Het rechtsbeschermingsbedrijf                                                                    NOTITIE voor B&W

Werkaanbod en personele bezetting CBB

 

1. Inleiding.

 

1.1.

Onder het rechtsbeschermingsbedrijf wordt in Delft verstaan de Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften (CBB) en de Gemeentelijke Ombudscommissie (GOC). De CBB -bestaande uit de kamers I (bouwen, wonen en verkeer), IIa en IIb (werk, inkomen en zorg), III (restkamer) en IV (rechtspositie) [1] - houdt zich bezig met het uitbrengen van advies aan het betreffende bestuursorgaan inzake ingediende bezwaarschriften. Het bestuursorgaan neemt, mede gelet op dit advies, een heroverwegingsbesluit. De GOC brengt n.a.v. een klacht over vermeend onbehoorlijk handelen van ambtenaren of een bestuursorgaan een eindrapport uit. Dit rapport heeft geen rechtsgevolg. Beide commissies beleggen zonodig een hoorzitting. Deze notitie heeft betrekking op de CBB, in het bijzonder het werkaanbod en de personele bezetting. Anders gezegd; wat kan, gelet op de huidige personele bezetting (secretarissen en administratieve ondersteuning), redelijkerwijs aan productie gerealiseerd worden in verhouding tot het aanbod aan zaken. En als het aantal zaken de beschikbare capaciteit overschrijdt, welke oplossingen laten zich dan noemen. Aanleiding voor deze notitie vormen mede signalen die vanuit de CBB via de voorzitters en de coördinator rechtsbeschermingsbedrijf zijn vernomen, maar ook van verontruste burgers. Daarnaast is het een bekend feit dat de termijnen van afhandeling zoals genoemd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) - hoewel termijnen van orde - veelal niet gehaald worden. Ook vanuit die invalshoek is een nader bezien van de situatie geboden. Het nader bezien zal moeten plaatsvinden met het besef dat de Awb nu eenmaal wettelijke kaders geeft waarbinnen bezwaarschriften, zowel inhoudelijk als in tijd gezien, op adequate wijze afgehandeld moeten worden. Bestuurlijk heeft dat ook te maken met externe oriëntatie. De bezwaarschriftenfase dient verder eveneens aangemerkt te worden als verlengde besluitvorming. Er vindt immers heroverweging plaats van een eerder genomen besluit. Ook vanuit die optiek moet er sprake zijn van kwaliteit en is er een belang voor het gemeentebestuur.

 

1.2.

Wie enigszins bekend is met de praktijk van het rechtsbeschermingsbedrijf, of dat nu in Delft is of elders, weet dat het aantal  bezwaarschriften dat jaarlijks ingediend wordt sterk kan fluctueren. Daarnaast is het, zeker bij de lokale overheid, nog geen bestendig gebruik om bijvoorbeeld bij nieuw beleid of een bouwproject waarbij vele derden-belanghebbenden betrokken zijn of in geval van ingrijpende maatregelen, tevoren, voorzover mogelijk, globaal aan te geven wat de lasten voor het rechtsbebeschermingsbedrijf zijn in de vorm van aantal, vermoedelijk en bij benadering, te verwachten bezwaarschriften, en dit te vertalen in extra benodigde capaciteit en budget. Recente voorbeelden zijn o.a. de gevolgen van de Wet Boeten, de besluitvorming rond het dossier parkeren en autoluw maken binnenstad, het functiewaarderingstraject tengevolge van NEON en de nieuwbouw van Sranti. Fluctuerende werkvoorraden zijn niet strikt voorbehouden aan het rechtsbeschermingsbedrijf bij gemeenten. Wie jaarverslagen leest van bijvoorbeeld rechtbanken komt jaarlijks hetzelfde beeld tegen. Werkvoorraad veelal als positieve verwoording van achterstand.

Het rechtsbeschermingsbedrijf, zoals dat in Delft bestaat, heeft geen relatie met de onlangs vastgestelde krimp- en groeiregeling. Immers, het rechtsbeschermingsbedrijf heeft geen relatie met uitbreiding of inkrimping van de gemeentelijke organisatie. Er zijn andere, autonomen cost-drivers. Genoemd kunnen worden het meer verlenen van bouwvergunningen, ingrijpende beleidsbeslissingen en een steeds mondiger burger. Daar komt bij dat het gemeentebestuur verplicht is bij elke voor Awb bezwaar vatbare beslissing, aan te geven dat een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift kan indienen. Aan dat indienen zijn voor betrokkene geen kosten verbonden in de vorm van bijvoorbeeld leges of griffierechten. Dat is niet toegestaan.

 

1.3.

In deze notitie zal de huidige situatie bij de CBB nader worden geanalyseerd. IJkpunten zijn daarbij o.a. de ‘facts en figures’ zoals te lezen in het meest recente jaarverslag van de CBB over 2001 (inclusief overzichten voorgaande jaren) [2], het huidige aantal beschikbare fte’s binnen het vakteam JZ voor het rechtsbeschermingsbedrijf onderdeel CBB en enkele kengetallen van andere gemeenten (benschmarking). Aan het slot zullen voorstellen geformuleerd worden op het punt van benodigde personele bezetting, financiële middelen en verder van belang zijnde zaken.

 

2. Cijfers.

 

2.1.

Voor het secretariaat van de CBB is beschikbaar 5,4 fte (194,4 uur [3]). De volgende onderver-

deling in functies laat zich daarbij benoemen: [4]

 

a. coördinator rechtsbeschermingsbedrijf (0,2 fte; 7,2 uur);

b. administratieve ondersteuning (0,7 fte; 24 uur);

c. secretarissen (4,5 fte; 162 uur).

 

In totaal werken 10 personen voor de CBB, waaronder de meerderheid in deeltijd. De diverse functies kunnen als volgt, beknopt, nader omschreven worden.

 

ad a.

De coördinator coördineert de planning en de verdeling van de werkzaamheden van de secretarissen, belegt de periodieke secretarisoverleggen, onderhoudt de contacten met de voorzitter(s), het hoofd van het vakteam en zonodig de portefeuillehouder, verzorgt aanpassing van de verordening CBB en regelt de werving en benoeming van leden en plaatsvervangend leden van de commissie en de secretarissen. Bovendien ziet betrokkene toe op de totstandkoming van het concept-jaarverslag en biedt dit aan de voorzitter aan ter beoordeling en vaststelling, na bespreking in de CBB.

ad b.

De administratieve ondersteuning verzorgt inboeking, voortgangsbewaking, correspondentie zowel in- als extern, is behulpzaam bij het samenstellen van dossiers, houdt zich bezig met kopieerwerkzaamheden en redigeert in concept onderdelen van teksten. De administratieve ondersteuning is werkzaam voor met name kamer II. De administratieve ondersteuning van de andere kamers wordt merendeels verzorgd door de secretarissen zelf.

ad c.

De secretarissen van de kamers I, III en IV verzorgen op de in het rechtsbeschermingsbedrijf gebruikelijke wijze de afhandeling van binnengekomen bezwaarschriften. Zij maken zonodig een notitie die ingaat op het juridisch kader. Verder beleggen zij hoorzittingen mede in overleg met de betreffende voorzitter, vragen om verweer, stellen procesdossiers samen, zijn aanwezig bij de hoorzittingen van de betreffende kamer, maken een verslag van de hoorzitting, maken aantekeningen van het (besloten) overleg in raadkamer, vragen eventueel nog nadere stukken op, redigeren het concept-advies, verwerken daarin de opmerkingen van de voorzitter en dragen zorg voor de verzending van het eindadvies aan reclamanten, verweerder en mogelijke derde-belanghebbenden. De secretarissen nemen deel aan het periodieke secretarissenoverleg en aan het enkele malen per jaar plaatsvindende voorzittersoverleg.Tenslotte leveren zij de bouwstenen aan (kwantitatief en kwalitatief) voor het op te stellen jaarverslag. Vanzelfsprekend staan zij telefonisch reclamanten te woord die inlichtingen over een bepaalde zaak wensen.

De secretarissen van kamer II verrichten, binnen de voor de secretariaatswerkzaamheden beschikbare uren, vanuit een in Delft historisch gegroeide situatie [5] nog extra werkzaamheden. Voorafgaand aan een hoorzitting wordt een (uitvoerige) notitie geschreven t.b.v. de leden van de kamer. Feiten, juridische  vraagstelling, jurisprudentie, literatuur en gemeentelijk beleid, worden daarin op systematische wijze verwoord. Verweer vanuit het betreffende cluster blijft dikwijls om die reden achterwege - evenals het aanwezig zijn tijdens

de hoorzitting - of kan tot een minimum beperkt blijven. Ook worden in de genoemde categorie zaken wel concept-heroverwegingsbesluiten bij het advies van de CBB bijgesloten. Dit opnieuw vanuit een situatie zoals in het verleden, d.w.z. voordat NEON per 1 maart 2000 gestalte kreeg, ontstaan bij DMZ [6] oud. Het werd per genoemde datum - hoewel theoretisch wellicht  niet helemaal zuiver - om praktische redenen onwenselijk geacht de feitelijk in één persoon verenigde dubbele hoedanigheid als hiervoor beschreven uit elkaar te halen.                                                                

2.2.

Zoals uit het jaarverslag blijkt [7] fluctueert het aantal bezwaarschriften dat jaarlijks wordt ingediend. Zo kende 1994 een aantal van 497 bezwaarschriften en 1999 maar liefst 944. Ook 2001 kende een relatief hoog aantal bezwaarschriften ten opzichte van het daaraan voorafgaande jaar (589)  te weten 711. Niet alle ingediende bezwaarschriften leiden overigens tot een advies. Kijkend naar de afgelopen 5 jaar [8] zijn de cijfers van het aantal uitgebrachte adviezen achtereenvolgens:

 

1997               342

1998               488

1999               540

2000               317

2001               300.

 

Tussen 1 januari 2001 en 31 december 2001 zijn in totaal 524 bezwaarschriften afgehandeld; 300 door middel van een advies en 224 doordat het bezwaarschrift is ingetrokken of het primaire besluit (ambtshalve) is herzien. De werkvoorraad per 31 december 2001 voor het totaal van de CBB bedraagt 594 zaken. De werkvoorraad is het grootst bij kamer II te weten 374 bezwaarschriften. Daarna volgt kamer I met 132. Het meer gedetailleerde beeld laat zich als volgt weergeven:

 

                                                                                  KI         KII        KIII       KIV       Totaal

Werkvoorraad per 1 januari 2002                        84        290       25        8          407

Bij: nieuw ingekomen in 2001                             195       414       53        49        711     

Af:  uitgebrachte adviezen in 2001                                  102       168       10        20       300

Af:  ingetrokken/afgehandeld zonder advies         45        162       6          11        224

Werkvoorraad per 31 december 2001                  132      374       62        26          594.

 

3. Opzet analyse.

 

3.1.

De werkvoorraad per ultimo 2001 blijkt aanzienlijk. De eerste vraag die daarbij rijst is of de huidige personele bezetting van de CBB voldoende is, in kwantitatief maar ook in kwalitatief opzicht, om een op jaarbasis redelijk te achten aantal adviezen uit te brengen. De tweede vraag is, indien vastgesteld moet worden dat een op jaarbasis redelijk te achten aantal adviezen wordt uitgebracht, hoe om te gaan met de afhandeling van bezwaarschriften die dit aantal te boven gaan. Kortom: de piekbelasting. Niet wordt in deze notitie ingegaan op de achterliggende oorzaken van aantallen bezwaarschriften of toename daarvan en wat daaraan beleidsmatig te doen is of niet. Dat is een vraag die separaat in het beleidsadvies bij het jaarverslag beantwoord zal moeten worden.

 

In de nu voorliggende notitie wordt noodzakelijkerwijs uitgegaan van empirische, cijfermatige gegevens, zoals thans beschikbaar op basis van het jaarverslag CBB over 2001. Er ligt een bepaalde (niet geringe) hoeveelheid bezwaarschriften en die moeten afgehandeld worden binnen een redelijke termijn. Dat is in het belang van de burgers en de bedrijven van Delft en dient een integrerend bestanddeel te vormen van de externe oriëntatie van de gemeente.

Een gemeente die in een rechtsstaat opereert. Het rechtsbeschermingsbedrijf  moet daarbij adequaat functioneren. Dat wil onder andere zeggen dat de indiener van een bezwaarschrift in beginsel binnen de in de Awb genoemde termijnen (zoals eerder opgemerkt, termijnen van orde), een antwoord van het gemeentebestuur dient te ontvangen op een ingediend bezwaarschrift, maar in ieder geval binnen een redelijke termijn. Er moet duidelijkheid komen over de juridische positie van een burger of een bedrijf. Dat is voor het gemeentebestuur, naast een evidente wettelijke, opgave een maatgevend belang en mag geen sluitpost vormen in keuzes en prioriteitstelling. Zoals eerder opgemerkt heeft de bezwaarschriftenfase tevens in zich het element van verlengde besluitvorming. Ook vanuit die optiek moet er sprake zijn van kwaliteit. Een kwaliteit die ‘rechter-proof’ dient te zijn. Anders bestaat er ook voor het gemeentebestuur een ongewenst politiek-bestuurlijk afbreukrisico.             

 

3.2.

Het antwoord op de eerste vraag is niet in absolute zin te geven. Wat is immers een op jaarbasis redelijk aantal uit te brengen adviezen ? Vele variabelen spelen daarbij een rol.  Enkele voorbeelden. Van betekenis is allereerst en vanzelfsprekend de inhoud van een bezwaarschrift. Is dit uitvoerig of zeer beknopt. Is het bezwaarschrift juridisch ingewikkeld of relatief eenvoudig. Zijn er derde-belanghebbenden bij de zaak betrokken. Gaat het om, wat genoemd zouden kunnen  worden, veelvuldig voorkomende, identieke en in zekere zin routinematige zaken of is er sprake van maatwerk. Dient in het laatste geval veel jurisprudentie of literatuur bestudeerd te worden. Is het te schrijven advies uitvoerig en ingewikkeld of, opnieuw, relatief eenvoudig en kort. Moet er een hoorzitting belegd worden of kan het bezwaarschrift buiten zitting worden afgedaan. Maar ook de volgende aspecten spelen een rol. Is de betreffende secretaris ervaren of beginnend en wat is het werktempo van een secretaris. Kan de betrokken secretaris zich uitsluitend bezighouden met de zitting en het uit te brengen advies of moeten er op een enkele onderdeel ook administratief logistieke werkzaamheden verricht worden. Wordt er op juiste manier gebruik gemaakt van workflowmanagement processen en wordt er, wat te redigeren adviezen betreft  gebruik gemaakt van mogelijke algemene en standaardtekstblokken. Dit alles is niet nieuw.

 

Wat gedaan kan worden om toch tot beantwoording van de gestelde vraag te komen is te kijken naar het rechtsbeschermingsbedrijf bij een aantal andere gemeenten, kenbaar uit hun jaarverslagen, en te bezien wat daar de kengetallen zijn. Een dergelijke vergelijking (benchmarking) dient overigens met de nodige behoedzaamheid verricht te worden. Immers, de afhandeling van bezwaarschriften kent een aantal onderdelen die in Delft door de bank genomen niet anders zullen zijn dan in andere gemeenten, maar er kunnen ook verschillen zijn in bijvoorbeeld welk accent er ligt op de secretarissen zelf en de omvang van de administratieve ondersteuning. Indicaties ter vergelijking kunnen er in ieder geval aan ontleend worden. Verder kan gekeken worden naar mogelijk bestaande onderoeksresul-taten van landelijke bureau’s.

 

3.3.

Ten behoeve van de totstandkoming van deze notitie is een vergelijking gemaakt met de gemeenten Leiden, Zoetermeer, Heerlen en Breda. Tevens is gebruik gemaakt van enkele cijfers van de gemeente Den Haag. Tenslotte heeft de gemeente Delft (Bestuursdienst en DMZ) in 1998 een onderzoek laten verrichten door KPMG (aan de hand van benchmarking) m.b.t. de vraag welke norm gehanteerd zou kunnen worden voor het aantal op jaarbasis per secretaris redelijkerwijs af te handelen bezwaarschriften op het werkterrein van kamer II. Bij de benchmark die hiervoor genoemd werd (Leiden, Zoetermeer, Heerlen, Breda en Den Haag) is materieel eenzelfde insteek gekozen als door KPMG gehanteerd enkele jaren geleden: wat kan er, bij nagenoeg gelijkluidende soorten bezwaarschriften en handelingsmomenten, per 1 fte aan jaarproductie geleverd worden.

 

4. Resultaten analyse.

 

4.1. Kamer II.

4.1.1.

Nu er voor kamer II een onderzoeksresultaat ligt in de vorm van het KPMG rapport uit 1998 en de werkvoorraad voor die kamer eind 2001 het grootst was, zal allereerst op de situatie bij deze kamer ingegaan worden. [9]

 

Formatie.

Secretarissen                               : 3,12 fte (112,5 uur); [10]

Administratieve ondersteuning    :  0,44 fte (16 uur).

 

Aantal nieuw ingekomen bezwaarschriften

2000                                             : 404

2001                                             : 414

gemiddeld over 2000 t/m 2001        : 409

 

Advies uitgebracht, ingetrokken, afgehandeld zonder advies

2000                                             : 443

2001                                             : 330

gemiddeld over 2000 t/m 2001         : 386.

 

KPMG-rapport 1998

KPMG heeft een tiental gemeenten bekeken. Een norm van 125 af te handelen bezwaarschriften per 1 fte (inclusief administratieve ondersteuning) op jaarbasis wordt redelijk genoemd, waarbij er een relatie is met o.a. organisatorische opzet, werkwijze en kwaliteitseisen.

 

Situatie Delft

Voor kamer II blijkt beschikbaar (inclusief administratieve ondersteuning) 3,56 fte. Uitgaande van de door KPMG gehanteerde norm zou dit betekenen dat op jaarbasis 3,56 x 125 bezwaarschriften behandeld zouden moeten kunnen worden ofwel een aantal van 445. Kijkend naar de trend over 2002 moet vastgesteld worden dat er behoorlijk wat meer bezwaarschriften zijn binnengekomen dan in 2001. Aanwijsbare oorzaken waren de uitvoering van o.m. de THOWEE-verordening en de uitvoering van de regeling om bijstand te verlenen voor computers. Het gaat om ruim 100 bezwaarschriften meer dan het jaar daarvoor.

 

Conclusie:

Het voorgaande heeft tot gevolg dat, gemiddeld per jaar zo’n 410 bezwaarschriften afgehandeld kunnen worden en dat er, wanneer de drie vorig jaar, wegens ontstane vacatures, aangetrokken nieuwe medewerkers voldoende zijn ingewerkt, alsmede de werkprocessen zo optimaal mogelijk georganiseerd worden, nog enige rek aanwezig is om te komen tot een aantal van 445 overeenkomstig de door KPNG gehanteerde norm. Bij deze aantallen is structurele uitbreiding van de secretariële en administratieve ondersteuning van kamer II op dit moment derhalve nog niet aan de orde. Aanwijsbare incidentele piekbelasting, zoals waarvan inmiddels sprake in 2002) zal opgelost moeten worden met inachtneming van de in Delft vastgestelde financiële en bedrijfseconomische uitgangspunten.  Waar onverhoopt nodig zal op het punt van extra administratieve ondersteuning vooralsnog, uit een oogpunt van kostenbeheersing, gebruik gemaakt worden van een stagiaire, die, zie hierna, ook voor andere kamers inzetbaar kan zijn. Mocht de gekozen oplossing van een stagiaire onvoldoende waarborg bieden op het punt van continuïteit en kwaliteit dan zal een meer structurele oplossing overwogen moeten worden, met inachtneming van de eerder genoemde uitgangspunten. Vanzelfsprekend mag het kostenbeheersingsaspect niet doorslaggevend zijn voor het kiezen voor de figuur van een stagiaire. Ook voor betrokkene moet er voldoende leereffect uitgaan van de werkzaamheden. Dat is het geval.

 

4.1.2.

Naast dit alles bestond bij kamer II al enige tijd een situatie die noodzakelijk op korte termijn om een oplossing vroeg. Ook de voorzitter van kamer II heeft in een brief aandacht gevraagd voor deze problematiek.

In deze brief wordt vastgesteld dat er op het werkterrein van kamer II sprake is van een aanwijsbare en benoembare achterstand van 195 bezwaarschriften die in een eenmalige actie weggewerkt zouden moeten en kunnen worden. Het betreft met name terugvorderingszaken. Inmiddels is door het GMT een financiële oplossing bedacht om de éénmalige inhaalslag als waarvan sprake te bekostigen namelijk via het ten laste brengen van een aanvaardbaar tekort op de bedrijfsvoering van het cluster Facilitair. Deze oplossing is door het college van burgemeester en wethouders indirect, via het voortraject van de Zomernota, bekrachtigd. De facto is met de inhaalslag (naam operatie WAT [11]) eind augustus begonnen d.m.v. inzet van extra mensen, zowel wat secretariswerkzaamheden betreft als waar het gaat om administratieve ondersteuning. Ook zijn extra leden voor kamer II aangetrokken om frequenter hoorzittingen te kunnen houden. I.v.m. de verweervoering is ook bij WIZ (vakteam IBO) extra menskracht ingezet op kosten van het betreffende cluster. De operatie zal, naar het zich laat aanzien, ongeveer een half jaar duren.

 

Conclusie:

De operatie WAT loopt en vergt op dit moment geen nadere voorstellen of besluitvorming.

 

4.2. Kamer I

 

4.2.1.

De kamer waar eveneens sprake is van een aanzienlijke werkvoorraad per einde 2001 is kamer I. Daar is sprake van een achterstand van 132 bezwaarschriften. Het volgende kan vastgesteld worden.

 

Formatie

Secretarissen                            : 0,9 fte (32 uur)

Administratieve ondersteuning     : 0,1 fte (4 uur).

 

Aantal nieuw ingekomen bezwaarschriften

2000                                              : 124

2001                                              : 195

gemiddeld over 2000 t/m 2001          : 159,5.

 

Advies uitgebracht, ingetrokken, afgehandeld zonder advies

2000                                                                                        : 87                                                                                                                                                                                            

2001                                                                                        : 147 [12]

gemiddeld over 2000 en 2001         : 117.

 

Cijfers andere gemeenten

Zoetermeer  1999: 70 bezwaarschriften afgedaan.

Formatie

Secretarissen                                   : 2 fte (72 uur)

Administratieve ondersteuning            :  0,25 fte (9 uur)

Productie:                                         : 31 bezwaarschriften per 1 fte op jaarbasis.

 

Leiden 2001: 407 bezwaarschriften afgedaan.

Formatie

Secretarissen                                   : 3 fte (108 uur)

Administratieve ondersteuning            :  1 fte (36 uur)

Productie                                          : 101 bezwaarschriften per 1 fte op jaarbasis.

 

 

Breda 2001: 442 bezwaarschriften afgedaan.

Secretarissen                           : 4,55 fte (163,8 uur)

Administratieve ondersteuning    : 1,9 fte (68,4 uur)

Productie                                 : 68 bezwaarschrifen per 1 fte op jaarbasis.

 

Heerlen 1997: 154 bezwaarschriften afgedaan.

Secretarissen                                   : 1,5 fte

Administratieve ondersteuning            :  0,4 fte

Productie                                         :   81 bezwaarschriften per 1 fte op jaarbasis.

 

Situatie Delft

Hoewel vergelijking in sommige opzichten niet helemaal opgaat omdat de ter vergelijking opgevoerde gemeenten soms ook andere zaken dan alleen ‘Delftse kamer I zaken’ behandelen, valt op dat door de secretariaten van de CBB’s in de genoemde gemeenten gemiddeld een afhandeling van 70 bezwaarschriften op jaarbasis per 1 fte plaatsvindt. Het secretariaat van kamer I handelt op jaarbasis over de afgelopen twee jaar gemiddeld 117 zaken af per 1 fte. Dit terwijl kamer I zaken, veelal ingewikkelde bouwzaken, in diverse opzichten zeer bewerkelijk zijn. Tevens zijn daarbij aan de orde geweest de, in enkele gevallen zeer uitvoerige en ingewikkelde, bezwaarschriften tengevolge van de besluitvorming parkeren/autoluw binnenstad c.a. Kijkend naar de trend over 2002 moet vastgesteld worden dat er eind van dit jaar zo’n 300 nieuwe bezwaarschriften binnengekomen zijn, dat is inclusief de Sranti-bezwaarschriften (zo’n 140) als eerder genoemd, een aanzienlijk aantal meer dan in de twee voorgaande jaren.

 

Conclusie:

Wanneer als redelijk te hanteren norm uitgegaan wordt van 70 af te handelen bezwaarschriften per 1 fte op jaarbasis, dan betekent dat voor het secretariaat van kamer I dat men met zo’n 160 af te handelen bezwaarschriften op jaarbasis per 1 fte (= secretarissen 0,9 + administratieve ondersteuning 0,1 fte) aanzienlijk boven deze norm uitgaat. Dat is een werkdruk die van het secretariaat redelijkerwijs niet verlangd mag worden. Structurele uitbreiding is daarmee geïndiceerd. Temeer nu, gelet op de plannen die in Delft momenteel uitgevoerd worden en zullen gaan worden, afname van het aantal bezwaarschriften in de kamer I sfeer, niet te verwachten is. Zie de trend als hiervoor weergegeven. Nader bepaald zou het neerkomen op een structurele uitbreiding met 1,3 fte op jaarbasis (160 : 70 = 2,3 fte – 1 fte = 1,3 fte, dat is zo’n 45 uur per week). Aanwijsbare piekbelasting en noodzakelijke extra administratieve ondersteuning, zullen opgelost moeten worden in een bedrijfsmatige benaderingswijze als hiervoor geschetst in verband met kamer II. Met de benodigde 1,3 fte uitbreiding is een structureel bedrag aan loon-, werkplek en werknemergebonden kosten gemoeid van € 89.000,- op jaarbasis (schaal 10).

 

Wat betreft de financiële dekking van dit bedrag laten zich een drietal varianten schetsen. Variant a houdt in dat het genoemde bedrag structureel doorberekend wordt aan alle clusters (in de sleutel van de doorberekening van de facilitaire kosten van het vakteam JZ) nu het adequaat functioneren van het rechtsbeschermingsbedrijf een wettelijke taak is en een gemeentebrede verantwoordelijkheid impliceert, die uitstijgt boven pure bedrijfsvoering. Een goed functionerend rechtsbeschermingsbedrijf is één van de belangrijke pijlers van een gemeentebestuur voor externe oriëntatie en een vertrouwensrelatie met de burger. Het gevolg van doorberekenen zal zijn dat de bijdrage van de clusters in de kosten van facilitaire dienstverlening relatief toenemen. Variant b impliceert dat de financiële dekking gevonden wordt door gebruik te maken van een verhoging van de leges die met name voor bouw-, sloop- en monumentenvergunningen geheven worden. Immers, bezwaarschriften in de kamer I sfeer hebben vaak betrekking op deze categorie vergunningen. Bij deze variant past evenwel een aantal kanttekeningen. In kamer I worden ook veel bezwaarschriften behandeld betrekking hebbend op andersoortige besluiten dan bouw-, sloop- en monumentenvergun- ningen. Genoemd kunnen worden besluiten inzake sociale urgentie en verkeersbesluiten. Maar er is nog een meer zwaarwegend juridisch aspect. Uit de parlementaire behandeling van de betreffende belastingwetgeving [13] blijkt dat kosten gemaakt voor (inspraak- en) bezwaar- en beroepsprocedures, zijnde indirecte kosten, niet door middel van rechtenheffing kunnen worden verhaald. Daar zijn verschillende redenen voor. Ten eerste geldt voor de (inspraak- en) bezwaarprocedure dat het belang van de gemeenschap uitstijgt boven het individuele belang van degene of degenen aan wie de betreffende dienst  wordt verleend. Voorts vindt er bij de (inspraak-) en de bezwaarprocedure een heroverweging van het algemene beleid plaats. Omdat de kosten van beleidsvoorbereiding ook niet kunnen worden verhaald, is het niet gewenst, aldus het betreffende Kamerstuk, dat de kosten die worden gemaakt voor de heroverweging van dat beleid wel kunnen worden verhaald. De beroepsprocedures maken deel uit van de rechtsbescherming tegen concrete overheidsbeslissingen. De rechtsbescherming is in beginsel een collectief goed waarvan de kosten niet ten volle voor individuele toerekening vatbaar zijn omdat het collectieve en het individuele belang met elkaar zijn verstrengeld. Daar waar dit mogelijk is zonder afbreuk te doen aan het collectieve belang van de rechtsbescherming zijn reeds griffierechten ingevoerd door middel waarvan een deel van de kosten van beroepsprocedures [14] wordt doorberekend aan individuele belanghebbenden. In deze situatie is het niet gewenst dat anderszins de kosten die hiervoor door de overheid worden gemaakt middels rechtenheffing aan degene die de beslissing regardeert en aan andere vergunningaanvragers in rekening worden gebracht. Aldus het betreffende Kamerstuk. Variant c komt er op neer dat de structurele kosten ten laste gebracht worden van de stelpost nominale ontwikkelingen. Ten aanzien van deze variant kan opgemerkt worden dat de thans aan de orde zijnde claim zal moeten wedijveren met andere claims en dat prioriteitstelling door het gemeentebestuur zal moeten plaatsvinden.

Voorgesteld wordt een keuze te maken uit de drie genoemde dekkingsvarianten.

 

4.2.2.

Loopt bij kamer II het project WAT ongeveer eind dit jaar af, gelet op het hiervoor besprokene is er reden voor nadrukkelijke aandacht waar het betreft de inmiddels ontstane achterstand ook bij kamer I. Een achterstand die verklaard moet worden uit de gesignaleerde structurele onderbezetting. Er is eind 2002 een benoembare en concrete werkvoorraad (opgebouwd in de jaren 2001 en 2002) van zo’n 150 zaken, uit te splitsen als volgt: 73 bouwzaken, 46 urgentiezaken, 8 verkeerszaken en 24 zaken m.b.t. tot  invalideparkeer-

kaarten. Uitgaande van de eerder genoemde norm van 70 bezwaarschriften op jaarbasis per 1 fte (incl. administratieve ondersteuning) zou benodigd zijn incidenteel zo’n extra 2 fte gedurende ongeveer een jaar om deze achterstand in een éénmalige actie weg te werken. Gedurende dat jaar moet er dan zelfs een tandje bijgezet worden en zal er extra vergaderd moeten worden door de kamer I van de CBB of zal een tijdelijke extra kamer bestaande uit plaatsvervangers ingezet moeten worden (vgl. de oplossing zoals gekozen in het WAT project). Daarmee is een tweede project benoemd: WAKI (Wegwerken Achterstanden Kamer I). Met deze actie is een eenmalig bedrag gemoeid van € 137.000,- (2 fte  schaal 10 inclusief werkplek- en werknemergebonden kosten). Het ligt in de rede voor de financiële dekking van dit bedrag dezelfde benadering te kiezen als voor het eerder genoemde project WAT bij kamer II. Dat wil zeggen dat het benodigde bedrag eenmalig ten laste gebracht wordt van een aanvaardbaar tekort op de bedrijfsvoering van het cluster Facilitair voor het jaar 2003.

 

Conclusie:

Per 1 januari 2003 moet onder de noemer van het projekt WAKI een inhaalslag gerealiseerd worden waar het betreft de werkachterstand bij kamer I. Benodigd zijn gedurende één jaar 2 fte extra om de achterstand weg te werken. Wat financiële dekking betreft dient dezelfde benadering gekozen te worden als ten aanzien van het projekt WAT bij kamer II in 2002, d.w.z. het eenmalig ten laste brengen van een aanvaardbaar tekort op de bedrijfsvoering van het cluster Facilitair voor het jaar 2003.

 

4.2.3.

Volledigheidshalve wordt nog ingegaan op het verschil in aantal per 1 fte af te handelen bezwaarschriften in de kamer II sfeer (te weten 125 op jaarbasis) en dat aantal (70 op jaarbasis) bij kamer I. Door de bank genomen is er bij kamer I sprake van meer bewerkelijk zaken. Met de behandeling van een bezwaarschrift, bijvoorbeeld op het terrein van bouwen of verkeer, uitmondend in een advies, is, op basis van tijdschrijven, gemiddeld 14 uur gemoeid. Dit komt overeen met het cijfer dat bijvoorbeeld de gemeente Den Haag hanteert. Ook aan een bezwaarschrift dat ingetrokken wordt zit overigens werk vast. Gemiddeld is dat 1 uur. Bij kamer II zaken is voor de afhandeling van een bezwaarschrift, eveneens gebaseerd op tijdschrijven, ongeveer 9 uur nodig. Het voorgaande verklaart mede het verschil tussen op jaarbasis per 1 fte af te handelen bezwaarschriften in kamer I en kamer II.

 

4.3 Kamer III.

Bij kamer III was eind 2001 de achterstand 62 zaken. Dat vraagt om aandacht en meer nog om een oplossing. Ook de voorzitter van kamer III heeft daarvan onlangs in een persoonlijk gesprek met het hoofd JZ FAC nogmaals gewag gemaakt. Het volgende beeld laat zich schetsen.

 

Formatie

Secretarissen                           : 0,1 fte (4 uur)

Administratieve ondersteuning    : 0,1 fte (4 uur).

 

Aantal nieuw ingekomen bezwaarschriften

2000                                               : 43

2001                                               : 53

gemiddeld over 2000 t/m 2001           : 48.

 

Advies uitgebracht, ingetrokken, afgehandeld zonder advies

2000                                                                                           :  19

2001                                                                                           :  16

gemiddeld over 2000 en 2001          :  17.

 

Cijfers andere gemeenten

Gelet op het bijzondere zakenbestand van de ‘Delftse kamer III’ is nauwkeurige vergelijking met andere gemeenten niet mogelijk.

 

Situatie Delft

In de afgelopen jaren kon het secretariaat van kamer III het aanbod van zaken redelijk aan, ondanks dat gemiddeld slechts ongeveer 8 uur op weekbasis (0,2 fte) beschikbaar was. Zo’n 39 zaken konden per jaar worden afgehandeld. Daarbij is wel de kanttekening op zijn plaats dat de wettelijke termijnen zelden gehaald werden. Prioriteit werd en moest vaak noodzakelijkerwijs gegeven worden aan juridisch inhoudelijk advieswerk, dat gelet op het belang van de zaak prioriteit vergde. Het achterblijven van de productie over 2000 en 2001 bij de eerdere jaren kent een viertal  hoofdoorzaken. Er was enige tijd sprake van een vacature binnen het secretariaat, de nieuwe secretaris heeft zich moeten inwerken, prioriteit moest gegeven worden aan juridisch inhoudelijk advieswerk (adviseurschap en functie van secretaris zijn noodzakelijkerwijs – gelet op de organisatie binnen het vakteam -  in één en dezelfde persoon verenigd) en per saldo nam het aantal ontvangen nieuwe bezwaarschriften toe ten opzichte van de daaraan voorafgaande jaren. De trend over 2002 laat overigens een lichte stijging zien van het aantal ontvangen bezwaarschriften. Er is sprake van zo’n 60 ontvangen bezwaarschriften over 2002.

 

Conclusie:

In een stabiele situatie, uitgaande van 8 uur op weekbasis, d.w.z. 0,2 fte, moet er 1 bezwaarschrift per week afgehandeld kunnen worden door het secretariaat van kamer III. Dat betekent zo’n 40 bezwaarschriften op jaarbasis (d.w.z. advies uitgebracht, ingetrokken of afgehandeld zonder advies). Bezwaarschriften die deze norm structureel  overschrijden kunnen niet binnen de bestaande secretariaatsbezetting worden afgehandeld. Er is echter een relatie te leggen met het secretariaat van kamer IV. De conclusie voor kamer III zal dan

ook pas getrokken worden bij de conclusie ten aanzien van de situatie bij kamer IV. De

noodzakelijke administratieve ondersteuning kan niet gevonden worden binnen de genoemde 8 uur. Ook hier zal een oplossing gevonden moeten worden d.m.v. het inzetten van een stagiaire binnen de context als hiervoor geschetst ten aanzien van de kamers II en I.

 

4.4. Kamer IV.

Aan het eind van 2001 had het secretariaat van kamer IV nog 26 zaken in portefeuille. M.b.t. de bezetting van het secretariaat laat zich het volgende beeld schetsen.

 

 

Formatie

Secretarissen                                     : 0,4 fte (14,4 uur).

Administratieve ondersteuning              : 0 fte    (0 uur)

 

Aantal nieuw ingekomen bezwaarschriften

2000                                                   : 18

2001                                                   : 49

gemiddeld over 2000 t/m 2001               : 33

 

Advies uitgebracht, ingetrokken, afgehandeld zonder advies

2000                                                                                                         : 22

2001                                                                                                         : 31

gemiddeld over 2000 t/m 2001                : 26.

 

Cijfers andere gemeenten

Ook hier zijn nauwelijks cijfers beschikbaar van andere gemeenten. Een enkele indicatie:

 

Leiden 2001: 20 bezwaarschriften afgedaan

Formatie

Secretarissen                                         : 0,33 fte (11,8 uur)

Administratieve ondersteuning                  : 0 fte       (0 uur)

 

Situatie Delft

Gerelateerd aan het aantal zaken dat door het secretariaat van kamer III afgehandeld zou moeten kunnen worden op jaarbasis bij 0,2 fte (8 uur op weekbasis) te weten 40, mag er redelijkerwijs  van uitgegaan worden dat  bij 0,4 fte (14,4 uur) dat beschikbaar is voor het secretariaat van kamer IV, een aantal van 60 op jaarbasis, met toepassing van een correctiefactor i.v.m. de moeilijkheidsgraad van de zaken, in de rede ligt. Dat betekent dat er ruimte zou moeten zijn om overloop bij kamer III op te vangen binnen kamer IV tot genoemd aantal bereikt is.

Uit een oogpunt van kwaliteitsbeheersing zal daarbij  bezien moeten worden welke productiviteitsbevorderende maatregelen getroffen kunnen worden om het secretariaat van kamer IV in staat te stellen de gestelde norm van afhandeling van 60 bezwaarschriften op jaarbasis te realiseren. Time-management (het secretariaat moet zijn beschikbare tijd zo optimaal mogelijk verdelen tussen CBB, kamer IV en Gemeentelijke Ombudscommissie) en voorzien in een adequate administratieve ondersteuning (het secretariaat ontbeert, zoals bleek, dergelijke hulp) zijn daarbij noodzakelijk. De trend over 2002 laat een lichte daling zien van het aantal ontvangen bezwaarschriften. Sprake is van een aantal van ongeveer 40.

 

Conclusie:

De huidige bezetting van het secretariaat van kamer IV moet nominaal redelijkerwijs toereikend worden geacht voor het afhandelen van 60 bezwaarschriften (advies uitgebracht, ingetrokken, afgehandeld zonder advies) op jaarbasis. Zolang dit aantal niet is bereikt moet kamer IV in staat geacht worden, enige overloop van kamer III op te vangen. In uitbreiding van de administratieve ondersteuning moet worden voorzien door middel van het inzetten van de meermaals genoemde stagiaire binnen de context als hiervoor geschetst ten aanzien van kamers II en I. Kan onder omstandigheden overloop bij kamer III niet opgevangen worden dan zal ad hoc in een oplossing voorzien moeten worden, bijvoorbeeld via tijdelijk inhuur.

 

5. Verweervoering.

Enkele noties inzake de verweervoering mogen in deze notitie niet ontbreken. Verweerders dienen zich allereerst te realiseren dat toename van het aantal bezwaarschriften (hetzij structureel, hetzij incidenteel) evenredige gevolgen heeft voor het aantal verweerschriften dat geschreven dient te worden, respectievelijk het aantal malen dat men tijdens een hoorzitting van de CBB zal moeten verschijnen. Datzelfde geldt voor inhaalslagen als WAT en WAKI. Ook daarvoor zullen middelen, zowel in menskracht als in financieel opzicht, tijdig beschikbaar gesteld moeten worden en wel door de betreffende clusterdirecteuren zelf. In de tweede plaats is een adequaat functionerend rechtsbeschermingsbedrijf gebaat bij kwalitatief goede verweervoering. Dat wordt niet zelden onderschat. In de praktijk blijkt het niet altijd eenvoudig om tot een juiste weergave van de relevante feiten te komen, de kern van de juridische vraagstelling te doorgronden en op onderbouwde en overtuigende manier de bezwaren van reclamanten (formeel en materieel) van een reactie te voorzien, daarbij

anticiperend op wat van de zijde van de CBB ongetwijfeld aan vraagpunten naar voren gebracht zal worden. [15] Op dit punt bestaan checklists en in voorkomende gevallen kan men advies en bijstand vragen aan de juridisch adviseur van JZ FAC of de betreffende lijnspecialist. Goede verweervoering kan procedures efficiënt doen verlopen en hoorzittingen tot de minimaal noodzakelijke duur beperken.

 

Conclusie:

De gevolgen van wijzigingen in aantallen bezwaarschriften of wijzigingen tengevolge van inhaalslagen, doen zich in de meeste gevallen op evenredige wijze gevoelen in aantallen op te stellen verweerschriften. Daarop moet geanticipeerd worden, zowel in menskracht als in financieel opzicht. Verweervoering dient kwalitatief in orde te zijn en juridisch medebegeleid te worden door de generalisten van JZ FAC of de lijnspecialisten uit de clusters.

 

6. Verfijningen.

6.1.

Hiervoor is gesproken over structurele en incidentele maatregelen die nodig zijn om binnen het rechtsbeschermingsbedrijf het werkaanbod met een evenredige personeelsbezetting te kunnen verwerken. Daarmee is een oplossingsrichting gekozen. Vastgesteld moet worden dat er ook andere theoretische oplossingsrichtingen denkbaar zijn. Eén daarvan laat zich zakelijk weergegeven als volgt omschrijven [16]. Denkbaar is dat de oplossing niet gezocht wordt in structurele of incidentele uitbreiding van de personeelsbezetting maar in beleid of besluiten die minder reacties teweeg brengen of op onderdelen controversieel zijn en derhalve minder bezwaarschriften genereren. Aldus zou er sprake kunnen zijn van een stationaire of zelfs mindere personele bezetting van het secretariaat van de CBB. Dit lijkt in een lokale samenleving die zeer mondig is, een gemeentebestuur dat grote ambities heeft en een rechtsstaat waarbinnen vele momenten bestaan om aan te geven dat men het ergens niet mee eens is (appellabele besluiten), illusoir. Dynamisch besturen en beleid realiseren genereert nu eenmaal uiteindelijk steevast een aantal bezwaarschriften van mensen die over bepaalde zaken anders denken, of niet gekregen hebben waarom verzocht werd. Deze oplossingsrichting lijkt dan ook weinig realistisch en niet haalbaar te zijn. Ook de veronderstelling dat het in een aantal gevallen tevoren bewerkstelligen van nadeel-compensatie tot uit uitblijven van bezwaarschriften zou kunnen leiden lijkt onvoldoende overtuigingskracht te bezitten. Maar ook al zou deze premisse juist zijn dan betreft het hier een dermate gering aantal zaken dat niet gesproken kan worden van een mogelijkheid om  het totaal aan bezwaarschriften op jaarbasis substantieel terug te brengen en daarmee de werklast voor de CBB en het secretariaat.

 

Conclusie:

Beleid ontwikkelen of individuele besluiten nemen die minder controversieel gevonden worden door bepaalde groeperingen of personen en daarmee het aantal bezwaarschriften terug te dringen is illusoir. Het aanbieden van nadeelcompensatie zal niet substantieel bijdragen aan het terugdringen van het totaal aantal bezwaarschriften op jaarbasis.

 

6.2.

6.2.1.

Interessant zou kunnen zijn om de figuur van mediation verder te onderzoeken op zijn toepasbaarheid op bepaalde onderdelen van de overheidsbesluitvorming en de daartegen ingebrachte bezwaren. Zo is men in Leiden er in geslaagd om op het gebied van personeelszaken het aantal bezwaarschriften dat doorgezet is t/m de CBB aanzienlijk terug te brengen. Of daarmee op andere terreinen de grote bulk aan bezwaarschriften teruggebracht kan worden is de vraag, maar een pilot zou op zijn plaats zijn. Gedacht wordt aan 3 nader te bepalen zaken per kamer. Een uitwerkingsvoorstel daartoe in de eerste helft van 2003 aangeboden worden.

6.2.2.

Naast mediation  is denkbaar dat verder bezien wordt welk soort zaken vaker buiten hoorzitting afgedaan zou kunnen worden. Bijvoorbeeld omdat er sprake is van kennelijke niet-ontvankelijkheid of ongegrondheid. Daartoe zou een checklist ontwikkeld kunnen worden aan de hand waarvan zowel ten aanzien van formele als materiële punten op voorhand vanuit secretariaat (voorbereiding) en CBB (eindverantwoordelijk voor het uit te brengen advies) een bezwaarschrift geanalyseerd en beoordeeld wordt. Wat een materiële toets betreft lijken daar met name voor in aanmerking te komen besluiten die bijvoorbeeld gebaseerd zijn op een zogeheten limitatief imperatief stelsel (d.w.z. dat de regelgeving expliciet aangeeft hoe in bepaalde gevallen besloten moet worden; bijvoorbeeld t.a.v. een sloopvergunning). Bestaan en inhoud van een checklist als bedoeld kunnen bekend gemaakt worden zodat daar tevens een zekere preventieve werking van uit kan gaan. Potentiële indieners van bezwaarschriften zien tevoren duidelijk(er) dat hun kans op succes afwezig of nagenoeg afwezig is. Voorzichtigheid is overigens geboden bij het eventueel hanteren van een instrument als beoogd. Immers, in een rechtsstaat mag een en ander niet teweegbrengen dat er een niet legitieme ontmoediging van uitgaat om een bezwaarschrift in te dienen. Dat zou in strijd zijn met de Awb, respectievelijk de nadrukkelijke bedoeling van (onderdelen van) de wet.

6.2.3.

De vraag zou gesteld kunnen worden of het werken met een minder kwaliteitsniveau van het rechtsbeschermingsbedrijf een haalbare optie zou zijn. Dat lijkt een niet werkelijk begaanbare weg. Uit wet en jurisprudentie vloeit voort dat zorgvuldig met de inhoudelijke en procedurele afhandeling van ingediende bezwaarschriften moet worden omgegaan. Op ingediende bezwaaronderdelen moet gemotiveerd worden ingegaan, er moet, in het merendeel van de gevallen gehoord worden en er moet een verslag gemaakt worden van het horen. Een uiteindelijk heroverwegingsbesluit moet gedragen kunnen worden door de daaraan ten grondslag liggende motivering, die op haar beurt weer zal stoelen op het advies van de CBB. Een kwalitatief goed advies is dan ook nodig wil een heroverwegingsbesluit ten overstaan van de rechter standhouden. Niet aan de geschetste minimum juridische eisen voldoen, impliceert een bestuurlijk afbreukrisico en draagt tevens niet bij aan het beeld van een betrouwbare en zorgvuldig opererende locale overheid.

 

Conclusie:

Een pilot met de figuur van mediation is nuttig. Daartoe zullen drie zaken per kamer nader aangewezen worden. Een uitwerkingsvoorstel zal in de 1e helft van 2003 aangeboden worden. Ook het ontwikkelen van een checklist verdient nader onderzoek en uitwerking. Een dergelijke figuur zou behulpzaam kunnen zijn bij het vaker kunnen adviseren tot kennelijke niet-ontvankelijkheid of ongegrondheid, met name in die gevallen waarin sprake is van een limitatief imperatief stelsel in de regelgeving. De resultaten van een nader onderzoek kunnen in de 2e helft van 2003 tegemoet gezien worden. Het verminderen van het kwaliteitsniveau  van het rechtsbeschermingsbedrijf is, gelet op de terzake uit wet en jurisprudentie voortvloeiende eisen, niet een begaanbare weg.

 

 

 

6.3.

6.3.1.

Hiervoor zijn onder 4.2.1 financiële dekkingsvarianten gepresenteerd voor enerzijds een noodzakelijk gebleken, spoedeisende, structurele uitbreiding van het secretariaat van kamer I en anderzijds een, eveneens spoedeisende, tijdelijke uitbreiding i.v.m. het project WAKI.

 

Los van deze concrete situatie kan in de toekomst getracht worden, materieel, ook op andere wijze te kijken naar een werkaanbod dat de beschikbare menskracht aantoonbaar overstijgt. Twee uitersten laten zich als denkrichting benoemen. ’De achterkant van het gelijk’ wordt meebegroot (onderdeel projectkosten) aan het begin van een project of traject. Zoal mogelijk worden de gevolgen voor het rechtsbeschermingsbedrijf gekapitaliseerd. Bijvoorbeeld bij ingrijpende onderwerpen die voorspelbaar controversieel zijn. Ook kan sprake zijn van verscherpt beleid (handhaving) of nieuwe en ingewikkelde regelgeving. Een andere mogelijkheid is dat men niet vooraf meebegroot maar afwacht en kosten (incidentele inhuur derden) op basis van nacalculatie (hoewel binnen onze organisatie niet of weinig courant) in rekening brengt bij het cluster op wiens werkterrein de betreffende zaken speelden en daarover vanzelfsprekend achteraf verantwoording aflegt. Ook lijkt onder omstandigheden een combinatie niet ondenkbaar. Wanneer er sprake is van piekbelasting en deze kan niet opgevangen worden binnen de bestaande reguliere bezetting, zal in ieder geval extra ondersteuning ingehuurd moeten worden. Het daarvoor benutten van vacatureruimte, zoals bijvoorbeeld WIZ doet, bij o.a. JZ FAC is niet mogelijk. De omvang van JZ FAC laat dat niet toe. WIZ is aanzienlijk groter van omvang en kan gemakkelijker vrije ruimte benutten voor piekbelasting. Wel zou binnen JZ FAC gedacht kunnen worden aan het op het gebied van logistieke administratieve ondersteuning meer en nadrukkelijker inzetten van stagiaires in de eerder genoemde win-win situatie: de stagiaire leert en doet ervaring op enerzijds, de gemeente benut het resultaat van het verrichte werk. Daarmee kunnen bijvoorbeeld ook bepaalde ‘lose-ends’ bij de kamers op dit specifieke punt opgevangen worden. Niet alleen kan er vanzelfsprekend sprake kan zijn van te veel werkaanbod, gelet op de beschikbare menskracht, er kan ook sprake zijn van teruglopend werkaanbod. Wanneer zich een dergelijke situatie voordoet zal primair de oplossing gevonden moeten worden in vervangende werkzaamheden wanneer er sprake is van medewerkers die structureel in dienst zijn. Is er op onderdelen sprake van tijdelijke krachten dan lost de situatie zich zelf op door het aflopen van contracten wanneer het tijdelijk werk gedaan is.

 

6.3.2.

Naast de hiervoor ontwikkelde materiële denkrichting kan ook geredeneerd worden in termen van basispakket-maatwerk. Een dergelijke regeling zou uitgewerkt kunnen worden in het voorjaar van 2003 (zomernota) waar het betreft de toekomstige situatie. De structurele uitbreiding van het secretariaat van kamer I en het project WAKI, welke oplossingen vergen op korte termijn, blijven daarbij buiten beschouwing. Op beide punten zijn varianten voor een financiële dekking voorgesteld.

 

Conclusie:

Er moet over nagedacht worden hoe in de toekomst om te gaan met de gevolgen voor het rechtsbeschermingsbedrijf waar het betreft personele bezetting bij structurele of incidentele extra belasting op het punt van bezwaarschriften. Er lijken twee uiterste varianten denkbaar: vooraf meebegroten of in rekening brengen op basis van nacalculatie.

 

6.4.

Bij het vormgeven van het rechtsbeschermingsbedrijf in het NEON-model is er van uitgegaan dat het onderbrengen van de secretariaten van de diverse kamers van de CBB maar ook van de Gemeentelijke Ombudscommissie op één plek binnen de organisatie, te weten het vakteam JZ van het Cluster Facilitaire Dienstverlening, meerwaarde zou hebben. Die is er ook en is gerealiseerd. Er vindt overleg en afstemming plaats tussen de diverse secretarissen. Periodiek tijdens het secretarissenoverleg en op ad hoc basis waar nodig. Wanneer het kortstondig is, realistisch en overzienbaar wordt bijgesprongen bij het secretariaat van een andere kamer. De secretarissen zijn formeel werkzaam voor de CBB als zodanig. De bezetting is evenwel niet zodanig dat van volkomen communicerende vaten gesproken kan worden. Communicerende vaten in die zin dat structurele toename van het zakenbestand of forse incidentele piekbelasting zonder meer opgevangen kan worden binnen het geheel van het secretariaat van het rechtsbeschermingsbedrijf. Een beperkte en hiervoor geschetste overloopmogelijkheid bestaat tussen de kamers III en IV. Niet voor de kamers I en II. Dat volgt uit de analyse als weergegeven in deze notitie. Kortom: de in beginsel bestaande figuur van communicerende vaten kent zijn grenzen wat oplossend vermogen betreft. Om het aantal bezwaarschriften onder een aanvaardbaar te achten werkdruk af te kunnen handelen is deels op structurele en deels op incidentele basis extra menskracht noodzakelijk. Ook bij andere gemeenten als onderzocht is waarneembaar dat gedeeltelijke formatieuitbreiding door het gemeentebestuur is geaccordeerd, wegens een toenemend aantal bezwaarschriften.

Daarbij komt nog het volgende. Noodzakelijke toename van de formatie bij gemeenten neemt in dit tijdsgewricht sowieso in het algemeen toe. Oorzaken daarvan zijn de dualiseringsoperatie, het toenemende belang van handhaving en steeds ingewikkelder regelgeving [17]. Genoemde onderwerpen hebben ook gevolgen voor de “achterkant van het gelijk’, anders gezegd: de bezwaarschriftenprocedures en dus het rechtsbeschermings-bedrijf.

 

Conclusie:

De in beginsel binnen het secretariaat van de CBB bestaande figuur van communicerende vaten kent zijn grenzen wat oplossend vermogen betreft. Om het aantal bezwaarschriften op een aanvaardbaar te achten niveau van werkdruk  te kunnen afhandelen is deels op structurele en deels op incidentele basis extra budget nodig.

 

7. Afstemming.

In het kader van deze notitie wordt nog kort stilgestaan bij het onderwerp afstemming. Daarmee wordt bedoeld wie heeft welke rol, respectievelijk verantwoordelijkheid voor de werkprocessen binnen het rechtsbeschermingsbedrijf. Deze vraag is op zijn plaats gelet op de gebeurtenissen eind vorig jaar rond de afhandeling van de bezwaarschriften parkeren binnenstad/autoluw. Drie rollen kunnen genoemd worden. Die van beheersbaas en vakbaas

lijken toebedeeld te moeten worden aan het hoofd JZ FAC, daarbij ondersteund door de coördinator rechtsbeschermingsbedrijf. Het hoofd JZ FAC moet zorgen voor voldoende mensen en voldoende kwalitatieve mensen. De werkbaasrol hoort toe aan de voorzitter(s) van de kamers, respectievelijk de CBB als geheel. In een constructieve dialoog zullen zowel vanuit de CBB als vanuit de ambtelijke organisatie tijdig signalen uitgewisseld moeten worden over aanstaande (mogelijke) gevolgen voor de ‘case-load’ van het rechtsbeschermingsbedrijf. Op die manier kan, mede in overleg met de directeur FAC alsmede de betreffende portefeuillehouder en clusterdirecteur, ingespeeld worden op ontwikkelingen en kan voorkomen worden dat te laat en onnodig kleinere of grotere risico’s gelopen worden of over en weer onbegrip ontstaat. Een situatie die negatieve energie kost. Energie die beter gestopt kan worden in het afhandelen van extra werkvoorraad. In het kader van het werven van een nieuwe voorzitter voor de CBB is het voorgaande m.m. in het betreffende profiel verwoord en is tijdens de sollicitatiegesprekken nadrukkelijk op dit aspect ingegaan.

 

Conclusie:

De verantwoordelijkheden en taken die behoren bij de rollen beheersbaas, vakbaas en werkbaas moeten duidelijk zijn voor alle betrokkenen bij het rechtsbeschermingsbedrijf. Tijdig communiceren en tijdige afspraken op dit punt zijn noodzakelijk.

 

8. Voorstellen.

 

8.1. Resultaat benchmarking.

In te stemmen met het resultaat van de benchmarking zoals in deze notitie gehanteerd op het punt van het aantal door het secretariaat van de CBB per fte af te handelen bezwaarschriften.

 

8.2.  Uitbreiding secretariaat kamer I

Indien akkoord met 8.1. in te stemmen met een structurele uitbreiding van het secretariaat van kamer I CBB met 1,3 fte op jaarbasis (€ 89.000,-).

 

8.3. Financiële dekking

Een keuze te maken uit de in deze notitie (zie punt 4.2.1) gepresenteerde financiële dekkingsvarianten a, b of c ten behoeve van de benodigde structurele uitbreiding als bedoeld onder 8.2.

 

8.4. Project WAKI.

In te stemmen met het per 1 januari 2003 doen starten van het projekt WAKI (Wegwerken Achterstanden Kamer I) waartoe gedurende één jaar een tijdelijke uitbreiding van het secretariaat van kamer I CBB noodzakelijk is met 2 fte ten bedrage van eenmalig € 137.000,-

(schaal 10).

 

8.5. Financiële dekking.

In te stemmen met het vinden van de financiële dekking van de onder 8.4. genoemde tijdelijke uitbreiding in het ten laste brengen van de post Risico Bedrijfsvoering.

 

8.6. Pilot mediation.

In te stemmen met een pilot mediation in drie nader te bepalen zaken per kamer van de CBB, waartoe in de 1e helft van 2003 een uitwerkingsvoorstel zal worden aangeboden.

 

8.7. Checklist.

In te stemmen met het, in de tweede helft van 2003, doen van onderzoek naar de werkbaarheid van een checklist aan de hand waarvan bezien kan worden of een bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is.

 

8.8. Kwaliteitsvermindering.

In te stemmen met de vaststelling dat het verminderen van het kwaliteitsniveau van het rechtsbeschermingsbedrijf niet een gewenste optie is.

 

 

 

16 september 2002

EM

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 



[1] Bezwaarschriften op het gebied van belastingen worden in de lijn afgedaan. Dit vanwege de enorme

  aantallen (vele duizenden op jaarbasis).

[2] Het jaarverslag is bijgevoegd.

[3] Alle genoemde uren zijn op weekbasis.

[4] Er is sprake van een gering afrondingsverschil in het totaal van 1,2 uur.

[5] Een situatie die overigens ook wel in andere gemeenten voorkomt.

[6] DMZ: Dienst Maatschappelijke Zorg.

[7] Zie p. 22.

[8] Zie p. 22.

[9]   Uitgangspunt is de situatie vanaf 2000. De start van het NEON-model.

[10]  De cijfers zijn opnieuw op weekbasis.

[11]  Wegwerken Achterstand Terugvorderingen

[12] Waarvan 27 met behulp van secretarissen van andere kamers. In een enkel geval was er sprake

    van identieke bezwaren en er waren in 2001 meer intrekkingen. In 2000 werd er bovendien vijf keer

    minder vergaderd.

[13] Kamerstukken I, 1988-1989, 20 565, nr. 140a. p. 83-89.

[14] Bedoeld zijn hier beroepsprocedures bij de rechter. Daar is sprake van wettelijk geregeld, ver-

    schuldigd, griffierecht.

[15] Een belangrijk gegeven is vooral de eigen zwakke plekken te kennen.

[16] Vgl. het gestelde onder 3.1.

[17] Zie onderzoek Adviesbureau Berenschot (Staatscourant 10.09.02 p.1)