Stuk
46 I
03/005899
Delft, 11 maart 2002
Aan
de raad der gemeente Delft
Onderwerp:
Herbenoeming burgemeester
Geachte
dames en heren,
Per
1 september aanstaande expireert de zittingtermijn van burgemeester H.M.C.M.
van Oorschot. Dit betekent dat u in de komende periode moet beslissen of u de
burgemeester wenst voor te dragen voor herbenoeming. De procedure welke de
gemeente in geval van benoeming dan wel herbenoeming van een burgemeester dient
te volgen is ten dele vastgelegd in wet- en regelgeving. De procedure van
herbenoeming verschilt overigens inhoudelijk van die van benoeming. Daarom is
eerst vastgesteld of de burgemeester voor een eventuele herbenoeming in
aanmerking wenst te komen. De burgemeester heeft aangegeven hier in principe
positief tegenover te staan; wat betekent dat de raad het gebruikelijk traject
bij herbenoeming kan volgen. Globaal houdt dit in dat de navolgende stappen
gezet zullen worden.
1.
De raad stelt met een verordening een commissie van advies inzake de
herbenoeming vast. In deze verordening wordt vastgelegd wie van de commissie
deel zal uitmaken, wat op hoofdlijnen de werkwijze van de commissie zal zijn,
op welke wijze de commissie tot een besluit komt en dat, ter bescherming van de
privacy van betrokkene, van al hetgeen waarvan de commissie zal kennisnemen en
op al hetgeen de commissie zal verrichten geheimhouding rust. Ook nadat de
commissie weer is ontbonden zal deze geheimhouding voortduren.
2.
De commissie zal met een (vertrouwelijk) advies richting de raad komen.
De raad spreekt zich in een besloten zitting uit over dit advies. Deze
uitspraak behelst antwoord op de vraag of de raad van mening is of de
burgemeester voor herbenoeming in aanmerking komt. Zoals bekent, beslist de
raad hier niet over.
3.
Van de beraadslaging van de commissie, het advies van de commissie en
het oordeel van de raad zal rapport worden opgemaakt. Dit rapport wordt door
tussenkomst van de Commissaris der Koningin ter hand gesteld van de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De Minister is uiteindelijk
verantwoordelijk voor de voordracht tot herbenoeming.
De
tijd waarbinnen u tot een oordeel moet komen is echter beperkt. Artikel 61a lid
2 van de Gemeentewet stelt dat de raad haar oordeel door tussenkomst van de
Commissaris der koningin dient te hebben overlegd uiterlijk 4 maanden
voorafgaand aan de maand waarop de zittingtermijn ten einde loopt. Concreet
betekent dit dat het advies voor 1 mei door de Commissaris dient te zijn
ontvangen.
Het
navolgende maakt in ieder geval deel uit van de werkwijze van de commissie:
·
De commissie heeft ten minste één gesprek met de burgemeester.
·
De commissie kan bij personen van buiten haar eigen geledingen
referentie over het functioneren van de burgemeester opvragen. Zij informeert
de burgemeester waar deze referenties zijn opgevraagd. In ieder geval wordt
referentie opgevraagd bij het college.
·
De burgemeester heeft het recht kennis te nemen van de
gespreksverslaglegging van de commissie en kan hierop zijn zienswijze geven.
Deze zienswijze zal op zijn verzoek zo nodig worden toegevoegd aan het
eindverslag van de commissie
Van
belang is dat de commissie van advies zodanig is samengesteld dat zij in brede
zin een getrouwe afspiegeling is van de raad. Aan de andere kant is het
belangrijk dat de commissie in vertrouwelijkheid in beperkte tijd tot een
oordeel komt. Dit betekent dat de commissie beperkt van omvang dient te zijn.
Het komen tot een beperkte, doch evenwichtige samenstelling is geschied met
toepassing van volgende criteria.
·
De commissie is niet groter dan zeven personen.
·
De commissie wordt gevormd door personen die deel uitmaken van fracties
van collegepartijen en fracties van niet-collegepartijen.
·
De kleine(re) fracties zijn vertegenwoordigd met een uit hun midden
afkomstig commissielid, voorzover deze kleinere fracties in dit commissielid
vertrouwen hebben uitgesproken.
·
De commissieleden genieten groot vertrouwen van de fractie waaruit zij
afkomstig zijn, dan wel welke zij vertegenwoordigen.
·
Commissieleden genieten voldoende vertrouwen van de meerderheid van de
raad.
·
In principe bestaat tenminste de helft van de commissie uit leden die
zitting hebben in het presidium. De ratio hierachter is dat het presidium
procedureel een belangrijke rol speelt bij de voorbereiding van de
raadsvergaderingen en daarnaast ook procesmatig zeer betrokken is bij de orde
van de vergaderingen. Als zodanig is een goede vertrouwensrelatie tussen het
presidium en de burgemeester als voorzitter van e raad essentieel.
Met toepassing van deze criteria wordt de volgende
samenstelling voorgesteld:
·
Als voorzitter van de commissie: De heer N.A.J.M. van Doeveren,
fractievoorzitter van (niet-collegepartij) CDA, vice-voorzitter van de raad,
vice-voorzitter van het presidium, voorzitter van de raadsadviescommissie
‘Welzijn Zorg en Onderwijs’.
·
Als lid van de commissie: Mevrouw J.L.M. Vlekke, fractievoorzitter van
(collegepartij en tevens grootste raadsfractie) de PvdA.
·
Als lid van de commissie: Mevrouw C.E. Lourens, fractievoorzitter van
(collegepartij) D’66, plaatsvervangend lid van het presidium, tweede algemeen
plaatsvervangend raadsadviescommissie
voorzitter. Mevrouw Lourens vertegenwoordigt tevens de fracties STIP
(collegepartij), SP (niet-collegepartij), Christenunie/ SGP (niet-collegepartij)
·
Als lid van de commissie: De heer R. Vuyk, fractievoorzitter van
(collegepartij) VVD.
·
Als lid van de commissie: De heer W. Bot, fractievoorzitter van
(collegepartij) GroenLinks.
·
Als lid van de commissie: De heer A. Meuleman, fractievoorzitter van
(niet-collegepartij) Stadsbelangen, lid van het presidium, voorzitter van de
raadsadviescommissie ‘Extern’ en eerste algemeen plaatsvervangend
raadscommissie voorzitter.
·
Als lid van de commissie: De heer H. Gabeler, lid van de fractie van
(niet-collegepartij) Leefbaar Delft, lid van het presidium, voorzitter van de
raadsadviescommissie ‘Cultuur, Kennis en economie’.
Met deze samenstelling kent de commissie een
gelijke verhouding tussen collegepartijen en niet-collegepartijen, waarbij de
grootste drie collegepartijen én de grootste drie niet collegepartijen ieder
mer één lid zitting hebben in de commissie en de kleine(re) fracties
gezamenlijk vertegenwoordigd zijn. Daarnaast is de commissie voor ten minste de
helft samengesteld uit presidiumleden dan wel plaatsvervangend leden.
Ik stel u voor
in te stemmen met
bijgevoegd voorstel tot vaststelling van de verordening instelling
vertrouwenscommissie voorbereiding aanbeveling herbenoeming burgemeester Van
Oorschot
Hoogachtend,
N.A.J.M. van Doeveren, plv. voorzitter der
gemeenteraad
R. de Groot, griffier.
Stuk 46 II
03/005899
De raad van de
gemeente Delft,
gelet op artikel 61a, 82 en 86 van de
Gemeentewet, artikel 15 van de Archiefwet 1995 en artikel 9 van het
Archiefbesluit 1995,
mede gelet op de circulaire van de minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 21 november 2001, kenmerk
bk01/96074;
b e s l u i t:
I.
in te stellen een vertrouwenscommissie voor de voorbereiding
van de aanbeveling inzake de herbenoeming van de burgemeester;
II.
vast te stellen de verordening op de vertrouwenscommissie tot
herbenoeming van de burgemeester;
Artikel 1 -
Begripsbepalingen.
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. De minister: de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
b. De commissaris: de commissaris van de Koningin in de provincie Zuid-Holland;
c. De burgemeester: de burgemeester van de gemeente Delft, de heer H.M.C.M. van
Oorschot;
d. De commissie: de vertrouwenscommissie, zijnde een raadscommissie, die belast
is met de voorbereiding van de aanbeveling inzake de herbenoeming van de
burgemeester.
Artikel 2 - Taak
en werkwijze van de commissie
1. De commissie heeft tot taak de aanbeveling van de gemeenteraad inzake de
herbenoeming van de burgemeester voor te bereiden.
2. De commissie vormt zich een oordeel over het functioneren van de
burgemeester.
3. De commissie voert hiertoe gesprek met
de burgemeester als bedoeld in artikel 8 van deze verordening.
4. De commissie wint bij het college
informatie in over het functioneren van de burgemeester.
5. De commissie kan bij anderen referentie
over het functioneren van de burgemeester opvragen. Zij informeert de
burgemeester bij wie zij referentie heeft opgevraagd. De burgemeester mag de
commissie gevraagd en ongevraagd een overzicht van referenties opgeven.
6. De commissie brengt over haar oordeel schriftelijk en vertrouwelijk verslag
uit aan de raad. Dit verslag wordt voorzien van een concept-aanbeveling.
7. Bij de vervulling van haar taak neemt de commissie het gestelde in de
circulaire van de minister d.d. 21 november 2001, in acht.
Artikel 3 -
Samenstelling commissie
1. De commissie bestaat uit de volgende raadsleden:
- mevrouw J.L.M. Vlekke
-
mewvrouw C.E. Lourens
-
de heer N.A.J.M. van Doeveren
-
de heer R. Vuyk
-
de heer W. Bot
-
de heer A. Meuleman
-
de heer H. Gabeler
2. Het commissielid Van Doeveren treedt op
als voorzitter van de commissie
3. De commissie kiest bij afwezigheid van de heer Van Doeveren uit haar midden
een waarnemend voorzitter.
4. De commissie kent geen plaatsvervangende leden
Artikel 4 -
Ambtelijke ondersteuning
1. De griffier is secretaris van de commissie.
2. De secretaris draagt zorg voor de ambtelijke ondersteuning van de commissie.
3. De secretaris is geen lid van de commissie.
4. De commissie wijst bij afwezigheid van de secretaris uit haar midden een
waarnemend secretaris aan.
Artikel 5 -
Vergaderingen
1. De vergaderingen van de commissie zijn besloten.
2. De commissie vergadert zo dikwijls als de voorzitter of ten minste twee
leden dit noodzakelijk achten.
3. De voorzitter doet van elke vergadering tenminste vierentwintig uur tevoren
aankondiging aan de leden van de commissie.
4. De commissie vergadert niet als niet ten minste de helft plus één van het
aantal leden aanwezig is.
Artikel 6 -
Geheimhouding.
1. Op al hetgeen betrekking heeft op het proces van voorbereiding van de
aanbeveling, alle beraadslagingen in en met de raad, dan wel individuele
raadsleden inzake de aanbeveling alsmede alle documenten en andere bescheiden
die op de aanbeveling en het proces van voorbereiding hiervan betrekking
hebben, is geheimhouding opgelegd als bedoeld in artikel 25 van de gemeentewet.
2. De commissie legt in elke vergadering,
met toepassing van artikel 86 van de Gemeentewet, geheimhouding op over de
inhoud van de stukken en het behandelde tijdens de vergadering, met
inachtneming van het bepaalde in artikel 8.
3. De voorzitter ziet erop toe dat aan het gestelde in het vorige lid wordt
voldaan.
4. De commissie stelt aan het eind van haar
beraadslaging vast óf, en zo ja welke informatie de commissieleden aan de eigen
fractie, dan wel de fracties die zij vertegenwoordigen bekend stellen. Op deze
informatie rust geheimhouding als bedoeld in artikel 25 van de gemeentewet.
5. De commissie en haar leden verstrekken geen inzage in de stukken noch
informatie over de stukken en over het behandelde in haar vergadering aan
derden, behoudens het bepaalde in het vorig lid en artikel 2, lid 6.
4. De commissie, noch de gemeenteraad zal de geheimhouding als bedoeld in dit
artikel opheffen.
5. De geheimhouding blijft na ontbinding van de commissie van kracht.
6. Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de
secretaris.
Artikel 7 –
Verslag als bedoeld in artikel 2 lid 3
1. Het verslag van de commissie wordt bij meerderheid van stemmen vastgesteld.
2. Leden van de commissie kunnen in het verslag van een minderheidsstandpunt
blijk geven.
3. Bij het staken van de stemmen over de uit te brengen opvattingen, wordt het
nemen van een beslissing uitgesteld tot de volgende vergadering. Is uitstel van
de beslissing niet mogelijk of staken de stemmen ook in die volgende
vergadering, dan worden geen opvattingen van de commissie, maar de
verschillende meningen binnen de commissie ter kennis van de gemeenteraad
gebracht.
Artikel 8 -
Gesprek tussen de commissie en de burgemeester
1. Onderdeel van de werkzaamheden van de commissie vormt het hebben van ten
minste één gesprek met de burgemeester.
2. Van gesprekken als bedoeld in lid 1 wordt verslag opgemaakt. Deze
verslaglegging wordt als bijlage bijgevoegd bij het verslag als bedoeld in
artikel 7. De commissie bespreekt het concept verslag met de burgemeester. De
burgemeester kan zonodig schriftelijk zijn zienswijze over het gespreksverslag
geven. Op deze zienswijze is eveneens de geheimhouding van toepassing.
3. Indien ter zake van zijn functioneren in
het in lid 1 genoemde gesprek afspraken met de burgemeester worden gemaakt,
worden deze in het verslag aan de raad vermeld.
Artikel 9 -
Ontbinding vertrouwenscommissie
De vertrouwenscommissie wordt geacht te zijn ontbonden met ingang van de dag
volgend op die waarop de minister een besluit heeft genomen op de aanbeveling
van de raad.
Artikel 10 -
Archivering van stukken
1. De voorzitter en de secretaris van de commissie dragen er zorg voor dat op
het tijdstip bedoeld in artikel 9 alle archiefbescheiden die door de commissie
zelf zijn opgemaakt onverwijld in een verzegelde envelop en gerubriceerd als
"geheim" worden overgebracht naar een krachtens de wet door de raad
aangewezen archiefbewaarplaats. Zij dragen er eveneens zorg voor dat uitvoering
wordt gegeven aan het bepaalde in de volgende leden van dit artikel.
2. Van de in het eerste lid bedoelde overbrenging wordt een verklaring van
overbrenging als bedoeld in artikel 9 van het Archiefbesluit 1995 opgemaakt. In
deze verklaring wordt melding gemaakt van de met toepassing van artikel 15 lid
1 sub. a en c van de Archiefwet 1995 gestelde beperkingen aan de openbaarheid,
geldende voor een periode van 75 jaar.
3. Alle overige bescheiden en kopieën van de in dit artikel bedoelde bescheiden
worden onmiddellijk vernietigd.
Artikel 11 -
Contactpersoon
1. De voorzitter van de commissie treedt op als contactpersoon naar buiten.
2. Alle stukken bestemd voor de commissie worden gericht aan de voorzitter en
gezonden aan het privé-adres van de secretaris en aldaar bewaard.
3. Alle stukken die van de commissie uitgaan worden door de voorzitter en de
secretaris ondertekend en vanaf het privé-adres van de secretaris verzonden.
Artikel 12-
Onvoorziene aangelegenheden
In alle gevallen waarin deze verordening dan wel de circulaire van de minister
d.d. 21 november 2001 niet voorzien, beslist de commissie.
Artikel 13 –
Inwerkingtreding, vervaldatum en citeertitel
1. Deze verordening treedt de dag na bekendmaking in werking
2. Deze verordening vervalt met ingang van
de dag volgend op die waarop door de minister een besluit is genomen op het
aanbeveling van de raad.
3. Deze verordening kan worden aangehaald
als verordening instelling vertrouwenscommissie voorbereiding aanbeveling
herbenoeming burgemeester Van Oorschot
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 maart 2003
,
burgemeester
,
griffier