Geachte leden van de commissie Middelen en Bestuur
In juni jl. heb ik u toegezegd een richtinggevende
discussie voor te bereiden, waarvan de uitkomst moet leiden tot input voor de
voorbereiding van de regeling
burgerinitiatief. Bijgaand treft u een notitie waarmee ik beoog een aanzet tot
deze discussie te geven door een aantal vraagpunten rond een voor te stellen
regeling te benoemen. Bij de notitie zijn twee
inrichtingsvarianten (de modelverordening van de VNG en de methode opnemen in
het RvO, toegepast in Amersfoort) als bijlage gevoegd.
1.
richtinggevende
discussie in commissie Middelen en Bestuur
2.
op
basis van de uitkomsten van de discussie wordt o.v.v. de burgemeester door mij
een concept raadsvoorstel en voorlopig concept raadsbesluit voorbereid. Ik word hierin technisch
bijgestaan door afdeling Juridische Zaken
3.
concept
raadsvoorstel en –besluit wordt voor advies aan college van B&W voorgelegd.
4.
met
de verwerking van de adviezen wordt een raadsvoorstel en conceptraadsbesluit
opgemaakt en na advies van de commissie Middelen en Bestuur voor besluitvorming
aangeboden aan de raad.
Het
burgerinitiatief een uitgewerkte vorm van het petitierecht. Het verschilt ervan
doordat de raad zich verplicht door burgers - procedureel correct - ingediende
onderwerpen of voorstellen op zijn agenda te zetten en te behandelen.
Onderwerpen die de gemeenteraad naar idee van de burger zou moeten agenderen,
maar die door de raad (nog) niet zijn opgepakt, kunnen met inachtneming van
bepaalde voorwaarden op de raadsagenda worden geplaatst. De raad moet
vervolgens over dit punt beraadslagen, mits aan de gestelde voorwaarden is
voldaan.
Het
burgerinitiatief past goed in het versterken van de vertegenwoordigende functie
van de raad; één van de beoogde effecten van de dualisering. Hoewel raadsleden
met het recht van initiatief mogelijkheid hebben om signalen uit de samenleving
te vertalen in concrete voorstellen biedt burgerinitiatief burgers mogelijkheid
dit direct te doen, waarmee burgers op dit punt minder afhankelijk worden van
hun vertegenwoordigers.
Het
burgerinitiatief is geen “volksinitiatief”, deze laatste term wordt doorgaans
gebruikt voor het recht van burgers om over een door hen geformuleerd voorstel
direct een bindend referendum onder de bevolking te houden. Burgerinitiatieven
zijn voorstellen die op de agenda van de raad worden geplaatst, mits aan de
procedurele en inhoudelijke vereisten is voldaan. Er vindt vervolgens reguliere
besluitvorming in de raad plaats en geen referendum.
Naast
een eenvoudige en heldere procedure dient de gemeentelijke regeling
vanzelfsprekend een aantal andere procedurele en inhoudelijke eisen te bevatten.
Het gaat dan onder andere om eisen met betrekking tot de ondersteuning van het
voorstel en de initiatiefgerechtigdheid. Ook is aandacht voor de gevolgen die
optreden indien niet aan deze voorwaarden wordt voldaan. Van groot belang is de
wijze waarop aan de burgers duidelijk wordt gemaakt dat zij gebruik kunnen
maken van deze mogelijkheid.
Het
initiatief bepaalt mede de onderwerpen van discussie in het vertegenwoordigend
orgaan en tast daardoor in zekere zin de bevoegdheid de eigen agenda vast te
stellen aan. Om die reden is het gerechtvaardigd het initiatief aan voorwaarden
te binden.
Een
zestal vraagpunten:
1.
De eerste vraag die voorligt is de vraag waaruit het burgerinitiatief kan en
mag bestaan. Hier ligt een keuzemogelijkheid. De raad heeft de keuze uit het
agenderen van een onderwerp (eventueel inclusief een voorstel) en het agenderen
van een concreet voorstel.
Als
wordt gekozen voor een voorstel betekent dit dat indieners alleen een
uitgewerkt initiatiefvoorstel kunnen indienen. In dit geval ligt het voor de
hand de griffie beschikbaar te stellen voor bijstandverlening op het punt van
formele vereisten.
Als
ervoor wordt gekozen dat ook een onderwerp geagendeerd mag worden dan hoeft dat
niet vergezeld te gaan door een concreet voorstel. In dat geval moet er een
voorstel nog worden opgewerkt en de vraag is wie daarvoor dan verantwoordelijk
is. Daarvoor zou de voorzitter van de raad kunnen worden aangewezen, maar dan
is wel verruiming van de termijnen tot aan de behandeling nodig.
2.
Tweede punt is of in principe alle onderwerpen voorwerp van een
burgerinitiatief mogen zijn, of dat onderwerpen worden uitgesloten. De gemeente
Utrecht heeft er bijvoorbeeld voor gekozen het initiatief te beperken tot de
directe leefomgeving. Andere mogelijkheid is bijvoorbeeld om
uitsluiting-gronden toe te passen die ook gelden bij het referendabel zijn van
een besluit;
zie artikel 5
lid 3 en 4 van de Niet-correctieve Referendumverordening Delft 2002.
Lid 3 stelt: De volgende
concept‑besluiten kunnen in ieder geval geen onderwerp zijn van een
referendum:
a. besluiten
gericht op het voor kennisgeving aannemen van stukken;
b. de
vaststelling en wijzigingen van de begroting;
c. de
vaststelling en wijziging van gemeentelijke belastingen en tarieven;
d. besluiten
van de raad als beroepsinstantie;
e. besluiten
met betrekking tot het voeren van rechtsgedingen;
f.
besluiten over individuele aangelegenheden als
benoemingen, ontslagen, schorsingen van personen;
g. besluiten
over schenkingen en kwijtscheldingen;
h. besluiten
over (geldelijke) voorzieningen voor ambtsdragers en gewezen ambtsdragers en
hun nabestaanden;
i.
besluiten aangaande privaatrechtelijke
overeenkomsten met derden; besluiten ter uitvoering van een besluit van een
hoger bestuursorgaan of hogere regelgever waaromtrent de raad geen beleidsvrijheid
heeft;
j.
voorbereidingsbesluiten in het kader van de Wet op
de Ruimtelijke Ordening;
k. besluiten
in het kader van de ruimtelijke ordening die onderworpen zijn aan c.q.
onderdeel uitmaken van een wettelijk geregelde procedure en waarbij die
procedure zich niet verdraagt met een referendum;
l.
besluiten in het kader van deze verordening;
m. Besluiten
welke dienen ter uitvoering van besluiten waarover al eerder een referendum
heeft plaatsgevonden.
Lid 4 stelt: Tevens
kunnen de volgende concept-besluiten geen onderwerp van referendum zijn:
a. besluiten
waarover op grond van artikel 8, eerste en tweede lid, Tijdelijke referendumwet
een referendum kan worden gehouden;
b. besluiten
waarover op grond van artikel 8, derde lid, Tijdelijke referendumwet geen
referendum kan worden gehouden.
3.
Derde punt van discussie is de mate waarin een voorstel of onderwerp steun
onder de bevolking moet hebben. Het ligt voor de hand dat het initiatief een
zekere aantoonbare steun onder de bevolking heeft. Dat kan bijvoorbeeld door
als vereiste een lijst met een nader te bepalen aantal handtekeningen van
ondersteuners te stellen. De hoeveelheid van die ondersteuners kan de gemeente
zelf vaststellen. Bij de modelbepalingen van de VNG zijn ter indicatie de
drempels uit de Tijdelijke Referendumwet opgenomen. Hierin is gemeenten met een
inwonertal tussen de 40.001 – 100.000
kiesgerechtigden één categorie, waarvoor geldt: 0,5% van de kiesgerechtigden, met een maximumdrempel van 300
kiesgerechtigden. Ingeval gekozen wordt het agenderen van een onderwerp (dus
zonder uitgewerkt voorstel) mogelijk te maken, dan kan overwogen worden om
lagere grenzen te hanteren dan in het andere geval. De raad heeft immers dan nog
de volle beslisruimte
4.
Andere vraag is wie kunnen een burgerinitiatief indienen en ondersteunen? Er
zijn verschillende mogelijkheden voor de groep initiatiefgerechtigden. Er kan
gekozen worden voor de burgers die kiesgerechtigd zijn bij de
gemeente-raadsverkiezingen. Niets staat echter een verruiming van het
potentieel initiatief gerechtigden in de weg. Zo kan bijvoorbeeld de
leeftijdsgrens voor initiatiefgerechtigdheid tot zestien jaar verlaagd worden,
of de mogelijkheid worden uitgebreid voor personen die niet kiesgerechtigd zijn
in Delft, maar wel een economische binding hebben.
5. Ook moet bezien worden wat de gevolgen zijn als
niet aan de voorwaarden is of wordt voldaan of niet wordt aangenomen. De vraag
is of in een regelgeving een grens gesteld moet worden aan het aantal keren dat
een onderwerp kan worden ingebracht of dat het moet worden verboden om een
onderwerp dat eenmaal is afgewezen opnieuw in procedure te brengen.
6. Het is
mogelijk om in een regelgeving formele eisen op te nemen ten aanzien van de
wijze waarop burgers op dit recht gewezen worden. Opnemen borgt de publicatie over dit onderwerp, maar het
verstart en formaliseert diezelfde publicatie, hetgeen als een nadeel gezien
kan worden.
Na
duidelijkheid te hebben over voorgaande vraagpunten moet gekeken worden naar de
basisvormgeving van de regeling met betrekking tot het burgerinitiatief.
Mogelijkheden zijn kiezen voor een zelfstandige verordening (zie bij wijze van
voorbeeld bijlage 1: de modelbepalingen van de VNG); voor opname in de
referendumverordening; of voor opname in het reglement van orde van de gemeenteraad
of de verordening op de raadscommissies (zie bij wijze van voorbeeld bijlage 2:
reglement van orde op de raadscommissies, van Amersfoort) De keuze hangt vooral
af van de keuzes die op de eerder genoemde punten gemaakt worden. Hoe meer er
geregeld wordt en hoe formeler de richting van de regeling, des te eerder een
eigenstandige verordening meer in de rede ligt.
Bijlage
1
Alternatief 1
In deze verordening wordt verstaan onder een
burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel van een initiatiefgerechtigde ter plaatsing op de agenda van de
vergadering van de raad.
Alternatief 2
In deze verordening wordt verstaan onder een
burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een
onderwerp op de agenda van de vergadering van de raad te plaatsen.
Toelichting
In deze modelbepalingen is er voor gekozen de term
“burgerinitiatiefvoorstel” te hanteren voor de aanduiding van het voorstel dat
door een burger bij de gemeenteraad kan worden ingediend. Ter keuze zijn hier
twee alternatieve begripsomschrijvingen opgenomen voor de invulling van deze
term. De eerste gaat er van uit dat een burger bij dit middel alleen concrete
voorstellen kan indienen bij de gemeenteraad. Een voorbeeld hiervan is het
voorstel om de winkels op bepaalde zondagen open op te stellen. Het tweede
alternatief is ruimer. Deze biedt de mogelijkheid dat burgers een onderwerp aan
de gemeenteraad aandragen, zonder dat hierbij een concreet voorstel is gevoegd.
Te denken valt hier aan de wens om over de problematiek in een bepaalde
achterstandswijk in de raad te discussiëren Overigens hebben burgers bij het
tweede alternatief uiteraard ook de vrijheid om een concreet voorstel in te
dienen.
1.
De raad plaatst een burgerinitiatiefvoorstel
op de agenda van zijn vergadering indien daartoe door een initiatiefgerechtigde
een geldig verzoek is ingediend.
2.
Ongeldig is het verzoek dat:
a. niet
door ten minste .... initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;
b. een
onderwerp als bedoeld in artikel 4 bevat, of
c. niet
voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 5.
Uit dit artikel volgt dat de gemeenteraad een
burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van een raadsvergadering moet plaatsen
indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een
initiatiefgerechtigde. De gemeenteraad zal zich in dat geval dus in ieder geval
moeten uitspreken over het burgerinitiatiefvoorstel. Van een geldig verzoek is
sprake als (a) het verzoek door ten minste een bepaald aantal
initiatiefgerechtigden wordt ondersteund, (b) het onderwerp van het
burgerinitiatiefvoorstel niet in artikel 4 is uitgezonderd en (c) aan de in
artikel 5 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan. In artikel 3 (zie
hierna) wordt nader omschreven wanneer
een persoon initiatiefgerechtigd is.
Over het vereiste dat het verzoek door ten minste
een bepaald aantal initiatiefgerechtigden wordt ondersteund kan het volgende
worden opgemerkt. Het burgerinitiatief biedt burgers de mogelijkheid om invloed
uit te oefenen op de agenda van de gemeenteraad. Het is daarom een inbreuk op
het uitgangspunt dat de raad zijn eigen agenda vaststelt. Dit is alleen
gerechtvaardigd als het burgerinitiatiefvoorstel ook daadwerkelijk door een
bepaald gedeelte van de bevolking wordt gedragen. De hoogte van de benodigde
steun kan bijvoorbeeld worden ontleend aan de drempels die in het voorstel voor
de Tijdelijke referendumwet worden gehanteerd bij het inleidend verzoek voor
een raadgevend correctief referendum (artikel 4, tweede lid).[1]
Vanzelfsprekend staat het gemeenten vrij hun eigen drempels vast te stellen
voor het burgerinitiatief. De omvang van de drempels zou van dien aard moeten
zijn dat zij – zonder verhinderend te zijn – toch een zekere garantie bieden
dat het desbetreffende verzoek gedragen wordt door een gedeelte van de
bevolking. Het schept duidelijkheid als in een regeling met betrekking tot het
burgerinitiatief niet wordt gesproken van een percentage, maar van een absoluut
minimum aantal initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen. Na een
duidelijke toe- of afname van het aantal initiatiefgerechtigden, kan de raad
dit aantal eenvoudig aanpassen.
1. Initiatiefgerechtigd zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de
verkiezing van de leden van de gemeenteraad [alsmede ingezetenen van de
gemeente van zestien jaar en ouder die met uitzondering van hun leeftijd
voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van de gemeenteraad].
2. Voor de beoordeling of
aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is de toestand op de
dag van indiening van het verzoek bepalend
Toelichting
Het ligt voor de hand het
initiatiefrecht toe te kennen aan kiesgerechtigden voor de
gemeenteraadsverkiezingen, vanuit de gedachte dat het burgerinitiatief een
instrument is om burgers bij de besluitvorming van de raad te betrekken en die
te beïnvloeden. Wie kiesgerechtigd is, is vastgelegd in artikel B 3 van de
Kieswet. Het is ook te overwegen om de categorie initiatiefgerechtigden uit te
breiden door de leeftijd ten opzichte van de kiesgerechtigde leeftijd te
verlagen naar bijvoorbeeld zestien jaar, zoals in Bremen is gedaan (zie pagina
…). Jongeren kunnen op deze wijze betrokken worden bij de gemeentelijke
politiek. Voor de toetsing of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is
voldaan, lijkt het moment van indiening van het verzoek aangewezen. Het verzoek
vindt immers formeel op dit moment plaats. Om te kunnen onderzoeken of op dat
moment wordt voldaan aan de vereisten, zijn verschillende gegevens nodig. Welke
dat zijn wordt geregeld in artikel 5. Daarnaast kan de raad overwegen om vast
te leggen op welke wijze de controle van de initiatiefgerechtigdheid
plaatsvindt.
Een burgerinitiatiefvoorstel houdt niet in:
a.
een onderwerp dat niet behoort tot de
bevoegdheid van de raad;
b.
een vraag over het gemeentelijk beleid;
c.
een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de
Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het gemeentebestuur;
d.
een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de
Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur, of
e.
een onderwerp waarover korter dan … voor
indiening van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad een besluit is genomen.
De beperkingen die dit artikel stelt aan de inhoud
van een burgerinitiatiefvoorstel vloeien vooral voort uit
doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt om de raad te
belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk
geen beslissende bevoegdheid heeft. Een ander argument voor deze uitzondering
is, dat de afstand tussen burger en bestuur alleen maar zou worden vergroot als de burger na het doorlopen van
de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt dat de raad niets met het
burgerinitiatiefvoorstel kan doen, omdat hij er niet over gaat.
Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen
onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger
andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissie- of raadsvergadering
of een spreekuur van een wethouder.
Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief
andere procedures zoals de bezwaar- of
de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop kan worden bepaald dat
het burgerinitiatiefvoorstel geen bezwaar tegen een genomen besluit of een
klacht over een gedraging van het gemeentebestuur kan inhouden. Hiervoor heeft
de burger andere wegen.
Ten slotte is het evenmin de bedoeling dat zaken
die recent nog in de raad aan de orde zijn geweest opnieuw onderwerp van
bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de
besluitvorming in de raad te zeer kunnen frustreren. Daarbij kan een raad zelf
bepalen welke termijn zij daarvoor geschikt acht. Denkbaar is dat wordt gekozen
voor de huidige raadsperiode. Lid e kan dan als volgt komen te luiden: e.
Een onderwerp waarover tijdens de raadsperiode waarin indiening van het
voorstel plaatsvindt door de raad een besluit is genomen.
1. Het verzoek ter
plaatsing van een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van
de raad wordt schriftelijk ingediend bij de burgemeester.
2. Het verzoek bevat ten
minste:
a.
een nauwkeurige omschrijving van het
burgerinitiatiefvoorstel;
b. een toelichting op het
burgerinitiatiefvoorstel;
c.
de achternaam, de voornamen, het adres, de
geboortedatum en de handtekening van de
verzoeker en zijn plaatsvervanger, en
d. een lijst met de voornamen, achternamen,
adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het
verzoek ondersteunen.
3. Voor de indiening van
het verzoek wordt gebruik gemaakt van het in bijlage … van deze verordening
opgenomen model.
Omdat de burgemeester de
voorzitter van de raad is, ligt het voor de hand om het
burgerinitiatiefvoorstel bij hem te laten indienen. Aan het verzoek zal een
aantal minimumvereisten gesteld moeten worden. Het is uit praktische
overwegingen zoals uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid raadzaam
indiening van een burgerinitiatiefvoorstel plaats te laten vinden door middel
van een standaardformulier voor burgerinitiatieven. Op dit formulier zal de
verzoeker naast het voorstel plus toelichting, in ieder geval zijn personalia
en die van zijn plaatsvervanger moeten aangeven. Ook de initiatiefgerechtigden
die het verzoek ondersteunen zullen uiteraard vermeld moeten worden. Om fraude
met namen te voorkomen kan naar personalia gevraagd worden als adressen en
geboortedata. Met name dat laatste gegeven kan niet aan openbare bronnen als
telefoonboeken worden ontleend. Op grond van deze gegevens kan de gemeente
onderzoeken of het verzoek de steun van voldoende daartoe gerechtigde personen
heeft. Voorbeeld van dergelijke formulieren zijn opgenomen in bijlage 1 en 2.
1. De raad beslist in de
eerstvolgende vergadering na de datum van indiening van het verzoek of het
burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt
geplaatst, met dien verstande dat ten minste twee weken is gelegen tussen de
dag van indiening van het verzoek en de dag van de vergadering waarin op het
verzoek wordt beslist.
2. Indien de raad het
verzoek afwijst wegens strijd met artikel 4, onder a, kan de raad het voorstel doorzenden aan burgemeester en
wethouders.
3.
Indien de raad het verzoek toewijst, dan
agendeert hij het burgerinitiatiefvoorstel voor de eerstvolgende vergadering
van de raad.
4.
De burgemeester nodigt de verzoeker
schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is
geagendeerd. De verzoeker of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze
vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatiefvoorstel mondeling nader toe
te lichten.
5. Zo spoedig mogelijk
nadat de raad over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit heeft genomen wordt
dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke
inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of
huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.
6. Tegelijkertijd met de
bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan verzoeker.
De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de raad
zijn voorstel spoedig toetst aan de vereisten en een besluit neemt over de
behandeling. Hierin voorziet het eerste lid. Het gaat erom een termijn te
kiezen die niet te lang is, maar ook niet zo kort dat ze onvoldoende is om het
voorstel te kunnen controleren. Verzoeken waarover de raad niet bevoegd, kan de
raad doorzenden naar het college. Dat zal met name gebeuren als het college wel
bevoegd is.
Met het vierde tot en met zesde lid worden vooral
waarborgen gecreëerd voor transparantie bij de afhandeling van een
burgerinitiatiefvoorstel door de raad. Op grond van het zesde lid wordt de
verzoeker altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel
gebeurt. Dat kan dus een mededeling dat het verzoek wordt afgewezen of een
inhoudelijk besluit zijn. Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatiefvoorstel
door de raad afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de
Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep op de rechter openstaan.
Besluit de raad het burgerinitiatiefvoorstel te agenderen, dan is er sprake van
een voorbereidingsbeslissing die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep
(artikel 6:3 Awb). Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het
initiatiefvoorstel zelf, zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de
Algemene wet bestuursrecht die vatbaar is voor bezwaar en beroep. Zo zal
bijvoorbeeld bezwaar en beroep openstaan indien de raad naar aanleiding van het
burgerinitiatiefvoorstel besluit een subsidie toe te kennen voor een bepaald
project. Een ander voorbeeld is het besluit om een verordening op bepaalde
punten aan te passen. Tegen een dergelijk besluit staan geen bezwaar en beroep
bij de rechter open (artikel 8:2 Awb).
Er is in deze modelbepalingen voor gekozen in het
midden te laten hoe de raad verder met het burgerinitiatiefvoorstel omgaat. Er
is niet bedoeld dat de raad altijd plenair het voorstel inhoudelijk moet
behandelen. Het ligt wel voor de hand dat de volle raad beslist over het te
volgen traject, maar een besluit over een burgerinitiatiefvoorstel kan
uiteraard ook in een raadscommissie inhoudelijk worden voorbereid. Ook kan de
raad van mening zijn dat nader onderzoek moet worden gedaan.
ARTIKEL 7
De burgemeester brengt over elk jaar een verslag
uit over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.
De raad kan er voor kiezen om in een regeling over
het burgerinitiatief de burgemeester te verplichten om jaarlijks een verslag
over het burgerinitiatief uit te brengen. Hierbij valt te denken aan
getalsmatige gegevens (aantal ingediende, aantal toegewezen en aantal afgewezen
burgerinitiatiefvoorstellen), alsmede aan een beknopt overzicht van de inhoud
van de burgerinitiatiefvoorstellen, de besluiten van de raad op de
burgerinitiatiefvoorstellen en de motivatie op grond waarvan de raad tot deze
besluiten is gekomen. In het wetsvoorstel met betrekking tot de dualisering van
het gemeentebestuur wordt de burgemeester verplicht een burgerjaarverslag op te
stellen. De burgemeester kan er dan voor kiezen het verslag over het
burgerinitiatief hierin op te nemen.
Bijlage A : Verzoek burgerinitiatiefvoorstel
Ondergetekende verzoekt hierbij het volgende
voorstel/onderwerp op de agenda van de gemeenteraad te plaatsen:
......................................................................................................................
Toelichting op voorstel/onderwerp:
......................................................................................................................
Initiatiefnemer
Naam (voluit):
......................................................................................................................
Geboortedatum:
.......................................................................................................................
Adres:
.......................................................................................................................
Postcode:
................................... Woonplaats:
................................…........
Handtekening:
Plaatsvervanger:
Naam (voluit):
......................................................................................................................
Geboortedatum:
.......................................................................................................................
Adres:
.......................................................................................................................
Postcode: ...................................
Woonplaats: ................................…........
Handtekening:
Het verzoek gaat vergezeld van een lijst met de
namen, adressen, geboortedata en handtekeningen van ........(aantal)
initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.
Toelichting voor de verzoeker
Iedereen die kiesgerechtigd is voor de verkiezing
van de gemeenteraad [en inwoners van de gemeente van zestien en zeventien jaar
die vanaf hun achttiende jaar aan de gemeenteraadsverkiezingen zullen mogen
deelnemen als ze dan nog in de gemeente wonen], kan [kunnen] een verzoek doen
om een voorstel/onderwerp op de agenda van de raadsvergadering te plaatsen. Zij
zijn initiatiefgerechtigd.
Het zogenaamde burgerinitiatiefvoorstel moet worden
ondersteund door ten minste ....
initiatiefgerechtigden. Hiervoor is een formulier vastgesteld. Het op
het formulier voor het verzoek opgenomen voorstel wordt in dezelfde
bewoordingen opgenomen boven aan het formulier met ondersteuningsverklaringen.
Het burgerinitiatiefvoorstel mag niet inhouden:
a.
een onderwerp dat niet behoort tot de
bevoegdheid van de raad;
b.
een vraag over het gemeentelijk beleid;
c.
een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de
Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het gemeentebestuur;
d.
een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de
Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur, of
e.
een onderwerp waarover minder dan … voor
indiening van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad een besluit is genomen.
Bijlage B : Ondersteuningsverklaringen
burgerinitiatiefvoorstel
Ondergetekenden verklaren hierbij het verzoek tot
het plaatsen van het volgende onderwerp/voorstel op de agenda van de
gemeenteraad te ondersteunen:
...............................................................................................................
Naam, eerste voornaam en voorletters |
Adres |
Geboortedatum |
Handtekening |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
enz.
Toelichting
Boven aan de lijst dient het voorstel/onderwerp van
het burgerinitiatief dat wordt ondersteund te worden opgenomen in dezelfde
bewoordingen als op het verzoek tot indiening van een initiatiefvoorstel. Indien
meer dan één vel nodig is voor gegevens van ondersteuners van het
burgerinitiatief dient boven aan elk vel het voorstel/onderwerp te worden herhaald in dezelfde bewoordingen.
Bevoegd tot ondersteuning van een burgerinitiatief
zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de gemeenteraad (en
inwoners van de gemeente van zestien en zeventien jaar die vanaf hun achttiende
jaar aan de gemeenteraadsverkiezingen zullen mogen deelnemen als ze dan nog in
de gemeente wonen).
Bijlage 2:
Uit Reglement van Orde op de raadscommissies van de
gemeente Amersfoort vastgesteld 14 maart 2002
Artikel 19 Burgerinitiatief
1. Door middel van het recht van initiatief kunnen burgers een nieuw
onderwerp, een globaal idee of een meer uitgewerkt voorstel in een commissie
inbrengen.
2. Het recht van initiatief is niet bedoeld voor vragen over gemeentelijk
beleid en/of de uitvoering ervan, onderwerpen die privé-belangen, klachten of
bezwaarschriftprocedures betreffen.
3. Het initiatiefvoorstel moet tenminste twaalf werkdagen voor de
commissievergadering schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend en
toegelicht.
4. De secretaris van de commissie verzendt een afschrift van het ingediende
initiatiefvoorstel uiterlijk vijf werkdagen voor de vergadering naar de commissieleden,
eventueel voorzien van een toelichting van de voorzitter.
5. Het initiatiefvoorstel is het eerste inhoudelijke punt op de agenda voor de
commissievergadering.
6. De voorzitter nodigt de indiener van het voorstel uit voor de vergadering en
stuurt de agenda toe.
7. De indiener krijgt tijdens de vergadering de gelegenheid het
initiatiefvoorstel kort toe te lichten.
8. Per fractie wordt een reactie gegeven waarbij eventueel een tweede termijn
plaatsvindt.
9. De leden van de commissie adviseren de raad over het wel of niet plaatsen
van het initiatief op de agenda van de raad.
10. De commissie kan, indien zij van mening is dat het initiatief daartoe
aanleiding geeft, het initiatief vergezeld van haar standpunt ter kennis van
het college of de burgemeester brengen. De secretaris deelt dit schriftelijk
aan de indiener mee.
11. De indiener ontvangt een afschrift van het advies en het vastgestelde
commissieverslag.
Toelichting:
Artikel 19
Het recht op burgerinitiatief is
zoveel mogelijk aangepast aan het duale stelsel. De mogelijkheid om een
initiatief rechtstreeks aan het college op te dragen vervalt weliswaar niet,
maar moet toch in een ander jasje worden gestoken, nu de betreffende wethouder
niet automatisch bij de commissievergaderingen aanwezig is. Daarom wordt
bepaald dat het initiatief zowel op de feitelijke en daarmee politieke agenda
van de raad kan worden geplaatst, als ook ter kennis van het college kan worden
gebracht met een aanbeveling om het initiatief op te pakken of uit te voeren.
[1] Dit zou per categorie van gemeenten als drempel de
volgende percentages van het totaal aantal kiesgerechtigden voor de
gemeenteraad opleveren:
1. < 20.001 kiesgerechtigden: 1% van de kiesgerechtigden, met een
minimumdrempel van 50 en een maximumdrempel van 125 kiesgerechtigden;
2. 20.001 – 40.000 kiesgerechtigden: 0,7% van de kiesgerechtigden, met een
maximumdrempel van 200 kiesgerechtigden;
3. 40.001 – 100.000 kiesgerechtigden: 0,5% van de kiesgerechtigden, met een
maximumdrempel van 300 kiesgerechtigden.
4. > 100.000
kiesgerechtigden: 0,33 % van de kiesgerechtigden.