Geachte leden van de commissie Middelen en Bestuur

 

 

In juni jl. heb ik u toegezegd een richtinggevende discussie voor te bereiden, waarvan de uitkomst moet leiden tot input voor de voorbereiding van de  regeling burgerinitiatief. Bijgaand treft u een notitie waarmee ik beoog een aanzet tot deze discussie te geven door een aantal vraagpunten rond een voor te stellen regeling te benoemen. Bij de notitie zijn twee inrichtingsvarianten (de modelverordening van de VNG en de methode opnemen in het RvO, toegepast in Amersfoort) als bijlage gevoegd.

 

Qua procedure om tot de regelgeving te komen stel ik het volgende voor:

1.       richtinggevende discussie in commissie Middelen en Bestuur

2.       op basis van de uitkomsten van de discussie wordt o.v.v. de burgemeester door mij een concept raadsvoorstel en voorlopig concept raadsbesluit  voorbereid. Ik word hierin technisch bijgestaan door afdeling Juridische Zaken

3.       concept raadsvoorstel en –besluit wordt voor advies aan college van B&W voorgelegd.

4.       met de verwerking van de adviezen wordt een raadsvoorstel en conceptraadsbesluit opgemaakt en na advies van de commissie Middelen en Bestuur voor besluitvorming aangeboden aan de raad.

 

 

Hoogachtend,

 

 

 

Ronald de Groot,

Griffier

 

 

 


Het burgerinitiatief

 

Inleiding

Het burgerinitiatief is het recht voor burgers om zelf onderwerpen op de politieke agenda te zetten en daarmee hun vertegenwoordigers voor een keuze te plaatsen. Het doel is burgers een (extra) kanaal te geven om de representatieve democratie te beïnvloeden en daarmee hun directe invloed  op de besluitvorming te vergroten. Uit onderzoek van het Sociaal-Cultureel Planbureau (zie o.a. Sociaal en Cultureel Rapport 2002. De kwaliteit van de quartaire sector.) blijkt namelijk een onverminderde en zelfs een toenemende betrokkenheid van burgers bij maatschappelijke vraagstukken. Die betrokkenheid uit zich echter niet in een toename van de klassieke politieke participatie. Burgers willen juist andere wegen bewandelen om deel te nemen aan het bestuur van de samenleving. Burgerinitiatief is een van de mogelijkheden om dit gat tussen kiezers en gekozenen te verkleinen door de participatie van de kiezer bij beleidsvorming en besluitvorming te stimuleren. Met het burgerinitiatief worden representatieve democratie en participatieve democratie met elkaar verbonden.

 

Het burgerinitiatief een uitgewerkte vorm van het petitierecht. Het verschilt ervan doordat de raad zich verplicht door burgers - procedureel correct - ingediende onderwerpen of voorstellen op zijn agenda te zetten en te behandelen. Onderwerpen die de gemeenteraad naar idee van de burger zou moeten agenderen, maar die door de raad (nog) niet zijn opgepakt, kunnen met inachtneming van bepaalde voorwaarden op de raadsagenda worden geplaatst. De raad moet vervolgens over dit punt beraadslagen, mits aan de gestelde voorwaarden is voldaan.

 

Het burgerinitiatief past goed in het versterken van de vertegenwoordigende functie van de raad; één van de beoogde effecten van de dualisering. Hoewel raadsleden met het recht van initiatief mogelijkheid hebben om signalen uit de samenleving te vertalen in concrete voorstellen biedt burgerinitiatief burgers mogelijkheid dit direct te doen, waarmee burgers op dit punt minder afhankelijk worden van hun vertegenwoordigers.

 

Het burgerinitiatief is geen “volksinitiatief”, deze laatste term wordt doorgaans gebruikt voor het recht van burgers om over een door hen geformuleerd voorstel direct een bindend referendum onder de bevolking te houden. Burgerinitiatieven zijn voorstellen die op de agenda van de raad worden geplaatst, mits aan de procedurele en inhoudelijke vereisten is voldaan. Er vindt vervolgens reguliere besluitvorming in de raad plaats en geen referendum.

 

Elementen voor een regeling

Naast een eenvoudige en heldere procedure dient de gemeentelijke regeling vanzelfsprekend een aantal andere procedurele en inhoudelijke eisen te bevatten. Het gaat dan onder andere om eisen met betrekking tot de ondersteuning van het voorstel en de initiatiefgerechtigdheid. Ook is aandacht voor de gevolgen die optreden indien niet aan deze voorwaarden wordt voldaan. Van groot belang is de wijze waarop aan de burgers duidelijk wordt gemaakt dat zij gebruik kunnen maken van deze mogelijkheid.

 

Het initiatief bepaalt mede de onderwerpen van discussie in het vertegenwoordigend orgaan en tast daardoor in zekere zin de bevoegdheid de eigen agenda vast te stellen aan. Om die reden is het gerechtvaardigd het initiatief aan voorwaarden te binden.

 

Een zestal vraagpunten:

 

1. De eerste vraag die voorligt is de vraag waaruit het burgerinitiatief kan en mag bestaan. Hier ligt een keuzemogelijkheid. De raad heeft de keuze uit het agenderen van een onderwerp (eventueel inclusief een voorstel) en het agenderen van een concreet voorstel.

Als wordt gekozen voor een voorstel betekent dit dat indieners alleen een uitgewerkt initiatiefvoorstel kunnen indienen. In dit geval ligt het voor de hand de griffie beschikbaar te stellen voor bijstandverlening op het punt van formele vereisten.

Als ervoor wordt gekozen dat ook een onderwerp geagendeerd mag worden dan hoeft dat niet vergezeld te gaan door een concreet voorstel. In dat geval moet er een voorstel nog worden opgewerkt en de vraag is wie daarvoor dan verantwoordelijk is. Daarvoor zou de voorzitter van de raad kunnen worden aangewezen, maar dan is wel verruiming van de termijnen tot aan de behandeling nodig.

 

2. Tweede punt is of in principe alle onderwerpen voorwerp van een burgerinitiatief mogen zijn, of dat onderwerpen worden uitgesloten. De gemeente Utrecht heeft er bijvoorbeeld voor gekozen het initiatief te beperken tot de directe leefomgeving. Andere mogelijkheid is bijvoorbeeld om uitsluiting-gronden toe te passen die ook gelden bij het referendabel zijn van een besluit;

zie artikel 5 lid 3 en 4 van de Niet-correctieve Referendumverordening Delft 2002.

Lid 3 stelt:  De volgende concept‑besluiten kunnen in ieder geval geen onderwerp zijn van een referendum:

a.      besluiten gericht op het voor kennisgeving aannemen van stukken;

b.      de vaststelling en wijzigingen van de begroting;

c.      de vaststelling en wijziging van gemeentelijke belastingen en tarieven;

d.      besluiten van de raad als beroepsinstantie;

e.      besluiten met betrekking tot het voeren van rechtsgedingen;

f.        besluiten over individuele aangelegenheden als benoemingen, ontslagen, schorsingen van personen;

g.      besluiten over schenkingen en kwijtscheldingen;

h.      besluiten over (geldelijke) voorzieningen voor ambtsdragers en gewezen ambtsdragers en hun nabestaanden;

i.        besluiten aangaande privaatrechtelijke overeenkomsten met derden; besluiten ter uitvoering van een besluit van een hoger bestuursorgaan of hogere regelgever waaromtrent de raad geen beleidsvrijheid heeft;

j.        voorbereidingsbesluiten in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

k.      besluiten in het kader van de ruimtelijke ordening die onderworpen zijn aan c.q. onderdeel uitmaken van een wettelijk geregelde procedure en waarbij die procedure zich niet verdraagt met een referendum;

l.        besluiten in het kader van deze verordening;

m.   Besluiten welke dienen ter uitvoering van besluiten waarover al eerder een referendum heeft plaatsgevonden.

Lid 4 stelt: Tevens kunnen de volgende concept-besluiten geen onderwerp van referendum zijn:

a.      besluiten waarover op grond van artikel 8, eerste en tweede lid, Tijdelijke referendumwet een referendum kan worden gehouden;

b.      besluiten waarover op grond van artikel 8, derde lid, Tijdelijke referendumwet geen referendum kan worden gehouden.

 

 

3. Derde punt van discussie is de mate waarin een voorstel of onderwerp steun onder de bevolking moet hebben. Het ligt voor de hand dat het initiatief een zekere aantoonbare steun onder de bevolking heeft. Dat kan bijvoorbeeld door als vereiste een lijst met een nader te bepalen aantal handtekeningen van ondersteuners te stellen. De hoeveelheid van die ondersteuners kan de gemeente zelf vaststellen. Bij de modelbepalingen van de VNG zijn ter indicatie de drempels uit de Tijdelijke Referendumwet opgenomen. Hierin is gemeenten met een inwonertal tussen de  40.001 – 100.000 kiesgerechtigden één categorie, waarvoor geldt:  0,5% van de kiesgerechtigden, met een maximumdrempel van 300 kiesgerechtigden. Ingeval gekozen wordt het agenderen van een onderwerp (dus zonder uitgewerkt voorstel) mogelijk te maken, dan kan overwogen worden om lagere grenzen te hanteren dan in het andere geval. De raad heeft immers dan nog de volle beslisruimte

 

4. Andere vraag is wie kunnen een burgerinitiatief indienen en ondersteunen? Er zijn verschillende mogelijkheden voor de groep initiatiefgerechtigden. Er kan gekozen worden voor de burgers die kiesgerechtigd zijn bij de gemeente-raadsverkiezingen. Niets staat echter een verruiming van het potentieel initiatief gerechtigden in de weg. Zo kan bijvoorbeeld de leeftijdsgrens voor initiatiefgerechtigdheid tot zestien jaar verlaagd worden, of de mogelijkheid worden uitgebreid voor personen die niet kiesgerechtigd zijn in Delft, maar wel een economische binding hebben.

 

5. Ook moet bezien worden wat de gevolgen zijn als niet aan de voorwaarden is of wordt voldaan of niet wordt aangenomen. De vraag is of in een regelgeving een grens gesteld moet worden aan het aantal keren dat een onderwerp kan worden ingebracht of dat het moet worden verboden om een onderwerp dat eenmaal is afgewezen opnieuw in procedure te brengen.

 

6.  Het is mogelijk om in een regelgeving formele eisen op te nemen ten aanzien van de wijze waarop burgers op dit recht gewezen worden. Opnemen borgt de  publicatie over dit onderwerp, maar het verstart en formaliseert diezelfde publicatie, hetgeen als een nadeel gezien kan worden.   

 

Na duidelijkheid te hebben over voorgaande vraagpunten moet gekeken worden naar de basisvormgeving van de regeling met betrekking tot het burgerinitiatief. Mogelijkheden zijn kiezen voor een zelfstandige verordening (zie bij wijze van voorbeeld bijlage 1: de modelbepalingen van de VNG); voor opname in de referendumverordening; of voor opname in het reglement van orde van de gemeenteraad of de verordening op de raadscommissies (zie bij wijze van voorbeeld bijlage 2: reglement van orde op de raadscommissies, van Amersfoort) De keuze hangt vooral af van de keuzes die op de eerder genoemde punten gemaakt worden. Hoe meer er geregeld wordt en hoe formeler de richting van de regeling, des te eerder een eigenstandige verordening meer in de rede ligt.


Bijlage 1

 

Modelbepalingen van de VNG

 

ARTIKEL 1

Alternatief 1

In deze verordening wordt verstaan onder een burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel van een initiatiefgerechtigde  ter plaatsing op de agenda van de vergadering van de raad.

 

Alternatief 2

In deze verordening wordt verstaan onder een burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp op de agenda van de vergadering van de raad te plaatsen.

 

Toelichting

In deze modelbepalingen is er voor gekozen de term “burgerinitiatiefvoorstel” te hanteren voor de aanduiding van het voorstel dat door een burger bij de gemeenteraad kan worden ingediend. Ter keuze zijn hier twee alternatieve begripsomschrijvingen opgenomen voor de invulling van deze term. De eerste gaat er van uit dat een burger bij dit middel alleen concrete voorstellen kan indienen bij de gemeenteraad. Een voorbeeld hiervan is het voorstel om de winkels op bepaalde zondagen open op te stellen. Het tweede alternatief is ruimer. Deze biedt de mogelijkheid dat burgers een onderwerp aan de gemeenteraad aandragen, zonder dat hierbij een concreet voorstel is gevoegd. Te denken valt hier aan de wens om over de problematiek in een bepaalde achterstandswijk in de raad te discussiëren Overigens hebben burgers bij het tweede alternatief uiteraard ook de vrijheid om een concreet voorstel in te dienen.

 

ARTIKEL 2

1.   De raad plaatst een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van zijn vergadering indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.

2.   Ongeldig is het verzoek dat:

a.   niet door ten minste .... initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;

b.   een onderwerp als bedoeld in artikel 4 bevat, of

c.   niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 5.

 

Toelichting

Uit dit artikel volgt dat de gemeenteraad een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van een raadsvergadering moet plaatsen indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde. De gemeenteraad zal zich in dat geval dus in ieder geval moeten uitspreken over het burgerinitiatiefvoorstel. Van een geldig verzoek is sprake als (a) het verzoek door ten minste een bepaald aantal initiatiefgerechtigden wordt ondersteund, (b) het onderwerp van het burgerinitiatiefvoorstel niet in artikel 4 is uitgezonderd en (c) aan de in artikel 5 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan. In artikel 3 (zie hierna) wordt nader omschreven  wanneer een persoon initiatiefgerechtigd is.

 

Over het vereiste dat het verzoek door ten minste een bepaald aantal initiatiefgerechtigden wordt ondersteund kan het volgende worden opgemerkt. Het burgerinitiatief biedt burgers de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de agenda van de gemeenteraad. Het is daarom een inbreuk op het uitgangspunt dat de raad zijn eigen agenda vaststelt. Dit is alleen gerechtvaardigd als het burgerinitiatiefvoorstel ook daadwerkelijk door een bepaald gedeelte van de bevolking wordt gedragen. De hoogte van de benodigde steun kan bijvoorbeeld worden ontleend aan de drempels die in het voorstel voor de Tijdelijke referendumwet worden gehanteerd bij het inleidend verzoek voor een raadgevend correctief referendum (artikel 4, tweede lid).[1] Vanzelfsprekend staat het gemeenten vrij hun eigen drempels vast te stellen voor het burgerinitiatief. De omvang van de drempels zou van dien aard moeten zijn dat zij – zonder verhinderend te zijn – toch een zekere garantie bieden dat het desbetreffende verzoek gedragen wordt door een gedeelte van de bevolking. Het schept duidelijkheid als in een regeling met betrekking tot het burgerinitiatief niet wordt gesproken van een percentage, maar van een absoluut minimum aantal initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen. Na een duidelijke toe- of afname van het aantal initiatiefgerechtigden, kan de raad dit aantal eenvoudig aanpassen.

 

ARTIKEL 3

1. Initiatiefgerechtigd zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad [alsmede ingezetenen van de gemeente van zestien jaar en ouder die met uitzondering van hun leeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van de gemeenteraad].

2. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is de toestand op de dag van indiening van het verzoek bepalend

 

Toelichting

Het ligt voor de hand het initiatiefrecht toe te kennen aan kiesgerechtigden voor de gemeenteraadsverkiezingen, vanuit de gedachte dat het burgerinitiatief een instrument is om burgers bij de besluitvorming van de raad te betrekken en die te beïnvloeden. Wie kiesgerechtigd is, is vastgelegd in artikel B 3 van de Kieswet. Het is ook te overwegen om de categorie initiatiefgerechtigden uit te breiden door de leeftijd ten opzichte van de kiesgerechtigde leeftijd te verlagen naar bijvoorbeeld zestien jaar, zoals in Bremen is gedaan (zie pagina …). Jongeren kunnen op deze wijze betrokken worden bij de gemeentelijke politiek. Voor de toetsing of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, lijkt het moment van indiening van het verzoek aangewezen. Het verzoek vindt immers formeel op dit moment plaats. Om te kunnen onderzoeken of op dat moment wordt voldaan aan de vereisten, zijn verschillende gegevens nodig. Welke dat zijn wordt geregeld in artikel 5. Daarnaast kan de raad overwegen om vast te leggen op welke wijze de controle van de initiatiefgerechtigdheid plaatsvindt.

 

ARTIKEL 4

Een burgerinitiatiefvoorstel houdt niet in:

a.   een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;

b.   een vraag over het gemeentelijk beleid;

c.   een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het gemeentebestuur;

d.   een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur, of

e.   een onderwerp waarover korter dan … voor indiening van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad een besluit is genomen.

 

Toelichting

De beperkingen die dit artikel stelt aan de inhoud van een burgerinitiatiefvoorstel vloeien vooral voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt om de raad te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft. Een ander argument voor deze uitzondering is, dat de afstand tussen burger en bestuur alleen maar zou worden  vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt dat de raad niets met het burgerinitiatiefvoorstel kan doen, omdat hij er niet over gaat.

Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissie- of raadsvergadering of een spreekuur van een wethouder.

Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of  de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop kan worden bepaald dat het burgerinitiatiefvoorstel geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van het gemeentebestuur kan inhouden. Hiervoor heeft de burger andere wegen.

Ten slotte is het evenmin de bedoeling dat zaken die recent nog in de raad aan de orde zijn geweest opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de besluitvorming in de raad te zeer kunnen frustreren. Daarbij kan een raad zelf bepalen welke termijn zij daarvoor geschikt acht. Denkbaar is dat wordt gekozen voor de huidige raadsperiode. Lid e kan dan als volgt komen te luiden: e. Een onderwerp waarover tijdens de raadsperiode waarin indiening van het voorstel plaatsvindt door de raad een besluit is genomen.

 

 

ARTIKEL 5

1. Het verzoek ter plaatsing van een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de burgemeester.

2. Het verzoek bevat ten minste:

a.   een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel;

b.  een toelichting op het burgerinitiatiefvoorstel;

c.   de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum  en de handtekening van de verzoeker en zijn plaatsvervanger, en

d.  een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

3. Voor de indiening van het verzoek wordt gebruik gemaakt van het in bijlage … van deze verordening opgenomen model.

 

Toelichting

Omdat de burgemeester de voorzitter van de raad is, ligt het voor de hand om het burgerinitiatiefvoorstel bij hem te laten indienen. Aan het verzoek zal een aantal minimumvereisten gesteld moeten worden. Het is uit praktische overwegingen zoals uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid raadzaam indiening van een burgerinitiatiefvoorstel plaats te laten vinden door middel van een standaardformulier voor burgerinitiatieven. Op dit formulier zal de verzoeker naast het voorstel plus toelichting, in ieder geval zijn personalia en die van zijn plaatsvervanger moeten aangeven. Ook de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen zullen uiteraard vermeld moeten worden. Om fraude met namen te voorkomen kan naar personalia gevraagd worden als adressen en geboortedata. Met name dat laatste gegeven kan niet aan openbare bronnen als telefoonboeken worden ontleend. Op grond van deze gegevens kan de gemeente onderzoeken of het verzoek de steun van voldoende daartoe gerechtigde personen heeft. Voorbeeld van dergelijke formulieren zijn opgenomen in bijlage 1 en 2.

 

ARTIKEL 6

1. De raad beslist in de eerstvolgende vergadering na de datum van indiening van het verzoek of het burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt geplaatst, met dien verstande dat ten minste twee weken is gelegen tussen de dag van indiening van het verzoek en de dag van de vergadering waarin op het verzoek wordt beslist.

2. Indien de raad het verzoek afwijst wegens strijd met artikel 4, onder a,  kan de raad het voorstel doorzenden aan burgemeester en wethouders.

3.    Indien de raad het verzoek toewijst, dan agendeert hij het burgerinitiatiefvoorstel voor de eerstvolgende vergadering van de raad.

4.    De burgemeester nodigt de verzoeker schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd. De verzoeker of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatiefvoorstel mondeling nader toe te lichten.

5. Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit heeft genomen wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.

6. Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan verzoeker.

 

Toelichting

De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de raad zijn voorstel spoedig toetst aan de vereisten en een besluit neemt over de behandeling. Hierin voorziet het eerste lid. Het gaat erom een termijn te kiezen die niet te lang is, maar ook niet zo kort dat ze onvoldoende is om het voorstel te kunnen controleren. Verzoeken waarover de raad niet bevoegd, kan de raad doorzenden naar het college. Dat zal met name gebeuren als het college wel bevoegd is.

Met het vierde tot en met zesde lid worden vooral waarborgen gecreëerd voor transparantie bij de afhandeling van een burgerinitiatiefvoorstel door de raad. Op grond van het zesde lid wordt de verzoeker altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus een mededeling dat het verzoek wordt afgewezen of een inhoudelijk besluit zijn. Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep op de rechter openstaan. Besluit de raad het burgerinitiatiefvoorstel te agenderen, dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep (artikel 6:3 Awb). Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatiefvoorstel zelf, zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht die vatbaar is voor bezwaar en beroep. Zo zal bijvoorbeeld bezwaar en beroep openstaan indien de raad naar aanleiding van het burgerinitiatiefvoorstel besluit een subsidie toe te kennen voor een bepaald project. Een ander voorbeeld is het besluit om een verordening op bepaalde punten aan te passen. Tegen een dergelijk besluit staan geen bezwaar en beroep bij de rechter open (artikel 8:2 Awb).

Er is in deze modelbepalingen voor gekozen in het midden te laten hoe de raad verder met het burgerinitiatiefvoorstel omgaat. Er is niet bedoeld dat de raad altijd plenair het voorstel inhoudelijk moet behandelen. Het ligt wel voor de hand dat de volle raad beslist over het te volgen traject, maar een besluit over een burgerinitiatiefvoorstel kan uiteraard ook in een raadscommissie inhoudelijk worden voorbereid. Ook kan de raad van mening zijn dat nader onderzoek moet worden gedaan.

 

ARTIKEL 7

De burgemeester brengt over elk jaar een verslag uit over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.

 

De raad kan er voor kiezen om in een regeling over het burgerinitiatief de burgemeester te verplichten om jaarlijks een verslag over het burgerinitiatief uit te brengen. Hierbij valt te denken aan getalsmatige gegevens (aantal ingediende, aantal toegewezen en aantal afgewezen burgerinitiatiefvoorstellen), alsmede aan een beknopt overzicht van de inhoud van de burgerinitiatiefvoorstellen, de besluiten van de raad op de burgerinitiatiefvoorstellen en de motivatie op grond waarvan de raad tot deze besluiten is gekomen. In het wetsvoorstel met betrekking tot de dualisering van het gemeentebestuur wordt de burgemeester verplicht een burgerjaarverslag op te stellen. De burgemeester kan er dan voor kiezen het verslag over het burgerinitiatief hierin op te nemen.

 


Bijlage A : Verzoek burgerinitiatiefvoorstel

 

Ondergetekende verzoekt hierbij het volgende voorstel/onderwerp op de agenda van de gemeenteraad te plaatsen:

......................................................................................................................

 

Toelichting op voorstel/onderwerp:

......................................................................................................................

 

Initiatiefnemer

Naam (voluit): ......................................................................................................................

Geboortedatum: .......................................................................................................................

Adres: .......................................................................................................................

Postcode: ................................... Woonplaats: ................................…........

 

Handtekening:

 

 

Plaatsvervanger:

Naam (voluit): ......................................................................................................................

Geboortedatum: .......................................................................................................................

Adres: .......................................................................................................................

Postcode: ................................... Woonplaats: ................................…........

 

Handtekening:

 

 

Het verzoek gaat vergezeld van een lijst met de namen, adressen, geboortedata en handtekeningen van ........(aantal) initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

 

Toelichting voor de verzoeker

Iedereen die kiesgerechtigd is voor de verkiezing van de gemeenteraad [en inwoners van de gemeente van zestien en zeventien jaar die vanaf hun achttiende jaar aan de gemeenteraadsverkiezingen zullen mogen deelnemen als ze dan nog in de gemeente wonen], kan [kunnen] een verzoek doen om een voorstel/onderwerp op de agenda van de raadsvergadering te plaatsen. Zij zijn initiatiefgerechtigd.

 

Het zogenaamde burgerinitiatiefvoorstel moet worden ondersteund door ten minste ....  initiatiefgerechtigden. Hiervoor is een formulier vastgesteld. Het op het formulier voor het verzoek opgenomen voorstel wordt in dezelfde bewoordingen opgenomen boven aan het formulier met ondersteuningsverklaringen.

 

Het burgerinitiatiefvoorstel mag niet inhouden:

a.   een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;

b.   een vraag over het gemeentelijk beleid;

c.   een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het gemeentebestuur;

d.   een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur, of

e.   een onderwerp waarover minder dan … voor indiening van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad een besluit is genomen.

 


Bijlage B : Ondersteuningsverklaringen burgerinitiatiefvoorstel

 

Ondergetekenden verklaren hierbij het verzoek tot het plaatsen van het volgende onderwerp/voorstel op de agenda van de gemeenteraad te ondersteunen:

 

...............................................................................................................

 

Naam, eerste voornaam en voorletters

Adres

Geboortedatum

Handtekening

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

enz.

 

Toelichting

Boven aan de lijst dient het voorstel/onderwerp van het burgerinitiatief dat wordt ondersteund te worden opgenomen in dezelfde bewoordingen als op het verzoek tot indiening van een initiatiefvoorstel. Indien meer dan één vel nodig is voor gegevens van ondersteuners van het burgerinitiatief dient boven aan elk vel het voorstel/onderwerp  te worden herhaald in dezelfde bewoordingen.

 

Bevoegd tot ondersteuning van een burgerinitiatief zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de gemeenteraad (en inwoners van de gemeente van zestien en zeventien jaar die vanaf hun achttiende jaar aan de gemeenteraadsverkiezingen zullen mogen deelnemen als ze dan nog in de gemeente wonen).


Bijlage 2:

 

Uit Reglement van Orde op de raadscommissies van de gemeente Amersfoort vastgesteld 14 maart 2002

 

 

Artikel 19 Burgerinitiatief

1. Door middel van het recht van initiatief kunnen burgers een nieuw onderwerp, een globaal idee of een meer uitgewerkt voorstel in een commissie inbrengen.
2. Het recht van initiatief is niet bedoeld voor vragen over gemeentelijk beleid en/of de uitvoering ervan, onderwerpen die privé-belangen, klachten of bezwaarschriftprocedures betreffen.
3. Het initiatiefvoorstel moet tenminste twaalf werkdagen voor de commissievergadering schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend en toegelicht.
4. De secretaris van de commissie verzendt een afschrift van het ingediende initiatiefvoorstel uiterlijk vijf werkdagen voor de vergadering naar de commissieleden, eventueel voorzien van een toelichting van de voorzitter.
5. Het initiatiefvoorstel is het eerste inhoudelijke punt op de agenda voor de commissievergadering.
6. De voorzitter nodigt de indiener van het voorstel uit voor de vergadering en stuurt de agenda toe.
7. De indiener krijgt tijdens de vergadering de gelegenheid het initiatiefvoorstel kort toe te lichten.
8. Per fractie wordt een reactie gegeven waarbij eventueel een tweede termijn plaatsvindt.
9. De leden van de commissie adviseren de raad over het wel of niet plaatsen van het initiatief op de agenda van de raad.
10. De commissie kan, indien zij van mening is dat het initiatief daartoe aanleiding geeft, het initiatief vergezeld van haar standpunt ter kennis van het college of de burgemeester brengen. De secretaris deelt dit schriftelijk aan de indiener mee.
11. De indiener ontvangt een afschrift van het advies en het vastgestelde commissieverslag.

Toelichting:

Artikel 19

Het recht op burgerinitiatief is zoveel mogelijk aangepast aan het duale stelsel. De mogelijkheid om een initiatief rechtstreeks aan het college op te dragen vervalt weliswaar niet, maar moet toch in een ander jasje worden gestoken, nu de betreffende wethouder niet automatisch bij de commissievergaderingen aanwezig is. Daarom wordt bepaald dat het initiatief zowel op de feitelijke en daarmee politieke agenda van de raad kan worden geplaatst, als ook ter kennis van het college kan worden gebracht met een aanbeveling om het initiatief op te pakken of uit te voeren.

 

 



[1] Dit zou per categorie van gemeenten als drempel de volgende percentages van het totaal aantal kiesgerechtigden voor de gemeenteraad opleveren:

1. < 20.001 kiesgerechtigden:  1% van de kiesgerechtigden, met een minimumdrempel van 50 en een maximumdrempel van 125 kiesgerechtigden;

2.     20.001 – 40.000 kiesgerechtigden:  0,7% van de kiesgerechtigden, met een maximumdrempel van 200 kiesgerechtigden;

3.     40.001 – 100.000 kiesgerechtigden:  0,5% van de kiesgerechtigden, met een maximumdrempel van 300 kiesgerechtigden.

4. > 100.000 kiesgerechtigden: 0,33 % van de kiesgerechtigden.