Paragraaf

Pagina

§ 1

Probleemstelling

1

§ 2

Oplossingen andere gemeenten

1

§ 3

Te kiezen oplossing

2

§ 4

Juridische toets

4

§ 5

Bestuurlijk klimaat

6

§ 6

Conclusie en vervolg

7

 

 

 

 

§ 1.  Probleemstelling

Het college heeft naar aanleiding van de parlementaire enquête inzake de bouwfraude de organisatie de opdracht gegeven na te gaan op welke wijze kredietbedragen vertrouwelijk kunnen blijven.

 

In de enquête over de bouwfraude wordt gewag gemaakt van (voor)kennis bij degenen, die inschrijven op een overheidsaanbesteding, op basis waarvan prijsafspraken gemaakt (kunnen) worden. Kennis kan men ontlenen ofwel aan documenten, zoals bij Delft de begroting, de Zomernota, en concrete kredietvoorstellen aan de raad ofwel aan persoonlijke contacten met ambtenaren. Dit laatste raakt het integriteitsbeleid en de wijze waarop het integer handelen geborgd wordt onder meer door maatregelen op het vlak van de administratieve organisatie (dit wordt in deze notitie niet verder besproken).

 

Omdat de genoemde stukken openbaar zijn, is de kans aanwezig dat deze informatie bekend wordt bij de marktpartijen die offerte moeten uitbrengen om een bepaalde opdracht te verkrijgen. Dit kan prijsopdrijvend werken of kan leiden tot prijsafspraken

 

Onderwerp van deze notitie is het verkennen van mogelijkheden om financiële bedrijfsinformatie in openbare gemeentelijke documenten te ‘beschermen’. Vooruitlopend op het rapport naar aanleiding van de bouwfraude enquête, heeft een werkgroep het probleem verkend, gebrainstormd over de mogelijke oplossingen en bij verschillende gemeenten geïnformeerd naar de wijze waarop zij deze kredieten ‘geheim’ houden. Vervolgens is een kleine werkgroep samengesteld die de notitie heeft voorbereid.

 

In de notitie wordt in eerste aanleg gesproken over werken en kredieten. De beschreven huidige en voorgestelde nieuwe werkwijze beperkt zich echter niet tot (kapitaals)werken, maar geldt ook voor leveringen en diensten. En heeft daardoor niet alleen betrekking op de kapitaaldienst met investeringen ten laste van kredieten en reserves, maar heeft ook betrekking op budgetten in de gewone dienst.

 

 

§ 2.  Oplossingen bij andere gemeenten

Bij de eerste oriëntatie op het vraagstuk is contact gezocht met een groot aantal gemeenten. Het probleem wordt lang niet door al die gemeenten onderkend. De werkwijzen om kredietbedragen vertrouwelijk te houden variëren van helemaal geen maatregelen nemen tot de onderstaande werkwijzen:

1.         Projecten worden geclusterd en er wordt gewerkt met verzamelposten.

2.         Indien krediet gevraagd wordt voor een project waarvoor geen (verzamel)post bestaat, wordt het kredietbedrag opgenomen in een vertrouwelijke side-letter.

3.         De kredietaanvraag wordt in delen gedaan, eerst een voorbereidingskrediet en later na de aanbesteding een uitvoeringskrediet. Het definitieve krediet wordt dus pas na de aanbesteding aangevraagd en vastgesteld.

4.         Bedragen worden pas achteraf openbaar gemaakt.

5.         Werken met totaalbedragen (bestaande uit meerdere componenten) voor een project. Deze bedragen worden dan wel openbaar gemaakt.

 

 

§ 3.  Te kiezen oplossing

De concrete vraag van het college is of er maatregelen denkbaar zijn op het vlak van de openbare financiële informatievoorziening.

 

§ 3.1 De huidige situatie                                              

Geïnteresseerde derden kunnen voorkennis ontlenen aan de volgende openbare documenten:

 

A.             Zomernota.
Geeft concreet het programma voor uitbreidingsinvesteringen (categorie 1, bestaand en nieuw) aan. Soms als individueel object, soms (in 1 bedrag) voor een reeks van objecten/activiteiten, soms als bijdrage van een groter geheel, waar ook anderen in participeren. Feitelijk geven alleen de geraamde investeringen voor de individuele objecten rechtstreekse ‘voorkennis’ aan geïnteresseerde aannemers/ontwikkelaars etc.

 

B.             De gemeentebegroting.
In de bijlagen van de gemeentebegroting is het totale investeringsplan (categorieën 1 t/m 3) concreet opgenomen.

Op begrotingsbasis wordt er al veel geclusterd, een goed voorbeeld daarvan zijn de jaarlijkse kredieten voor kademuren, riolering, asfalteren, bestraten, vernieuwen bruggen. Dit zijn raamkredieten, waar jaarlijks een programma op gemaakt wordt en vervolgens deels aanbesteed wordt. In de zin van ‘voorkennis’ is dit niet interessant. Dit geldt ook voor de in de begroting opgenomen staat van reserves en voorzieningen, ten laste waarvan investeringen gepleegd worden. Er zou echter wel van concrete ‘voorinformatie’ sprake zijn, als het programma in zijn geheel aanbesteed zou worden (wat volgens de aanbestedingsrichtlijnen eigenlijk ook de te volgen werkwijze is).

Alleen de op begrotingsniveau (zowel op de kapitaaldienst als de gewone dienst) opgenomen individuele objecten  met bijbehorende financiële informatie (kredieten/reserves/budgetten) geven op dit moment concrete ‘voorkennis’ aan geïnteresseerde derden.

 

C.             Meerjarenplan Grondbedrijf/MISV.
In deze documenten is in de regel geen sprake van een 1 op 1 relatie tussen werk en aanbestedingsbedrag

 

D.             En tot slot de beleidsnota’s/kredietvoorstellen.
Het komt in de praktijk geregeld voor dat er een (investerings-)voorstel gedaan wordt met een directe relatie van het werk en het gecalculeerde bedrag.
Deze situatie wordt in de praktijk beperkt omdat vaak al met clustering van objecten gewerkt wordt en/of voor de specifieke aanbesteding geen afzonderlijk krediet gevoteerd wordt (geldt bijv. voor onderhoud wegen, straten, pleinen). Inmiddels heeft het college in de afgelopen maanden bij een aantal kredietvoorstellen de nadere onderbouwing van de kostenraming als geheime bijlage (een side-letter) aan de commissie/raad ter beschikking gesteld.

 

§ 3.2 Ontwikkeling programmabegroting

Invoering van het duaal stelsel heeft gevolgen voor het besluitvormingsproces.

De raad is kaderstellend voor het (nieuwe) beleid, heeft het budgetrecht, het college bestuurt, en de raad controleert.

 

Het budgetrecht krijgt met de ontwikkeling van de programmabegroting voor de raad een meer globale betekenis. Qua reikwijdte/diepgang is de programmabegroting redelijk te vergelijken met de Zomernota. Naar de huidige opzet zal sprake zijn van  circa13 programma’s. De raad autoriseert op de totaal budgetten voor de verschillende programma’s (met mogelijk daarbinnen nog een aantal specifieke budgetten voor benoemde prioriteiten). Zodra zich daar wijzigingen in voordoen leidt dit tot begrotingswijzigingen voor de raad en de provincie (gedeputeerde staten). Dit zal zich nog verder moeten uitkristalliseren in de –eerste- programmabegroting voor 2004. Wel lijkt het een logisch gevolg dat de raad zich v.w.b. de financiën meer op de hoofdlijnen bezig houdt, en er zich ook minder begrotingswijzigingen (waaronder die voor kredietvoorstellen) in een jaar zullen voordoen.

 

En als dat gecombineerd wordt met een positieverschuiving voor de raad om vooral/meer beleidsinhoudelijk kaderstellend te zijn kunnen de onderwerpen van bovengenoemde kredietvoorstellen in de regel al in een eerdere fase (als onderdeel van een groter geheel) in een door de raad vast te stellen uitwerkingsrichting benoemd worden. De verdere concrete uitwerking incl. aanbesteding zou dan de bevoegdheid van het college kunnen zijn.

 

§ 3.3 Voorgestelde oplossing om bedrijfsinformatie te beschermen

Gelet de huidige praktijk en de te verwachten ontwikkeling m.b.t. de programmabegroting van de raad zou de volgende werkwijze toegepast kunnen worden:

 

In de Zomernota/programmabegroting worden de investeringen systematisch zodanig per programma gegroepeerd, dat er geen 1 op 1 relatie te leggen is naar latere aanbestedingen (bijvoorbeeld door afzonderlijke objecten wel te benoemen, maar te volstaan met enkele bedragen per programma). De eerste jaarschijf van het investeringsplan categorie 1 wordt bij vaststelling van de programmabegroting geautoriseerd.

Bij vaststelling van de gemeentebegroting/productbegroting wordt de eerste jaarschijf van het investeringsplan categorieën 2/3 in kredieten geautoriseerd. Ook hier wordt uitgegaan van groepsgewijze bundeling van objecten.

In documenten als de meerjarenramingen MRSV/MISV worden de bedragen eveneens geclusterd overeenkomstig de werkwijze bij de programmabegroting.


Daarnaast kan sprake zijn van separate investeringsvoorstellen. Bij raadsvoorstellen voor investeringen en bij bestedingsplannen kunnen de gedetailleerde investeringsbedragen “onder geheimhouding” ter inzage gelegd worden. Alleen het hoofdkrediet wordt in het raadsvoorstel genoemd.

 

Als deze werkwijze zo gevolgd wordt kan het college binnen deze kaderstelling van de raad de uitvoering/aanbesteding ter hand nemen. Dat kan in de praktijk bijvoorbeeld ook leiden tot aanvullende uitwerkingsvoorstellen als Programma’s van Eisen en financiële onderbouwingen. Deze kunnen dan in beginsel bij het college blijven berusten. Het college bericht wel voor zover aangewezen aan de commissie over opzet/voortgang/risico’s en resultaten. De financiële informatie kan dan op hoofdlijnen verstrekt worden. En daarnaast worden uiteraard reguliere documenten als de (tussentijdse) Beheersrapportage benut om daarover te rapporteren.

 

NB 1:

Een dergelijke wijze als bovenstaand vergt tenminste:

v        sturing/regie controlsector op de informatievoorziening aan de raad

v        systematische communicatie over beschikbaar geld voor specifieke aanbestedingen overeenkomstig de nu meer globale financiële opzet van openbare documenten

v        overeenstemming met budgethouders voor het groeperen van budgetten

 

NB 2:

Aanbestedingen kunnen zich ook voordoen binnen de ‘gewone dienst’. Ook hiervoor geldt dat autorisatie (van budgetten) via de programmabegroting plaatsvindt. De aanbesteding behoort vervolgens tot de besturende taak van het college. De financiële informatievoorziening aan commissie en raad kan op hoofdlijnen ingericht zijn.

 

 

§ 4. Juridische aspecten.

De vraag welke mogelijkheden er zijn om frauduleuze praktijken te weren, heeft ook juridisch Nederland de afgelopen periode bezig gehouden.

 

In een brief aan haar leden heeft de VNG verschillende instrumenten op een rij gezet. Veelal zijn die instrumenten te vinden in het aanbestedingsproces en wordt ook de Wet-BIBOB [1] genoemd. Verder doet de VNG aanbevelingen hoe landelijke modelregelingen aangepast zouden moeten worden.

 

Als Kamerstuk verscheen verder in het kader van de Enquête bouwnijverheid een rapport over juridische aspecten van aanbesteding, mededinging en contractering in de bouwnijverheid. Voor dit stuk geldt min of meer hetzelfde als voor de VNG ledenbrief.

 

§ 4.1 Het budgetrecht en de functie van de begroting

Wat opvalt, na lezing van de betreffende stukken, is dat er niet ingegaan wordt op de juridische mogelijkheden die een gemeente zou hebben om bijvoorbeeld middels een bepaalde begrotingstechniek, iets te doen aan het weren van praktijken als genoemd. Een complementaire oplossing als het ware.

 

Dat mag enerzijds enige verbazing wekken, anderzijds is hier vanzelfsprekend wel het budgetrecht van de raad aan de orde. In het Nota van toelichting bij het Besluit van 17 januari 2003 (Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten/Stb. 2003, 27), welk besluit gebaseerd is op art. 186 Gemeentewet, wordt over dit budgetrecht en de functie van de begroting het volgende opgemerkt:

 

            p. 19

Dit besluit beoogt zodanige eisen aan de genoemde documenten [2] te stellen dat gewaarborgd is dat de door diverse partijen benodigde informatie wordt geleverd. In de eerste plaats is dat de informatiebehoefte van provinciale staten respectievelijk de raad. De waarborging van de informatiebehoefte van deze organen staat bij dit besluit voorop, omdat het budgetrecht een van de belangrijkste rechten van provinciale staten respectievelijk de raad is. In de tweede plaats hebben burgers en maatschappelijke organisaties recht op informatie. In principe moet de informatie voor provinciale staten en de raad ook in die behoefte kunnen voorzien. Voorts hebben gedeputeerde staten en het college informatiebehoeften met het oog op hun taak de provincie of gemeente te besturen. Tenslotte, hebben diverse derden informatiebehoeften: toezichthouders, voor het beoordelen van de sluitendheid van de begroting en de rekening; het rijk voor de evaluatie van het provincie- en gemeentefonds en de financiële verhouding in een breder perspectief en het CBS, vanwege de behoefte aan informatievoorziening op macro-economisch niveau en op europees niveau.

 

              p. 30

Gemeenten hebben behalve een jaarrekening/verslag een openbare begroting. Dit betekent dat de begrotingscyclus essentieel is voor overheden in tegenstelling tot bedrijven. De begroting heeft onder meer een allocatie- en autorisatiefunctie, waardoor de begroting leidend is (ten opzichte van de rekening). Dit betekent dat door het vaststellen van de begroting de raad afweegt welke activiteiten hij het belangrijkste vindt en dat de raad het college machtigt tot het doen van uitgaven tot een bepaald bedrag voor een bepaald onderwerp. De allocatie- en autorisatiefunctie van de raad zijn twee fundamentele onderdelen van het budgetrecht, waarvan het belang in het duale stelsel wordt aangescherpt. Het is daarbij essentieel dat de begroting transparant is. Duidelijk moet worden aangegeven waar het geld aan uitgegeven zal worden, waarvoor reserves opgebouwd gaan worden en welke inkomstenstijgingen eventueel nodig zijn. Behalve transparantie bij de begroting is ook transparantie bij de jaarstukken nodig. Dit vanwege de verantwoordingsfunctie. De relatie tussen de begroting en de jaarstukken krijgt vorm door middel van de identieke opzet van begroting en jaarstukken.

 

p. 39

Omdat gemeenten een eigenstandig kader krijgen is het bovengenoemde artikel vervangen door een artikel [3] dat bepaalt dat het inzicht van de raad voorop staat

 

Het hiervoor genoemde besluit heeft tot gevolg dat vanaf 2004 de gemeentelijke begroting aan de betreffende in het besluit opgenomen voorschriften moet voldoen. Het biedt dus een behoorlijk actueel kader.

 

Over de vraag of vaststelling en wijziging van de begroting en vaststelling van de jaarrekening in het openbaar moeten geschieden, kan tenslotte geen misverstand bestaan. Het antwoord luidt bevestigend en vloeit voort uit het bepaalde in art. 24, onderdeel b van de Gemeentewet.

 

§ 4.2 Juridische visie m.b.t. de voorgestelde oplossing

Wanneer nu gekeken wordt naar de hiervoor onder § 3 genoemde mogelijke oplossing, dan kan vastgesteld worden dat het groeperen per programma in juridisch opzicht past binnen het besluit als genoemd. Strijd met de letter van het besluit lijkt in ieder geval niet aanwijsbaar. Maar ook wat strekking betreft zal bezwaarlijk volgehouden kunnen worden dat de voorgestane oplossing juridisch niet valide en verdedigbaar zou zijn. Het budgetrecht van de raad wordt niet aangetast en het inzicht van de raad blijft bestaan. Zeker wanneer projecten  afzonderlijk genoemd blijven worden en de raad in vertrouwelijk commissieverband of anderszins op vertrouwelijke wijze over concrete kosten en kostenopzet van een project wordt geïnformeerd. Wat voor aanbesteding van werken geldt, is vanzelfsprekend ook van toepassing op leveringen en diensten. Nader onderzoek zal moeten plaatsvinden wat het groeperen per programma betekent voor de vraag op welke wijze vastgesteld wordt of wel of niet aanbesteed moet worden. Anders gezegd, hoe bepaald wordt of wel of niet de bestaande richtlijnenlimiet overschreden wordt en aanbesteding moet plaatsvinden.

 

De afdeling Financieel Toezicht Gemeenten van de Provincie is door de gemeente geraadpleegd voor haar standpunt m.b.t. de in publieke (beleidscyclus-)documenten op te nemen kredietinformatie, en de informatievoorziening aan de raad bij individuele investeringsvoorstellen. De afdeling heeft geen bezwaar tegen een meer groepsgewijze indeling bij de Programmabegroting (en de begrotingswijzigingen daarop). De afdeling Financieel Toezicht Gemeenten is ook akkoord met de vertrouwelijke inzage voor de raad van gedetailleerde investeringsvoorstellen, zolang de raad in het openbaar blijft besluiten over de votering van investeringskredieten.

 

Gelet op deze opstelling van de Provincie is er vanaf gezien de in deze notitie beschreven oplossing nog verder te toetsen bij het rijk (bijv. via de nieuwe  commissie voor het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten) en de VNG.

 

§ 5  Bestuurlijk primaat.

Hoewel er vanuit juridisch oogpunt ruimte lijkt te bestaan om met de voorgestane oplossing aan de slag te gaan zal het standpunt van de raad zelf vanzelfsprekend doorslaggevend zijn. Het gaat immers over zijn budgetrecht en inzicht. Daarbij komt dat de raad zich vermoedelijk ook zal afvragen of het voorgestane middel redelijkerwijs proportioneel te achten is voor het gesignaleerde probleem en of niet volstaan kan en moet worden met de door VNG en Enquêtecommissie bouwnijverheid genoemde oplossingen en het afwachten van de resultaten van de voorgestane verbetertrajecten en het benutten van de dan bestaande instrumenten.

 

Verder zal de raad ongetwijfeld een antwoord willen zien op de vraag of überhaupt vastgesteld kan worden of en zo ja in welke mate de nieuwe begrotingstechniek zal voorkomen, dat er niet toegestane onderlinge prijsafspraken gemaakt worden waar een kostenopdrijvend effect van is uitgegaan en waardoor de gemeente benadeeld is en schade geleden heeft.

 

§ 6.  Conclusie en vervolg

De huidige praktijk laat zien, dat het ‘probleem’ op zichzelf beschouwd beperkt in omvang is. Op dit moment worden al veel werken aanbesteed zonder dat daar eerst een specifiek kredietvoorstel aan de raad gedaan wordt. In de regel is daarvoor of een raamkrediet beschikbaar of vindt de bestuurlijke besluitvorming pas plaats nadat offertes zijn ingewonnen.

 

In het kader van de dualisering zal de raad onder meer via de programmabegroting (die voor het eerst opgesteld gaat worden voor de periode 2004-2008) meer kaderstellend en meer op hoofdlijnen het beleid vaststellen. Het college vervult dan de bestuurlijke taak voor de uitvoering incl. de eventuele aanbesteding van werken, leveringen en diensten. In aanvulling hierop is te verwachten, dat er vanaf 2004 ook minder begrotingswijzigingen aan de raad voorgelegd zullen moeten worden. Dat laat onverlet dat het college de raad wel informeert c.q. overleg voert m.b.t. beleidsuitvoering.

 

Uitgegaan wordt van een systematische groepering van investeringen/bestedingen per programma in de documenten programmabegroting, gemeentebegroting, en de meerjarenramingen MRSV/MISV. Door deze groepering is er geen 1 op 1 relatie te leggen naar latere aanbestedingen. Daarnaast kan sprake zijn van separate voorstellen. Bij raadsvoorstellen voor investeringen en bij bestedingsplannen zullen de bedragen “onder geheimhouding” ter beschikking worden gesteld.

 

Het groeperen per programma past in juridisch opzicht binnen het Besluit ‘begroting en verantwoording provincies en gemeenten’. Het budgetrecht van de raad wordt niet aangetast. Ook de afdeling ‘financieel toezicht’ van de provincie is deze mening toegedaan.

 

Advies:

Aan het college wordt nu voorgesteld:

a.              De programmabegroting leidend te laten zijn voor een meer globale systematische groepering van kredieten en votering van raamkredieten.

b.              Bij specifieke investeringsvoorstellen aan de raad het investeringsbedrag en bijbehorende nadere onderbouwing van de kostenraming als geheime bijlage (een side-letter) aan commissie en raad ter beschikking te stellen.

c.              De raad over deze werkwijze informeren (overeenkomstig de bij behandeling Zomernota 2003-2006 gedane toezegging)

d.              Het GMT verzoeken nadere maatregelen te treffen cq afspraken te maken in de Delftse organisatie voor de presentatie (volgens de nieuwe werkwijze) van financiële informatie in zowel de algemene beleidsdocumenten als in specifieke investeringsvoorstellen en bestedingsplannen

e.              Over 2 jaar (vòòr de programmabegroting 2006-2009) evalueren op de werkbaarheid (ambtelijk/politiek-bestuurlijk) en de externe werking van de voorgestelde oplossing.

 

Delft 13 maart 2003.

Jean Lautenslager, Eric Moesker,Ton van Doorn, Bert den Uijl.



[1] Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur.

[2] Bedoeld zijn begroting, begrotingswijzigingen, meerjarenraming, jaarrekening en jaarverslag.

[3] Bedoeld is art. 3.