In februari
2003 is de gemeenteraad akkoord gegaan met de Beleidsnota BTW-Compensatiefonds
deel 1 en de bijbehorende wijziging van de begroting 2003. In deze nota zijn
doel en werking van de Wet op het BTW-Compensatiefonds toegelicht, is het
proces uiteengezet en zijn de financiële consequenties voor Delft aangegeven.
Tevens is aangegeven dat enkele onderdelen in de begroting nog niet konden
worden aangepast omdat daarvoor eerst de jaarrekening 2002 afgesloten moest
worden.
Deze fase
is nu afgerond.
Doel van de
voorliggende beleidsnota is besluitvorming over de resterende wijziging van de
begroting als gevolg van de invoering van het BTW-Compensatiefonds en over te
nemen vervolgstappen. Daarbij gaat het met name om de wijze waarop de
ontwikkeling in de budgetten gevolgd en beheerst kan worden door middel van
monitoring. Aan de raad wordt voorgesteld een gewijzigde netto begroting 2003
vast te stellen.
In de
beleidsnota komen aan de orde:
1.
Toelichting
op het netto maken van de resterende onderdelen van de begroting
2.
Financiële
consequenties van deze stap: het financieel beeld
3.
Monitoring
Voor
belastingactiviteiten is bepalend wat er in de werkelijke exploitatie gebeurt.
De omvang van de BTW-belaste omzet bepaalt welke aftrek of compensatie kan
worden verkregen. Om het budget zo goed mogelijk beheersbaar te houden, zijn in
de begroting aannames gedaan over de te verwachten compensatie en aftrek en de
gevolgen van de invoering van het BTW-Compensatiefonds. Dit is het “netto
maken” van de begroting.
De eerste
stap bestond uit het verlagen van de budgetten op de gewone dienst en op de
kostenplaatsen. Deze begrotingswijziging is goedgekeurd door de raad in
februari 2003.
De tweede
stap bestaat uit het verlagen van de kapitaallasten (inclusief aanpassing
activa-administratie) en de uitname uit reserves en voorzieningen. Daarnaast
vindt nu de definitieve doorbelasting van de kostenplaatsen naar de
kostendragers (subfuncties gewone dienst) plaats.
De gevolgen
voor de gewone dienst zijn verwerkt in bijgaande gewijzigde netto begroting
2003 (zgn. 2e editie netto begroting). Voor de aanpassing van
reserves en voorzieningen wordt een afzonderlijke begrotingswijziging gemaakt.
Deze aanpassing heeft verder geen invloed op bijgaande nieuwe netto begroting
van baten en lasten.
Overhevelingen
van budgetten uit 2002 zullen netto worden gemaakt in de begrotingswijziging
waarmee zij in 2003 in de begroting worden opgenomen.
Zoals in
het eerste deel van de Beleidsnota is aangegeven valt 51% van de activa onder
de werkingssfeer van het BTW-Compensatiefonds. In de nettobegroting is bij deze
activa (met aanschafdatum voor 2003) een gemiddeld percentage BTW uitgenomen,
te weten 14,5%. Voor nadere toelichting op de gevolgde systematiek wordt
verwezen naar het eerste deel van de Beleidsnota.
De uitkomst
van deze uitname is nagenoeg gelijk aan de aanname in het eerste deel van de
Beleidsnota.
De
kostenplaatsen zijn volgens standaardbegrotingssystematiek doorgerekend.
Daarbij valt het veronderstelde positief effect € 139.000 lager uit. Een deel
hiervan wordt verklaard doordat de doorbelasting belandt op de kapitaaldienst. Verder is bij “verhuurde gemeentelijke
eigendommen” de voorziening ten onrechte gekoppeld aan de kostenplaats in
plaats van aan de subfunctie. Daardoor valt het positief effect van de
doorbelasting € 69.000 lager uit. Dit punt
zal worden betrokken bij de monitoring.
Over de
uitname van reserves en voorzieningen is een afzonderlijk voorstel ter
kennisname aan het College voorgelegd.
Van de
reserves en voorzieningen is de nieuwe waarde bepaald conform de uitgangspunten
van de beleidsnota BCF-I. Bij reserves en voorzieningen die qua aanwending
geheel onder het regime van het BTW-Compensatiefonds vallen, is 10% uitgenomen
(=verlaagd). Bij reserves en voorzieningen met een gemengd karakter is 4%
uitgenomen. In totaal zijn door deze acties de reserves en voorzieningen
verlaagd met € 3.172.868. Dit bedrag wordt ingebracht in de Egalisatiereserve
BCF (via een afzonderlijke begrotingswijziging).
In deel I
van de beleidsnota BCF was een uitname voorzien van € 2,2 miljoen. De
werkelijke uitname is dus € 0,9 mln. meer. Het gevolg voor de exploitatie is
dat er meer rente-inkomsten op reserves
en voorzieningen worden gederfd. Daar staat tegenover dat de Egalisatiereserve
BCF groter wordt en de rente-inkomsten dus niet zo negatief uitvallen als
aangenomen in de eerste Beleidsnota BCF. Het zijn communicerende vaten; beide
effecten heffen elkaar op.
In de
Beleidsnota BCF I was een overzicht opgenomen van het financieel beeld. Dit
overzicht is weer opgenomen op pagina 3. Nu worden hierin ook de financiële
gevolgen van de tweede stap voor de exploitatie weergegeven in de kolom
definitieve begroting 2003. Voor toelichting op deze kolom wordt verwezen naar
hetgeen hiervoor reeds is gemeld.
Tevens is
opgenomen wat de gevolgen zijn voor de Egalisatiereserve BCF.
Na
doorrekening blijkt het positieve effect € 144.000 lager te zijn dan
aanvankelijk aangenomen. Het uiteindelijke effect op de exploitatie is nog
steeds positief: € 100.000.
Het risico
blijft echter ca. € 400.000. Het uiteindelijk effect op de exploitatie 2003 zou
dus uit kunnen komen tussen de +€
100.000 en -€ 300.000.
De
Egalisatiereserve BCF is € 900.000 minder negatief.
De gevolgen
voor de exploitatie zijn verwerkt in de bijgaande netto begroting 2003 (2e
editie). Daarbij is er van uitgegaan dat dit de aangepaste begroting is per
1-1-2003. Afzonderlijke begrotingswijzigingen die hebben plaatsgevonden tussen
1-1-2003 en nu zijn niet verwerkt in deze begroting, maar zijn uiteraard wel
geldig.
De gevolgen
voor de reserves en voorzieningen worden bij afzonderlijke begrotingswijziging
verwerkt.
|
|
|
Lagere lasten exploitatie per 2003 |
stand febr. 2003 |
definitieve begroting 2003 |
|
|
|
Lagere
lasten directe prestaties |
€
5.727.071,00 |
€ 5.727.071,00 |
Lagere
lasten indirecte prestaties |
€
1.317.886,00 |
€ 1.317.886,00 |
Lagere
kapitaallasten |
€
1.515.814,00 |
€ 1.515.814,00 |
Totaal |
€
8.560.771,00 |
€
8.560.771,00 |
Extra
structurele uitvoeringskosten BCF -/- |
€ 158.163,00 |
€ 158.163,00 |
Totaal lagere lasten |
€ 8.402.608,00 |
€
8.402.608,00 |
|
|
|
Lager
positief effect verlaging kapitaallasten |
|
€
4.860,00 |
Lager
positief effect doorberekening kostenplaatsen |
|
€
139.029,00 |
Totaal
lager positief effect |
|
€ 143.889,00 |
|
|
|
Totaal
lagere lasten |
|
€ 8.258.719,00 |
|
|
|
Lagere baten exploitatie per 2003 |
|
|
|
|
|
Uitname
Algemene uitkering (storting in Egalisatiereserve BCF) |
€
7.908.161,00 |
€ 7.908.161,00 |
Lagere
rente-inkomsten als gevolg van negatieve egalisatiereserve BCF |
€ 150.000,00 |
€
100.000,00 |
Derving
rente-inkomsten gewone dienst als gevolg van verlagen reserves en
voorzieningen |
€ 100.000,00 |
€
150.000,00 |
Totaal lagere baten |
€ 8.158.161,00 |
€
8.158.161,00 |
|
|
|
Effect op de exploitatie 2003 |
€ 244.447,00 |
€ 100.558,00 |
|
|
|
Risico
BTW-tussenrekening |
€ 428.000,00 |
€ 428.000,00 |
Effect in verband met te vormen
Egalisatiereserve BCF |
|
|
|
Beschikbaar
wegens latere uitname Algemene Uitkering |
€ 7.908.161,00 |
Uitname
bestemmingsreserves en voorzieningen |
€
3.172.868,00 |
|
€ 11.081.029,00 |
Benodigd
bedrag voor afschrijving activa |
€ 13.775.000,00 |
nog
aftrekken incidentele kosten (liquiditeiten) |
€ 400.000,00 |
Verwacht
effect Egalisatiereserve BCF |
€ 3.093.971,00- |
Nu de
begroting is aangepast aan het veronderstelde BCF-effect is het zaak om in de
loop van het jaar vast te stellen of de uitgenomen bedragen in het traject van
de bruto begroting naar de netto begroting overeenkomen met hetgeen zich in de
werkelijkheid van 2003 afspeelt. Dit proces heet monitoring.
Het belang
van monitoring is om de ontwikkeling van de uitgaven en de toepassing van de
BCF-regels goed te bewaken. Budgethouders kunnen bij het netto maken van de
begroting te veel of te weinig netto budget hebben gekregen. De
kostenontwikkeling kan anders zijn dan verondersteld. Grote overschrijdingen
zijn geen denkbeeldig risico in deze nieuwe situatie. Tijdige bijstelling van de begroting houdt de financiële
huishouding beheersbaar.
De
monitoring in 2003 zal zich richten op echte fouten en grote afwijkingen die
correctie behoeven, zowel aan de positieve als aan de negatieve zijde. Meer
gedetailleerde monitoring vindt plaats bij de analyse van de jaarrekening 2003.
Het is de
bedoeling de monitoring voort te zetten gedurende de hele periode van
implementatie van het BCF (tot 2007), als onderdeel van de analyse van de
jaarrekening en de beheerrapportages.
Monitoring
vindt zowel plaats op het niveau van budgetten van vakteams en sectoren als op
niveau van de gemeente als totaal. Voor wat betreft dat laatste is ook de
ontwikkeling bij de rijksoverheid van belang. Vanuit het rijk worden de
ontwikkelingen op BCF-gebied gemonitord
met het oog op het vaststellen van de compensatie (100% of minder) en de
bodemvoorziening voor nadeelgemeenten. Dat zou kunnen leiden tot minder
compensatie of wijziging van de uitname.
De
monitoring van BCF wordt gekoppeld aan gepaste momenten in de jaarcyclus om zo
min mogelijk dubbel werk te doen. Met name zijn dat de beheerrapportages en de
jaarrekening.
De
uitvoering van het BCF in de praktijk wordt bijgehouden via de maandelijkse
informatievoorziening aan budgethouders. Deze heeft een signaalwerking naar
budgethouders en controllers.
Het
zwaartepunt in de monitoring komt te liggen op de tweede rapportage in oktober
2003. Dan is er voldoende zicht op de ontwikkeling van de uitgaven om een
bruikbare prognose te maken voor het resultaat 2003 en heeft het nog zin om tot
bijstelling over te gaan. Dit is het enige moment waarop tussentijds tot
bijstelling wordt besloten.
Door
externe adviseur CGEY is een geautomatiseerde methodiek ontwikkeld om
afwijkingen van de begroting als gevolg van een veranderde BTW-situatie te
kunnen onderkennen. De veronderstelde
BTW wordt vergeleken met de in werkelijkheid geboekte BTW. Deze afwijkingen
zijn aanknopingspunt voor analyse door budgethouders, samen met financieel
adviseurs en controllers. Met name wordt aandacht besteed aan de volgende
punten:
1.
afwijkingen
in volume omzet (meer of minder uitgaven dan begroot)
2.
afwijkingen
in kostensoort (van onbelast naar belast v.v., bijvoorbeeld inhuur in plaats
van eigen personeel)
3.
gesloten
circuits, reserves en voorzieningen
Tevens wordt een prognose gemaakt voor het
resultaat 2003.
Evidente
fouten (zoals uitname bij IZA-premies) en substantiële verschillen worden
gecorrigeerd door middel van een begrotingswijziging in oktober. Daarbij wordt
wel gestreefd naar een budgettair neutrale wijziging.
Gezien het
tijdstip van monitoring kunnen deze substantiële verschillen niet meer worden
meegenomen in de opstelling van de begroting 2004. Maar eerder kunnen ze niet
worden gesignaleerd. Dat betekent dat er ook nog een tussentijdse wijziging in
2004 zal moeten plaatsvinden.
Het extra
werk dat de monitoring meebrengt, zal gezien het gebrek aan eigen capaciteit,
zeker in de begrotingsperiode, en de noodzaak van overdracht van
specialistische kennis, worden uitbesteed aan de reeds ingehuurde extern
adviseur CGEY. De benodigde ondersteuning wordt vooralsnog geraamd op 30 dagen.
Hiervoor is offerte gevraagd. De kosten hiervan komen ten laste van het reeds
beschikbaar gestelde krediet uitvoeringskosten. Dit krediet is toereikend. Er
is nog €350.000 beschikbaar.
Een van de
punten uit de Beleidsnota BCF 1 was het voeren van overleg met de
Belastingdienst. Tot nu toe heeft slechts een gesprek plaatsgevonden waarbij
van de zijde van Delft is toegelicht hoe de invoering van BCF-regelgeving is
uitgevoerd. Door de inspecteurs van de Belastingdienst is gemeld dat er
voorlopig geen uitspraken worden gedaan of afspraken worden gemaakt over de
handelwijze van de gemeente. In het vierde kwartaal van 2003 zal de
Belastingdienst boekenonderzoek doen. Aan de hand van de uitkomsten van dit
onderzoek kunnen uitspraken worden gedaan en afspraken worden gemaakt.
De
opstelling van de fiscus blijft dus een risico.
1.
Instemmen
met de wijziging van de brutobegroting in de 2e nettobegroting 2003.
2.
De 2e
nettobegroting 2003 voorleggen aan de gemeenteraad en als begrotingswijziging
laten vaststellen in de raadsvergadering van
mei. Deze nota te bespreken in de commissie middelen van 8 mei 2003.
3.
Kennisnemen
van de aanpak van de monitoring en de stand van zaken van het
implementatieproces