Stuk 11 I Delft,
11 februari 2003.
02/038627
Onderwerp: Verordening
voorzieningen wethouders,
raads-
en commissieleden
Aan de gemeenteraad.
Geachte dames en heren,
Op grond van de Gemeentewet, het
Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en
commissieleden dient de gemeenteraad een regeling te treffen waarin de
vergoedingen en eventuele andere voorzieningen worden geregeld.
In het verleden zijn hiervoor de Verordening
geldelijke voorzieningen raadsleden en de Verordening geldelijke voorzieningen
commissieleden vastgesteld. Ook zijn er besluiten genomen inzake het geven van
een vergoedingsbedrag voor computerapparatuur c.a., het ter beschikking stellen
van een mobiele telefoon aan collegeleden, outplacementfaciliteiten etc.
In bijgaand concept besluit tot vaststelling van
een Verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden wordt, op
basis van de in Delft reeds bestaande regelingen en praktijk, al deze
voorzieningen in één regeling ondergebracht. Daarbij kunnen een aantal
bestaande regelingen worden ingetrokken.
Wij stellen u voor, onder voorbehoud van gunstig
advies van de commissie middelen en bestuur, tot vaststelling van deze regeling
over te gaan.
Hoogachtend,
Burgemeester en wethouders van Delft,
H.M.C.M. van Oorschot ,burgemeester.
N. Roos ,secretaris.
Stuk 11 II
02/038627
De raad van de gemeente Delft,
gelezen het voorstel van het college van
11 februari 2003;
gelet op de artikelen 44 en 95 tot en met
99 van de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders en het
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden,
b e s l u i t :
I vast te stellen de volgende
Verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden
Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen
Artikel 1
In deze verordening wordt verstaan onder:
a commissie: een commissie als
bedoeld in hoofdstuk V van de Gemeentewet;
b Rechtspositiebesluit
wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 243;
c Rechtspositiebesluit raads-
en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244;
d Reisbesluit binnenland: het
Koninklijk Besluit van 1 maart 1993, Stb. 144;
e Reisregeling binnenland: het
besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr.
AB93/U280, Stcrt. 56;
f raadslid: lid van
gemeenteraad, niet zijnde wethouder;
g Verplaatsingskostenbesluit
1989: het Koninklijk Besluit van 6 oktober 1989, Stb. 424.
Hoofdstuk II Voorzieningen
voor raadsleden
Artikel 2 Vergoeding
voor de werkzaamheden
Aan het raadslid wordt een vergoeding voor de
werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel I van
het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.
Artikel 3 Onkostenvergoeding
1 Aan het raadslid wordt een
onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden
kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel II van het
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.
2
Aan een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4,
aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing
van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het
eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag,
vermeld in tabel III van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.
Artikel 4 Berekening
en betaling vaste vergoedingen
1 Onverminderd het bepaalde in de artikelen
1, onder e, en 8 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden vangen
de vergoedingen bedoeld in de artikelen 2 en 3 aan op de dag van het afleggen
van de eed of belofte bedoeld in artikel 14 van de Gemeentewet.
2 Onverminderd het bepaalde in de artikelen
1, onder e, en 8 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden eindigen
de vergoedingen bedoeld in de artikelen 2 en 3 op de dag bedoeld in artikel C4,
tweede lid, van de Kieswet, dan wel het tijdstip bedoeld in de artikelen X1,
eerste en derde lid, X6 en X8, tweede, derde en vijfde van de Kieswet.
3 De vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2
en 3, worden maandelijks uitbetaald.
Artikel 5 Reiskosten
1 De ten behoeve van de gemeente gemaakte
kosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter
uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden aan het raadslid
vergoed.
2 De in het
eerste lid bedoelde vergoeding betreft:
a bij gebruik van openbare middelen van
vervoer, laagste klasse, en van een (trein)taxi: een volledige vergoeding van
de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten;
b bij gebruik van een eigen motorvoertuig of
bromfiets: een vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte
reiskosten overeenkomstig de bedragen zoals die gehanteerd worden voor
ambtenaren in dienst van de gemeente Delft.
Artikel 6 Verblijfkosten
De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten
ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het
raadslid vergoed, tot ten hoogste de bedragen zoals die gehanteerd worden voor
ambtenaren in dienst van de gemeente Delft.
Artikel
7 Cursus, congres,
seminar of symposium
1 De kosten van deelname van
een raadslid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het
gemeentebelang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen
voor rekening van de gemeente.
2 Het raadslid dat wil
deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens
de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde
aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een
kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname
van belang is in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap.
Artikel 8 Fax,
computer en laptop
1 Aan het raadslid wordt voor de uitoefening
van het raadslidmaatschap de mogelijkheid geboden deel te nemen aan de voor het
gemeente personeel geldende pc-privéregeling. Aan het raadslid kan een
eventuele gemeentelijke bijdrage in het kader van de pc-privéregeling worden
verstrekt.
2 Naast de in het eerste lid van artikel 3
bedoelde onkostenvergoeding ontvangt het raadslid een vergoeding voor aanschaf,
onderhoud en vervanging van een pc en aanverwante apparatuur,
internetaansluiting etc.[1].
Artikel 9 Kinderopvang
Het raadslid dat in verband met het bijwonen van:
a.
een raadsvergadering;
b.
een vergadering van een commissie als in artikel 1 onder a;
c.
een vergadering van een commissie, bestuur e.d., waarin hij uit hoofde
van zijn raadslidmaatschap zitting heeft,
heeft ten behoeve van een kind tot en met de
leeftijd van 12 jaar aanpsraak op een vergoeding voor kinderopvang, op grond
van het bepaalde in artikel 2 van het besluit secundaire voorzieningen
raadsleden gemeente Delft 1993.
Artikel 10 Spaarloonregeling
Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge
artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de
toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, kan op aanvraag
deelnemen aan de voor het gemeentepersoneel geldende spaarloonregeling.
Hoofdstuk III Voorzieningen
voor wethouders
Artikel 11 Onkostenvergoeding
1 Aan de wethouder wordt een
onkostenvergoeding toegekend voor overige aan de uitoefening van het ambt
verbonden kosten die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 25, eerste
lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders.
2 Aan de wethouder van wie de
arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de
loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt
aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding
toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 25, tweede lid, van
het Rechtspositiebesluit wethouders.
3 Indien de wethouder op grond
van artikel 17 van deze verordening een mobiele telefoon in bruikleen ter
beschikking is gesteld bedraagt de onkostenvergoeding voor overige aan de
uitoefening van het ambt verbonden kosten, in afwijking van het eerste en
tweede lid, 94% van het voor hem ingevolge het eerste of tweede lid geldende
bedrag.
Artikel 12 Zakelijke
reiskosten
Aan de wethouder wordt een vergoeding verleend voor
gemaakte reiskosten, niet zijnde kosten voor woon-werkverkeer, ter zake van
reizen ten behoeve van de gemeente. De vergoeding betreft:
a bij gebruik van openbare middelen van
vervoer en van een (trein)taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid
noodzakelijk gemaakte reiskosten naar de laagste klasse;
b bij gebruik van een eigen motorvoertuig of
bromfiets: een vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte
reiskosten overeenkomstig de bedragen zoals die gehanteerd worden voor
ambtenaren in dienst van de gemeente Delft.
Artikel 13 Verblijfkosten
De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte
verblijfkosten ter zake van reizen, bedoeld in artikel 12 worden volledig aan
de wethouder vergoed.
Artikel 14 Buitenlandse
dienstreis
1 Indien de wethouder in het
gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maakt, worden de in redelijkheid
noodzakelijk gemaakte reis- en verblijfkosten vergoed.
2 Voor een reis in het
gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese
instelling, is vooraf toestemming van het college vereist.
Artikel
15 Cursus, congres,
seminar of symposium
1 De kosten van deelname van
een wethouder aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het
gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd
komen voor rekening van de gemeente.
2 De wethouder die wil
deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens
de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde
aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een
kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname
van belang is in verband met de uitoefening van het ambt van wethouder.
Artikel 16 Fax,
computer en laptop
1 Aan de wethouder wordt voor
de uitoefening van zijn ambt de mogelijkheid geboden deel te nemen aan de voor
het gemeentelijk personeel geldende pc-privéregeling. Aan de wethouder kan een
eventuele gemeentelijke bijdrage in het kader van de pc-privéregeling worden
verstrekt.
2 Naast de in artikel 11
bedoelde onkostenvergoeding ontvangt de wethouder een vergoeding voor aanschaf,
onderhoud en vervanging van een pc en aanverwante apparatuur,
internetaansluiting etc.[2]
Artikel 17 Mobiele
telefoon
1 Aan de wethouder wordt voor
de uitoefening van zijn ambt op aanvraag een mobiele telefoon in bruikleen ter
beschikking gesteld.
2 De wethouder ondertekent
daartoe een bruikleenovereenkomst met de gemeente.
3 Het college stelt het model
van de bruikleenovereenkomst vast.
Artikel 18 Spaarloonregeling
De wethouder van wie de arbeidsverhouding ingevolge
artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de wet op de loonbelasting 1964 voor de
toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, kan op aanvraag
deelnemen aan de voor het gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling.
Artikel 19 Outplacement
De gewezen wethouder die in het genot is van een
uitkering op grond van de bepalingen van de Uitkerings- en pensioenverordening
wethouders gemeente Delft 1992, kan op aanvraag in aanmerking komen voor
outplacementfaciliteiten.
Hierbij is het bepaalde in de regeling outplacement
en loopbaanmanagementfaciliteiten gewezen wethouders gemeente Delft 1996 van
toepassing.
Hoofdstuk III Voorzieningen
voor commissieleden
Artikel 20 Vergoeding
voor het bijwonen van vergaderingen
1 Het lid van een commissie
ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie een
vergoeding die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel IV van het
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.
2 Het bepaalde in het eerste
lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste
vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 96, tweede lid, van de
Gemeentewet ontvangt.
3 Geen vergoeding ontvangt
degene die zitting heeft in een commissie
a als raadslid of wethouder;
b uit hoofde van dan wel als rechtstreeks
uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een
functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt
gesubsidieerd;
c als vertegenwoordiger van een belanghebbende
instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de
commissie tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient
d indien het lidmaatschap van de commissie uit een zakelijk belang rechtstreeks voortvloeit uit een bezoldigde functie, en betrokkene uit dien hoofde geacht kan worden voor de hieruit voortvloeiende werkzaamheden een honorering te ontvangen.
4 De raad kan in afwijking van
het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen ten aanzien
van
a een lid van een commissie die op grond van
zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie
voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en
b een lid van een commissie ten aanzien waarvan
de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot
de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid.
Artikel 21 Reis-
en verblijfkosten
1 Aan het lid van een
commissie dat geen raadslid of wethouder is en niet in zijn hoedanigheid van
ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd worden de reiskosten in verband
met reizen buiten het grondgebied van de gemeente voor het bijwonen van de
vergaderingen van de commissie vergoed. De vergoeding betreft:
a bij gebruik van openbare middelen van
vervoer: een volledige vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte
reiskosten;
b bij gebruik van een eigen motorvoertuig of
bromfiets: een vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte
reiskosten overeenkomstig de bedragen zoals die gehanteerd worden voor
ambtenaren in dienst van de gemeente Delft.
2 Aan het in het eerste lid
bedoelde lid van de commissie worden vergoed de noodzakelijk gemaakte
verblijfkosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie tot ten
hoogste de bedragen zoals die gehanteerd worden voor ambtenaren in dienst van
de gemeente Delft.
Artikel 22 Buitenlandse
excursie of reis
1 De gemeenteraad kan een
commissie uit gemeenteraad toestemming verlenen voor een excursie of reis naar
het buitenland. De gemeenteraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.
2 De in het eerste lid
bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de gemeente georganiseerd.
3 De in redelijkheid gemaakte
reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente.
Hoofdstuk IV De
procedure van declaratie
Artikel 23 Betaling
van kosten
Betaling van kosten op grond van deze verordening
vindt plaats door
a betaling uit eigen middelen; of
b rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente.
Artikel 24 Declaratie
van vooruit betaalde kosten
1 Voor de vergoeding van de
kosten, bedoeld in de artikelen 5, 6, 12, 13, 14, 15, 21 en 22 wordt gebruik
gemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door het college is
vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.
2 Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend
en binnen 2 maanden
- indien het een wethouder betreft bij de
gemeentesecretaris en
- indien het een raadslid betreft bij de
griffier,
of een door hem aangewezen
ambtenaar ingediend, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.
Artikel 25 Rechtstreekse
facturering bij de gemeente
1 De vergoeding van kosten,
bedoeld in de artikelen 7, 14, en 15 kan ook plaatsvinden door rechtstreekse
toezending van de door het raadslid, onderscheidenlijk de wethouder voor
akkoord ondertekende factuur aan de gemeente.
2 Verantwoording van deze
wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het
model door het college is vastgesteld, volledig in te vullen en te
ondertekenen.
Het begeleidingsformulier en de factuur worden binnen 2 maanden ingediend bij
- indien het een wethouder betreft bij de gemeentesecretaris en
- indien het een raadslid betreft bij de griffier,
of een door hem aangewezen
ambtenaar.
Hoofdstuk V Citeertitel
en inwerkingtreding
Artikel 26 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als Verordening
voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden 2003.
Artikel 27 Inwerkingtreding
1 Deze verordening treedt in
werking op de dag na uitgifte van het gemeenteblad waarin de verordening is
geplaatst.
2 De artikelen 3 en 11 werken
terug tot en met 1 januari 2001.
II Te bepalen dat de vaste commissies van
advies aan het college van burgemeester en wethouders als bedoeld in artikel 20
van de Verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden 2003,
zoals deze ingevolge artikel 84 van de Gemeentewet door de gemeenteraad zijn
ingesteld, zijn:
-
de commissie
voor de beroep- en bezwaarschriften, kamer I t/m IV;
-
de commissie
voor georganiseerd overleg;
-
de commissie
straatnaamgeving;
-
het instituut
sociaal raadslieden;
-
de
bestuurscommissie van het Grotius College;
-
de
indicatiecommissie opname bejaarden;
-
de commissie
voor welstand en monumenten;
-
de
programmaraad kabeltelevisie en –radio Delft.
III In te trekken de Verordening geldelijke
voorzieningen raadsleden, vastgesteld bij raadsbesluit van 26 mei 1977, sedert
gewijzigd, en de Verordening geldelijke voorzieningen Commissieleden,
vastgesteld bij raadsbesluit van 30 maart 1978, sedert gewijzigd.
,burgemeester.
,lo.secretaris.
Toelichting
bij de Verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden 2003
ALGEMEEN
Wettelijke regelingen
De regeling van de rechtspositie van wethouders,
raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie niveaus plaats,
te weten bij wet, AMvB en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voor
wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de
uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven
dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en
commissieleden moet worden geregeld bij AMvB.
Daartoe zijn totstandgekomen het Rechtspositiebesluit wethouders en het
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Daarin zijn alle voor de
rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen,
zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen,
zijn in beide rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende
bepalingen. Voor de secundaire voorzieningen van raadsleden, zoals bijvoorbeeld
een regeling voor de kinderopvang, de uitkering bij aftreden, een
pensioenvoorziening en de beschikbaarstelling van computer- en
communicatieapparatuur, geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen
te treffen.
Hoofdlijnen gemeentelijke verordening
In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake
de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke
commissies. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde
rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend
genieten de wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten
laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Een soortgelijke
bepaling is in artikel 99 opgenomen voor raads- en commissieleden. Het tweede
lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan
raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en
tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van de
gedeputeerde staten vereist.
De verordening bevat bepalingen inzake:
-
de beloning voor de werkzaamheden van raads- en commissieleden
(artikelen 2 en 20), waarbij is op te merken dat voor wethouders niets is
opgenomen omdat hun bezoldiging uitputtend is geregeld in het
Rechtspositiebesluit wethouders;
-
een vaste algemene onkostenvergoeding voor wethouders en raadsleden
(artikelen 3 en 11);
-
reis- en verblijfkosten van wethouders, raads- en commissieleden
(artikelen 5, 6, 12, 13, 21 en 22);
-
beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur aan
wethouders en raadsleden (artikelen 8 en 16) en faciliteiten in de vorm van
deelname van wethouders en raadsleden aan cursussen, congressen e.d. (artikelen
7 en 15);
-
een secundaire voorziening voor raadsleden (artikel 10) en voor zowel
wethouders als raadsleden, zoals de spaarloonregeling (artikelen 10 en 18)
-
de procedure van declareren (artikelen 23 t/m 25)
De arbeidsverhouding van de wethouder en het
raadslid
Wethouders en raadsleden zijn niet in
dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat
betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen
zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WAO. Evenmin geldt voor hen de
pensioenvoorziening van bijvoorbeeld het ABP. Eigen voorzieningen zijn er op
die onderdelen getroffen in de wet (Appa), in de genoemde
rechtspositiebesluiten en in onderhavige verordening.
Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is
vallen wethouders en raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar
worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001.
De loon- en inkomstenbelasting
´Opting-in-regeling´
Wethouders en raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting.
De wethouder en het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze
loonheffing inhoudt. Dat wordt de ´opting-in-regeling´ genoemd. De
administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de
daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de
gemeente en de wethouder c.q. het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt
geopteerd voor de loonbelasting. Een model voor een verklaring is als bijlage
opgenomen in de VNG-ledenbrief van 15 december 2000 (MARZ/CvA/2000005423).
Als gezamenlijk wordt gekozen voor het
loonbelastingsysteem dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de
Belastingdienst. De inkomsten worden als loon belast in box 1. De wethouder of
het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die
worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente onder
voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten
onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding
van reis- en verblijfkosten, de zakelijke beschikbaarstelling van computer- en
communicatieapparatuur en zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er
zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt. Deze
vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de
loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert. Ook kan betrokkene tegen een
forfaitaire fiscale bijtelling in verband met privé-gebruik, een GSM ter
beschikking worden gesteld die hij mede voor privé-doeleinden kan aanwenden, en
kan hij deelnemen in de spaarloonregeling die er voor het gemeentelijk
personeel is. Het gebruik van de dienstauto is niet een voordeel dat bij de
loonheffing een rol speelt. Als op basis van de bepalingen uit de Wet inkomstenbelasting
2001 een bijtelling van toepassing is dan moet dat in de aangifte
inkomstenbelasting worden meegenomen.
Fiscale standaardpositie
Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan
geldt voor de wethouder en het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting
2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem
van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en
kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Zij kunnen niet deelnemen
aan de spaarloonregeling.
Betrokkenen kunnen bij de aangifte
inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een
aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun
belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle
betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de
Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar
de waarde in het economische verkeer worden opgegeven (niet naar de forfaitaire
bedragen die gelden voor hen die van de ´opting-in-regeling´ gebruik maken).Ook
voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit of de
wethouder of het raadslid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting
(zie daarvoor hieronder de toelichting op de artikelen 3 en 11).
Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze
om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor de wethouder en het
raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te
opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende)
zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze
beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet
bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de
zittingsperiode voor de resterende periode.
De vergoedingssystematiek
Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten
bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken Een adequate
vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn
verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin
de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt.
Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden
gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in
rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig
declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als
vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren:
-
welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie
(bedrijfsvoering en bestuurskosten);
-
welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt,
maar zijn niet rechtstreeks aan te bieden door de organisatie;
-
kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden
aangeboden (indien is geopteerd voor de loonbelasting);
-
voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een
(bruto) vergoeding worden verstrekt.
Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het
volgende.
Voorzieningen die zijn ondergebracht in de
bedrijfsvoering
-
bruikleen van computer- en communicatieapparatuur;
-
gebruik van dienstauto’s;
-
deelname aan cursussen en congressen e.d.
De zakelijke uitgaven hoeven niet te worden
voorgeschoten door de wethouder of het raadslid maar worden direct door de
gemeente voldaan en de voorzieningen worden om niet in bruikleen gegeven. Zij
vallen derhalve buiten de vergoedingssfeer.
Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten
maar onbelast kunnen worden vergoed
Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en
verblijfkosten, blijft het systeem
overeind dat de gedane zakelijke uitgaven de wethouder of het raadslid op basis
van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde
voorwaarden, onbelast worden vergoed.
Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten
en niet onbelast kunnen worden vergoed
Voor een aantal andere beroepskosten wordt een
vaste (bruto) kostenvergoeding verstrekt. In de toelichting op de artikelen 3
en 11 is aangegeven om welke beroepskosten het gaat.
Voor hen die niet voor de loonbelasting hebben
geopteerd geldt dezelfde systematiek maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij
dienen alle vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische
verkeer als opbrengst te verantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten
fiscaal kunnen verrekenen worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend.
Controle en verantwoording
Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere
publieke middelen - transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds
inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en
voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het
daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige
discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen
door gemeentebestuurders.
Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie
moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent
de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een
zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er
vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.
In hoofdstuk IV is in verband hiermee een aantal
belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van
functionele uitgaven en declaratie van vooruit betaalde kosten. Daarnaast zijn
er in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik
van computer- en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de
uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode
ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd. De gedragscode is
opgenomen in de handreiking ´Integriteit van bestuurders bij gemeenten en
provincies´ welke bij VNG/ledenbrief van 22 oktober 2001(kenmerk
CvA/2001004348) aan de gemeenten is toegezonden. Daarbij gaat het onder meer om
afspraken omtrent de bestuurlijke uitgaven die in aanmerking komen voor
bespreking en zonodig besluitvorming in het college. In die gedragscode is ook
het beleid rond buitenlandse reizen en de bekostiging van zakendiners met
derden opgenomen. Verder zijn er aanvullende administratieve procedures
beschreven over de afwikkeling van declaraties en facturen en de daarbij te
hanteren verdeling van verantwoordelijkheden en hoe bijvoorbeeld om te gaan met
interpretatie- of meningsverschillen.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 2 vergoeding
voor de werkzaamheden van het raadslid
In het Rechtspositiebesluit raads- en
commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding
ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijke verordening
bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de
vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de
vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van de vergoeding voor de
werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de
hand van het indexcijfer CAO lonen overheid voor volwassenen, inclusief
bijzondere beloningen. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming
nodig omdat het bedrag van de vergoeding is gekoppeld aan het maximumbedrag dat
de minister van BZK jaarlijks bijstelt.
Op grond van het bepaalde in de artikelen 3 en 4
van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kan de raad besluiten dat
voor alle leden tot ten hoogste 20% naar beneden wordt afgeweken van de door de
minister vastgestelde maximumbedragen. De raad kan bovendien besluiten ten
hoogste 20% van de (eventueel verlaagde) raadsvergoeding als presentiegeld uit
te betalen.
De raadsvergoeding wordt aangepast bij indeling in
een hogere gemeenteklasse of bij overgang naar een andere klasse bij stijging
of daling van het inwonertal.
Artikelen 3 en 11 vaste
onkostenvergoeding
Hierin is
de vaste vergoeding geregeld voor aan het ambt van wethouder c.q. aan het
raadslidmaatschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de
volgende kostencomponenten:
-
representatie
-
vakliteratuur
-
contributies, lidmaatschappen
-
telefoonkosten
-
bureaukosten, porti
-
zakelijke giften
-
bijdrage aan fractiekosten
-
ontvangsten thuis
-
excursies.
Sedert 1 januari 2001 zitten daarin niet langer de
kostensoorten fax/pc en cursussen en congressen. Daarvoor zijn vanaf dat
tijdstip specifieke voorzieningen getroffen (zie de artikelen 7, 8, 16 en
17). De onkostenvergoeding is in
verband met deze overheveling naar de gemeentelijke bedrijfsvoering vanaf die
datum neerwaarts bijgesteld. De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001
niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste
kostenvergoeding gelijk te houden is het (neerwaarts bijgestelde) bedrag
gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geen
betrekking op wethouders en raadsleden die niet hebben geopteerd voor het
loonbelastingregime.
Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de
werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij
ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering.
De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij
gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in de rechtspositiebesluiten voor
wethouders en raadsleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding
aangegeven. In de artikelen 3 en 11 is de hoogte van de kostenvergoeding
bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van de kostenvergoeding is
geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de
consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming
nodig omdat het bedrag van de kostenvergoeding is gekoppeld aan het
maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt.
Ook voor de onkostenvergoeding geldt dat deze met
toepassing van artikel 3 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
met 20% kan worden verlaagd. Tevens wordt de onkostenvergoeding aangepast bij
wijziging van de gemeenteklasse.
In de vaste kostenvergoeding zit ook een component
telefoonkosten. Indien de gemeente voor zakelijk gebruik een mobiele telefoon
aan een wethouder beschikbaar stelt moet er een korting worden toegepast op die
vaste kostenvergoeding om te voorkomen dat voor dezelfde zakelijke
telefoonkosten zowel in natura (mobiele telefoon in bruikleen) als in geld (via
de vaste kostenvergoeding) een voorziening ten laste van de gemeente is
getroffen. Dat is geregeld in artikel 11, derde lid. Voor alle wethouders aan
wie de gemeente een mobiele telefoon beschikbaar heeft gesteld geldt dezelfde
korting. Zie voor een specifieke toelichting op de ter beschikking stelling van
een mobiele telefoon en de inhouding op de onkostenvergoeding de toelichting
bij artikel 17.
Artikel 4 Berekening
en betaling vaste vergoedingen
In het eerste lid van dit artikel is aangegeven
vanaf wanneer de raadsvergoeding aanvangt. Een raadslid dat tijdens de demissionaire
periode ook nog wethouder is heeft geen aanspraak op de raadsvergoedingen, maar
blijft tot hij aftreedt als wethouder in het genot van de wethouderswedde en de
bijbehorende onkostenvergoeding. Dit blijkt onder meer uit de definitie van
raadslid in artikel 1, onder c, van het Rechtspositiebesluit raads- en
commissieleden.
Het tweede lid bevat de artikelen die aangegeven
wanneer de raadsvergoeding eindigt. Voor een raadslid dat tussentijds ontslag
neemt is dat uiterlijk één maand nadat hij zijn ontslag heeft ingediend of
zoveel eerder als dat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn onherroepelijk
(lees goedgekeurd) zijn geworden.
Artikel 5 Reiskosten
raadsleden
In dit artikel is het recht op vergoeding van
reiskosten voor raadsleden geregeld. De grondslag hiervoor is te vinden in
artikel 97 van de Gemeentewet. De vergoeding kan worden toegekend als het
raadslid een dienstreis maakt ter uitvoering van een besluit van de raad, het
college of de burgemeester. Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer
of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een km-vergoeding zoals die voor het
gemeentepersoneel geldt.
Artikel 6 Verblijfkosten
raadsleden
Dit artikel regelt de vergoeding van
verblijfkosten. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de
Gemeentewet. De vergoeding kan worden toegekend als het raadslid een dienstreis
maakt ter uitvoering van een besluit van de raad, het college of de
burgemeester. Daarvoor gelden dezelfde maxima als voor het gemeentepersoneel.
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de
loonbelasting geldt dat de vergoedingen
en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte
inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte
kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen
worden opgevoerd.
Artikelen 7 en 15 Cursus,
congres, seminar of symposium
Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening
in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening
van de gemeente. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding
gehaald. Een onderscheid is gemaakt tussen cursussen, congressen e.d. die door
of vanwege de gemeente in het gemeentelijk belang zijn georganiseerd en
cursussen, congressen e.d. waaraan het individuele raadslid in verband met de
vervulling van het raadslidmaatschap op eigen initiatief deelneemt. In het
laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie
over de cursus of het congres en een kostenspecificatie). Hierbij kan de
fractievoorzitter een rol spelen. In het aanvraagformulier is een vraag
opgenomen of de fractievoorzitter de aanvraag ondersteunt.
De in deze artikelen bedoelde cursussen en
congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten
waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld. Voor
raadsleden en wethouders die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen
naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting
als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de
geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.
Artikelen 8 en 16 Fax,
computer en laptop met ISDN of internetaansluiting
Voor de uitoefening van het raadslidmaatschap en
het ambt van wethouder kan om niet een computer of laptop met bijbehorende
apparatuur en een fax in bruikleen beschikbaar worden gesteld. In Delft is
gekozen voor het maandelijks beschikbaar stellen van een bedrag ter dekking van
de kosten voor pc, fax. e.d. Daarnaast kan het raadslid en de wethouder ook
deelnemen aan de pc-privéregeling voor het gemeentelijk personeel. Het gaat
hier om een voordeel in de zin van de artikelen 44, derde lid, en 99, tweede
lid, van de Gemeentewet waarvan de regeling bij gemeentelijke verordening de
goedkeuring van de gedeputeerde staten behoeft. De grondslag voor deze
faciliteit is te vinden in de rechtspositiebesluiten voor wethouders en raads-
en commissieleden. Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de
bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de
gemeente. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald.
Wanneer de gemeentelijke pc-privéregeling voorziet
in een bijdrage van de gemeente, dan mag deze bijdrage ook aan een raadslid
worden verstrekt. In de circulaires van 19 en 20 december 2000 van het
ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties wordt daarvan eveneens
melding gemaakt.
Aangezien de computer en laptop voor zakelijke
doeleinden beschikbaar zijn gesteld gaat het hier om een belastingvrije
verstrekking. Daaraan doet niet af dat daarvan ook privé-gebruik wordt
gemaakt. Per drie kalenderjaren mag
voor de loonbelasting de waarde van de computer en laptop met bijbehorende
apparatuur, om deze belastingvrij beschikbaar te kunnen stellen, in totaal niet
meer zijn dan € 2.269 (2002). Bijbehorende apparatuur is apparatuur die is
bestemd om aan de computer te worden gekoppeld om informatie uit te wisselen.
Voorbeelden hiervan zijn een modem, een printer, een fax en een digitale
fotocamera.
Artikel 12 Zakelijke
reiskosten
Ingevolge artikel 12 worden zakelijke reiskosten,
indien gemaakt met het openbaar vervoer of met een (trein)taxi, volledig
vergoed (mits in redelijkheid gemaakt) en indien gemaakt met eigen middelen van
vervoer volgens het belastingvrije tarief dat ook geldt voor het
rijkspersoneel.
Artikelen 14 en 22 Buitenlandse
dienstreis
Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk
belang kunnen de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en
verblijfkosten worden vergoed. De voor het gemeentepersoneel geldende regeling
is daarbij richtsnoer. In de eerder genoemde gedragscode zijn nadere
gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het
college over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van
derden. Maar ook om bijvoorbeeld de rekening en verantwoording achteraf (zowel
inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van
een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) privé-reis.
Ook raadscommissies maken wel eens in het
gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moeten
gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle
gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd. Hetgeen hierboven is
geschreven over buitenlandse dienstreizen van wethouders geldt mutatis mutandis
ook voor buitenlandse excursies en reizen van raadscommissies.
Voor degenen die niet hebben geopteerd voor de
loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het
economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden
verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als
aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.
Als onderdeel van de bedrijfsvoering kan de
wethouder voor overwegend zakelijk gebruik (90% of meer) belastingvrij een
mobiele telefoon als 2e telefoon om niet ter beschikking worden
gesteld. De abonnementskosten en de (zakelijke) gesprekskosten komen dan voor
rekening van de gemeente. De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die de wethouder met de
gemeente sluit. Het model van die overeenkomst is door wethouder raads
vastgesteld. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de
loonbelasting geldt dat de waarde in
het economisch verkeer van de verstrekking (minus de eigen bijdrage voor
privé-gebruik) bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moet worden
verantwoord en dat de kosten van zakelijk gebruik binnen de geldende
randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.
In de toelichting op artikel 11 is al ingegaan op
de korting op de vaste kostenvergoeding bij beschikbaarstelling van een mobiele
telefoon.
Artikel 20 Vergoeding
voor het bijwonen van commissievergaderingen
In dit artikel is het presentiegeld voor leden van
gemeentelijke commissies geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en
wethouders die in de commissie zitten. Hun vergoeding is immers al geregeld in
de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Uitgezonderd zijn
verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid in de
commissie zitting hebben. Uitgezonderd zijn tenslotte vertegenwoordigers van
belangengroepen e.d. tenzij hun lidmaatschap
tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient. De hoogte van
het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden het maximale bedrag aangegeven.
In artikel 14, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit is de hoogte van de
vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van het presentiegeld is
geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het
indexcijfer CAO lonen overheid voor volwassenen, inclusief bijzondere
beloningen. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat
het bedrag van het presentiegeld is
gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt. Het
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt de mogelijkheid om in de
gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag
aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag. Dat is
geregeld in artikel 15 van het Rechtspositiebesluit.
Artikelen 23 t/m 25 De
procedure van declaratie
In artikel 23 zijn de twee wijzen van betaling
aangegeven. In de artikelen 24 en 25 is vervolgens aangegeven in welke gevallen
welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in
achtgenomen moeten worden.
Declaratie van vooruitbetaalde kosten
Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende
kosten:
-
reis- en verblijfkosten van raadsleden;
-
zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders
-
reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders
-
reis- en verblijfkosten van leden van gemeentelijke commissies
Rechtstreekse facturering bij de gemeente
Rekeningen kunnen rechtstreeks bij de gemeente in
rekening worden gebracht in de volgende gevallen:
-
deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door raadsleden
en wethouders;
-
zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;
-
reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders.
Artikel 27 Inwerkingtreding
In de toelichting op de artikelen 3 en 11 is al
aangegeven dat de vaste kostenvergoeding voor wethouders en raadsleden per 1
januari 2001 is gewijzigd. De artikelen 3 en 11 zijn daarmee nu in
overeenstemming gebracht. Zij moeten eveneens terugwerken tot en met 1 januari
2001.