieronderzoek blijkt dat geheel conform het mandateringsbesluit wordt gewerkt. Het vakteamhoofd van BTM ondertekent alle correspondentie en vergunningen. 

 

Met betrekking tot gebruiksvergunningen is de vergunningverlening en handhaving geheel gemandateerd aan de Commandant van de Brandweer. Een mandateringsbesluit uit 1992 ligt hieraan ten grondslag. (Het mandateringsbesluit is tot op heden niet geactualiseerd, omdat dit besluit nog steeds is toegesneden op de huidige uitvoeringspraktijk). De Commandant ondertekent namens het college alle correspondentie en vergunningen.

 

Conclusies:

Het mandatenbesluit is helder geformuleerd en voorziet in een effectieve besluitvorming. Uit het dossieronderzoek is gebleken dat overeenkomstig het mandateringsbesluit wordt gewerkt. 

Mate van uitvoering is voldoende.

 

Aanbevelingen:

Geen.

 

5.1.2        Functiescheiding

 

De VROM-Inspectie vindt het onverstandig als in een functie taken van vergunningverlening en handhaving (toezicht en correctie) zijn samengebracht. Er dient zo veel mogelijk gestreefd te worden naar een (personele) scheiding tussen vergunningverlening en handhaving. Een vergunningverlener die op de bouwplaats gaat controleren of het door hem vergunde bouwplan wel volgens de vergunning wordt uitgevoerd kan in een lastig parket worden gebracht en in extreme gevallen oneigenlijk door de aanvrager worden beïnvloed (integriteitsrisico). Ook binnen het administratieve proces is het van belang dat verschillende mensen bij de oordeelsvorming betrokken zijn. Immers, door het niet scheiden van de verantwoordelijkheden t.a.v. de verschillende fasen bij de beoordeling van bouw- of sloopaanvragen bestaat het risico dat gemaakte beoordelingsfouten in een latere fase niet worden gesignaleerd, laat staan gecorrigeerd.

 

Voor een adequaat georganiseerde functiescheiding wordt ervan uitgegaan dat:

n   in de administratieve organisatie duidelijk wordt onderkend dat bepaalde taken zich niet lenen om samen in een en dezelfde functie te worden ondergebracht vanwege een verhoogde kans op integriteitsproblemen/afbreukrisico

n   dit principe mede leidend is bij de organieke samenstelling van functies

 

Het inspectieonderzoek geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

Binnen het vakteam BTM is ten aanzien van bouwvergunningen en bouwmeldingen een strikte scheiding aangebracht tussen vergunningverlening en handhaving. Deze functiescheiding is ook in de organisatiestructuur van het vakteam doorgevoerd, aangezien er onderscheid wordt gemaakt naar een binnendienst en buitendienst die in afzonderlijke functiegroepen zijn ondergebracht. De inspecteurs van de binnendienst zijn belast met de vergunningverlening. De inspecteurs van de buitendienst zijn belast met de toetsing van gefaseerd ingediende gegevens en de handhaving. Ook binnen het vergunningverleningsproces zijn verschillende medewerkers betrokken bij de beoordeling van de verschillende aspecten van het bouwplan. De behandelaar van de aanvraag is niet gemandateerd om de ontvangstbevestiging, een eventueel verzoek om aanvulling en de vergunning te ondertekenen. De legesheffing wordt eveneens gescheiden uitgevoerd, d.w.z. niet door de behandelend medewerker. De gemeente beschikt over een integriteitsstatuut.

 

Ten aanzien van sloopvergunningen is geen sprake van functiescheiding. Sloopvergunningen en sloopmeldingen zijn geheel ondergebracht bij de buitendienst. De inspecteur buitendienst is belast met zowel de vergunningverlening als het toezicht. Ondertekening van correspondentie en vergunningen en positieve berichten op sloopmeldingen geschiedt door het hoofd van het vakteam.

 

Bij de gebruiksvergunning is een scheiding aangebracht tussen medewerkers belast met vergunningverlening en handhaving. Ondertekening van correspondentie en vergunningen geschiedt niet door de behandelend medewerker, maar door de Commandant van de Brandweer.

 

Conclusies:

Met uitzondering van de sloopvergunningen en sloopmeldingen is sprake van een adequaat doorgevoerde functiescheiding. Mate van uitvoering is voldoende.

 

Aanbevelingen:

Een scheiding aanbrengen tussen vergunningverlening en handhaving (toezicht en correctie) voor sloopvergunningen en sloopmeldingen.

 

5.1.3    ‘4 ogen’- principe

 

Wanneer één medewerker is belast met het gehele proces van vergunningverlening kan het risico van bedrijfsblindheid ontstaan, waardoor de kwaliteit van het proces in het geding kan komen. Door functiescheiding worden dergelijke risico’s beperkt. Een verdere beperking van deze risico’s kan plaats vinden door toepassing van het zogenaamde ‘4 ogen’-principe. Er is dan de zekerheid dat tenminste twee mensen naar het proces hebben gekeken voordat besluitvorming plaatsvindt.

 

Voor een adequaat ingevuld ‘4 ogen’-principe wordt ervan uitgegaan dat :

n   aaneengesloten processen die tot besluitvorming leiden niet in totaliteit door één en dezelfde medewerker worden behandeld, zonder dat op gezette tijden door een collega-medewerker een ‘wakende blik’ op het proces wordt geworpen

n   de bewaking van de processen die leiden tot besluitvorming zijn neergelegd bij een procesverantwoordelijke medewerker

 

Het inspectieonderzoek geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

Voor een deel zijn de bevindingen bij functiescheiding ook voor dit onderdeel relevant. De gemeente onderkent het risico van bedrijfsblindheid, maar heeft dit risico zoveel mogelijk beperkt door functiescheiding (splitsing binnen- en buitendienst) en niet door collegiale controle met medeparafering voorafgaande aan de besluitvorming. Inherent aan het vergunningverleningsproces is dat de behandelend medewerker niet alle toetsingen zelf verricht, maar de bouwaanvraag uitzet aan anderen voor advies (milieu, brandweer, welstand). Tevens is er voor de grote en complexe bouwplannen de tweewekelijkse voortgangsbespreking in het ambtelijk economisch en ruimtelijk overleg (AERO). Aan het einde van het vergunningverleningstraject wordt de vergunning in concept aan het vakteamhoofd (de ondertekenaar) aangeboden. Het vakteamhoofd controleert aan het einde van het traject het proces en geeft eventuele wijzigingen/aanpassingen door, waarna de definitieve vergunning door de teksteverwerkingscentrale wordt opgesteld.   

In de bestudeerde dossiers is geen aanbiedingsdocument met parafenblok aangetroffen, waarmee de behandelend medewerker na een collegiale toets de vergunning ter ondertekening voorlegt aan het hoofd van het vakteam.

 

Conclusies:

Er is niet expliciet sprake van een collegiale controle op de inhoudelijke en procesmatige voortgang, waardoor er in het vergunningverleningtraject onnodig risico’s worden gelopen.

Mate van uitvoering is onvoldoende.

 

Aanbevelingen:

Het invoeren van collegiale toetsing en medeparafering, zodat tenminste ‘4 ogen’ naar het proces hebben gekeken voordat de besluitvorming plaats vindt.

 

5.1.4    Dossiervorming

 

Een goed dossiermanagement is essentieel voor het functioneren van het gemeentelijk BWT. Het dossier vormt als het ware het collectieve geheugen van de organisatie. Ter voorkoming van schadeclaims bij eventuele calamiteiten en bezwaar- en beroepsprocedures kan een goed dossiermanagement van groot belang zijn. Alle relevante gegevens betreffende de toetsing en het uitgevoerde toezicht dienen daarom op een of andere wijze in een dossier of dossiers opgenomen te zijn.

 

Voor een adequate dossiervorming wordt ervan uitgegaan dat:

n   dossiers een kenbare structuur hebben; helder is waar tot het dossier behorende gegevens zijn opgeslagen

n   dossiers volledig zijn; alle gegevens bevatten die nodig zijn voor het proces waarop het dossier betrekking heeft

n   dossiers toegankelijk zijn; gegevensbestanden voor bevoegde medewerkers bereikbaar en bewerkbaar zijn

 

Het inspectieonderzoek geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

Er wordt bij BTM gewerkt met twee afzonderlijke dossiers, nl. een zgn. correspondentiedossier en een bouwtekeningendossier. Alle gegevens staan op schrift, d.w.z. databestanden of micro fiches maken geen onderdeel uit van het dossier. Tijdens het vergunningverleningproces bevindt het dossier zich bij de behandelend medewerker. Vakteam DIV is verantwoordelijk voor de opschoning en archivering van afgesloten dossiers en bewaakt de compleetheid en toegankelijkheid van de dossiers. De dossiers zijn opgezet naar adres, vervolgens naar huisnummer en vervolgens met tabbladen naar soort vergunning of activiteit. Op deze wijze kan de behandelend medewerker in een oogopslag zien welke soort aanvragen er in een eerder stadium zijn geweest en is de (recente) geschiedenis van het bouwwerk inzichtelijk.

 

Alle in de steekproef opgenomen dossiers zijn aangetroffen. De bouwdossiers zijn redelijk uniform van samenstelling. Een aantal documenten is vrijwel altijd aanwezig (formulier vooroverleg, aanvraagformulier, ontvangstbevestiging, welstandsadvies, beoordeling bodemonderzoek, advies ruimtelijke ordening, de vergunning, legesbrief). De documenten zijn niet altijd in een vaste volgorde in de dossiers aanwezig. Hierbij dient echter te worden opgemerkt dat van meerdere dossiers de definitieve archivering nog dient plaats te vinden, aangezien de bouw nog niet is gestart of gaande is. De dossiers zijn toegankelijk. Het behandeltraject is van elk dossier redelijk goed te reconstrueren (audit trail).

De bouwdossiers zijn niet compleet. Een belangrijk deel van de gegevens noodzakelijk voor het toetsen van het bouwplan aan het Bouwbesluit ontbreekt (zie bijlage 2). Het ontbreken van deze gegevens is niet louter te herleiden tot het feit, dat bij een aantal dossiers sprake is van gefaseerde indiening en de bouw nog dient te starten. Ook wanneer de bouw gereed is ontbreken in een aantal gevallen deze gegevens nog. Toezichtsgegevens zijn structureel niet aangetroffen. Publicatiegegevens zijn slechts aanwezig wanneer een planologische vrijstellingsprocedure wordt doorlopen. De dossiers geven geen inzicht in de wijze waarop de ontvankelijkheid is beoordeeld, de toetsing aan het bestemmingsplan, de toetsing aan de bouwverordening, de uitvoering van de toetsing aan het Bouwbesluit. Checklisten zijn niet aangetroffen. De gemeente geeft aan dat de ontvankelijkheidstoets geschiedt aan de hand van BWT4all.

De sloopvergunningdossiers zijn summier van samenstelling, nl. aanvraagformulier, de ontvangstbevestiging en de vergunning. De dossiers zijn niet compleet. In enkele dossiers zijn geen documenten aangetroffen om de aan- of afwezigheid van asbest aan te tonen. Asbestinventarisatierapporten worden door de TU en TNO niet overlegd en door deze instellingen zelf bewaard.   etHetHetzelfdeOooOOOOL\OOO

 

De gebruiksvergunningdossiers zijn uniform van samenstelling, maar niet geheel compleet. In elk dossier is het aanvraagformulier, de ontvangstbevestiging, de vergunning en gevoerde correspondentie aangetroffen. Van het toetsen van de aanvraag (m.n. de beoordeling van de inrichting ter plekke) zijn geen gegevens aangetroffen. Voor de controle op reeds verleende vergunningen hanteert de Brandweer een gestandaardiseerd controlerapport. Dit rapport kan ook worden gebruikt voor de inspectie die plaatsvindt naar aanleiding van de vergunningaanvraag en standaard aan het dossier worden toegevoegd.

 

Conclusies:

De dossiers zijn toegankelijk, redelijk gestructureerd, maar niet compleet. Mate van uitvoering is onvoldoende.

 

Aanbevelingen:

Het verbeteren van de compleetheid van de dossiers. Het betreft met name:

-         het structureel opnemen van gegevens betreffende de toets aan het bestemmingsplan;

-         het structureel opnemen van de gegevens die noodzakelijk zijn voor het toetsen aan het Bouwbesluit;

-         het vastleggen van toezichtsbevindingen;

-         het standaard toevoegen van asbestinventarisatierapporten, alsmede sloopveiligheidsrapporten aan het sloopdossier of een verwijzing opnemen naar het betreffende archief;

-         het vastleggen van de inspectiebevindingen bij de beoordeling van een aanvraag voor een gebruiksvergunning.

 

5. 1.5   In-/externe adviseringsstructuur

 

Voor een adequate in- en externe adviesstructuur wordt ervan uitgegaan dat:

n   met adviseurs afspraken zijn gemaakt over de inhoud en de reikwijdte van de advisering

n   met adviseurs is vastgelegd dat advisering via een vaste structuur plaatsvindt; wie zijn betrokken, welk tijdpad is van toepassing, aan wie wordt geadviseerd

n   met adviseurs is vastgelegd dat advisering plaatsvindt met gebruikmaking van vastgestelde procesformulieren en/of op basis van vastgesteld beleid

 

Het inspectieonderzoek geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

Wekelijks is er het Bouwaanvragenoverleg (BAO). In dit overleg zijn diverse disciplines vertegenwoordigd (Ruimtelijke Ordening, Brandweer, Milieu, Milieuzorg, Ingenieursbureau en de  behandelend medewerker van BTM) en worden alle nieuw ontvangen bouwaanvragen besproken. Er vindt een quick-scan plaats van de bouwaanvraag waarin wordt vastgesteld welke adviezen bij de verschillende disciplines dienen te worden ingewonnen, d.w.z. vastgesteld wordt of het inwinnen van een advies noodzakelijk is of dat de behandelend medewerker een onderdeel zelfstandig kan afhandelen. De bevindingen van het overleg worden door de behandelend medewerker op een gestandaardiseerd BAO formulier weergegeven. In elk bestudeerd dossier is een ingevuld BAO formulier aangetroffen. 

 

De behandelend medewerker verricht een aantal toetsingen zelf (ontvankelijkheid, Bouwbesluit en bestemmingsplan) en zet de bouwaanvraag uit voor een beoordeling door anderen (o.a. milieu, welstand, brandweer). 

 

Adviesaanvragen worden middels een gestandaardiseerd formulier schriftelijk uitgezet aan de betreffende cluster, sector of medewerker waarvan een beoordeling is gewenst.

 

De bouwaanvraag wordt aan een medewerker van het vakteam milieu voorgelegd om de noodzakelijkheid van een bodemonderzoek te bepalen, alsmede om ingediende bodemonderzoeken te beoordelen.

 

Wanneer een bouwaanvraag getoetst dient te worden aan brandveiligheidseisen wordt deze schriftelijk aan de Brandweer voorgelegd, waarbij het advies eveneens schriftelijk wordt ontvangen.

 

Welstandsadviezen worden schriftelijk ingewonnen bij de welstandscommissie en eveneens schriftelijk verkregen.

 

De planologische toets wordt door de behandelend medewerker zelf verricht. Vrijstellingsprocedures worden in het BAO besproken. De behandelend medewerker krijgt in het BAO van de RO medewerker te horen welke procedure dient te worden doorlopen. De behandelend medewerker koppelt vervolgens gedurende het proces zijn bevindingen terug.

 

De advisering geschiedt volgens een vaste structuur op basis van mondelinge werkafspraken.

 

Conclusies:

Er is sprake van een geformaliseerde adviseringsstructuur. Mate van uitvoering is voldoende.

 

Aanbevelingen:

Geen

 

5. 1.6   Termijnbewaking

 

Voor een adequate organisatie termijnbewaking wordt ervan uitgegaan dat:

n   binnen de organisatie heldere afspraken gelden voor het halen van termijnen

n   binnen de organisatie personen zijn aangewezen voor het bewaken van termijnen

n   de termijnbewaking plaatsvindt op een kenbare en gestructureerde wijze

n   dat termijnbewaking plaatsvindt op alle essentiële processen (kernproducten BWT)

 

Het inspectieonderzoek geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

De gemeente hanteert het geautomatiseerde systeem BWT4all, dat voorziet in voortgangs- en termijnbewaking van meerdere (deel)processen en procedures (vergunningen, handhaving, klachten). Van dreigende termijnoverschrijdingen vindt automatische signalering plaats. Daarnaast wordt wekelijks een uitdraai van de werkvoorraad en verleende vergunningen in het MT van de sector Bouw en Milieu besproken. Hiermee is in september 2002 gestart als aanvulling op BWT4all, teneinde het inzicht in de voortgang verder te vergroten.

 

Conclusies:

De organisatie van de termijnbewaking biedt voldoende waarborgen voor een tijdige besluitvorming. Mate van uitvoering is voldoende.

 

Aanbevelingen:

Geen

 

5.2      Bouwvergunningen en meldingen

 

5.2.1    Kwaliteit aanvraag/melding i.v.m. volledigheid

 

Voor een adequaat niveau van de bouwaanvraag/melding wordt ervan uitgegaan dat:

n   aanvragen bouwvergunning/meldingen alle gegevens bevatten die o.g.v. de Bouwverordening worden gevraagd

n   het niveau van de verstrekte gegevens zodanig is, dat relevante beoordeling mogelijk is

n   de organisatie van het gemeentelijk BWT er in voorziet dat bij incomplete aanvragen/meldingen de indiener conform de wettelijke regels in de gelegenheid wordt gesteld geconstateerde verzuimen te herstellen

n   op gestructureerde wijze de ontvankelijkheid van aanvragen/meldingen wordt gecontroleerd en dat de neerslag hiervan in de dossiers is terug te vinden

n   bij elke aanvraag bouwvergunning een ontvangstbevestiging wordt gestuurd

 

Het inspectieonderzoek geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

De gemeente hanteert een eigen standaardformulier voor de aanvraag van een bouwvergunning. Op het formulier zelf is niet aangegeven of aankruisbaar welke bescheiden als bijlagen met het formulier dienen te worden ingediend. Aan de balie van Publiekszaken wordt naast het aanvraagformulier een brochure verstrekt, waarin deze bescheiden worden opgesomd. Ook voor meldingplichtige bouwwerken gebruikt de gemeente een eigen standaardformulier en is er een afzonderlijke brochure waarop de indieningsvereisten zijn vermeld.

 

Het aanvraagformulier bevat tezamen met de brochure vrijwel alle noodzakelijk te overleggen gegevens en bescheiden zoals die op grond van de gemeentelijke bouwverordening worden gevraagd. (Op het aanvraagformulier ontbreekt de aard en het beoogde gebruik van het bouwwerk.) Aan de aanvrager wordt naast het aanvraagformulier eveneens het bouwregistratieformulier van de VNG verstrekt.

 

Er worden door de gemeente geen eisen gesteld aan de indiening wat betreft vooroverleg of principe-aanvragen. Er wordt regelmatig gebruik gemaakt van vooroverleg. Direct na ontvangst wordt de aanvraag geregistreerd in het (geautomatiseerde) bouwregister (BWT4all). De volledigheidstoets wordt met behulp van het programma BWT4all verricht en niet aan de hand van een handmatig te hanteren checklist. Na het verrichten van deze volledigheidstoets wordt de ontvangstbevestiging geautomatiseerd aangemaakt, met vermelding van de uitslag van de zojuist verrichte ontvankelijkheidtoets en met een automatische opsomming van de eventueel ontbrekende gegevens. Bij een onvolledige indiening wordt de aanvrager overeenkomstig de termijnen van de Awb in de gelegenheid gesteld om de aanvraag aan te vullen.

 

In elk bestudeerd bouwdossier is het aanvraagformulier en de ontvangstbevestiging aangetroffen. De ontvangstbevestiging is zeer informatief (publicatie, volledigheid, aanhouding, strijdigheid bestemmingsplan, beslistermijn, leges). Van de 19 onderzochte bouwdossiers was zevenmaal sprake van een onvolledige aanvraag. Zesmaal is schriftelijk verzocht om aanvulling. Viermaal geschiedde dit binnen de wettelijke termijn van vier weken.

 

Uit het onderzoek door PRC Bouwcentrum blijkt dat een belangrijk deel van de gegevens, noodzakelijk voor het toetsen van het bouwplan aan het Bouwbesluit, ontbreekt (zie bijlage 2). In een aantal gevallen (in 7 van de 12 door PRC Bouwcentrum bestudeerde dossiers) zijn aanwijzingen gevonden dat door de gemeente aanvullende informatie is opgevraagd. Deze gegevens zijn echter niet in de dossiers aangetroffen, ondanks het feit dat de bouw reeds in uitvoering of gereed is. 

 

Conclusies:

De gemeente besteedt onvoldoende aandacht aan de compleetheid van de benodigde informatie. Mate van uitvoering is onvoldoende.

 

Aanbevelingen:

Aanvragen dienen volledig te worden ingediend. De gemeente dient er op toe te zien dat ontbrekende gegevens (zowel bij een verzoek om aanvulling als bij gefaseerde indiening) tijdig worden ingediend.

 

5.2.2    Planologische aspecten

 

Voor een adequaat niveau van de planologische toets wordt ervan uitgegaan dat:

n   de toets aan vigerende bestemmingsplannen altijd en volledig wordt uitgevoerd

n   planologische (vrijstellings-)procedures altijd volledig conform de wettelijke regels worden doorlopen

 

Het inspectieonderzoek geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

Zoals eerder aangegeven geven de dossiers niet altijd volledig inzicht in de resultaten van de toets aan het bestemmingsplan middels op checklists aangegeven resultaten. Uit zowel de ontvangstbevestigingen als de considerans van de bouwvergunningen blijkt dat de toets bij de onderzochte dossiers compleet en volledig wordt uitgevoerd. In de periode van het onderzoek heeft de VROM-Inspectie een klacht ontvangen betreffende een door de gemeente in strijd met het bestemmingsplan afgegeven bouwvergunning. Naar aanleiding van ingediende bezwaren heeft de gemeente alsnog een correcte vrijstellingsprocedure gevolgd.

Bij alle in het onderzoek betrokken dossiers bleek dat de toets aan het bestemmingsplan correct was uitgevoerd en dat ook steeds de juiste vrijstellingsprocedure werd doorlopen. Fouten bij de toets aan het bestemmingsplan zoals bij de bij de VROM-Inspectie binnengekomen klacht lijken dan ook niet structureel te zijn. Uit de zaken die bij de bezwaar- en beroepscommissie worden behandeld blijkt dat een foute toets aan het bestemmingsplan relatief niet vaak, maar wel meerdere keren voor is gekomen.

Uit het dossieronderzoek is gebleken dat vrijstelingsprocedures niet altijd correct worden uitgevoerd. Voorgenomen vrijstellingen ex. Artikel 15 WRO (binnenplanse vrijstellingen) worden niet altijd gepubliceerd. De WRO zelf geeft dit weliswaar niet als verplichting aan, maar op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht dient de gemeente deze voorgenomen vrijstellingsbesluiten wel te publiceren.

 

Conclusies:

De toets aan het bestemmingsplan en de vrijstellingsprocedures worden in zijn algemeenheid correct uitgevoerd. Incidenteel worden bij de toets aan het bestemmingsplan nog fouten gemaakt. Vrijstellingen ex. Artikel 15 WRO worden niet consequent uitgevoerd. Mate van uitvoering is voldoende.

 

Aanbevelingen:

Met de invoering van de collegiale toets, zoals aangegeven onder 5.1.3, kan de kans op fouten worden gereduceerd. Voorgenomen vrijstellingen op grond van artikel 15 WRO dienen consequent te worden gepubliceerd.

 

5.2.3    Aspecten Bouwbesluit

 

Voor een adequaat niveau van de Bouwbesluittoets wordt ervan uitgegaan dat:

n   de toets aan aspecten van constructieve veiligheid volledig en correct wordt uitgevoerd

n   de toets aan aspecten van brandveiligheid volledig en correct wordt uitgevoerd

n   de toets aan aspecten van gezondheid volledig en correct wordt uitgevoerd

n   de toets aan aspecten van energiezuinigheid volledig en correct wordt uitgevoerd

n   de toets aan aspecten van toegankelijkheid volledig en correct wordt uitgevoerd.

 

Het inspectieonderzoek geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

 

Documentatie

BTM heeft vaste abonnementen bij VNG (Standaardregelingen in de bouw), VROM en BRIS (continue actualisatie van normbladen) om haar documentatie op peil te houden. De gemeente beschikt over het actuele ‘Overzicht van Publiekrechtelijk erkende kwaliteitsverklaringen’.

Aangezien voor een adequate toetsing aan het Bouwbesluit de beschikbaarheid van alle actuele normbladen en wijzigingsbladen noodzakelijk is, heeft PRC Bouwcentrum met een steekproef de beschikbaarheid van normbladen onderzocht. Gebleken is dat van de zes normbladen en drie wijzigingsbladen waarnaar bij het onderzoek wordt gevraagd er één blad niet getoond kon worden.

 

Aanwezigheid van de voor de toetsing vereiste gegevens

Zoals in paragrafen 5.1.4. en 5.2.1. is aangegeven zijn de dossiers niet compleet. Een belangrijk deel van de gegevens, noodzakelijk voor het toetsen van het bouwplan aan het Bouwbesluit, ontbreekt (zie bijlage 2).

 

Uitvoering toetsing

De behandelend medewerker van de binnendienst toetst na ontvangst van de bouwaanvraag het bouwplan aan het Bouwbesluit. Toetsing aan de brandveiligheidseisen geschiedt door de Brandweer. Een inspecteur van de buitendienst verricht de toetsing van de gefaseerd ingediende gegevens aan het Bouwbesluit. Een checklist wordt bij de toetsing niet gebruikt. De toetsing geschiedt op basis van ervaring en deskundigheid.

PRC Bouwcentrum heeft de zichtbaarheid van de toetsing van de bouwplannen aan het Bouwbesluit onderzocht. Er zijn aanwijzingen aangetroffen dat de gemeente bij woningbouw nieuwbouw en utiliteitsbouw nieuwbouw en verbouw de plannen daadwerkelijk heeft getoetst aan het Bouwbesluit. Bij de woningbouw verbouw zijn, bij de in dit onderzoek geselecteerde onderwerpen, geen aanwijzingen van toetsing aangetroffen. Dit betekent echter niet dat de gemeente deze plannen niet heeft getoetst.

 

Berekeningen

De berekeningen van de nieuwbouwplannen zijn gecontroleerd op een aantal ‘standaard’ fouten. Er zijn geen fouten in de berekeningen aangetroffen.

 

Voldoen van bouwplan aan het Bouwbesluit

Van de bouwplannen waarvan de noodzakelijke gegevens ontbreken is niet of niet volledig te controleren of de bouwplannen voldoen aan het Bouwbesluit. Waar deze controle wel mogelijk is, zijn een aantal strijdigheden aangetroffen (zie bijlage 2).

 

Conclusies:

Mate van uitvoering is onvoldoende.

 

Aanbevelingen:

-        Alle aanvragen dienen volledig te worden getoetst aan het Bouwbesluit.

-        De toets aan het Bouwbesluit dient zichtbaar in het dossier aanwezig te zijn, bij voorkeur aan de hand van een checklist. De Handreiking van de VNG geeft hiervoor suggesties. 

-        De gemeente dient de geconstateerde strijdigheden met het Bouwbesluit te analyseren naar oorzaken en hierop maatregelen te treffen.

 

5.2.4    Aspecten bouwverordening

 

Voor een adequaat niveau van de bouwverordeningtoets wordt ervan uitgegaan dat:

n   de toets aan de indieningsvereisten van bouwaanvragen/meldingen volledig en correct wordt uitgevoerd

n   de toets aan de stedenbouwkundige bepalingen volledig en correct wordt uitgevoerd

n   in voorkomende gevallen de toets m.b.t. brandveiligheidsinstallaties volledig en correct wordt uitgevoerd

n   de toets m.b.t. de aansluitplicht op nutsvoorzieningen volledig en correct wordt uitgevoerd.

 

Het inspectieonderzoek geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

De gemeentelijke bouwverordening is overeenkomstig het VNG model vastgesteld. De 1e t/m de 6e series wijzigingen zijn in de bouwverordening doorgevoerd. De aanpassing van de bouwverordening aan de 7e en 8e series wijzigingen is in voorbereiding. Naast de onderwerpen die volgens de Woningwet in de bouwverordening dienen te worden opgenomen, heeft de gemeente aanvullende voorschriften omtrent prostitutie in haar bouwverordening opgenomen.

 

De toetsing van een bouwaanvraag aan de voorschriften van de bouwverordening wordt niet uitgevoerd aan de hand van een checklist. De toetsing aan de bouwverordening geschiedt door verschillende medewerkers overeenkomstig de handelwijze zoals genoemd in paragraaf 5.1.5. D.w.z. de behandelend medewerker verricht zelf een aantal toetsingen (o.a. volledigheid van de aanvraag) en zet de bouwaanvraag uit voor een beoordeling door anderen (milieu, welstand, brandweer). Uit het dossieronderzoek blijkt dat elke bouwaanvraag is getoetst aan de materiele bepalingen uit de bouwverordening (volledigheid, welstand, bodem, stedebouwkundige bepalingen, brandveiligheid).

 

De gemeente hanteert een openbaar bouwregister. Het betreft een geautomatiseerd register in BWT4all. Direct na ontvangst van de bouwaanvraag vindt registratie in het bouwregister plaats. De gegevens van het bouwwerk, de aanvrager, de architect en aannemer worden geregistreerd. Voor burgers die het bouwregister willen inzien, kan een uitdraai worden gemaakt en wordt eventueel het bouwdossier erbij gehaald. Wanneer tijdens de vergunningverlening de aannemer nog niet bekend is, vindt hiervan later de registratie plaats.

 

Conclusies:

Mate van uitvoering is voldoende.

 

Aanbevelingen:

Geen

 

5.2.5    Aspecten welstand

 

Voor een adequaat niveau van de welstandstoets wordt ervan uitgegaan dat:

n   de gemeente beschikt over een onafhankelijke welstandscommissie die adviseert aan het college van B&W

n   de adviezen van de commissie integraal in het aanvraagdossier zijn opgenomen

n   de beoordeelde ontwerptekeningen als zodanig duidelijk en kenbaar zijn gewaarmerkt

n   het college van B&W zich per geval – met inachtneming van het advies van de welstandscommissie – een eigen oordeel heeft gevormd.

 

Het inspectieonderzoek geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

De gemeente Delft beschikt niet over een formeel vastgesteld integraal welstandsbeleid. De beleidsvorming is echter in gang gezet. De gemeente hanteert naast de welstandsbepalingen uit de bouwverordening een nota Daklandschap, waarin is vastgesteld welke randvoorwaarden gelden voor dakkapellen. (Dit betekent echter niet dat als een bouwaanvraag voor een dakkapel aan de in deze nota geformuleerde eisen voldoet, dit plan niet zou worden voorgelegd aan de welstandscommissie. Elk bouwplan wordt voorgelegd aan de welstandscommissie.)

 

De gemeente heeft een eigen welstandscommissie bestaande uit 6 leden. Zij zijn allen architecten cq. stedenbouwkundigen. De welstandscommissie is onafhankelijk. Naast aanvragen voor een bouwvergunning worden ook alle meldingen aan de welstandscommissie voorgelegd. Er zijn in de gemeente geen gebieden vrijgesteld van welstandstoetsing. De adviesaanvraag wordt schriftelijk met een gestandaardiseerd formulier uitgezet aan de welstandscommissie. De voortgangsbewaking geschiedt aan de hand van BWT4all. De commissie vergadert eens in de twee weken. De vergaderingen zijn openbaar. Het secretariaat van de welstandscommissie wordt verzorgd door een medewerker van de gemeente (functiegroep welstand en monumenten).

 

Uit het dossieronderzoek blijkt dat vrijwel alle bestudeerde bouwdossiers (vergunningen en meldingen) zijn voorgelegd aan de welstandscommissie. Eén dossier (20011727, uitbreiding van kapverdieping) is niet aan de welstandscommissie voorgelegd. Hierbij wordt in de considerans van de bouwvergunning vermeld, dat gelet op de verschijningsvorm van de belendende percelen de welstandscommissie impliciet positief heeft geadviseerd. In een aantal dossiers ontbrak de door de welstandscommissie gewaarmerkte tekeningen (7 van de 19 bestudeerde bouwdossiers). In twee dossiers ontbrak eveneens het inhoudelijke advies en blijkt slechts uit de considerans dat welstandstoetsing heeft plaats gehad alsmede de uitslag. Hierbij dient echter te worden opgemerkt, dat van een aantal bestudeerde dossiers nog niet de definitieve archivering heeft plaats gevonden en bouwtekeningen zich nog bij de behandelend medewerker kunnen bevinden.Verder blijkt uit het dossieronderzoek dat de welstandscommissie steeds tijdig om advies is gevraagd en deze adviezen ook tijdig zijn verkregen. Een aantal plannen is meerdere malen door de welstandscommissie getoetst. Alle plannen zijn uiteindelijk van een positief advies voorzien en de gemeente heeft in alle gevallen conform het advies beslist.

 

 

Conclusies:

Er is sprake van een onafhankelijke commissie. De gemeente wordt tijdig en schriftelijk van advies voorzien. De beoordeelde bouwplangegevens worden door de commissie gewaarmerkt. Een aantal dossiers was (nog) niet volledig. Mate van uitvoering is voldoende.

 

Aanbevelingen:

Ondanks het feit, dat van een aantal dossiers de definitieve archivering nog niet heeft plaats gevonden, wordt gewezen op het belang zorg te dragen voor een volledige archivering van alle documenten behorende bij de welstandstoetsing. 

 

5.2.6    Aspecten bodem

 

Voor een adequaat niveau van de bodemtoets wordt ervan uitgegaan dat:

n   in alle gevallen waarvoor geen vrijstelling geldt een bodemrapport is opgevraagd

n   in alle gevallen waarvoor een bodemrapport nodig is, dit ook integraal in het dossier is opgenomen

n   in alle gevallen waarvoor een bodemrapport nodig is, de beoordeling hiervan kenbaar in het dossier is opgenomen

n   indien de gemeente een vrijstellingenbeleid voor de indiening van bodemrapporten voert, dit beleid voor belanghebbenden kenbaar is.

 

Het inspectieonderzoek geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

Een medewerker van het vakteam Milieu (van de cluster Wijk- en Stadszaken) beoordeelt de noodzaak van een in te dienen bodemonderzoeksrapport. Het vakteam Milieu beschikt over een centraal bestand waarin de bodemrapporten zijn opengenomen. Het vrijstellingenbeleid van de gemeente is overeenkomstig de modelbouwverordening van de VNG. De gemeente geeft aan, dat wanneer een bodemrapport verplicht is, deze altijd wordt opgevraagd. Een ingediend bodemrapport wordt vervolgens aan het vakteam Milieu ter beoordeling voorgelegd. De adviesaanvraag en advisering vinden schriftelijk plaats met gestandaardiseerde formulieren. De beoordeling van het bodemonderzoeksrapport wordt in het dossier opgenomen. Bodemonderzoekrapporten worden bewaard bij het vakteam Milieu.

 

Van de 16 bestudeerde bouwvergunningdossiers is zesmaal een bodemonderzoeksrapport ingediend en tienmaal vrijstelling verleend. Van deze zes bodemrapporten is vijfmaal de beoordeling door het vakteam Milieu in het dossier aangetroffen. (In dossier 20012184 is geen beoordeling van het bodemrapport aangetroffen).

In de meeste gevallen is op correcte wijze invulling gegeven aan het vrijstellingsbeleid. Tweemaal echter is door het BTM geen gevolg gegeven aan het milieuadvies. In dossier 20004012 is door Milieu schriftelijk aangegeven, dat zij beschikt over een verouderd verkennend bodemonderzoek (waarin sprake is van lichte verontreinigingen in bovengrond en grondwater), waardoor een bodemonderzoek noodzakelijk is. In de considerans van de vergunning is vervolgens vermeld dat op basis van dit (verouderde) bodemonderzoek er geen belemmeringen zijn voor de bouw.

In dossier 20010349 is door de aanvrager een bodemonderzoek ingediend, naar aanleiding waarvan Milieu heeft geadviseerd dat aanvullend bodemonderzoek noodzakelijk is, omdat mogelijk sprake is van ernstige bodemverontreiniging. Vervolgens is door BTM per fax de aanvrager verzocht om aanvullend bodemonderzoek. Uit het dossier blijkt niet dat een aanvullend onderzoek is ontvangen. In de considerans van de vergunning wordt gerefereerd aan het oorspronkelijk ingediende bodemrapport en gesteld dat er geen belemmeringen zijn voor de bouw.    

 

Conclusies:

Uit de adviezen van het vakteam Milieu blijkt dat op correcte wijze invulling wordt gegeven aan de bodemtoets en het vrijstellingsbeleid. Vakteam BTM wijkt soms ten onrechte af van het advies van Milieu en gaat daarmee onzorgvuldig om met de bodemtoets en de vrijstellingsbevoegdheid. Mate van uitvoering is voldoende.

 

Aanbevelingen:

Een adequate bodemtoets vereist dat op correcte wijze gevolg wordt gegeven aan het advies van het vakteam Milieu.

 

5.2.7    Procedurele aspecten

 

Voor een adequaat niveau van uitvoering procedurele aspecten wordt ervan uitgegaan dat:

n   de in de wet genoemde aanhoudingsgronden altijd tijdig en correct worden toegepast

n   de aanvragen om bouwvergunning worden gepubliceerd

n   zowel verleende bouwvergunningen als geaccepteerde meldingen worden gepubliceerd

n   van rechtswege verleende bouwvergunningen worden gepubliceerd en aan de buren worden gemeld

n   van rechtswege geaccepteerde meldingen worden gepubliceerd en aan de buren worden gemeld

n   voor de aanvragen bouwvergunningen de besluitvorming altijd binnen de termijnen plaatsvindt

n   voor de ingekomen meldingen de besluitvorming altijd binnen de gestelde termijnen plaatsvindt.

 

Het inspectieonderzoek geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

 

Aanhoudingen

Uit het dossieronderzoek blijkt dat van de 16 aanvragen om een bouwvergunning er 6 aanvragen zijn aangehouden, waarvan sommige aanvragen op basis van meerdere aanhoudingsgronden. Het betrof aanhoudingen op grond van art. 50, 52, 52a en 54 Woningwet (resp. bestemmingsplanwijziging, milieuvergunning, bodemsanering, monumentenvergunning). De aanhoudingsgronden zijn correct toegepast en de aanvrager is schriftelijk van de aanhouding op de hoogte gesteld. In meerdere dossiers werd de aanhouding reeds medegedeeld in de ontvangstbevestiging. De termijnen worden bewaakt aan de hand van BWT4all.

 

Publicatie

De gemeente publiceert de aanvragen voor een bouwvergunning, de planologische vrijstellingsprocedures en de vergunningverlening in de Stadskrant. Alleen bij vrijstellingen ex. Artikel 15 WRO wordt niet consequent gepubliceerd. De ontvangen bouwmeldingen, alsmede de beslissing hierop worden gepubliceerd. Van planologische vrijstellingsprocedures wordt een kopie van de publicatie in de dossiers bewaard.

 

Besluitvorming binnen gestelde termijnen

In 2001 is bij 20 aanvragen om een bouwvergunning de wettelijke beslistermijn overschreden en is een vergunning van rechtswege ontstaan (op een totaal van 378 bouwvergunningen). De gemeente geeft aan dat omwonenden hier veelal niet van op de hoogte worden gesteld. In het dossieronderzoek is bij de verlening van een bouwvergunning tweemaal een termijnoverschrijding geconstateerd (20010471 en 20011727). Uit deze dossiers blijkt niet dat omwonenden hiervan schriftelijk op de hoogte zijn gesteld.

 

Conclusies:

Ondanks het feit, dat de organisatie van de termijnbewaking (zie 5.1.6.) voldoende waarborgen biedt voor tijdige besluitvorming, is sprake van een relatief hoog aantal termijnoverschrijdingen. Mate van uitvoering is onvoldoende.

 

Aanbevelingen:

-        Zorgdragen voor een strikte termijnbewaking.

-        Het op de hoogte stellen van omwonenden wanneer een bouwvergunning van rechtswege is verleend.

 

5.3      Sloopvergunningen en sloopmeldingen

 

5.3.0    Algemeen

 

In 2000 is door de voormalige inspecties van volkshuisvesting en milieuhygiëne een gezamenlijk onderzoek verricht naar de wijze waarop de gemeente Delft het Asbestverwijderingsbesluit uitvoert. De bevindingen resulteerden in een aantal aanbevelingen waarover ambtelijk afspraken zijn gemaakt. Deze afspraken zijn op 22 januari 2002 door het college goedgekeurd, waarbij het vakteam BTM de opdracht heeft gekregen zorg te dragen voor de implementatie. Het betrof o.a. een aanpassing van de doorlopende sloopvergunningen die jaarlijks aan de 4 Delftse woningcorporaties en DSM worden verleend, alsmede de overlegging van asbestinventarisatierapporten door de TU en TNO, waarbij archivering bij de gemeente dient plaats te vinden. Deze laatste aanbevelingen (overlegging door TU en TNO en archivering bij de gemeente van asbestinventarisatierapporten) zijn nog niet gerealiseerd (zie 5.1.4).

 

5.3.1    Kwaliteit aanvraag i.v.m. ontvankelijkheid/volledigheid

 

Voor een adequaat niveau van de aanvraag/melding wordt ervan uitgegaan dat:

n   aanvragen sloopvergunning/meldingen alle gegevens bevatten die o.g.v. de Bouwverordening worden gevraagd

n   het niveau van de verstrekte gegevens zodanig is, dat relevante beoordeling mogelijk is

n   de organisatie van het gemeentelijk BWT er in voorziet dat bij incomplete aanvragen/meldingen de indiener conform de wettelijke regels in de gelegenheid wordt gesteld geconstateerde verzuimen te herstellen

n   op gestructureerde wijze de ontvankelijkheid van aanvragen/meldingen wordt gecontroleerd en dat de neerslag hiervan in de dossiers is terug te vinden

 

Het inspectieonderzoek geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

De gemeente hanteert een eigen standaardformulier voor de aanvraag van een sloopvergunning. Het formulier voldoet aan de indieningsvereisten zoals deze zijn vermeld in de modelbouwverordening artikel 8.1.2. De ontvankelijkheidstoets geschiedt op dezelfde wijze als bij een bouwaanvraag. Dat wil zeggen, dat direct na ontvangst de aanvraag wordt geregistreerd in BWT4all. De volledigheidstoets wordt met behulp van BWT4all verricht en niet aan de hand van een handmatig te hanteren checklist. Na het verrichten van deze volledigheidstoets wordt de ontvangstbevestiging geautomatiseerd aangemaakt, d.w.z. met een automatische vermelding van de uitslag van de zojuist verrichte ontvankelijkheidtoets en met een opsomming van de eventueel ontbrekende gegevens. Bij een onvolledige indiening wordt de aanvrager overeenkomstig de termijnen van de Awb in de gelegenheid gesteld om de aanvraag aan te vullen.

 

De gemeente hanteert voor sloopmeldingen eveneens een eigen standaardformulier. Het formulier is conform het VNG formulier en bevat meer gegevens dan de indieningsvereisten van artikel 8.2.1. van de bouwverordening. Na ontvangst van een sloopmelding wordt handmatig getoetst aan de limitatieve opsomming van artikel 8.2.1. lid 1 van de bouwverordening om te bepalen of daadwerkelijk sprake is van sloopmelding. Aansluitend op deze toets wordt een ontvangstbevestiging verzonden. In de uiteindelijke mededeling die wordt verzonden wordt expliciet vermeld, dat gelet op artikel 8.2.1. van de bouwerordening, voor het ingediende asbestsloopvoornemen geen sloopvergunning is vereist.

 

In alle bestudeerde sloopdossiers is het aanvraagformulier en de ontvangstbevestiging aangetroffen. Uit het dossieronderzoek blijkt met betrekking tot asbest, dat de aanvragen als compleet zijn beoordeeld. Bij twee sloopdossiers echter zijn geen bewijsstukken ingediend om de afwezigheid van asbest te onderbouwen (zie 5.3.2). 

 

Conclusies:

De sloopdossiers zijn niet compleet. In enkele dossiers ontbreken de bewijsstukken omtrent de aan- of afwezigheid van asbest. Mate van uitvoering is onvoldoende.

 

Aanbevelingen:

Concrete bewijsstukken met betrekking tot de aan- of afwezigheid van asbest dienen deel uit te maken van de aanvraag. 

 

5.3.2    Aspecten asbest

 

Voor een adequaat niveau van het aspect asbest in aanvragen en meldingen wordt ervan uitgegaan dat:

n   in de dossiers altijd een afschrift van het certificaat deskundig asbest onderzoek/verwijderingsbedrijf is toegevoegd, dan wel een verwijzing naar de actuele lijst van gecertificeerde bedrijven

n   in de dossiers altijd de vereiste stukken zijn opgenomen waaruit de hoeveelheid en de plaats van te verwijderen asbest blijkt

n   de gemeente de documenten van de asbestinventarisatie toetst op juistheid en de neerslag van deze toets in het dossier meldt

n   de gemeente de documenten over de wijze waarop het asbest zal worden verwijderd en afgevoerd toetst en de neerslag van deze toets in het dossier meldt.

 

Het inspectieonderzoek geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

De buitendienst is belast met de verlening van sloopvergunningen en verricht ook de toets op asbest. In principe wordt van de aanvrager altijd een asbestinventarisatierapport verlangd, dat is opgesteld door een gecertificeerd bedrijf (BRL 5052). Bij het ontbreken van dit rapport wordt onderzocht of een rapport volgens de bouwverordening noodzakelijk is of dat kan worden volstaan met een visuele inspectie aan de hand van bijlage 8 van de bouwverordening. Dit wordt schriftelijk aan de aanvrager meegedeeld. Bij twijfel gaat een inspecteur zelf poolshoogte nemen. Van de meeste ingeschakelde asbestonderzoeks- en verwijderingsbedrijven is de gemeente op de hoogte van hun certificering. Wanneer dit niet duidelijk is, wordt een kopie van het certificaat opgevraagd.

 

Van de 6 bestudeerde sloopvergunningdossiers was in 4 gevallen sprake van de aanwezigheid van asbest. In 2 van deze 4 dossiers is een asbestinventarisatierapport (BRL 5052) aangetroffen. In de 2 andere dossiers is niet een dergelijk rapport ingediend, omdat op het aanvraagformulier is aangegeven dat de sloop uitsluitend asbesthoudend materiaal betreft. Uit één dossier blijkt, dat de gemeente de certificering van een asbestverwijderingsbedrijf heeft gecontroleerd. In dit dossier is een kopie van het certificaat (BRL 5050) en een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel aangetroffen. Van de 2 dossiers waarbij door de aanvrager is aangegeven dat er naar verwachting geen asbest zal vrijkomen, zijn geen bewijsstukken ingediend om dit te onderbouwen. Eén dossier (20011053) betreft de sloop van een educatieve tuinbouwkas met een stalen constructie, waarbij uit de foto’s blijkt dat hierin geen asbesthoudende materialen zijn verwerkt. Bij het andere dossier (20011670: sloop van wanden, daken en vloeren van boerderijstallen) is verzuimd alsnog een asbestinventarisatierapport op te vragen.

 

Wanneer sprake is van asbestverwijdering wordt in de sloopvergunning standaard een aantal voorwaarden met betrekking tot asbest opgenomen. Het betreft o.a. voorwaarden ten aanzien van de verpakking, het opslaan, het afvoeren, het storten, het stortingsbewijs, verwijdering door gecertificeerd bedrijf en de melding aan de Arbeidsinspectie.

 

De considerans van de sloopvergunning is veelal standaard en daarmee niet in overeenstemming met de aanvraag. In 2 dossiers (20010735 en 20011037), waarbij geen asbestinventari- satie rapport is ingediend, is ten onrechte in de considerans vermeld dat een deskundig bedrijf onderzoek heeft gedaan.

 

Conclusies:

Zie 5.3.1. Een inhoudelijke toets is niet altijd mogelijk, door het ontbreken van de vereiste rapporten cq. bewijsstukken. Mate van uitvoering is onvoldoende.

 

Aanbevelingen:

-        De gemeente dient er op toe te zien, dat bij elke sloopaanvraag de rapporten en bewijsstukken worden overhandigd die de aan- of afwezigheid van asbest aantonen. 

-        De considerans van de sloopvergunning dient op maat te worden opgesteld en de juiste informatie te verschaffen.

 

5.3.3    Veiligheid tijdens het slopen

 

Voor een adequaat niveau van controle op het aspect veiligheid tijdens het slopen wordt ervan uitgegaan dat:

n                bij elke aanvraag voor een sloopvergunning wordt nagegaan of de veiligheid tijdens het slopen voldoende is gewaarborgd

n                aan daarvoor in aanmerking komende vergunningen nadere voorschriften ter waarborging van de veiligheid worden verbonden

 

Het inspectieonderzoek geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

Van de 6 bestudeerde sloopdossiers is in 3 gevallen een sloopveiligheidsplan ingediend. Uit de considerans van de verleende vergunning blijkt, dat het plan is beoordeeld en dat de veiligheid in voldoende mate is gewaarborgd. In de overige dossiers wordt in de sloopvergunningen in algemene zin gerefereerd aan veiligheid.

 

 

Conclusies:

Indien de gemeente het noodzakelijk acht wordt een sloopveiligheidsplan opgevraagd. Deze plannen worden door de gemeente beoordeeld. De gemeente schenkt voldoende aandacht aan de veiligheidsaspecten bij sloop. Mate van uitvoering is voldoende.

 

Aanbevelingen

Geen

 

5.3.4    Bescherming nabij gelegen bouwwerken

 

Voor een adequaat niveau van controle op het aspect bescherming nabij gelegen bouwwerken tijdens het slopen wordt ervan uitgegaan dat:

n                bij elke aanvraag voor een sloopvergunning wordt nagegaan of de bescherming van nabijgelegen bouwwerken tijdens het slopen voldoende is gewaarborgd

n                aan daarvoor in aanmerking komende vergunningen nadere voorschriften ter waarborging van de bescherming van nabijgelegen bouwwerken worden verbonden

 

Het inspectieonderzoek geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

Zie 5.3.3.

 

Conclusies:

Zie 5.3.3.

 

Aanbevelingen:

Zie 5.3.3.

 

5.3.5    Besluitvorming binnen gestelde termijnen

 

Vergunningverlening dient plaats te vinden binnen een termijn van 13 weken. Het betreft hier echter een termijn van orde en geen fatale termijn, d.w.z. bij overschrijding van deze termijn ontstaat er geen vergunning van rechtswege. Desalniettemin is het gewenst zorg te dragen voor een beslissing binnen de termijn. Voor het college bestaat er de mogelijkheid de beslistermijn met een termijn van 13 weken te verdagen (art. 8.1.4. lid 1 bouwverordening).

Voor een sloopmelding geldt, dat binnen een termijn van 8 dagen wordt meegedeeld dat geen sloopvergunning vereist is. Bij overschrijding van de termijn is de mededeling van rechtswege gedaan (art. 8.2.1. lid 1 en 7).

 

Voor een adequaat niveau van het aspect besluitvorming binnen gestelde termijnen wordt ervan uitgegaan dat:

n   de besluitvorming op aanvragen voor sloopvergunning altijd binnen de gestelde termijnen plaatsvindt

n   de besluitvorming / reactie op sloopmeldingen altijd binnen de gestelde termijnen plaatsvindt

 

Het inspectieonderzoek geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

De gemeente geeft aan dat termijnoverschrijdingen niet veel voorkomen. Uit het dossieronderzoek blijkt dat van de 6 bestudeerde sloopdossiers er eenmaal sprake was van een termijnoverschrijding. Van de 2 onderzochte sloopmeldingen was sprake van één (lichte) termijnoverschrijding.

 

Conclusies:

Besluitvorming vindt niet altijd binnen de gestelde termijn plaats. Mate van uitvoering is voldoende.

 

Aanbevelingen:

Zorgdragen voor tijdige besluitvorming.

 

5.3.6    Omgaan met sloopmeldingen

 

Voor een adequaat niveau van het aspect omgaan met sloopmeldingen wordt ervan uitgegaan dat:

n   in de dossiers altijd een afschrift van het volledig ingevulde meldingsformulier is toegevoegd

n   in de dossiers altijd de vereiste stukken zijn opgenomen waaruit blijkt dat de melding voldoet aan het bepaalde in art. 8.2.1. Mbv

n   de gemeente tijdig en schriftelijk op sloopmeldingen reageert (zodat geen akkoord van rechtswege ontstaat)

 

Het inspectieonderzoek geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

Zoals reeds vermeld bij 5.3.1. hanteert de gemeente voor sloopmeldingen een eigen standaardformulier, dat volledig voldoet aan de indieningsvereisten van de bouwverordening. Dit formulier is in de bestudeerde dossiers volledig ingevuld aangetroffen, tezamen met de ontvangstbevestiging die is verzonden en de uiteindelijke schriftelijke reactie van de gemeente op de sloopmelding. Van de twee bestudeerde sloopmeldingen was eenmaal sprake van een lichte termijnoverschrijding. De gemeente voegt aan de reactie aan de melder een aantal aanbevelingen en voorschriften toe omtrent het veilig verwijderen van de asbest. Hierin wordt aandacht besteed aan de te gebruiken hulpmiddelen, voorzorgsmaatregelen bij de verwijdering, het verpakken en aanbieden bij de afdeling Reiniging.

 

Conclusies:

De gemeente geeft een zorgvuldige invulling aan sloopmeldingen. Mate van uitvoering is voldoende.

 

Aanbevelingen:

Geen.

 

5.4      Gebruiksvergunningen

 

5.4.0    Algemeen

 

Veel gemeenten staan momenteel voor de taak een inhaalslag te maken in de ontwikkeling en uitvoering van brandveiligheidsbeleid met name ten aanzien van de afgifte en controle van gebruiksvergunningen. Belangrijke aanleiding daarvoor is het gemeentelijk actieprogramma brandveiligheid dat door de commissie onderzoek cafébrand nieuwjaarsnacht (commissie Alders) is opgesteld.

 

De gemeente Delft is eveneens gestart met een inhaalslag om het gebruiksvergunningenbestand op een adequaat niveau te krijgen. Er is een inventarisatie gehouden en een prioriteitenlijst opgesteld. In mei 2001 is een beleidsnotitie kamerverhuurbedrijven vastgesteld door de raadscommissie. De categorie kamerverhuurbedrijven leidt tot een toename van de werkdruk met ca. 250 gebruiksvergunningen. Het college besloot de bestaande formatie van 2 fte voor gebruiksvergunningen (nl. een vergunningverlener en een handhaver) uit te breiden met 2,5 fte. In januari 2002 is gestart met de nieuwe formatie, nl. in totaal 5 medewerkers op 4,5 fte. Eén medewerker is belast met handhaving en de overige zijn specifiek belast met vergunningverlening (de inhaalslag). Het college heeft zich als doel gesteld eind 2004 de achterstand te hebben weggewerkt. Momenteel is ca. 50% van de inrichtingen voorzien van een gebruiksvergunning (ca. 400 van de in totaal ca. 800 bouwwerken). De horeca-inrichtingen, zorginstellingen/ziekenhuizen, kinderdagverblijven en winkelpanden zijn inmiddels van een gebruiksvergunning voorzien. Momenteel worden de scholen en kamerverhuurbedrijven bediend. De laatste fase zal de kantoorgebouwen betreffen.   

 

5.4.1    Kwaliteit van de aanvraag i.v.m. volledigheid

 

Voor een adequaat niveau van de aanvraag gebruiksvergunning wordt ervan uitgegaan dat:

n                aanvragen gebruiksvergunning alle gegevens bevatten die o.g.v. de Mbv worden gevraagd

n                het niveau van de gegevens zodanig is, dat relevante beoordeling mogelijk is

n                de organisatie van het gemeentelijk BWT erin voorziet dat bij incomplete aanvragen de indiener cf. de wettelijke regels de gelegenheid krijgt geconstateerde verzuimen te herstellen

n                op gestructureerde wijze de volledigheid van aanvragen wordt gecontroleerd en dat de neerslag hiervan in de dossiers is terug te vinden

 

Het inspectieonderzoek geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

De gemeente hanteert een eigen standaard aanvraagformulier. Met uitzondering van de wijze van verwarming van het bouwwerk (bijlage 2 MBV artikel 1, lid d) zijn de noodzakelijke gegevens en bescheiden op het formulier vermeld. Er wordt voor het beoordelen van de volledigheid van de aanvraag geen checklist gebruikt. Beoordeling van de volledigheid geschiedt aan de hand van het aanvraagformulier en de ervaring en deskundigheid van de behandelend medewerker. Bij een onvolledige aanvraag wordt de aanvrager schriftelijk de mogelijkheid geboden binnen 2 weken de aanvraag aan te vullen. Onvolledige aanvragen worden niet in behandeling genomen. Er wordt altijd een ontvangstbevestiging verzonden.

Van de 6 onderzochte dossiers was 6 maal het aanvraagformulier volledig ingevuld en de daarbij behorende bescheiden ingediend. In elk dossier was de ontvangstbevestiging opgenomen.

 

Conclusies:

Er is sprake van een redelijk tot goede kwaliteit van de aanvraag i.v.m. de volledigheid.

Mate van uitvoering is voldoende.

 

Aanbevelingen:

Geen.

 

5.4.2    Deskundige advisering over de aanvragen

 

Voor een adequaat niveau van de advisering over de aanvragen gebruiksvergunning wordt ervan uitgegaan dat:

n                bedoelde advisering structureel is opgedragen aan brandpreventiedeskundige personen of instanties

n                advisering zich afspeelt binnen door B&W vastgestelde randvoorwaarden (brandveiligheidsbeleid)

n                adviezen tijdig worden gevraagd

n                adviezen tijdig worden uitgebracht, zodat besluitvorming over aanvragen binnen de daarvoor staande termijn kan plaatsvinden

 

Het inspectieonderzoek geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

De vergunningverlening en handhaving van gebruiksvergunningen zijn geheel ondergebracht bij de afdeling Preventie van de Brandweer. De betrokken medewerkers beschikken middels opleiding over specifieke brandpreventiedeskundigheid.  

 

De gemeente beschikt (nog) niet over een door het college vastgesteld brandveiligheidsbeleid. In het najaar van 2002 zal een voorstel aan het college worden voorgelegd voor het vaststellen van een brandpreventiebeleid voor bestaande bouw. Het voorstel behelst de overname van de handreiking die door het Ministerie van Binnenlandse Zaken is opgesteld. Hierin wordt per categorie gebouw (woningen, kantoren, gezondheidssector etc.) het brandveiligheidsniveau vastgesteld.

 

Conclusies:

Er is sprake van deskundige advisering. Brandpreventiebeleid is (nog) niet vastgesteld. Het tijdig vragen en verstrekken van advies is niet van toepassing, omdat de gebruiksvergunningverlening geheel is ondergebracht bij de Brandweer. Mate van uitvoering is voldoende.

 

Aanbevelingen:

Formeel vastleggen van een brandveiligheidsbeleid.

 

5.4.3    Verbinden van voorwaarden aan de gebruiksvergunning

 

Voor een adequaat niveau van verbinden van voorwaarden aan gebruiksvergunningen wordt ervan uitgegaan dat:

n                bij de verlening van vergunningen altijd specifieke voorwaarden worden opgelegd gebaseerd op een actueel brandveiligheidsbeleid

n                de actualiteit van de aan vergunningen verbonden voorwaarden periodiek en stelselmatig wordt onderzocht

n                indien de situatie dit verlangt aan vergunningen verbonden voorwaarden worden gewijzigd of ingetrokken, dan wel dat nieuwe voorwaarden worden ingevoegd

n                indien de situatie dit verlangt vergunningen worden ingetrokken als het belang waarvoor de vergunningen waren verleend dit vergt en hieraan niet met het stellen van voorwaarden tegemoet kan worden gekomen

 

Het inspectieonderzoek geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

Aan de gebruiksvergunning worden voorwaarden verbonden. De gebruiksvergunning bevat een bijlage met voorschriften die in acht dienen te worden genomen. Het betreft een selectie van voorwaarden uit bijlage 3 en 4 van de bouwverordening, waarbij de keuze van voorwaarden wordt bepaald door het type bouwwerk en de bevindingen van de beoordeling ter plekke. Naast deze bijlage met voorschriften uit bijlage 3 en 4 van de bouwverordening, kan ook een tweede bijlage zijn toegevoegd met specifieke voorwaarden. De brandweer verleent nl. ook gebruiksvergunningen wanneer nog niet alle voorzieningen zijn aangebracht. Een dergelijke vergunning kent naast algemene ook specifieke voorwaarden, waarbij de vergunninghouder er op wordt gewezen dat op korte termijn een controle te verwachten is. Ook worden vergunningen met beperkt gebruik afgegeven als de aanvrager er niet in is geslaagd om bepaalde voorzieningen/aanpassingen tijdig te realiseren.  (Bijvoorbeeld bij een kamerverhuurbedrijf kan een gebruiksbeperking zijn gelegen in een beperking van het aantal personen of verblijfsruimten.)    

 

Vanwege de achterstand heeft de inhaalslag meer prioriteit dan de controle op de naleving en de actualiteit van de vergunningvoorwaarden. Indien noodzakelijk worden vergunningvoorwaarden gewijzigd, ingetrokken of toegevoegd. Ook kan sluiting plaats vinden door intrekking van de gebruiksvergunning.

 

Conclusies:

De vergunningvoorwaarden zijn in voldoende mate toegesneden op de specifieke situatie. Door de inhaalslag heeft de controle op de naleving tijdelijk minder prioriteit. Mate van uitvoering is voldoende.

 

Aanbevelingen:

Geen

 

5.4.4    Procedurele aspecten

 

Publicatie van aanvragen en verleende gebruiksvergunningen is wettelijk niet verplicht, maar is wel raadzaam. Door publicatie geeft de overheid een signaal af dat de afgifte van gebruiksvergunningen onderwerp is van serieuze gemeentelijke zorg.

 

Vergunningverlening dient plaats te vinden binnen een termijn van 13 weken. Het betreft hier echter een termijn van orde en geen fatale termijn, d.w.z. bij overschrijding van deze termijn ontstaat er geen vergunning van rechtswege. Desalniettemin is het gewenst zorg te dragen voor een beslissing binnen de termijn. Voor het college bestaat er de mogelijkheid de beslistermijn met een termijn van 13 weken te verdagen (art. 6.1.4. lid 2 bouwverordening). 

 

Voor een adequaat niveau van uitvoering procedurele aspecten wordt ervan uitgegaan dat:

n                de ingekomen aanvragen voor gebruiksvergunningen worden gepubliceerd

n                de verleende gebruiksvergunningen worden gepubliceerd

n                de besluitvorming voor de aanvragen gebruiksvergunning altijd binnen de termijnen plaatsvindt

 

Het inspectieonderzoek geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

Er vindt in de gemeente Delft geen publicatie plaats van aanvragen en verleende gebruiksvergunningen. De Brandweer vindt dit ongewenst, aangezien publicatie de suggestie wekt van een bezwaar- en beroepsmogelijkheid.    

 

De Brandweer hanteert het computerprogramma Firewatch, aan de hand waarvan o.a. de voortgangs- en termijnbewaking plaats vindt. De Brandweer geeft aan, dat aangezien de beslistermijn een termijn van orde is, er enige ruimte kan worden gegeven aan aanvragers. Op deze wijze kan een aanvrager meer tijd worden geboden om voorzieningen/aanpassingen te realiseren, teneinde een weigering of een vergunning met beperkt gebruik te voorkomen. Uit het dossieronderzoek bleek dat bij 2 van de 6 bestudeerde dossiers sprake was van overschrijding van de beslistermijn van 13 weken. Verdaging van de termijn was daarbij niet aan de orde.

 

Conclusies:

De aanvragen en verleende gebruiksvergunningen worden niet gepubliceerd, hetgeen ook niet wettelijk verplicht is. Er is niet altijd sprake van tijdige besluitvorming. Mate van uitvoering is onvoldoende.

 

Aanbevelingen:

Tijdige besluitvorming en bij dreigende overschrijding van de termijn de beslissingstermijn verdagen met 13 weken.


6.       Handhaving

 

6.1      Handhavingsbeleid

 

Voor een adequaat niveau van het aspect vastgesteld beleid m.b.t. handhaving Woningwet (bouw- en woningtoezicht, inclusief gebruiksvergunning) en Wet ruimtelijke ordening wordt ervan uitgegaan dat:

n   in een formeel vastgesteld document is aangegeven op welke wijze invulling wordt gegeven aan het handhavingsbeleid

 

Het inspectieonderzoek geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

Handhaving is binnen de gemeente steeds meer een aandachtspunt geworden. De gemeente is zich bewust van het belang van beleidsvorming op handhavingsgebied. In januari 2002 is een handhavingstrategie (gebaseerd op de Awb) door het college vastgesteld, waarin stapsgewijs alle procedures en te doorlopen stappen zijn weergegeven teneinde te komen tot een uniforme gemeentelijke handhaving door de verschillende gemeentelijke diensten. Het betreft hier een procedurele nota, waarin de juridische inzet is bepaald. Voor elk segment van de gemeentelijke handhaving is of zal een beleidsnota worden opgesteld, waarin op basis van prioriteitstelling o.a. de inzet van mensen en middelen wordt bepaald. Voor de handhaving van de Woningwet is een dergelijke nota nog niet opgesteld. Voor handhaving van bestemmingsplannen beschikt de gemeente over een adequate nota, waarin het handhavingsbeleid en uitvoering is vastgesteld. Per bestemmingsplan zal de algemene prioriteitsstelling van deze nota in de handhavingsparagraaf worden vertaald in de specifieke kenmerken van het betreffende bestemmingsplangebied. Het bestemmingsplan Binnenstad en de nu in ontwikkeling zijnde bestemmingsplannen beschikken over een dergelijke handhavingsparagraaf.

In de nota Handhaving Bestemmingsplannen is aangegeven dat op dit moment het grootste knelpunt in de handhaving gebrek aan capaciteit is.

 

De gemeente is momenteel bezig met de aanstelling van een handhavingsregisseur, die zal worden belast met de coördinatie van het gemeentelijke handhavingsbeleid. Hij zal daarbij niet verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het handhavingsbeleid, maar worden belast met de onderlinge afstemming, de prioriteitstelling en de beoordeling van de uitvoering.

 

Zoals gezegd is de specifieke uitvoering van handhaving van de Woningwet nog niet in programma’s vastgelegd. Dit geldt ook voor gebruiksvergunningen. Voor de handhaving van gebruiksvergunningen wordt gebruik gemaakt van de landelijke richtlijnen van het Preventie-activiteitenplan (PREVAP). Hierin worden categorieën  van bouwwerken naar risico onderscheiden, waarbij per categorie de controle-intensiteit wordt weergegeven. De Brandweer van Delft heeft deze richtlijnen vrijwel geheel overgenomen; op enkele onderdelen is de handhavingsfrequentie aangepast. De PREVAP richtlijnen zijn in het geautomatiseerde systeem Firewatch opgenomen en bepaalt de handhavingsfrequentie.

 
Conclusies

De gemeente beschikt over een handhavingstrategie, waarin de te hanteren procedures stapsgewijs zijn aangegeven. Voor handhaving van bestemmingsplannen beschikt de gemeente over een adequaat beleid. Een specifiek beleid en uitvoeringsprogramma voor de handhaving van de Woningwet is er nog niet. Mate van uitvoering is onvoldoende.

 

Aanbevelingen

-        Nader uitwerken van een uitvoeringsprogramma waarin de specifieke inzet met betrekking tot de handhaving van de Woningwet wordt vastgesteld.

-        De formatieve bezetting bezien in relatie tot de benodigde capaciteit voor uitvoering van de handhavingstaken.

 

6.2      Systematische uitvoering handhaving

 

6.2.1    Handhaving kwaliteit bestaande woningvoorraad

 

Op grond van art. 100 van de Woningwet onderzoekt de gemeente de staat van de volkshuisvesting. Dit is nodig om de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad te bepalen en vervolgens beleid ter verbetering te formuleren. In grotere gemeenten met een verouderde voorraad en met deels minder goed onderhouden woningen kan dit onderzoek gecompliceerder zijn en een actievere inzet vragen, dan kleinere gemeenten met een goed onderhouden voorraad.

 

Voor een adequaat niveau van een systematische handhaving van de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad wordt ervan uitgegaan dat:

n                er bij de gemeente een actueel inzicht bestaat in de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad.

 

Het inspectieonderzoek geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

De gemeente geeft aan niet te beschikken over een actueel inzicht in de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad. De gemeente heeft hiervan wel een beeld, maar dat is niet gebaseerd op onderzoek. In de gemeente is geen sprake van bijzondere problematiek. Met betrekking tot monumenten beschikken de betrokken medewerkers over een goed beeld. Met betrekking tot de sociale huurwoningenvoorraad en een deel van de studentenhuisvesting beschikken de corporaties over inzicht in de kwaliteit van hun woningvoorraad.

 

Conclusies:

De gemeente beschikt niet over een actueel en vastgelegd inzicht in de kwaliteit van de bestaande voorraad. De gemeente geeft aan dat de kennis over de gebouwde omgeving in de gemeente redelijk op orde is. Mate van uitvoering is onvoldoende.

 

Aanbevelingen:

Het op systematische wijze periodiek inventariseren/controleren van het gehele grondgebied t.a.v. de kwaliteit van de woningvoorraad.

 

6.2.2    handhaving bouwen/slopen in afwijking van de vergunning

 

Voor een adequaat niveau van het handhaven van verleende bouw- en sloopvergunningen wordt ervan uitgegaan dat:

n   alle vergunde bouw- / sloopplannen op systematische wijze tijdens de uitvoering op de bouw-/sloopplaats worden gecontroleerd of deze volgens vergunning worden gerealiseerd

 

Het inspectieonderzoek geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

Vakteam BTM kent een afzonderlijke functiegroep buitendienst. De gemeente is in 4 rayons verdeeld. Per rayon is een aparte buitendienstinspecteur actief. De gemeente geeft aan dat sprake is van een actief en systematisch toezichtbeleid. Gegeven de capaciteit worden er in de uitoefening van het toezicht echter keuzes gemaakt. Bij de grote en complexe bouwwerken is sprake van een intensiever toezicht, dan op de kleine bouwwerken. De buitendienst controleert minimaal eenmaal tijdens de bouw en bij de eindoplevering.

Van de 19 bestudeerde bouwdossiers blijkt slechts uit één dossier dat toezicht is uitgeoefend (20004012). Hierbij dient te worden opgemerkt, dat van 4 dossiers de bouw nog diende te starten. De gemeente geeft aan dat niet sprake is van systematische vastlegging van toezichtsbevindingen. Er worden wel aantekeningen gemaakt, maar het betreft tijdelijke en persoonlijke notities die niet worden bewaard bij de definitieve dossiervorming. Alleen van ernstige tekortkomingen en calamiteiten zijn de toezichtsresultaten terug te vinden in de dossiers.

 

PRC Bouwcentrum heeft ook de zichtbaarheid van controle op de bouwplaats onderzocht en bevestigt bovenstaand beeld. Bij geen van de negen in uitvoering genomen en/of gereed gemelde projecten zijn aanwijzingen aangetroffen dat de gemeente op geselecteerde aspecten uit de materiële toets op de bouwplaats heeft gecontroleerd. PRC Bouwcentrum heeft eveneens onderzocht of op de bouwplaatsen de uitvoering afwijkt van zowel de bouwvergunning als het Bouwbesluit. Er is één afwijking aangetroffen. 

 

Ook bij sloopwerkzaamheden vindt controle plaats op de naleving van de vergunningvoorwaarden, echter ook hier is het toezicht afhankelijk van tijd en gelegenheid en worden prioriteiten gesteld.

 

Conclusies:

De uitoefening van toezicht vindt niet verifieerbaar plaats. De vastlegging van de bevindingen van uitgeoefend toezicht schiet tekort. Mate van uitvoering is onvoldoende.

 

Aanbevelingen:

Het systematisch en op uniforme wijze vastleggen van de toezichtsbevindingen en de toevoeging ervan aan het dossiers.

 

6.2.3    Handhaving bestemmingsplannen en illegale bouw en sloop

 

Voor een adequaat niveau van de handhaving van bestemmingsplannen en een systematisch toezicht op illegale bouw-/ sloopactiviteiten wordt van het volgende uitgegaan:

n      bestemmingsplanvoorschriften zijn uitvoerbaar en handhaafbaar;

n      de gemeente geeft invulling aan de beginselplicht om bestemmingsplannen te handhaven;

n      de gemeente controleert op systematische wijze periodiek het gehele grondgebied t.a.v. bouwen, gebruiken, aanleggen of slopen zonder of in afwijking van de vergunning

 

Het inspectieonderzoek geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

Zoals ook in de nota handhaven bestemmingsplannen is aangegeven, beschikt de gemeente over zeer verouderde bestemmingsplannen, die in de handhavingspraktijk tot veel problemen leiden. De regelgeving is hierdoor bijzonder divers. De voorschriften zijn vaak niet eenduidig en kennen soms een complexe samenstelling van regels.

In de nota handhaving bestemmingsplannen is de ambitie neergelegd om op systematische wijze het grondgebied op basis van een uitgewerkte prioriteitstelling te controleren.

In het onderzoek zijn 5 recente handhavingsdossiers bekeken. Daarnaast is ook een deel van de gemeente door de onderzoekers visueel gecontroleerd.

Uit de onderzochte dossiers blijkt dat de handhavingszaken die zijn geconstateerd adequaat en professioneel worden aangepakt. Naast legalisering waar het kan, wordt daar waar legalisering niet mogelijk is ook daadwerkelijk doorgezet in de vorm van het opleggen van een dwangsom of toepassen van bestuursdwang. De beoordeling van het al dan niet kunnen legaliseren van illegale bouw en/of strijdig gebruik wordt in de praktijk niet alleen bemoeilijkt door de aanwezigheid van sterk verouderde bestemmingsplanregelingen. Ook het ontbreken van een vrijstellingenbeleid maakt het lastig om te beoordelen of legalisatie middels het toepassen van een vrijstelling van het bestemmingsplan tot de mogelijkheden behoort. Voor de geloofwaardigheid en uitvoerbaarheid van de handhaving is het van belang dat daar waar normaal gesproken bij een (bouw)aanvraag geen vrijstelling van het bestemmingsplan wordt verleend, in illegale situaties handhavend wordt opgetreden en andersom zal dit evenwicht ook aanwezig moeten zijn.

Uit het visuele onderzoek blijkt dat de gemeente nog kampt met een erfenis uit het (recente) verleden, waarin weinig prioriteit aan handhaving werd gegeven. Er bevinden zich met name in de Schiezone en ook het Buitengebied nog diverse illegale gebouwen en vormen van strijdig gebruik met het bestemmingsplan. Uitwassen hierbij zijn onder meer een illegaal transportbedrijf en een illegale autosloperij in het buitengebied.

 

Op het bouwen en slopen zonder vergunning voert de gemeente een overwegend passief toezicht. Er is wel een voornemen tot een meer systematisch en actief toezicht op illegale werkzaamheden. Dit voornemen is opgenomen in het plan van aanpak van de nieuwe sector indeling die plaats vond per 1 augustus 2002. Momenteel vindt het toezicht op illegale bouw en sloop plaats op basis van signalen en klachten van burgers (piepsysteem) en op basis van de alertheid van de buiteninspecteurs. De gemeente benadrukt, dat ondanks het feit dat (nog) niet sprake is van een systematisch toezicht op illegale bouw en sloop, dit toezicht wel degelijk deel uit maakt van de werkzaamheden van de buiteninspecteur.

 

Conclusies:

De handhaving van bestemmingsplannen schiet tekort. De sterk verouderde bestemmingsplannen alsmede het ontbreken van een vrijstellingenbeleid belemmeren een effectieve handhavingspraktijk. Ook de invulling van het toezicht op illegale bouw- en sloopactiviteiten is onvoldoende. Mate van uitvoering is onvoldoende.

 

Aanbevelingen:

-        Voortgaan op de ingeslagen weg van actualiseren van bestemmingsplannen. 

-        Het formuleren en vaststellen van een vrijstellingenbeleid.

-        Het structureel uitoefenen van toezicht op illegale bouw- en sloopactiviteiten.

 

6.2.4    Handhaven gebruiksvergunningen

 

Voor een adequaat niveau van het systematisch toezicht op de aanwezigheid van gebruiksvergunningen, alsmede de naleving van de aan vergunningen verbonden voorwaarden, wordt ervan uitgegaan dat:

n                de gemeente op systematische wijze periodiek alle daarvoor in aanmerking komende gebouwen op het gehele grondgebied controleert op de aanwezigheid van de verplichte gebruiksvergunning, alsmede op de nakoming van de aan dergelijke vergunningen verbonden voorwaarden

 

Het inspectieonderzoek geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

De systematische controle op de aanwezigheid van gebruiksvergunningen maakt onderdeel uit van de inhaalslag. De inhaalslag ligt programmatisch vast en is bestuurlijk vastgesteld. Vanwege de inhaalslag heeft vergunningverlening een hogere prioriteit dan de controle op de naleving van de vergunningvoorwaarden. Van de 5 medewerkers zijn er 4 bezig met de inhaalslag en 1 met handhaving. De handhavingscapaciteit is momenteel onvoldoende, d.w.z. de PREVAP-handhavingsnorm wordt niet gehaald. Na voltooiing van de inhaalslag zal de beschikbare capaciteit voor handhaving wel voldoende zijn. De Brandweer geeft aan dat voor de handhaving van gebruiksvergunningen 2 tot 3 fte nodig is.

De Brandweer hanteert voor de controle op de naleving van de vergunningvoorwaarden een Controlerapport Gebruiksvergunning. Het controlerapport bestaat uit een gedetailleerde checklist/opnamestaat waarop 45 items zijn vermeld en waarop de toezichtsbevindingen kunnen worden vastgelegd.

 

Conclusies:

Ondanks het feit, dat de handhavingscapaciteit voor het toezicht op gebruiksvergunningen momenteel onvoldoende is om de PREVAP-normen te halen, wordt door de medewerker die met handhaving is belast een actief en systematisch toezicht uitgeoefend. Mate van uitvoering is onvoldoende.

 

Aanbevelingen:

Na voltooiing van de inhaalslag zorgdragen voor voldoende capaciteit voor handhaving.  

 

6.3      Aanschrijvingsbeleid en effectuering van handhaving

 

Voor een adequaat niveau van het aspect aanschrijvingsbeleid m.b.t. handhaving kwaliteit bestaande woningvoorraad en het effectueren van het handhavingsbeleid t.a.v. vergunningen, bestemmingsplannen, illegale bouw/sloop en de gebruiksvergunning wordt ervan uitgegaan dat:

n   in daarvoor in aanmerking komende gevallen wordt aangeschreven

n   bij handelen in strijd met het bestemmingsplan, en/of bij handelen in afwijking van- of zonder vergunning door de gemeente correctief wordt opgetreden

n   bij handelen zonder of in afwijking van een gebruiksvergunning door de gemeente correctief wordt opgetreden

n   in dergelijke gevallen bestuursdwang wordt aangezegd of een last onder dwangsom wordt opgelegd

n   in voorkomende gevallen de aangezegde bestuursdwang daadwerkelijk wordt uitgevoerd of de opgelegde dwangsommen daadwerkelijk geïnd

 

Het inspectieonderzoek geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

Indien noodzakelijk vindt aanschrijving plaats. Hierbij wordt de Awb als leidraad gehanteerd. Er wordt een dwangsom opgelegd en indien noodzakelijk bestuursdwang toegepast. Wanneer een burger geen gevolg geeft aan een aanschrijving, vindt daadwerkelijk de oplegging en inning van een dwangsom plaats. Ook een aangezegde bestuursdwang wordt uitgevoerd. In 2001 zijn in totaal 29 handhavingsbeschikkingen uitgevaardigd, waarvan het 5 maal een aanschrijving betrof betreffende de kwaliteit van de woningvoorraad en 24 maal een bouw zonder of in afwijking van de vergunning. Een medewerker van Juridische Zaken is aangewezen om de Brandweer te ondersteunen bij de handhaving van gebruiksvergunningen.

 

Conclusies:

Er is structureel sprake van de uitvaardiging van handhavingsbeschikkingen op basis van vastgesteld beleid (handhavingsstrategie januari 2002), met daadwerkelijke uitvoering van bestuursdwang en inning van dwangsommen. Mate van uitvoering is voldoende.

 

Aanbevelingen:

Geen


7.       Samenvattende aanbevelingen

 

De belangrijkste aanbevelingen m.b.t. de geconstateerde verbeterpunten uit het voorliggende rapport zijn:

 

Ruimtelijk beleid

 

Administratieve organisatie

 

Vergunningverlening

 

Handhaving

 

Tenslotte wordt nog gewezen op het ter hand nemen van de nog niet gerealiseerde aanbevelingen naar aanleiding van het in 2000 uitgevoerde onderzoek door de voormalige inspecties volkshuisvesting en milieuhygiëne naar de wijze waarop de gemeente Delft het Asbestverwijderingsbesluit uitvoert. Het betreft o.a. de overlegging van asbestinventarisatierapporten door de TU en TNO, alsmede de archivering van deze rapporten bij de gemeente.


Bijlage 1 Steekproef dossieronderzoek

 

De steekproef betreft in totaal 35 dossiers volgens de volgende samenstelling van verleende bouw-, gebruiks- en sloopvergunningen en afgegeven positieve reacties op meldingen in de periode 1 januari t/m 31 december 2001 (tot uiterlijk 1e kw 2002).

 

 

bouwvergunningen nieuwbouw woningen en woongebouwen (3 stuks)

 

dossiernr

status 1)

Adres

Omschrijving

 

20010254

Abw

Van der Lelijstraat 20 t/m 44 & Van Kinschotenstraat

Bouw van 19 woningen

 

20004681

Abw

Rotterdamseweg 416

Bouw van 2 woningen

 

20011909

Besl

Lange Geer 30-32

Bouw van 7 appartementen met parkeergarage

 

 

 

 

bouwvergunningen aan- of verbouw woningen en woongebouwen (4 stuks)

 

dossiernr

status

Adres

Omschrijving

 

20011727

Besl

Doelenstraat 89

Uitbreiden kapverdieping

 

20011452

Besl

Wielewaalstraat 2

Uitbreiden woning met praktijkruimte

 

20011667

Abw

Oude Delft 75

Verbouwen van pand

 

20012184

Besl

Rietveld 104

Verbouw magazijn tot woning

 

 

 

 

geaccepteerde bouwmeldingen (3 stuks)

 

dossiernr

status

Adres

Omschrijving

 

20010903

Af

De Kringloop 9

Bouwen uitbouw woning

 

20011345

Af

Linnaespad 5

Bouwen opslagruimte

 

20011722

Af

Lentepad 3

Bouwen schuur/berging

 

 

 

 

bouwvergunningen nieuwbouw niet-woningen en bouwwerken geen gebouw zijnde (7 stuks)

 

 

 

dossiernr

Status

Adres

Omschrijving

 

20003384

Af

Informaticalaan 5 t/m 9

Bouwen kantoorgebouw

 

20004012

Abw

Kleveringweg 20

Bouwen kantoor/bedrijfshal

 

20010235

Af

Van Alkemadestr./Van Kinschotstr

Bouwen schoolgebouw

 

20010349

Af

Rotterdamseweg 388

Bouw kantoor en plaatsen hekwerk

 

20010471

Abw

Reinier de Graafweg 3

Bouw van bunker voor radiotherapie

 

20010569

Af

Wateringseweg 1

Bouw van slibfiltratie installatie

 

20010758

Af

Krakeelpolderweg 1

Bouw 4 noodlokalen

 

 

 

bouwvergunningen verbouw niet-woningen en bouwwerken geen gebouw zijnde (4 stuks)

dossiernr

Status

Adres

Omschrijving

20010143

Af

Voltaweg 8

Uitbreiden vleesverwerkend bedrijf

20010863

Af

Alexander Fleminglaan 1

Verbouw deel gebouw t.b.v. waterbehandelingsinstallatie

20010154

Af

Marlotlaan 1

Verbouwen bedrijfsgebouw tot kleinere units

20010865

Af

Henk van Riessenlaan 3

Uitbreiden kantine

 

 

gebruiksvergunningen (6 stuks)

dossiernr

Status

Adres

Omschrijving

GV00901

 

Kerkstraat 19

Micro theater

GV00102

 

Oude Delft 7

Kamerverhuurbedrijf

GV05001

 

Phoenixstraat 66

Kinderopvang Delftstede

GV01901

 

Heilige Geestkerkhof 25

Oude Kerk

GV00294

 

Oude Delft 1

Tapasbar

GV00702

 

Kloosterkade 159

Kindercentrum Plukkebol

 

 

 

sloopvergunningen (6 stuks)

dossiernr

Status

Adres

Omschrijving

20011037

 

Rotterdamseweg 374

Sloop showroom en werkplaats

20011053

 

Brasserskade 1

Sloop van tuinbouwkas

20011195

 

Van Kinschotenlaan 21

Sloop van 2 scholen en gymzaal

20010735

 

Julianalaan 136

Sloop van asbesthoudende materialen

20011670

 

Rietveld 220

Sloop van aantal wanden, daken en vloeren

20012034

 

Alexander Fleminglaan 1

Sloop deel van machinekamer

 

 

sloopmeldingen (2 stuks)

dossiernr

Status

Adres

Omschrijving

20011050

 

Hugo de Grootstraat 302

Sloop van golfplaten van schuurdak

20020920

 

Laan van Altena 5-7

Sloop van een uitbouw

 

 

Steekproef materiële toets

 

bouwvergunningen woningen en woongebouwen (5 stuks)

 

 

 

dossiernr

Status

Adres

Omschrijving

 

20010254

Abw

Van der Lelijstraat 20 t/m 44 & /Van Kinschotenstraat

Bouw van 19 woningen

 

20004681

Abw

Rotterdamseweg 416

Bouw van 2 woningen

 

20011909

Besl

Lange Geer 30-32

Bouw van 7 appartementen met parkeergarage

 

20011667

Abw

Oude Delft 75

Verbouwen van pand

 

20011727

Besl

Doelenstraat 89

Uitbreiden kapverdieping

 

 

 

bouwvergunningen niet-woningen en bouwwerken geen gebouw zijnde (7 stuks)

 

 

 

dossiernr

Status

Adres

Omschrijving

 

20003384

Af

Informaticalaan 5 t/m 9

Bouwen kantoorgebouw

 

20004012

Abw

Kleveringweg 20

Bouwen kantoor/bedrijfshal

 

20010235

Af

Van Alkemadestr./Van Kinschotstr

Bouwen schoolgebouw

 

20010471

Abw

Reinier de Graafweg 3

Bouw van bunker voor radiotherapie

 

20010143

Af

Voltaweg 8

Uitbreiden vleesverwerkend bedrijf

 

20010865

Af

Henk Van Riessenlaan 3

Uitbreiden kantine

 

20011452

Besl

Wielewaalstraat 2

Aanbouw praktijkruimte

 

 

 

 

1) Beh =  aanvraag in behandeling     Besl =  besluit (recent) genomen     Abw =  bouwwerkzaamheden aangevangen
 Af    =  afgerond dossier


Bijlage 2 Rapportage materiële toets