Stuk 56 I

03/004674                                                                                                       Delft, 8 april 2003.

 

 

Onderwerp:       herziening artikel 37 Reglement van Orde

van de raad inzake interpellaties en opnemen

van een procedure ten behoeve van het verloop

van interpellaties als bijlage bij het Reglement van Orde,

 

 

Aan de Gemeenteraad,

 

 

Geachte dames en heren,

 

In de afgelopen periode is de gang van zaken rond het recht van raadsleden om vragen aan het college of de burgemeester te stellen voorwerp van discussie geweest. Eén van de discussiepunten was welke vraag hoe gesteld kan worden. In ons gebruik, de Gemeentewet alsmede ons Reglement van Orde wordt een rangorde –van licht tot zwaar instrument - gesuggereerd, zonder dat deze expliciet gemaakt wordt.

Door gewoonte en diverse regelgeving bestaat op hoofdlijnen de navolgende orde:

1.              Het als raadslid, commissielid/niet raadslid zelfstandig stellen van een vraag aan een ambtenaar. Hierbij mag alleen naar feiten en niet naar opvattingen gevraagd worden en de vraag moet eenvoudig en in korte tijd te beantwoorden zijn.

2.              Het als raadslid, commissielid/niet raadslid stellen van een rondvraag in een raadsadviescommissie. Dit instrument behoort te worden gebruikt voor het stellen van vragen over politieke feiten, die niet rechtstreeks door een ambtenaar beantwoord kunnen worden. De vragen moeten door een portefeuillehouder zonder grondige dossierkennis beantwoord kunnen worden.

3.              Duidelijk zwaarder is het instrument van het stellen van schriftelijke vragen, als bedoeld in artikel 36 van het Reglement van Orde. Met dit instrument heeft het raadslid, naast het stellen van vragen waar vanwege diepgang of complexiteit hetzij ambtelijk hetzij in de rondvraag niet in een afdoend antwoord voorzien kan worden, mogelijkheid om het college een waardeoordeel te vragen of uitspraak te vragen over de interpretatie van  feiten. Het gewicht van dit instrument blijkt onder andere uit het feit dat antwoord wordt gegeven middels een collegebrief en dat vraag en antwoord doorgaans hun weg naar de publiciteit vinden.

4.              Het zwaarste instrument om vragen te stellen is de interpellatie. Het college dan wel een collegelid wordt tijdens een raadsvergadering publiekelijk ondervraagd over een onderwerp dat politiek gevoelig is, doch niet op de raadsagenda staat. Gevraagd wordt over het bestuurlijk doen of laten, het bestuurlijk handelen van het college c.q. collegeleden als bedoeld in artikel169 of 180 van de gemeentewet. De regelgeving in het Reglement van Orde is zeer globaal geformuleerd en geeft geen handvat voor een adequate raadsbehandeling.

 

In de afgelopen periode is nogal geworsteld met het vinden van de juiste toepassing van met name het interpellatie instrument; zowel bij raadsleden in hun afweging om het instrument in te zetten als bij de raad als geheel qua wijze van toepassing tijdens de beraadslaging. Het Reglement van Orde biedt, zoals gezegd, door haar ruime en open formulering zowel in de afweging tot de inzet als in de toepassing geen handreiking. 


Het bestaande artikel richt zich vooral op door middel van publieke ondervraging door het college afleggen van verantwoording over het gevoerde bestuur. Het artikel biedt geen termijn waarop het collegelid naar behoren kan voorbereiden (“verzoek voor aanvang van de vergadering ingediend”) wat geen recht doet aan de zwaarte van het instrument, doch geeft aan de andere kant een ruime opening om het antwoord naar een volgende vergadering door te schuiven. Antwoord kan ook schriftelijk gegeven worden, wat op gespannen voet staat met het karakter van de interpellatie als publieke ondervraging. Het artikel voorziet niet in een mogelijkheid om op goede gronden van een interpellatie af te zien. Noch biedt het artikel enig uitsluitsel over gebruik ingeval een raadslid een collegelid wil ondervragen over het persoonlijk handelen, waar dit persoonlijk handelen van invloed is op het aanzien van het ambt.

 

Om vorenstaande redenen wordt u een voorstel voorgelegd waarin beoogd wordt recht te doen aan de feitelijke zwaarte van het instrument; waarin voorzien wordt in enerzijds voldoende mogelijkheid om de gevraagde informatie voor het voetlicht te krijgen doch anderzijds voorziet in een mogelijkheid tot voorbereiding door het te ondervragen collegelid.

Expliciet is opgenomen dat de interpellatie ook toegepast kan worden om een collegelid te ondervragen over het persoonlijk handelen, waar dit persoonlijk handelen het aanzien van het ambt treft. Het voorstel biedt helderheid over de gronden waarop een interpellatie niet wordt toegestaan. Deze gronden gelijken op de gronden die ook in de Tweede Kamer (de facto) gehanteerd worden om een interpellatie geen doorgang te laten vinden.

Tenslotte is in het voorgestelde nieuwe artikel 37 een bepaling opgenomen waardoor een bijlage aan het Reglement van Orde gehecht kan worden, waarin de wijze van behandeling in de raad is vastgelegd. De voorgestelde procedure kent enerzijds voldoende waarborg voor zowel interpellant als collegelid om ongestoord al hetgeen naar voren te brengen, wat gezien de politieke situatie vanuit de eigen optiek meest dienstig is, doch geeft ook voldoende mogelijkheid tot een beraadslaging die levendig en goed te volgen is. 

 

U wordt voorgesteld om:

 

I.

in te trekken artikel 37 Interpellatie van het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Delft;

 

II

in het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Delft in te voegen een nieuw artikel 37 Interpellatie, luidende:

 

1.            Een interpellatie kan worden aangevraagd over een onderwerp inzake het bestuurlijk doen of laten of handelen van het college tezamen of van ieder collegelid afzonderlijk, als bedoeld in de artikel 169 en 180 van de gemeentewet, voorzover dit onderwerp niet op de agenda vermeldt staat.

2.            Een interpellatie wordt uiterlijk 48 uur voorafgaand aan het tijdstip van aanvang van de raadsvergadering schriftelijk aangevraagd bij de voorzitter der raad, tenzij het spoedeisend karakter zich tegen deze termijn verzet.

3.            De aanvraag gaat vergezeld van de te stellen vragen alsmede een korte toelichting dan wel motivatie.

4.            Het collegelid tot wie de interpellatie zich in eerste instantie richt wordt terstond in kennis gesteld. De overige collegeleden alsmede alle raadsleden zo spoedig mogelijk daaropvolgend.

5.            Een gevraagde interpellatie wordt verleend, tenzij het een onderwerp betreft dat recent op agenda is geweest en zich geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan, dan wel spoedig voor behandeling in de raad is voorzien; het onderwerp is voorgelegd aan een gerechtelijke instantie voor strafrechtelijke toetsing; het onderwerp is voorgelegd aan de gemeentelijke commissie voor beroep en bezwaarschriften; het onderwerp een voor beroep vatbare beslissing betreft dat nog niet onherroepelijk is. Toetsing hiervan vindt plaats door de raad, die hierover bij eenvoudige meerderheid beslist.

6.            Het verloop van de interpellatie tijdens de beraadslaging van de raad is vastgelegd in een bij dit reglement gevoegde bijlage.

 

III

Vast te stellen de navolgende procedure ten behoeve van het verloop van interpellaties als bedoeld in artikel 37 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Delft tijdens de beraadslaging in de raad en deze procedure bij het Reglement van Orde als bijlage bij te voegen.

 

Procedure ten behoeve van het verloop van interpellaties als bedoeld in artikel 37


1.            De interpellant krijgt van de voorzitter de gelegenheid tot het stellen van de reeds schriftelijk ingediende vragen en kan deze vragen zonodig verduidelijken of motiveren. De interpellant wordt niet geďnterrumpeerd.

2.            Na het stellen van de vragen krijgt het collegelid tot wie de vragen zich  richt gelegenheid tot antwoord. Indien de vragen zich tot meerdere collegeleden richten, krijgen deze daaropvolgend gelegenheid tot antwoord.

3.            Na de beantwoording door het collegelid/ de collegeleden vindt behandeling van het onderwerp op de gebruikelijke wijze als bedoeld in artikel 20 dit Reglement van Orde plaats.

4.            Interpellant krijgt de gelegenheid tot het afleggen van een slotverklaring. Indien deze daarvan gebruik maakt, krijgt het collegelid eveneens gelegenheid voor een slotverklaring.

5.            De stemming over eventueel ingediende moties vindt plaats.

 

 

Hoogachtend,

 

 

H.M.C.M van Oorschot              , burgemeester

 

R. de Groot                                          , griffier

 

    
De raad van de gemeente Delft,

 

gelezen het voorstel van de burgemeester en griffier van 8 april 2003;

 

gelet op artikel 155 lid 2 van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t

 

I.

In te trekken artikel 37 Interpellatie van het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Delft

 

II

In het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Delft in te voegen een nieuw artikel 37 Interpellatie, luidende:

1.            Een interpellatie kan worden aangevraagd over een onderwerp inzake het bestuurlijk doen of laten of handelen van het college of van één of meer collegeleden, als bedoeld in de artikel 169 en 180 van de gemeentewet, voorzover dit onderwerp niet op de agenda vermeldt staat.

2.            Een interpellatie wordt uiterlijk 48 uur voorafgaand aan het tijdstip van aanvang van de raadsvergadering schriftelijk aangevraagd bij de voorzitter der raad, tenzij het spoedeisend karakter zich tegen deze termijn verzet.

3.            De aanvraag gaat vergezeld van de te stellen vragen alsmede een korte toelichting dan wel motivatie.

4.            Het collegelid tot wie de interpellatie zich in eerste instantie richt wordt terstond in kennis gesteld. De overige collegeleden alsmede alle raadsleden zo spoedig mogelijk daaropvolgend.

5.            Een gevraagde interpellatie wordt verleend, tenzij het een onderwerp betreft dat recent op agenda is geweest en zich geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan, dan wel spoedig voor behandeling in de raad is voorzien; het onderwerp is voorgelegd aan een gerechtelijke instantie voor strafrechtelijke toetsing;het onderwerp is voorgelegd aan de gemeentelijke commissie voor beroep en bezwaarschriften; het onderwerp een voor beroep vatbare beslissing betreft dat nog niet onherroepelijk is. Toetsing hiervan vindt plaats door de raad, die hierover bij eenvoudige meerderheid beslist.

6.            Het verloop van de interpellatie tijdens de beraadslaging van de raad is vastgelegd in een bij dit reglement gevoegde bijlage.

 

III

Vast te stellen de navolgende procedure ten behoeve van het verloop van interpellaties als bedoeld in artikel 37 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Delft tijdens de beraadslaging in de raad en deze procedure bij het Reglement van Orde als bijlage bij te voegen.


 

Procedure ten behoeve van het verloop van interpellaties als bedoeld in artikel 37

1.            De interpellant krijgt van de voorzitter de gelegenheid tot het stellen van de reeds schriftelijk ingediende vragen en kan deze vragen zonodig verduidelijken of motiveren. De interpellant wordt niet geďnterrumpeerd.

2.            Na het stellen van de vragen krijgt het collegelid tot wie de vragen zich  richt gelegenheid tot antwoord. Indien de vragen zich tot meerdere collegeleden richten, krijgen deze daaropvolgend gelegenheid tot antwoord.

3.            Na de beantwoording door het collegelid / de collegeleden vindt behandeling van het onderwerp op de gebruikelijke wijze als bedoeld in artikel 20 van dit Reglement van Orde plaats.

4.            Interpellant krijgt de gelegenheid tot het afleggen van een slotverklaring. Indien deze daarvan gebruik maakt, krijgt het collegelid eveneens gelegenheid voor een slotverklaring.

5.            De stemming over eventueel ingediende moties vindt plaats.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 24 april 2003.

 

 

,burgemeester

 

,griffier