1. Inleiding
Per
1 januari 2003 is de Wet op het BTW-Compensatiefonds van kracht geworden. Het
doel van deze wet is het wegnemen van de ongelijkheid in positie van
marktpartijen die taken van de overheid zouden kunnen overnemen. De
marktpartijen zijn immers BTW-plichtig, de overheid voor haar overheidstaken
niet. Laten uitvoeren is alleen al om deze reden duurder dan zelf uitvoeren.
Vroeg
in het voorjaar van 2003 is de Startnotitie invoering BTW-compensatiefonds
vastgesteld door het College van B&W , waarin deze wettelijke regeling en
de wijze waarop binnen de gemeente Delft voorbereidingen ter implementatie van
deze wettelijke regeling worden getroffen,
zijn toegelicht.
Vervolgens
zijn de voorbereidingen gestart en is een externe projectleider aangetrokken
van CGEY vanwege specifieke kennis van de materie. Het project wordt uitgevoerd
onder verantwoordelijkheid van de directeur Centrale Staf (met ingang van
1-1-03 de manager Facilitaire Dienstverlening).
Doel
van deze beleidsnota is besluitvorming over de wijziging van de begroting als
gevolg van de invoering van het BTW-Compensatiefonds en over de te nemen
vervolgstappen. Aan de raad wordt voorgesteld een gewijzigde begroting 2003
vast te stellen.
In
de beleidsnota komen achtereenvolgens aan de orde:
3.
De Wet op het BTW-Compensatiefonds
4.
Het proces: genomen en nog te nemen stappen
5.
De netto begroting: uitgangspunten en knelpunten
6.
Financiele consequenties van de invoering van het BTW-compensatiefonds
7.
Beslispunten
Doel
van de wet is het wegnemen van door BTW veroorzaakte ongelijkheid tussen het
zelf uitvoeren en het uitbesteden van overheidsactiviteiten door lagere
overheden.
In
fiscaal opzicht worden bij de gemeente globaal 3 typen activiteiten
onderscheiden: ondernemersactiviteiten, overheidsactiviteiten en
“restactiviteiten”.
Voor
de ondernemersactiviteiten (bv. musea) blijft de bestaande regeling inzake
afdracht en aftrek van BTW intact. De gemeente wordt beschouwd en behandeld als
bedrijf.
Voor
de overheidsactiviteiten gaat nu gelden dat de betaalde BTW gedeclareerd kan
worden bij het BTW-Compensatiefonds. Dit fonds wordt gevoed door een uitname
uit het Gemeentefonds.
Restactiviteiten,
zoals Onderwijs, komen niet in aanmerking van aftrek of compensatie van de BTW.
De
wet kent een overgangsperiode van 5
jaar voor de invoering. In deze periode wordt nog rekening gehouden met de
effecten van de invoering van de wet. Dat betekent dat er nog onzekerheden zijn in de beleidsbepaling ten
aanzien van het BTW-Compensatiefonds. Zo wordt de definitieve hoogte van de
uitname uit het gemeentefonds bepaald aan de hand van de declaraties in 2003 en
is een bodemvoorziening getroffen voor nadeelgemeenten. Gedurende de
overgangstermijn zal naar verwachting slechts 95% van de geclaimde BTW ook
daadwerkelijk uitgekeerd worden.
We
hebben geprobeerd een zo goed mogelijke inschatting te maken van de gevolgen
voor Delft, maar het blijft een inschatting.
Zowel
de ontwikkelingen bij het rijk als de werkelijke BTW-lasten in 2003 zijn niet
met 100% zekerheid te voorspellen.
Het
proces om de regeling te implementeren bestaat uit een aantal onderdelen:
·
geven van voorlichting
·
herinrichten van de administratie om de regeling te kunnen uitvoeren
·
netto maken van de begroting
·
afspraken met de fiscus
·
monitoring
·
fiscaal beleid
In
2002 heeft de communicatie over de nieuwe regelgeving en de administratieve en
begrotingstechnische implementatie centraal gestaan. In 2003 zal het vooral
draaien om de monitoring en het actief inspelen op de bewegingen bij het rijk
voor wat betreft compensatie en algemene uitkering. Zodra er meer zicht is op
de ontwikkeling in 2003 kan er actief fiscaal beleid worden gevoerd, ook waar
het gaat om de vraag uitbesteden of zelf doen.
Naast
het traject van het BTW-Compensatiefonds loopt nog een ander fiscaal traject.
In
2001 en 2002 is door het bureau EFK een BTW-scan uitgevoerd met betrekking tot
de ondernemersactiviteiten (inclusief de indirecte kosten). Op basis van de
resultaten van deze scan is een procedure gestart bij de fiscus om BTW terug te
vorderen over de afgelopen 5 jaar en om tot een forfaitaire afspraak te komen
over de aftrek van BTW bij indirecte kosten. Deze procedure loopt parallel aan
de procedure met betrekking tot het BTW-Compensatiefonds. Waar nodig is in de
BCF-operatie aangesloten bij de aannames van EFK (bijvoorbeeld het %
ondernemersactiviteiten bij de indirecte kosten).
Verder
valt het traject met EFK met betrekking tot de ondernemersactiviteiten buiten
het bestek van het project BTW-Compensatiefonds.
4.1.
Geven van Voorlichting
Door
de medewerkers van CGEY zijn voorlichtingsbijeenkomsten gehouden voor de
budgethouders om de regelgeving uit te leggen. Bij GMT, BenW en de
raadscommissie is een presentatie gehouden door de projectleider.
De
administratie van de gewone dienst (exploitatie) is opnieuw ingericht. Er kan
met ingang van 2003 conform wet- en regelgeving worden geadministreerd,
afgedragen en gedeclareerd (dit geldt ook voor het gedeelte
ondernemersactiviteiten). Het financieel systeem Eagle is aangepast. De BTW kan
nu direct bij de invoer worden gesplitst en apart worden geadministreerd.
Na
het afsluiten van het boekjaar worden activa, reserves en voorzieningen
aangepakt.
Voor
belastingactiviteiten is bepalend wat er in de werkelijke exploitatie gebeurt.
De omvang van de BTW-belaste omzet bepaalt welke aftrek of compensatie kan
worden verkregen.
Om
het budget zo goed mogelijk beheersbaar te houden, zijn in de begroting
aannames gedaan over de te verwachten compensatie en aftrek en de gevolgen van
de invoering van het BTW-compensatiefonds. Dit is het “netto maken” van de
begroting.
In
de afgelopen maanden is in overleg met controllers, consulenten en
budgethouders de begroting netto gemaakt.
Voor
de exploitatie betekent dit een verlaging van de budgetten voor directe
prestaties (de werkbudgetten op de subfuncties), indirecte prestaties (de
werkbudgetten op de kostenplaatsen waaronder ook de facilitaire budgetten en
het vastgoed) en kapitaallasten.
Deze
operatie leidt in 2 stappen tot wijziging van de begroting.
De
aanpassing van de gewone dienst en de kostenplaatsen is verwerkt in de bijgaande
nieuwe netto-begroting 2003. Deze kan in februari 2003 door de raad worden
vastgesteld en ingevoerd in het financieel systeem ten behoeve van de
kostenbewaking.
Voor
het bepalen van de wijzigingen ten aanzien van investeringen, reserves en
voorzieningen zal eerst het boekjaar 2002 moeten worden afgesloten. De hieruit
resulterende wijziging wordt verwerkt in de 2e editie van de
netto-begroting 2003 die in mei 2003 aan de raad kan worden voorgelegd. In deze
editie hebben dan ook alle doorberekeningen opnieuw plaatsgevonden.
4.4.
Afspraken met de fiscus
Met
de belastinginspecteur dienen afspraken gemaakt te worden over de forfaitaire
verdeling van BTW binnen de mengprestaties en de vaststellingsovereenkomst met betrekking tot grondexploitatie en de
goedkeuring van het grondexploitatiesysteem. Verder wordt met de inspecteur
gesproken over de netto begroting en de gehanteerde uitgangspunten.
Op
dit moment is het materiaal toegezonden aan de inspecteur en is een afspraak
gepland voor begin februari.
4.5.
Monitoring
Per
post in de begroting is een inschatting gemaakt van het verwachte bedrag aan te
compenseren BTW. Eerst in de praktijk zal het werkelijk bedrag aan te
compenseren BTW blijken. Het ingeschatte bedrag kan te hoog of te laag zijn,
dat wil zeggen te weinig of te veel koopkracht
voor de budgethouder. Beide situaties zijn onwenselijk en zullen
gecorrigeerd moeten worden. Daarvoor dient het instrument monitoring.
Per
post in de begroting wordt het bedrag aan te compenseren BTW gemonitord ten
opzichte van het werkelijke bedrag aan te compenseren BTW. Een verschil kan
veel meer oorzaken hebben dan alleen het BCF. Denk bijvoorbeeld aan toename of
afname van het volume aan compensabele uitgaven in het totaal, of “gewone”
budgetoverschrijdingen of onderuitputting.
Het is niet simpel een kwestie van overzichten uitdraaien uit het
systeem. Een behoorlijke analyse is noodzakelijk om inzicht te krijgen in wat
er gebeurt. Het bepalen van de
eventuele verschillen tussen begroting en realisatie enerzijds en netto en
bruto anderzijds is de eigenlijke monitoring. Slechts indien het verschil
tussen het verwachte en werkelijke bedrag als gevolg van de BCF-operatie
substantieel is, vindt een correctie plaats in de vorm van een
begrotingswijziging. Bij de nadere uitwerking van het instrument monitoring
komen we terug op de bepaling van het begrip “substantiële afwijking”.
De
monitoring zal gedurende de hele
overgangsperiode van 5 jaar plaats moeten vinden om tot een redelijk stabiele
bepaling van de budgetten te komen, zij het dat in de eerste 2 jaar de
monitoring zwaar zal zijn en in latere jaren waarschijnlijk met een lichtere
vorm kan worden volstaan.
Voor
15 april 2003 is de opzet van het instrument monitoring uitgewerkt. Deze zal
bij de 2e editie van de netto-begroting 2003 worden gepresenteerd
(mei 2003).
Door
BCF gaat het fiscale aspect een belangrijker rol spelen in het financieel
beleid. Bovendien is de veronderstelling van de wet dat de regeling het
uitbesteden zal bevorderen. Voorlopig ligt de nadruk op een deugdelijke, zo
veel mogelijk schadevrije invoering van de wettelijke regeling. Is dat gelukt
dan komt de vraag aan de orde of het bestaande beleid inzake uitbesteding van
werk geactualiseerd zou moeten worden. Hoe dan ook vergt deze ontwikkeling
expertise die bij het apparaat opgebouwd moet worden of ingekocht.
Bij
het netto maken van de begroting 2003 zijn de volgende uitgangspunten
gehanteerd.
Bij
het bepalen van de uitname op de begrotingsposten van de gewone dienst is met
name gekeken naar de aard van de activiteiten op een bepaalde begrotingspost:
ondernemersactiviteiten (verrekenbaar),
overheidsactiviteiten (compensabel) of restactiviteiten (geen
BTW-effect). Voor het onderdeel “ondernemersactiviteiten” is uitgegaan van de
opstelling die het bureau EFK heeft gehanteerd voor de BTW-scan.
Alleen
de uitvoeringsbudgetten (materiele kosten, categorie 3.0 t/m 3.4, 6.0) zijn betrokken
in het netto maken van de begroting.
Voor
de kostenplaatsen is uitgegaan van een
verdeelsleutel op basis van de verdeling van de verschillende activiteiten over
de gewone dienst (ondernemersactiviteiten 10%, overheidsactiviteiten 85%,
restactiviteiten 5%). Deze
verdeelsleutel wordt integraal toegepast.
51%
van alle gemeentelijke activa valt onder de invloedssfeer van het
BTW-Compensatiefonds. Dat komt omdat een groot deel van de gemeentelijke activa
bestaat uit onderwijsgebouwen, en gebouwen die onbelast worden verhuurd of om
niet ter beschikking gesteld en daarmee dus vallen in de restcategorie.
De
activa die zijn aangeschaft voor 2003 dienen op dezelfde wijze (exclusief BTW)
gewaardeerd te worden als de activa die vanaf 2003 worden aangeschaft. Van veel
activa die voor 2003 zijn verworven, ontbreken echter de historische gegevens
in de vorm van originele aankoopnota’s en dergelijke. Deze gegevens zijn niet
meer (direct) in het Delftse archief voorhanden (overigens conform de regels
voor het archiveren van stukken).
In
de nettobegroting is daarom bij de activa die dateren van voor 2003 een
gemiddeld percentage BTW uitgenomen, te weten 14,5%. Dit percentage is
gebaseerd op onderzoek van Ernst & Young in opdracht van de minister van
Financien. Van de groep onderzochte gemeenten maakte ook Delft deel uit.
De
berekening van de verlaging van de kapitaallasten ad 14,5% over 51% van de
activa leidt tot een structurele verlaging van de oorspronkelijke begroting met
€ 1.515.814.
Bij
het bepalen van de BTW-component in de boekwaarde van de oude activa (en
daarmee in de kapitaallasten) t.b.v. de
berekening van de uitname uit het Gemeentefonds is geen rekening gehouden met
de noodzaak om dan ook de BTW-component in de boekwaarde van de oude activa
versneld af te schrijven.
Voor
Delft wordt dit bedrag geraamd op € 13.775.000 (incidenteel).
Niet
afschrijven van deze component betekent een groter tekort in de exploitatie dat
pas op langere termijn zal verdwijnen en de beheersing van de begroting
moeilijker zal maken. Bovendien zou zo’n benadering in strijd kunnen komen met
de naar verwachting per 2004 in te voeren nieuwe Comptabiliteitsvoorschriften.
Het
voorstel is derhalve om de BTW-component in de boekwaarde van de oude activa
wel versneld af te schrijven en hiervoor de nog te vormen Egalisatiereserve
BTW-Compensatiefonds in te zetten (zie par. 5.8 )
Zie
verder par. 6 Het financieel beeld voor nadere uitleg.
De
dekking voor de nieuwe investeringen, de stelpost kapitaallasten (922.8) is eveneens
verlaagd. Nu is immers nog niet bekend wat de nieuwe investeringen zullen zijn
en welke uitgaven daarbinnen BTW-belast zullen zijn.
Kosten
die worden voldaan uit bestemmingsreserves en voorzieningen, kunnen ook onder
de werking van het BTW-Compensatiefonds vallen. Er dient derhalve een nieuwe
waarde bepaald te worden van de bestemmingsreserves en voorzieningen.
Aangenomen is dat gemiddeld 10% BTW gecompenseerd kan worden, omdat in Delft
relatief veel investeringen en andere materiele uitgaven uit reserves en
voorzieningen worden bekostigd. Dat betekent dat voorlopig 10% van de reserves en voorzieningen wordt uitgenomen.[1]
Gezien het variabele uitgavenpatroon bij reserves en voorzieningen zal in het
monitoring traject extra aandacht worden besteed aan dit onderdeel.
EZH-gelden
worden op gelijke wijze behandeld.
Het
voorstel is om de opbrengst van deze uitname te storten in de nog te vormen
Egalisatiereserve BTW-Compensatiefonds (€ 2.200.000).
De
uitname kan pas definitief worden vastgesteld na afsluiting van het boekjaar
2002. Dan kunnen ook de consequenties worden bezien voor het toerekenen van
rente over reserves en voorzieningen aan de gewone dienst. Door het verlagen
van de reserves en voorzieningen ontstaat een nadeel voor de gewone dienst dat
voorlopig op € 100.000 wordt geraamd. Dit nadeel is voorlopig als een stelpost
in de begroting verwerkt.
Leges
mochten onder de regelgeving van voor
1-1-2003 (dus voor de invoering van het BTW-Compensatiefonds) niet meer dan
kostendekkend zijn. Indien de oude wijze van berekening van leges wordt
gehandhaafd, dan zou vanaf 2003 de door de gemeente Delft betaalde BTW geen
deel meer uitmaken van het totaal aan kosten, met als gevolg een lagere
vaststelling van de leges.
De
gemeente is echter wel gekort op haar inkomsten door de uitname uit het
gemeentefonds. De verlaging van de kosten die door leges worden gedekt, maakt
deel uit van deze kortingsoperatie (€ 7,9 mln minder gemeentefondsuitkering
tegenover € 7,9 mln. minder lasten).
Als dan ook nog de leges verlaagd zouden worden, zou dat een dubbele korting
zijn aan de inkomstenkant.
Daarom
staat de Wet op het BTW-Compensatiefonds toe dat de betaalde BTW wel onderdeel
blijft uitmaken van de berekening van de leges, ook al is deze BTW compensabel.
In
de netto-begroting 2003 zijn de leges op hun oorspronkelijke hoogte geraamd.
Er
zijn kosten die gemaakt worden in verband met taken die door de gemeente worden
utigevoerd, waarop het BTW-Compensatiefonds slechts deels van toepassing is.
Dit worden mengprestaties genoemd. Ook ten aanzien van indirecte kosten kan het
BTW-Compensatiefonds slechts deels van toepassing zijn.
In
deze gevallen dient er een keuze bepaald te worden ten aanzien van het vooraf
(forfaitair) dan wel achteraf op basis van nacalculatie bepalen van de
verhouding waarin BTW gecompenseerd, verrekend dan wel alsnog een kostenpost
vormt. Er is voor gekozen om vooraf met de belastingdienst een forfaitaire verhouding
af te spreken voor 3 jaar, voor die gevallen waarin het BTW-Compensatiefonds
deels van toepassing is (hieronder vallen ook de indirecte facilitaire kosten
). Het verrekenen met de fiscus op basis van nacalculatie kost veel inspanning
en menskracht en leidt niet per definitie tot een beter financieel resultaat.
In
de voorliggende netto begroting 2003 is de verhouding bij mengprestaties
verwerkt zoals Delft die heeft voorgesteld aan de fiscus. Hierover zijn nog
geen afspraken gemaakt; er kunnen nog wijzigingen optreden.
Bij
Grondexploitatie wordt altijd op basis van nacalculatie gewerkt. Eerst bij het
beeindigen van het project wordt
definitief de verhouding tussen compenseren, verrekenen en “niets” vastgesteld. De berekeningen en systemen
zijn hierop reeds ingericht.
De
wetgever biedt nu de mogelijkheid om tussentijds op basis van een
vaststellingsovereenkomst de verhouding voor de jaren tot en met 2002
definitief te bepalen. Van deze mogelijkheid zal gebruik gemaakt worden.
Voor
de netto begroting 2003 heeft dit vooralsnog geen consequenties.
Met
de invoering van het BTW-Compensatiefonds is geregeld dat gemeenten de BTW
kunnen compenseren en de samenwerkingsverbanden niet.
Er
staan 2 wegen open om deze ongelijkheid op te heffen:
·
het samenwerkingsverband wordt BTW-ondernemer en berekent BTW door aan
de deelnemende gemeenten; deze kunnen de betaalde BTW dan weer compenseren
·
het samenwerkingsverband schuift de door haar betaalde BTW door aan de
deelnemende gemeenten die deze vervolgens weer kunnen compenseren.
De
Belastingdienst heeft aangegeven dat zij landelijk met richtlijnen zal komen
welk type samenwerkingsverband wordt gezien als BTW-ondernemer; en dus ook
welke samenwerkingsverbanden meer voor het doorschuiven van BTW in aanmerking
komen.
De
samenwerkingsverbanden van Delft zijn gemeld bij de coőrdinerende
belastinginspectie (lijst nog bij te voegen).
Voor
deze nettobegroting 2003 heeft dit onderdeel geen consequenties.
De
Algemene Uitkering uit het Gemeentefonds wordt voorlopig met ingang van 2004
verlaagd met € 81,62 per inwoner. [2]
Daarnaast wordt 2% van de berekende uitname bestemd voor de structurele extra
kosten die de gemeente moet maken voor de uitvoering van de
BTW-Compensatiefondsregelgeving. Deze 2% blijft dus deel uitmaken van de
Gemeentefondsuitkering.
De
uitname uit de Algemene Uitkering van het Gemeentefonds over de jaren 2004 en
daarna wordt uiteindelijk bepaald aan de hand van de werkelijk uitgegeven te
compenseren BTW in 2003. Een piek in de te compenseren BTW in 2003 leidt tot
een structureel hogere uitname over 2004 en de jaren daarna. Hoewel de uitname
niet specifiek per gemeente wordt gedaan, wordt in de loop van 2004 wel bekend
welke gemeenten in 2003 verhoudingsgewijs veel BTW ter compensatie hebben
geclaimd bij het BTW-Compensatiefonds. Of dat nog een rol speelt bij het
bepalen van de uitname is nu nog niet in te schatten.
In
2003 vindt nog geen uitname uit de Algemene Uitkering plaats. In 2003 kan de
BTW die wordt betaald door gemeenten in verband met overheidsactiviteiten, wel
gecompenseerd worden. Het voor de uitname geplande bedrag komt daardoor
incidenteel beschikbaar in 2003. Het voorstel is om dit bedrag te storten in de
nog te vormen Egalisatiereserve BTW-Compensatiefonds. (€ 7.908.161).
5.8 Egalisatiereserve
BTW-Compensatiefonds
Het
voorstel is om een egalisatiereserve BTW-Compensatiefonds in te stellen, te
voeden uit de vertraagde uitname uit
het Gemeentefonds en de verlaging van de stand van reserves en voorzieningen
als gevolg van het netto maken van de begroting.
q het dekken van de versnelde
afschrijving van de BTW-component in de boekwaarde van de oude activa.
De
reserve krijgt door de versnelde afschrijving van activa een negatieve stand.
Het af te schrijven bedrag is groter dan de omvang van de egalisatiereserve.
Deze
negatieve reserve maakt het nadeel zichtbaar dat de vermogenspositie van Delft
lijdt als gevolg van de invoering van het BTW-Compensatiefonds. Dat kan
wellicht nog een rol spelen in de discussie tussen gemeenten en rijk over de
gevolgen van het BCF.
Voor
de exploitatie heeft dit wel tot gevolg dat als gevolg van de negatieve stand
van deze reserve ook de rente-inkomsten zullen dalen (met € 150.000). Dit
bedrag is verwerkt in de 1e netto begroting 2003.
De
negatieve reserve zal vanaf 2004 als apart onderdeel worden ingebed in de
Algemene Reserve, omdat de nieuwe Comptabiliteitsvoorschriften, die
waarschijnlijk vanaf 2004 gaan gelden, negatieve reserves niet toestaan.
In
de voorliggende wijziging van de begroting is de storting in de
Egalisatiereserve BTW-Compensatiefonds als gevolg van de vertraagde uitname uit
het gemeentefonds geraamd. De verlaging van de rente-inkomsten als gevolg van de
negatieve stand van de reserve is ook in de raming verwerkt. De overige
wijzigingen zijn gekoppeld aan de afsluiting van het boekjaar 2002 en
vinden plaats in de 2e editie van de netto begroting 2003.
5.9 BTW-tussenrekening en
incidentele kosten 2003
Gedurende
de overgangstermijn (3 jaar + 1 jaar +
1 jaar) wordt naar verwachting slechts circa 95% van de geclaimde BTW ook
daadwerkelijk uitgekeerd (afhankelijk van het claimgedrag van andere
gemeenten). Het verschil van circa 5% zou dan blijven hangen op de
BTW-tussenrekening. Voor 2003 is dat risico geraamd op € 428.038. Dit risico
wordt in principe gedekt door de Egalisatiereserve BTW-Compensatiefonds. Om
deze dekking te versterken, wordt vanuit de exploitatie structureel € 244.000
gestort in de reserve (zie par. 6 financieel beeld).
Verder
zal volgens de regeling de compensatie van de BTW steeds met een jaar
vertraging worden uitbetaald. De compensatie van de BTW over 2003 zal dus pas
in 2004 worden uitbetaald. Dat heeft tot gevolg dat er in 2003 incidentele
kosten voor geldleningen zullen worden gemaakt (rente). De omvang van deze
kosten is voorlopig op € 400.000 geraamd. Eventuele
kosten worden verrekend met de vertraagde uitname uit het Gemeentefonds (dus de
Egalisatiereserve BCF).
Voor
de kosten van invoering van het BTW-Compensatiefonds heeft de raad in het
voorjaar van 2002 een krediet beschikbaar gesteld van € 800.000. Dit krediet is
uit andere bronnen gedekt en komt niet ten laste van de exploitatie of de
egalisatiereserve BCF.
Wat
zijn de consequenties van de invoering van het BTW-Compensatiefonds en het
netto maken van de begroting voor de begroting 2003?
De
gevolgen voor de exploitatie worden als volgt geraamd:
Lagere lasten exploitatie
per 2003 |
|
|
|
|
|
|
|
Lagere
lasten directe prestaties |
€
5.727.071,00 |
|
zie
par. 5.1 |
Lagere
lasten indirecte prestaties |
€
1.317.886,00 |
|
zie
par. 5.1 |
Lagere
kapitaallasten |
€
1.515.814,00 |
|
zie
par. 5.2 |
totaal
|
€
8.560.771,00 |
|
|
extra
structurele uitvoeringskosten BCF -/- |
€ 158.163,00 |
|
zie
par. 5.7 |
Totaal lagere lasten |
€
8.402.608,00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Lagere baten exploitatie
per 2003 |
|
|
|
|
|
|
|
uitname
Algemene uitkering (storting in Egalisatiereserve BCF) |
€
7.908.161,00 |
|
zie
par. 5.7 |
lagere
rente-inkomsten als gevolg van negatieve egalisatiereserve BCF |
€ 150.000,00 |
|
zie
par. 5.8 |
Derving
rente-inkomsten gewone dienst als gevolg van verlagen reserves en
voorzieningen |
€ 100.000,00 |
|
zie
par. 5.3 |
Totaal lagere baten |
€
8.158.161,00 |
|
|
|
|
|
|
Effect op de exploitatie
2003 |
€ 244.447,00 |
|
|
Storting
in egalisatiereserve BCF |
€ 244.447,00 |
|
zie
par. 5.9 |
Saldo |
€ -
|
|
|
|
|
|
|
Risico
BTW-tussenrekening |
€ 428.000,00 |
|
zie
par. 5.9 |
Volgens
deze opstelling zou het effect op de
exploitatie van Delft uitkomen tussen
+€
200.000 en -€ 200.000, afhankelijk van het risico op de BTW-tussenrekening.
Maar nogmaals gezegd, de werkelijke BTW-lasten in 2003 en de handelwijze van de
rijksoverheid met betrekking tot deze regelgeving in 2003 zijn nu niet voor
100% te voorspellen.
Voor
de te vormen Egalisatiereserve BCF is de volgende opstelling voorlopig het
uitgangspunt:
Vormen Egalisatiereserve BCF |
|
|
|
|
|
|
|
Beschikbaar
wegens latere uitname Algemene Uitkering |
€ 7.908.161,00 |
|
zie
par. 5.7 |
Uitname
bestemmingsreserves en voorzieningen |
€ 2.200.000,00 |
|
zie
par. 5.3 |
|
€ 10.108.161,00 |
|
|
Benodigd
bedrag voor afschrijving activa |
€ 13.775.000,00 |
|
zie
par. 5.2 |
nog
aftrekken incidentele kosten (liquiditeiten) |
€ 400.000,00 |
|
zie
par. 5.9 |
Verwacht
effect Egalisatiereserve BCF |
€ 4.066.839,00- |
|
|
De
incidentele kosten voor invoering van het BCF vallen buiten dit financieel
beeld. In juni 2002 heeft de raad hiervoor een krediet beschikbaar gesteld.
Beschikbaar krediet
uitvoeringskosten |
|
|
|
|
|
|
|
Incidentele
bijdrage in de uitkering uit het gemeentefonds 2002 |
€
120.000,00 |
|
|
Overhevelen
restant krediet Invoeren EURO |
€
680.000,00 |
|
|
|
€
800.000,00 |
|
zie
par. 5.9 |
|
|
|
|
De
incidentele uitkering is bij de uitwerking van de septembercirculaire 2002
meegenomen als algemeen dekkingsmiddel. Aangezien de gemeenteraad in juni 2002
heeft besloten dit bedrag in te zetten als dekking voor het krediet “Invoering
BTW Compensatiefonds” , dient dit bedrag bij de eerstvolgende ATW 2003
gecorrigeerd te worden.
7. Beslispunten