Stuk 172 I

03/030248                                                                                Delft, 14 oktober 2003.

 

 

Onderwerp:     Verordening voor het financieel beleid,

het financieel beheer en de financiële organisatie

 

 

Aan de gemeenteraad,

 

 

Geachte dames en heren,

 

Artikel 212 van de nieuwe gemeentewet stelt dat de raad een verordening opstelt over het financieel beleid, het financieel beheer en de financiële organisatie. De raad moet uiterlijk 15 november 2003 deze nieuwe verordening vaststellen. Het doel van het artikel 212 Gemeentewet is dat de raad de uitgangspunten vastlegt voor de uitvoering van de financiële functie.

 

Artikel 212 heeft betrekking op de financiële functie. De financiële functie omvat alle onderwerpen die zijn opgenomen in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (oftewel de comptabiliteitsvoorschriften). De kernonderwerpen in dit Besluit zijn de begroting en rekening, de paragrafen, de financiële positie en in relatie daarmee de balans.

 

De raad heeft een kaderstellende en controlerende functie, het college een uitvoerende functie. De begrotingsuitvoering, het bewaken van de financiële positie en de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige besteding zijn daarmee grotendeels taken van het college geworden. Dat geldt ook voor het inrichten van de ambtelijke organisatie en voor de administratieve systemen die noodzakelijk zijn voor een goede uitoefening van de financiële functie. Wel moet het college daarbij de kaders in acht nemen die de raad stelt. De verordening artikel 212 Gemeentewet geeft in belangrijke mate deze taakverdeling tussen de raad en het college aan.

 

Het eerste hoofdstuk (Titel I.) gaat over de begrotingscyclus. De raad stelt de kaders voor de uitvoering van de begroting. Hij doet dat vooral door het vaststellen van de programmabegroting en de beantwoording van de 3-w-vragen. Het college voert vervolgens de begroting uit en zorgt voor de beheersing van deze uitvoering. Vervolgens rapporteert het college aan de raad.

 

Het tweede hoofdstuk (Titel II.) behandelt de financiële positie. Hier komen investeringen, reserves en voorzieningen, activering en afschrijving, financiering en kostprijsberekening aan de orde, onderwerpen die (in)direct van invloed zijn op de financiële positie van gemeenten. De artikelen in dit hoofdstuk voldoen aan het voorschrift dat de verordening in ieder geval regels stelt voor de kostprijsberekeningen, de waardering van activa en de treasuryfunctie (zie artikel 212, tweede lid).

 

In het derde hoofdstuk (Titel III.) komen de paragrafen in de begroting en de jaarrekening aan de orde.

 

Het vierde hoofdstuk (Titel IV.) betreft de uitgangspunten voor de financiële organisatie en de administratie. De raad moet er immers van op aankunnen dat de aansturing van de ambtelijke organisatie en de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van en binnen de ambtelijke organisatie goed zijn vastgelegd. Bovendien moeten er administratieve systemen zijn die de uitvoering van de begroting, het inzicht in de financiële positie en de toepassing van de paragrafen ondersteunen. Deze systemen dienen tevens de rapportages en verantwoording van de ambtelijke organisatie aan het college en de rapportage van het college aan de raad te ondersteunen.

 

Voorstel

Wij stellen u voor vast te stellen de Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Delft.

 

 

Hoogachtend,

 

Burgemeester en wethouders van Delft,

 

 

 

H.M.C.M. van Oorschot ,burgemeester.

 

 

N. Roos                    ,secretaris.

 

 

 


Stuk 172 II

03/030248

 

 

 

De raad van de gemeente Delft,

 

gelezen het voorstel van het college van 14 oktober 2003;

 

gelet op artikel 212 Gemeentewet,

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de volgende:

 

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Delft.

 

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

a.       administratie

Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Delft en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

b.       financiële administratie

Het systematisch verwerken van financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Delft, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

1.       de financieel-economische positie;

2.       het financiële beheer ;

3.       de uitvoering van de begroting;

4.       het afwikkelen van vorderingen en schulden;

5.       alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover.

c.       administratieve organisatie:

Het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding.

d.       financieel beheer:

Het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Delft.

e.       rechtmatigheid

Het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.

f.        doelmatigheid

Het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.

g.       doeltreffendheid

De mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

 

Titel 1. Begroting en verantwoording

 

Artikel 2. Programmabegroting

1.       De raad stelt bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode de programma-indeling vast.

2.       De raad stelt per programma vast:

a.       de beoogde maatschappelijke effecten;

b.       de te leveren goederen en diensten;

c.       de baten en lasten.

3.       Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde goederen en diensten en de maatschappelijke effecten.

 

Artikel 3. Producten

1.       Bij iedere (programma-)begroting en jaarstukken wordt een overzicht gegeven van de toedeling van de producten uit de productenraming aan de programma’s.

2.       De onderverdeling van de programma’s in de producten staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigen. Wijzigingen worden bij de begroting expliciet vermeld.

 

Artikel 4. Uitvoering begroting

1.       Het college stelt regels die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

2.       Het college draagt ten aanzien van de productenraming er zorg voor dat:

a.       de lasten en baten, door middel van kostentoerekening, eenduidig zijn toegewezen aan de producten van de productraming;

b.       de budgetten uit de productraming en kredieten voor investeringen passen binnen de kaders zoals geautoriseerd bij de vaststelling van de uiteenzetting van de financiële positie;

c.       de lasten van de producten niet dusdanig worden overschreden dat de realisatie van andere producten binnen hetzelfde programma onder druk komt.

d.       de opbrengsten van de producten niet dusdanig worden onderschreden dat de realisatie van andere producten binnen hetzelfde programma onder druk komt.

 

Artikel 5. Interne controle

1.       Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

2.       Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van een aantal bedrijfsonderdelen en/of een aantal bedrijfsprocessen op  juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van beheershandelingen en op de toepassing van gemeentelijke regelingen. Het college treft maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

3.       De raad wordt zo nodig tussentijds maar in ieder geval bij de jaarverantwoording geïnformeerd over geconstateerde tekortkomingen en het herstel daarvan.

 

Artikel 6. Tussentijdse rapportage en informatie

1.       Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente. 

2.       De rapportages gaan in op afwijkingen, zowel wat betreft de lasten en de baten, geleverde goederen en diensten en indien daar aanleiding voor is de maatschappelijke effecten.

 

Artikel 7. Jaarstukken

1.       Het college draagt zorg voor een adequate vertaling van de verantwoording van de ambtelijke uitvoeringsorganisatie naar de productenrealisatie en naar de programmaverantwoording.

2.       Het college legt verantwoording af over de uitvoering van de programma’s. In de verantwoording geeft het college aan:

a.   wat is bereikt;

b.   welke goederen en diensten zijn geleverd;

c.   wat de kosten zijn

d.   hoe de resultaten zich verhouden tot de in de begroting gestelde doelen.

3.       De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de beleidsdoelen van de programma’s voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

 

 

Titel 2. Financiële positie

 

Artikel 8. Financiële positie

1.       Het college draagt er zorg voor, dat het financieel beleid waartoe de raad heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen.

2.       Het totaalbedrag aan verleende garanties en waarborgen worden bij de uiteenzetting van de financiële positie expliciet vermeld.

3.       De raad autoriseert met het vaststellen van de financiële positie de investeringskredieten.

 

Artikel 9. Waardering & afschrijving vaste activa

1.       Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden lineair in 5 jaar afgeschreven.

2.       Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden indien deze lager dan € 100.000 zijn. direct ten laste van de exploitatie gebracht. Bij bedragen hoger dan € 100.000 is de maximale afschrijvingstermijn gelijk aan de looptijd van de lening.

3.       De materiele vaste activa worden lineair afgeschreven. Activa die vanaf 1-1-2004 worden aangeschaft zullen worden afgeschreven volgens de in lid 4 opgesomde afschrijftermijnen.
De afschrijftermijnen van activa die voor 1 januari 2004 zijn aangeschaft blijven intact.

4.       De afschrijftermijnen ingaande 2004 zijn:    

a.

40 jaar,

Woonruimten en bedrijfsgebouwen (permanent), rioleringen, bruggen (steen en beton), sportvelden;

b.

25 jaar,

Woonruimten en bedrijfsgebouwen (semi-permanent), gemalen, rioolwaterzuiversinstallaties, wegen, straten en pleinen, openbare verlichting, parkeerterreinen, groot onderhoud gebouwen, kademuren, bruggen (hout en staal);

c.

12 jaar,

Verkeersregelinstallaties;

d.

10 jaar,

Parkeermeters, ondergrondse containers, groot onderhoud parkeertereinen, sportvelden en zwembaden, bekabeling automatisering;

e.

8 jaar,

Tractie en machines;

f.

5 jaar,

Telefooncentrales, elektrische installaties;

g.

3 jaar,

ICT middelen;

h.

Niet,

Gronden en terreinen.

Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 7.500 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Deze laatst genoemde worden altijd geactiveerd.

5.       De afschrijving van activa start op het moment van ingebruikname.

6.       Indien een actief administratief is afgeschreven máár nog in gebruik is wordt deze gehandhaafd in de activa-administratie

 

Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen

1.       Voor openstaande vorderingen betreffende:

a.       onroerende zaakbelasting gebruikers;

b.       onroerende zaakbelasting eigenaren;

c.       precariobelasting;

d.       hondenbelasting;

e.       rioolrechten;

f.        en reinigingsrechten;

wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

2.       Voor de overige vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen ouder dan drie maanden.

 

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

1.       Het college biedt éénmaal per vier jaar een (geactualiseerde) nota reserves en voorzieningen aan.

2.       De nota behandelt:

a.       de vorming en besteding van reserves;

b.       de vorming en besteding van voorzieningen;

c.       de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen,

 

Artikel 12. Kostprijsberekening

1.       Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente Delft wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd.

2.       Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan reserves voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

3.       De omslagrente voor de rentetoerekening van de kapitaallasten wordt bepaald door het rentetotaal van de uitstaande leningen en de bij begroting vastgestelde gecalculeerde rente over het eigen vermogen en voorzieningen.

 

Artikel 13: Financieringsfunctie

1.     Het college draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor

a.       het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren;

b.       het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

c.       het zo veel mogelijk beperken van de kosten van de leningen en het bereiken van een voldoende rendement op de uitzettingen;

d.       het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

2.       Het college neemt bij de uitvoering van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

a.       het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij financiële instellingen met minimaal een A-rating  afgegeven door tenminste één gezaghebbende rating agency, of bij instellingen voor wiens waardepapieren een solvabiliteitsvrije status is gegeven of bij financiële instellingen zonder rating met minimaal een met een A-rating vergelijkbare kredietwaardigheid;

b.         overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd intact is.

c.         derivaten  worden uitsluitend gebruikt ter beperking van financiële risico’s;.

d.         voor het aantrekken van financieringen voor langer dan 1 jaar worden tenminste 2 prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;.

e.         overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro;

f.          voor de kasgeldlimiet en de renterisiconorm gelden de wettelijke waarden. Het college informeert de raad indien de kasgeldlimiet of de renterisiconorm dreigen te worden overschreden.

3.       Verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties anders dan genoemd in het tweede lid worden uitsluitend gedaan uit hoofde van de publieke taak. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

4.       Het college stelt regels op ter uitvoering van het gestelde onder het eerste tot en met derde lid en legt deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een besluit treasurystatuut. Het college zendt het besluit treasurystatuut ter kennisgeving aan de raad.

 

Artikel 14. Registratie bezittingen, activa en vermogen

1.       Het college draagt zorgt voor een actuele en volledige registratie van bezittingen.

2.       Indien een actief administratief is afgeschreven máár nog in gebruik wordt deze gehandhaafd in de activa-administratie

3.       Het college draagt er zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente systematisch worden gecontroleerd

4.       Bij afwijkingen in de registratie van bezittingen neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen. De resultaten van de controle en eventuele plannen van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

 

 

Titel 3. Paragrafen

 

Artikel 15. Lokale heffingen

1.       Het college draagt zorg voor een actueel overzicht van de tarieven, heffingen, prijzen en kosten per verstrekte dienst.

2.       Het college aan de raad geeft aan de raad inzicht in de mate van kostendekking voor de door de gemeente verstrekte diensten, waarover de tarieven, en heffingen in rekening worden gebracht

3.       Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale heffingen verslag van: de opbrengsten per lokale heffing; het volume en bedrag aan kwijtscheldingen; de kostendekkendheid van de rioolrechten en de afvalstoffenheffing; de (ontwikkeling van de) lokale lastendruk voor eenpersoonshuishoudingen, meerpersoonshuishoudingen en bedrijven.

 

Artikel 16. Weerstandsvermogen en risicomanagement

1.       Het college draagt zorg voor een adequaat risicomanagement.

2.       Het college geeft in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken de risico’s van materieel belang aan.

3.       Het college geeft in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken de weerstandscapaciteit aan en in hoeverre schade en verliezen als gevolg van de risico’s van materieel belang met de weerstandscapaciteit kunnen worden opgevangen.

 

Artikel 17. Onderhoud kapitaalgoederen

1.       Het college draagt zorg voor meerjarige beheersplannen in het kader van onderhoud openbare ruimte, onderhoud riolering, en onderhoud gebouwen.

2.       Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallig onderhoud aan openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, straatmeubilair, riolering, gebouwen.

 

Artikel 18. Financiering

Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf financiering in ieder geval verslag van:

a.       de kasgeldlimiet;

b.       de renterisico norm;

c.       de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende drie jaar;

d.       de rentevisie en

e.       de rentekosten en rente-opbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie.

 

Artikel 19. Bedrijfsvoering

1.       In de bedrijfsvoeringsparagraaf in de begroting wordt ingegaan op de tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven. In de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag wordt gerapporteerd over de bij de begroting bepaalde onderwerpen aangaande de bedrijfsvoering alsmede over nieuwe ontwikkelingen.

2.       Het college rapporteert in de bedrijfsvoeringsparagraaf van de begroting en jaarstukken over de voortgang van de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid, bedoeld in artikel 213a Gemeentewet.

 

Artikel 20. Verbonden partijen

1.       In de begroting en de jaarstukken wordt weergegeven het openbaar belang, het financieel belang en de zeggenschap van de gemeente.

2.       In de begroting en in de jaarstukken wordt in de paragraaf verbonden partijen specifiek ingegaan op nieuwe verbonden partijen, het beëindigen van bestaande verbonden partijen, het wijzigen van bestaande verbonden partijen en eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen.

 

Artikel 21. Grondbeleid

1.       Het college biedt telkenjare het geactualiseerde Meerjarenprogramma Grond (MPG) aan. In deze nota wordt aandacht besteed aan:

a.       de relatie met de programma’s van de begroting;

b.       de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

c.       aan te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

d.       de voorraadverwerving en uitgifte van gronden;

e.       de uitgifte van gronden in erfpacht en de bijstelling van erfpachtvergoedingen

f.        de ontwikkeling van de Algemene Reserve Grondbedrijf en van de voorzieningen

2.       In de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken wordt op hoofdlijnen ingegaan op (de uitvoering van) het MPG, inclusief een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie; met daarbij gevoegd de ontwikkeling van de Algemene Reserve en de getroffen voorzieningen.


Titel 4. Financiële organisatie en administratie

 

Artikel 22. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

a.       het sturen en het beheersen van activiteiten en processen voor de gemeente als geheel en in de organisatieonderdelen;

b.       het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden;

c.       het verschaffen van informatie aan de budgethouders en voor het maken van kostencalculaties;

d.       het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

e.       het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

f.        de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

 

Artikel 23. Financiële administratie

Het college draagt er zorg voor dat:

a.     de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en andere relevante wet- en regelgeving;

b.     de vereiste informatie verstrekt wordt aan het rijk, de provincie en de Europese Unie, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten.

 

Artikel 24. Financiële organisatie

Het college draagt de zorg voor en legt (in een besluit) vast:

a.     de indeling van de gemeentelijke organisatie en de toedeling van taken;

b.     een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

c.     de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

d.     de regels voor de opdrachtverlening en de verrekening van leveringen tussen de organisatieonderdelen van de gemeente;

e.     de te maken afspraken met de organisatie over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

f.      de regels voor de verlening van décharge over het gevoerde beheer van de ambtelijke  uitvoeringsorganisatie.

 

Artikel 25. Aanbesteding en inkoop

Het college draagt zorg voor en legt (in een besluit) vast de interne regels (protocol) voor de inkoop en aanbesteding van werken, leveringen, en diensten. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie.

 

Artikel 26. Verstrekking subsidies

Het college biedt jaarlijks een nota verstrekking gemeentelijke subsidies aan. De nota bevat het kader voor de verstrekking van gemeentelijke subsidies en een overzicht van toegekende gemeentelijke subsidies.

 

Titel 5. Slotbepalingen

 

Artikel 27. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking per 30 oktober 2003, met dien verstande dat de begroting, de jaarstukken, de uitvoeringsinformatie en de informatie voor derden met ingang van het begrotingsjaar 2004 voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

 

Artikel 28. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële verordening gemeente Delft”.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 30 oktober 2003.

 

 

 

                                      ,burgemeester.

 

 

 

                                      ,griffier


 

 

Toelichting op de artikelen

 

Artikel 2. Programmabegroting

De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de infrastructuur van de begroting vast, evenals het daarin opgenomen beleid waarop de raad wil sturen en controleren.

 

De gemeente bepaalt zelf het aantal en de inhoud van de programma's van de begroting en kan daardoor de begrotingsopzet aanpassen aan de eigen politiek-bestuurlijke wensen. Het verdient de voorkeur (ook vanwege de vergelijkbaarheid van begrotingsjaren) de gewenste indeling voor meerdere jaren vast te stellen, bijvoorbeeld voor een gehele raadsperiode. Indien daartoe aanleiding is, kan de raad de indeling wijzigen.

 

Artikel 3. Producten

De raad stelt de programmabegroting vast. Ter uitvoering van de begroting stelt het college  - zoals geregeld in het Besluit begroting en verantwoording - een productenraming op. Het college is vrij in het aantal producten en de indeling daarvan. De productraming is in de systematiek van het besluit geen onderdeel van de begroting. De raad kan van oordeel zijn dat hij bij de programmabegroting en verantwoording een overzicht wil hebben van welke producten er bij de programma’s horen. Dit wordt geregeld in het eerste lid.

 

Artikel 4. Uitvoering begroting

In het eerste lid wordt bepaald dat het college de rechtmatigheid, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de uitvoering dient te waarborgen. Lid 2 stelt eisen voor de onderwerpen die van belang zijn voor de opstelling van de productraming. Lid 3 doet hetzelfde voor de uitvoering van de programma’s van de begroting.

In het duale stelsel geeft de raad geen nadere uitvoeringsregels, deze uitvoeringsregels zijn aan het college.

 

Artikel 5. Interne controle

Het college zal  voor de inrichting van de financiële organisatie maatregelen laten treffen door de organisatie op het gebied van interne controle, bijvoorbeeld een adequate functiescheiding. Voor een goede interne controle zijn daarbij aanvullende onderzoeken nodig. Op grond van de uitkomsten van de onderzoeken worden bij tekortkomingen maatregelen tot herstel getroffen, waarbij  de raad over de uitkomsten van de onderzoeken en de eventuele maatregelen tot herstel op de hoogte wordt gebracht.

De genoemde onderzoeken in dit artikel omvatten niet de interne onderzoeken van het college naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur. Regels voor deze interne onderzoeken zijn opgenomen in de verordening artikel 213a Gemeentewet.

 

Artikel 6. Tussentijdse rapportage en informatie

Artikel 6 formaliseert een deel van de controletaak van de raad. Op basis van deze tussentijdse informatie kan de raad de uitvoering van de begroting volgen en besluiten of bijsturing nodig is. De raad autoriseert het college met het vaststellen van de begroting op hoofdlijnen voor het door het college uit te voeren beleid. Hiermee worden alle afzonderlijke verplichtingen die in de programma’s besloten liggen in materiële zin oftewel financieel geaccordeerd.

 

Bij de uitvoering van de begroting geldt voor het college de informatieplicht uit het vierde lid artikel 169 Gemeentewet. Bij het aangaan van verplichtingen of het uitoefenen van bevoegdheden door het college met ingrijpende gevolgen voor de gemeente moet het college eerst het gevoelen van de raad inwinnen.

 

Artikel 7. Jaarrekening

De jaarrekening is het sluitstuk van de begrotingscyclus, de verantwoording over de begrotingsuitvoering door het college, cq. de controle van de raad daarop. Basis daarvoor is de productrealisatie.

 

Artikel 8. De financiële positie

De raad geeft in dit artikel de uitgangspunten aan die het college voor de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen moet volgen.

Tevens wordt hier expliciet vastgelegd dat de raad bij het vaststellen van de financiële positie tevens de investeringskredieten autoriseert.

 

Artikel 9. Waardering & afschrijving vaste activa

De verordening moet volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval bevatten de “regels voor waardering en afschrijving activa”. De vaste activa worden verplicht ingedeeld in immateriële vaste activa, materiele vaste activa en financiële vaste activa.

 

Het eerste lid bepaalt, dat de kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief lineair worden afgeschreven in 5 jaar. Deze immateriële activa mogen volgens het “Besluit begroting en verantwoording gemeenten en provincies” ook ineens ten laste van het resultaat worden gebracht.

 

Het tweede lid bepaalt, dat de kosten voor het afsluiten van geldleningen onder een grensbedrag van € 100.000 ineens ten laste van het resultaat worden gebracht. Bij hogere bedragen is de maximale afschrijvingstermijn gelijk aan de looptijd van de lening.

 

Het derde lid bepaalt dat de materiele vaste activa lineair worden afgeschreven. Activa die vanaf 1-1-2004 worden aangeschaft worden afgeschreven volgens de in lid 4 opgesomde afschrijftermijnen

 

Het vierde lid geeft de afschrijvingstermijnen van de materiele vaste activa. De afschrijvingswijze van deze activa is lineair. De maat voor de afschrijvingstermijnen is de economische levensduur.

 

 

Het vijfde lid geeft uitsluitsel over het moment dat er gestart wordt met afschrijven.

 

Het zesde lid geeft aan dat activa in de administratie gehandhaafd blijven tot het moment dat zij buiten gebruik worden gesteld.

 

Artikel 10. Waardering oninbare vorderingen

Artikel 10 geeft de regels voor de bepaling van de hoogte van de voorziening voor oninbare vorderingen. Voor het bepalen van de hoogte van de voorziening is in dit artikel gekozen voor een scheiding in de bulkfacturen van de gemeente en de overige facturen. Voor de bulkfacturen van gemeenten wordt een voorziening getroffen op basis van een in te schatten percentage van oninbaarheid, omdat individuele beoordeling ondoenlijk is.

 

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

Een belangrijk beleidsmatig aspect betreft de omvang van het eigen vermogen van een gemeente. Artikel 11 bepaalt, dat het college vierjaarlijks een geactualiseerde nota over de reserves en voorzieningen ter behandeling en vaststelling door de raad aanbiedt. Op basis van deze nota kan de raad het kader vaststellen voor de omvang van de reserves. Kaders stellen voor voorzieningen is veelal niet aan de orde, omdat voorzieningen een verplichtend karakter kennen. Wel is het inzichtelijk in de nota in te aan op de voorzieningen.

 

Artikel 12. Kostprijsberekening

In artikel 12 is de grondslag voor de bepaling van heffingen en tarieven neergelegd, zoals dat door artikel 212, lid 2, let b Gemeentewet wordt geëist. De grondslag voor de hoogte van heffingen en tarieven is namelijk politieke besluitvorming door de raad op basis van de geraamde hoeveelheden en de geraamde kostprijzen. Kostprijzen laten zich op vele manieren berekenen. In dit artikel worden enkele uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen gegeven.

 

Artikel 229b, lid 2, Gemeentewet stelt, dat bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen  voor noodzakelijke vervanging van de betrokken activa voor bepaling van de geraamde kostprijs en dus voor de bepaling van het tarief of de heffing mogen worden meegenomen. Daarnaast hanteert de gemeente het mechanisme van rentetoerekening over de reserves en de voorzieningen aan in gebruik zijnde kapitaalgoederen. Artikel 12, lid 2 van de verordening bepaalt, dat deze beide kosten ook daadwerkelijk worden meegenomen voor de berekening van de geraamde kostprijs.

 

Op grond van lid 2 moeten ook worden meegenomen de kosten compensabele BTW voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing. De begroting en jaarstukken zijn exclusief de compensabele BTW. Voor dit soort heffingen is echter in de wet bepaald dat ze wel meegenomen mogen worden in de kostprijsberekening, omdat de gemeente deze kosten wel heeft, ook al wordt de BTW gecompenseerd.

 

Het rentepercentage van de toerekening van kapitaallasten is van invloed op de lasten, maar ook van invloed op de kostprijs. De rentelasten worden berekend door de zogenaamde rente-omslagmethode. Bij de renteomslag van de kapitaallasten is toerekening van de bespaarde rente over het eigen vermogen toegestaan.

                                                                                                                                              

Artikel 13. Financieringsfunctie

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de operationele kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 het expliciete voorschrift dat de verordening een onderdeel over de financieringsfunctie heeft. Het gaat om de kaders voor het uitvoeren van de financieringsfunctie. De uitvoering van de financieringsfunctie komt aan de orde in de financieringsparagraaf in de begroting en de rekening zoals die in het Besluit begroting en verantwoording is voorgeschreven. In aanvulling hierop stelt het college een treasurystatuut op dat protocollen bevat voor de dagelijkse uitvoering.

 

De kasgeldlimiet en de renterisiconorm zijn wettelijk geregeld. Overschrijding is in beginsel niet toegestaan.  Gedeputeerde staten van de provincie moeten dan in hun hoedanigheid van toezichthouder ingrijpen, maar kunnen onder bijzondere omstandigheden een tijdelijke overschrijding tolereren. Bij overschrijding kan de gemeente worden geconfronteerd met preventief toezicht op het sluiten van kortlopende (kasgeldlimiet) of langlopende (renterisiconorm) leningen. De raad wordt daarom wanneer overschrijding dreigt daarover door het college geïnformeerd.

 

Artikel 14. Registratie bezittingen en activa

Voor een goed beeld van de financiële positie is een volledige registratie van de gemeentelijke bezittingen onontbeerlijk. Om dit te borgen zal het college de registratie periodiek controleren en bij afwijkingen maatregelen tot herstel te treffen.

 

Artikel 15. Lokale heffingen

Artikel 229b Gemeentewet en artikel 15.33 Wet milieubeheer stellen randvoorwaarden aan de hoogte van de meeste tarieven en heffingen. Behalve tarieven voor het geven van vermakelijkheden en belastingen mogen de tarieven en heffingen niet het bedrag van de geraamde kostprijs te boven gaan. Voor het vaststellen van de hoogte van de verschillende tarieven en heffingen heeft de raad dus de geraamde kostprijs per tarief c.q. heffing nodig.

 

Het college draagt daarom zorg voor een actueel overzicht van de tarieven, heffingen, prijzen en kosten per verstrekte dienst. Het college geeft aan de raad jaarlijks inzicht in de mate van kostendekking voor de door de gemeente verstrekte diensten, waarover de tarieven, en heffingen in rekening worden gebracht

 

Het laatste lid regelt over welke feiten aangaande de lokale lasten de raad in elk geval in de verplichte paragraaf lokale heffingen bij de begroting en jaarstukken wordt geïnformeerd.

 

Artikel 16. Weerstandsvermogen

Een gemeente loopt risico’s. Deze risico’s zijn van uiteenlopende aard. Tegen een deel van deze risico’s kan een gemeente zich verzekeren, of er moeten voorzieningen worden gevormd, of ze kunnen anderszins worden opgevangen. Voor een deel van de risico’s is dit echter niet het geval. Daarnaast kiezen gemeenten er soms voor om voor bepaalde verzekerbare risico’s eigen risicodrager te worden door zich bewust niet voor deze risico’s te verzekeren.

 

De niet verzekerde risico’s hebben, als ze zich voordoen, (grote) financiële consequenties. Het is dus zaak voor een gemeente, dat ze zich bewust is van de risico’s die ze loopt, en ze beheerst. Het uitsluiten van risico’s is echter niet mogelijk. Niet verzekerde risico’s die zich voordoen, moet de gemeente opgevangen met het eigen vermogen, door belastingverhoging of door beleidsmatige ombuigingen op de begroting.

 

Het eerste lid van artikel 16 vereist dat het college zorg draagt voor een adequaat risicomanagement. Het tweede lid regelt over welke risico’s en hun financiële consequenties de raad in de verplichte paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en de jaarstukken moet worden geïnformeerd.

 

Artikel 17. Onderhoud kapitaalgoederen

Het college is verantwoordelijk voor (meerjarige) beheersplannen voor het onderhoud aan de verschillende categorieën kapitaalgoederen.

In het tweede lid van Artikel 17 wordt aangegeven over welke feiten aangaande het financieel beheer van het onderhoud van kapitaalgoederen de raad in de verplichte paragraaf onderhoud kapitaalgoederen bij de begroting en jaarstukken in elk geval geïnformeerd wordt.

 

Artikel 18. Financiering

De basis voor dit artikel is gelegen in artikel 13. Artikel 18 regelt over welke feiten inzake het financieel beheer van de financieringsfunctie de raad in elk geval in de verplichte paragraaf financiering bij de begroting en jaarstukken wordt geïnformeerd.

 

 

Artikel 19. Bedrijfsvoering

Het domein van de ambtelijke organisatie is de verantwoordelijkheid van het college. Beleid op dit gebied wordt in de eerste plaats vormgegeven door het college. In de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt ingegaan op de tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven. In aanvulling hierop wordt gerapporteerd over de voortgang van de onderzoeken naar doelmatigheid en doeltreffendheid.

 

Artikel 20. Verbonden partijen

Artikel 20 stelt regels aan de verantwoordingsinformatie over de verbonden partijen. Basis daarvoor is de paragraaf verbonden partijen in begroting en rekening. In de begroting en in de jaarstukken wordt in de paragraaf verbonden partijen specifiek ingegaan op nieuwe verbonden partijen, het beëindigen van bestaande verbonden partijen, het wijzigen van bestaande verbonden partijen en eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen

 

Daar de begroting, jaarstukken en nota’s openbare stukken zijn, kan vermelding van bepaalde in de verordening vereiste informatie de belangen van de gemeente schaden. We kunnen bijvoorbeeld denken aan het voornemen om een financieel belang af te stoten, wat in bepaalde situaties de onderhandelingspositie van de gemeente aantast. Deze gegevens neemt men vanzelfsprekend niet herkenbaar op in de begroting, jaarstukken en openbare nota’s. Ingevolge het Besluit begroting en verantwoording zal een lijst van verbonden partijen worden bijgehouden.

 

Artikel 21. Grondbeleid

Een belangrijke taak van een gemeente is het daadwerkelijk ingrijpen in de ruimtelijke ordening van een gemeente door zelf vastgoedlocaties te (laten) ontwikkelen. De uitgangspunten van het financieel beleid ten aanzien van het grondbeleid horen bij de raad thuis.

 

Artikel 21, eerste lid, regelt, dat het college telkenjare het Meerjarenprogramma Grond aan de raad aanbiedt ter behandeling en vaststelling. Op basis van deze nota kan de raad de kaders vaststellen voor het toekomstig grondbeleid.

 

Het tweede lid van artikel 22 schrijft de feiten voor aangaande het grondbeleid waarover de raad in elk geval in de verplichte paragraaf grondbeleid bij de begroting en jaarstukken moet worden geïnformeerd.

 

Daar de begroting, jaarstukken en nota’s openbare stukken zijn, kan vermelding van bepaalde in de verordening geëiste informatie de belangen van de gemeente schaden. Dergelijke informatie kan de (onderhandelings-)positie van de gemeente schaden. Zulke gegevens worden niet herkenbaar opgenomen in de begroting, jaarstukken en openbare nota’s.

 

Artikel 22. Administratie

In dit artikel worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. Deze verordening regelt niet – inherent aan het dualisme – de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het college. Deze zal deze zaken wel in een besluit moeten vastleggen voor de aansturing van de ambtelijke organisatie. Een en ander geldt ook voor artikel 23, 24 en 25.

 

Artikel 23. Financiële administratie

Een belangrijk onderdeel van de administratie is de financiële administratie. Bij algemene maatregel van bestuur stelt het Rijk eisen aan de verantwoordingsinformatie van gemeenten. In het Besluit begroting en verantwoording zijn onder andere waarderingsgrondslagen, balansindeling en verplicht op te leveren financiële gegevens vastgelegd. Vanuit de financiële administratie moeten gegevens worden aangeleverd voor de financiële verantwoordingsinformatie aan de raad, maar ook aan gedeputeerde staten, in hun rol als toezichthouder, het rijk, de Europese Unie etc.

 

Artikel 24. Financiële organisatie

In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling zal geven.


Artikel 25. Aanbesteding en inkoop

De inkoop en de aanbesteding van werken, leveringen en diensten zijn belangrijke en kwetsbare activiteiten die een groot budgettair effect kunnen hebben. Het hanteren van een protocol is naast de desbetreffende administratieve aspecten ook te zien als een vorm van risicobeheersing. De  aansprakelijkheid kan worden beperkt en er wordt jegens derden rechtszekerheid gecreëerd. Artikel 25 legt aan het college de zorg op om regels op te stellen voor de aanbesteding van werken en inkoop van goederen en diensten. De regelgeving van de Europese Unie dient daarbij nageleefd te worden. Doordat de regels worden vastgelegd kan de accountant bij zijn controle van de jaarstukken nagaan of de interne regels (en de Europese regelgeving) zijn nageleefd, het is een onderdeel van de rechtmatigheidstoets. De accountant beoordeelt hiervoor eveneens het systeem van interne regels.

 

Artikel 26. Verstrekking subsidies

Een belangrijke uitgaande middelenstroom, die de kaderstellende rol en het budgetrecht van de raad raakt, betreft de verstrekking van gemeentelijke subsidies. Hiervoor is evenwel geen afzonderlijke paragraaf bij de begroting en de jaarstukken opgenomen.

Artikel 23 regelt, dat de raad periodiek een nota ontvangt waarin het college het voorgenomen beleid uiteenzet voor verstrekking van subsidies en een overzicht van toegekende subsidies.

 

Artikel 27. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van het oude artikel 212 Gemeentewet opgestelde verordening. In Delft betreft dit het onderdeel Financieel Management van de vigerende organisatieverordening. De wetgever heeft bepaald, dat de nieuwe verordening artikel 212 Gemeentewet bij alle gemeenten op het begrotingsjaar 2004 van toepassing moet zijn.

 

Artikel 28. Citeertitel

In dit artikel wordt de naam gegeven, waarmee men in de gemeentelijke stukken naar deze verordening kan verwijzen.