Stuk 190 I                                                                          Delft, 2 december 2003.

334771

 

Onderwerp:     Vaststelling van de verordeningen gemeentelijke

belastingen 2004.

 

Aan de gemeenteraad.

 

Geachte dames en heren,

 

1 Inleiding

 

Voor u ligt het jaarlijkse voorstel tot herziening van de gemeentelijke belastingverordeningen en de gemeentelijke belastingtarieven.

Het werken met wijzigingsverordeningen zoals dat vorig jaar bij wijze van proef is gedaan, bleek toch meer vragen op te werpen dan verwacht, zodat de belastingverordeningen dit jaar weer geheel opnieuw zijn opgesteld en ter vaststelling voorgelegd worden.

 

Tevens worden u ter kennisneming aangeboden de Uitvoeringsregeling Gemeentelijke Belastingen 2004 en de reguliere tarieven (de niet-fiscale tarieven). Voor vaststelling van hiervan is geen raadsbesluit nodig, deze stukken worden vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders.

 

De wijzigingen in de verordeningen en de tarieven zijn in een min of meer uitgebreide toelichting per verordening verantwoord. In deze toelichting worden de verschillen aangegeven tussen de verordening 2003 en de verordening 2004.

In iedere toelichting wordt vermeld wat de reden is van de tariefverhoging in 2004. In de meeste gevallen zal sprake zijn van een reguliere tariefverhoging volgens de gemeentebrede 3%-prijsstijging, afkomstig uit en becijferd in de Programmabegroting 2004. Ook kan sprake zijn van een extra tariefverhoging of –verlaging in verband met bijvoorbeeld Rijksregelgeving of het streven naar kostendekkendheid. Om tot dit voorstel te komen is er uitvoerig overleg geweest met de betrokken vakteams en sectoren.

 

2 Kostendekking

 

Artikel 229b van de Gemeentewet behelst de eis dat de opbrengsten van leges en rechten niet de met de verleende diensten gemoeide uitgaven mogen overstijgen. Deze kostendekking geldt bij voorkeur per tariefgroep en niet per verordening.

Voor alle gewijzigde tarieven vormen begrotingscijfers van 2004 de basis.

Achter de desbetreffende verordening vindt u het kostendekkingsoverzicht van de verordening.

 

3 Meest belangrijke wijzigingen of toevoegingen in de belastingverordeningen

 
Kadegelden

Er is een nieuw tarief voor overslag van stukgoederen opgenomen, omdat het bestaande tarief voor bulkgoederen niet op stukgoedoverslag kan worden toegepast en de gemeentelijke kade voor dit soort activiteiten steeds meer wordt gebruikt.

 

Kwijtschelding

De verordening Kwijtschelding is behalve enkele tekstuele aanpassingen onveranderd gebleven.

 

Leges

Er is een nieuw tarief opgenomen voor kleurenkopieën en administratiekosten (voor verzending per post van opgevraagde stukken) ten behoeve van de diensten verricht aan de publieksbalie. Voorst is er een nieuw tarief voor het annuleren van trouwzaalreserveringen, voor spoedaanvragen bouwvergunningen en voor verzoeken om het nemen van een huisnummerbesluit en verstrekking van bodeminformatie. De leges voor een gehandicapten-parkeervergunning en voor een verklaring uitstel lijkbezorging zijn extra verhoogd vanwege de hoge kosten die met deze dienstverlening gemoeid zijn.

 

Marktgelden

De tarieven marktgelden worden zoveel mogelijk kostendekkend gehouden. Door de verlate verhoging van de tarieven in 2003 en extra stijgende kosten in vergelijking tot het prijsstijgingspercentage, worden de tarieven met gemiddeld 9,5% verhoogd om volledige kostendekking te bereiken.

 

Reclamebelasting

De vrijstelling voor reclames van non-profitinstellingen is verruimd, zodat scholen, overheidslichamen en sportverenigingen e.d. onder de vrijstelling vallen.

 

Rioolrechten

Het aansluitrecht stijgt met 6,8%, het afvoerrecht met 5%; vanwege de wegvallende inkomsten van de Gelatine wordt het tarief voor grote afvoeren verhoogd met 71,5%. Dit volgt uit de nota rioolrechten/GRP van 20 juni 2003.

 

Toeristenbelasting

Volgens het MMT zou de toeristenbelasting in 2004 verhoogd worden met 28 respectievelijk 40% (voor hotels en campings). In overleg met de hoteliers is echter besloten dat alleen een inflatiecorrectie wordt toegepast. De nieuwe tarieven zijn in overleg vastgesteld op: € 2,00 voor hotels en € 0,55 voor campings (verhoging van 11% respectievelijk 10%).

 

Overige  verordeningen

De overige tarieven zijn met het prijsstijgingspercentage van 3% opgehoogd. De verordening parkeerbelasting is in een separate besluitvormingsprocedure aan de raad aangeboden, en komt vermoedelijk dit jaar nog voor een wijziging in procedure.

 

4 Procedure

 

De procedure na de vaststelling is als volgt:

n   bekendmaking van de verordeningen en de tarieven in het wekelijkse huis-aan-huis-blad de Stadskrant (volgens artikel 139 van de Gemeentewet);

n   kosteloos ter inzage leggen bij de publieksbalie;

n   na inwerkingtreding zorg dragen voor de opname in de gemeentelijke verordeningenverzameling en voor een overzichtelijke (digitale) raadplegingsmogelijkheid.

 

5 Voorstel

 

Onder voorbehoud van gunstig advies van de commissie middelen en bestuur stellen wij u voor de hier bijgaande ontwerpbesluiten inzake:

 

-         de Verordening brandweerrechten Delft 2004

          en de bij deze verordening behorende tarieventabel,

ingangsdatum heffing 1 januari 2004;

-         de Verordening kadegelden Delft 2004

          en de bij deze verordening behorende tarieventabel,

          ingangsdatum heffing 1 januari 2004;

-         de Kwijtscheldingsverordening Delft 2004

          inwerkingtreding één dag na bekendmaking;

-         de Legesverordening Delft 2004

          en de bij deze verordening behorende tarieventabel,

          ingangsdatum heffing 1 januari 2004;

-         de Verordening lijkbezorgingsrechten Delft 2004

          en de bij deze verordening behorende tarieventabel,

          ingangsdatum heffing 1 januari 2004;

-         de Verordening marktgelden Delft 2004

          en de bij deze verordening behorende tarieventabel,

          ingangsdatum heffing 1 januari 2004;

-         de Verordening onroerendezaakbelastingen Delft 2004

          en de bij deze verordening behorende tarieventabel,

          ingangsdatum heffing 1 januari 2004;

-         de Verordening precariobelasting Delft 2004

          en de bij deze verordening behorende tarieventabel,

          ingangsdatum heffing 1 januari 2004;

-         de Verordening reclamebelasting Delft 2004

          en de bij deze verordening behorende tarieventabel,

          ingangsdatum heffing 1 januari 2004;

-         de Verordening reinigingsheffingen Delft 2004

          en de bij deze verordening behorende tarieventabel,

          ingangsdatum heffing 1 januari 2004;

-         de Verordening rioolrechten Delft 2004

          en de bij deze verordening behorende tarieventabel,

          ingangsdatum heffing 1 januari 2004;

-         de Verordening toeristenbelasting Delft 2004

          en de bij deze verordening behorende tarieventabel,

          ingangsdatum heffing 1 januari 2004

 

vast te stellen;

 

en kennis te nemen van de Uitvoeringsregeling Gemeentelijke Belastingen 2004 en het besluit Reguliere prijzen en tarieven Gemeente Delft 2004.

 

Hoogachtend,

 

Burgemeester en wethouders van Delft,

 

 

H.M.C.M. van Oorschot ,burgemeester.

 

 

N. Roos                   ,secretaris.


Stuk 190 II

334771

 

 

De raad van de gemeente Delft,

 

gelezen het voorstel van het college van 2 december 2003;

 

gezien het advies van de commissie Middelen en Bestuur;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de volgende belastingverordeningen 2004:

 

-         de Verordening brandweerrechten Delft 2004

          en de bij deze verordening behorende tarieventabel,

-         de Verordening kadegelden Delft 2004

          en de bij deze verordening behorende tarieventabel,

-         de Kwijtscheldingsverordening Delft 2004

-         de Legesverordening Delft 2004

          en de bij deze verordening behorende tarieventabel,

-         de Verordening lijkbezorgingsrechten Delft 2004

          en de bij deze verordening behorende tarieventabel,

-         de Verordening marktgelden Delft 2004

          en de bij deze verordening behorende tarieventabel,

-         de Verordening onroerendezaakbelastingen Delft 2004

          en de bij deze verordening behorende tarieventabel,

-         de Verordening precariobelasting Delft 2004

          en de bij deze verordening behorende tarieventabel,

-         de Verordening reinigingsheffingen Delft 2004

          en de bij deze verordening behorende tarieventabel,

-         de Verordening rioolrechten Delft 2004

          en de bij deze verordening behorende tarieventabel,

-         de Verordening toeristenbelasting Delft 2004

          en de bij deze verordening behorende tarieventabel,

-         de Verordening reclamebelasting Delft 2004

          en de bij deze verordening behorende tarieventabel,

 

ingangsdatum van de heffingen is 1 januari 2004;

inwerkingtreding van de verordeningen is één dag na bekendmaking.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2003.

 

 

 

                                                ,burgemeester.

 

 

 

                                                ,griffier.



Stuk 190 III                                                     

334771

 

 

De raad van de gemeen­te Delft;

 

gelezen het voorstel van het college van 2 december 2003;

 

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b, van de Ge­meente­wet;

 

gezien het advies van de commissie Middelen en Bestuur;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en de invordering van brandweerrechten 2004

(Verordening brandweerrechten Delft 2004).

 

Artikel 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. Invorderingswet: de Invorderingswet 1990 (Stb. 221);

b.  Algemene wet: de Algemene wet inzake rijks­belastingen (Stb. 1959, 301);

c.   Algemene termijnenwet: de Algemene termijnenwet (Stb. 1964, 314).

 

Artikel 2 AARD VAN DE HEFFING EN BELAST­BAAR FEIT

Onder de naam "brandweerrechten" worden - anders dan in geval van brand- en rampenbe­strij­ding en het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen - rechten geheven ter zake van ­voor het door de gemeen­te­lijke brandweer verle­nen van de diensten en hulpmidde­len, bedoeld in deze veror­dening en de in de daarbij behoren­de tarieventabel.

 

Artikel 3 BELASTINGPLICHT

1.  De brandweerrechten worden geheven van:

    a.  de eigenaar of gebruiker van de onroerende- of roe­rende zaak, ten behoe­ve waa­rvan het verlenen van de diensten en hulpmid­de­len als bedoeld in deze veror­dening ge­schie­dt;

    b.  degene die de aanvraag van de dien­sten en hulpmidde­len als be­doeld in deze verorde­ning heeft gedaan of heeft laten doen, dan wel ten behoe­ve van wie de diensten zijn ver­leend.

 

Artikel 4 MAATSTAF VAN HEF­FING EN TARIEF

1.  De brandweerrechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgeno­men in de bij deze verorde­ning behorende tarieventabel.

2.  Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid voor een volle eenheid gerekend.

 

Artikel 5 BELASTINGJAAR

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 6 WIJZE VAN HEFFING

De brandweerrechten worden geheven bij wege van een mondelinge dan wel een ge­dagtekende schriftelijke kennis­geving, waaronder mede wordt begrepen een stempel­afdruk, zegel, nota of andere schrif­tuur.

 

Artikel 7 TIJDSTIP VAN BETALING EN BETALING IN TERMIJNEN

1.  In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moeten de brandweerrechten  worden betaald ingeval de kennis­geving schrif­te­lijk wordt gedaan: op het moment van het uitrei­ken van de kennis­geving.

2.  In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moeten de       brandweerrechten worden betaald ingeval de schrif­te­lijke kennis­geving wordt toegezonden: binnen een maand na de dagteke­ning van de schriftelijke kennisge­ving.

3.  De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde    termijnen.

 

Artikel 8    NADERE REGELS DOOR HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de brandweerrechten.

 

Artikel 9 CITEERTITEL

Deze verordening kan worden aangehaald als "Veror­dening brand­weer­rechten Delft 2004".

 

Artikel 10 INWERKINGTREDING

1.  De Verordening brandweerrechten gemeente Delft 2002, vastgesteld bij raadsbe­sluit van 29 november 2001, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 28 november 2002, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2.  Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

3.  De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2004.

4.  In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden bepaalde, blijft, indien de datum waarop deze verordening in werking treedt ligt na de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastba­re feiten voor zover ter zake daarvan de heffing van de brandweerrech­ten in die periode plaatsvindt.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2003.

 

 

 

                                                                   ,burgemeester.

 

 

 

                                                                   ,griffier.

 

 

TARIEVENTABEL BRANDWEERRECHTEN DELFT 2004

 

Algemeen

De tarieven worden verhoogd met omzetbelasting indien het gehanteerde tarief betrekking heeft op een activiteit die door het Ministerie van Financiën wordt aangemerkt als een belaste prestatie.

 

Hoofdstuk 1

 

 

 

1.1.

Het tarief bedraagt ter zake van:

 

 

1.1.1.

Het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verrichten van kleine, technische dienstverlening, zonder gevaar (toegangsverschaffing tot een perceel, verhelpen gevolgen wateroverlast etc.)

 

 

 

inclusief materieel

 

 

 

per half uur

82,62;

1.1.2.

dienstverlening in verband met liftstoringen,

 

 

 

per liftstoring

165,24;

1.1.3.

het verrichten van wacht- en bewakingsdiensten,

 

 

 

per uur

29,50.

 

 

 

 

Hoofdstuk 2

 

 

 

2.1.

Het tarief bedraagt ter zake van

 

 

2.1.1.

het in behandeling nemen van een aanvraag tot het geven van instructie, het aansluiten op het openbaar meldsysteem, het uitvoeren van controles en adviezen etc., alsmede alle andere vormen van

 

 

 

gelijksoortige dienstverlening door

 

 

2.1.1.1.

een hoofdbrandwacht,

 

 

 

per uur

29,50;

2.1.1.2.

een onderofficier

 

 

 

per uur

37,83;

2.1.1.3.

een officier

 

 

 

per uur

66,06.

 

 

 

 

Hoofdstuk 3

 

 

 

3.1.

Het tarief bedraagt ter zake van

 

 

3.1.1.

Het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verrichten van werkzaamheden in de werkplaatsen (onderhoud brandweervoertuigen, vullen kleine blusmiddelen, vullen ademluchtflessen),

 

 

 

 

 

 

42,01.

3.2.

Het tarief bedraagt ter zake van

het in behandeling nemen van een aanvraag tot het ter beschikking stellen van

 

 

3.2.1.

een brandslang

 

 

 

per dag

14,33;

3.2.2.

een draagbaar brandblusapparaat

 

 

 

per dag

14,33.


 

Hoofdstuk 4

 

 

 

4.1.

Bij een tariefbedrag per gebruiks- of mensuur wordt, voor een half uur of korter, de helft van bovengenoemde bedragen in rekening gebracht.

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 5

 

 

 

5.1.

Bij een tariefbedrag per gebruiks- of mensuur, wordt voor een gedeelte van een uur, langer dan een half uur, het tariefbedrag voor een heel uur in rekening gebracht.

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 6

 

 

 

6.1.

Het tarief voor de diensten als bedoeld in 1.1.1. en 1.1.2. wordt verhoogd met 50%, indien de diensten niet op de maandag tot en met de vrijdag tussen 7.30 uur en 17.30 uur worden bewezen, met dien verstande, dat indien de diensten worden bewezen:

 

 

6.1.1.

op zaterdag de verhoging 75% bedraagt;

 

 

6.1.2.

op zondag of een algemeen erkende feestdag of gedenkdag de verhoging 100% bedraagt.

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 7

 

 

 

7.1.

Het tarief bedraagt ter zake van

het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van schriftelijke inlichtingen aan verzekeringsmaatschappijen e.d. over een brandbestrijding of hulpverlening,

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

per inlichting,

 

 

 

per kwartier

22,53.

 

 

 

 

Hoofdstuk 8

Openbaar brandmeldsysteem (OMS)

 

 

8.1.

Het tarief bedraagt ter zake van

 

 

8.1.1.

een abonnement voor de aansluiting van een brandmeldinstallatie op het openbaar Brandmeld Systeem (OMS) van de alarmcentrale van de brandweer

per jaar

 

 

 

a.  voor een aansluiting via de SM 40 (exclusief PTT-lijn), inclusief 4 uur dienstverlening

b.  voor een aansluiting via de SM 88 (inclusief PTT-lijn), inclusief 4 uur dienstverlening

c.   voor een aansluiting via de SM 88, via het eigen netwerk van de TU-wijk, te Delft t.b.v.                          

 

 

 

 

590,28;

 

1.323,51;

 

973,49

8.1.2.

eenmalige aansluitkosten van een brandmeldinstallatie op het OMS

 

 

346,84.


 

8.2.

Het tarief ter zake van

 

 

8.2.1.

werkzaamheden zoals controles, afhandeling van storingen, wijzigingen en dergelijke, met betrekking tot de aansluiting van een brandmeldinstallatie op het OMS, zijn, indien meer dan 4 uur noodzakelijk zijn,

vanaf het 5e uur gelijk aan de tarieven als bedoeld in 2.1.;

 

 

8.2.2.

het wijzigen of aanpassen van een bestaande aansluiting op het OMS bestaat uit een basisbedrag van

 

 

 

 

41,67.

 

vermeerderd met uurtarieven als bedoeld in 2.1.

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 9

Het beoordelen van ontruimingsplannen

 

 

9.1.

De tarieven ter zake van

het beoordelen van ontruimingsplannen zijn gelijk aan de tarieven als bedoeld in 2.1.

 

 

 

Behoort bij en maakt deel uit van het raadsbesluit van 18 december 2003 tot vaststelling van de Verordening brandweerrechten Delft 2004.

 

 

 

                                                         ,burgemeester.

 

 

 

                                                         ,griffier.

 


 

TOELICHTING op de Verordening brandweerrechten Delft 2004.

 

TARIEVEN

De tarieven van de brandweerrechten zijn verhoogd met het prijsstijgingspercentage van 3%.

Het tarief 3.1.1. is abusievelijk in 2003 niet verhoogd met het destijds geldende prijsstijgingspercentage van 6%. Dit tarief is derhalve eerst verhoogd met 6% en vervolgens verhoogd met 3%.

 

Kosten/opbrengsten brandweerrechten conform begroting 2004

 

Brandweerrechten 2004

directe

kosten

x € 1000

begrotings

post

indirecte

kosten

x € 1000

begrotings

post

opbrengst

x € 1000

begrotings

post

dekkings-

percenta-

ge

37,9

6.120.1.104

 

6.120.1.104

37,9

6.120.1.104

100%

 

 




Stuk 190 IV

334771

 

 

De raad van de gemeen­te Delft;

 

gelezen het voorstel van het college van 1 december 2003;

 

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b, van de Ge­meente­wet;

 

gezien het advies van de commissie Middelen en Bestuur;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en invordering van kadegelden 2004

(Verordening kadegelden Delft 2004).

 

Artikel 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.  dag: tijdvak van 24 achtereenvolgende uren, aanvang 0.00 uur;

b.  Algemene termijnenwet: de Algemene termijnenwet (Stb. 1964, 314);

c.   Invorderingswet: de Invorderingswet 1990 (Stb. 221).

 

Artikel 2 AARD VAN DE HEFFING EN BELAST­BAAR FEIT

Onder de naam "kadegelden" worden rechten geheven terzake van

a.  het gebruik van de gemeentelijke kaden of steigers;

b.  het plaatsen leggen en opslaan van goederen, materialen of voorwerpen op openbare grond van de gemeente, behorende tot de gemeentelijke kade- en havenwerken.

 

Artikel 3 BELASTINGPLICHT

De kadegelden worden geheven van degene die, al dan niet met vergunning, de gemeentelijke kaden of steigers gebruikt.

 

Artikel 4 GROND­SLAG EN MAATSTAF VAN HEF­FING

De kadegelden worden geheven naar de grondslag en maatstaven opgeno­men in de bij deze verorde­ning behorende tarieventabel.

 

Artikel 5 TARIEVEN

1.  De kadegelden worden geheven naar de tarieven, opgeno­men in de bij deze verorde­ning behorende tarieventabel.

2.  Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarie­ven­tabel ge­noemde eenheid voor een volle eenheid gerekend.

 

Artikel 6 BELASTINGJAAR

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 7 WIJZE VAN HEFFING

De kadegelden worden geheven bij wege van een ge­dagtekende schriftelijke kennis­geving, waaronder mede wordt begrepen een stempel­afdruk, zegel, nota of andere schrif­tuur.

 

Artikel 8 ONTSTAAN VAN DE BELASTINGSCHULD

De kadegelden zijn verschuldigd bij de aanvang van de belasting­plicht.


 Artikel 9 TIJDSTIP VAN BETALING EN BETALING IN TERMIJNEN

1.   In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moeten de  kadegelden worden betaald ingeval de schriftelijke kennis­geving wordt uitgereikt: op het moment van het uitrei­ken van de kennis­geving.

2.  In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moeten de kadegelden worden betaald ingeval de schrif­te­lijke kennis­geving wordt toegezonden: binnen een maand na de dagteke­ning van de schriftelijke kennisge­ving.

3.  De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde    termijnen.

 

Artikel 10 NADERE REGELS DOOR HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN      WETHOUDERS

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de kadegelden.

 

Artikel 11 CITEERTITEL

Deze verordening kan worden aangehaald als "Veror­dening kadegelden Delft 2004".

 

Artikel 12 INWERKINGTREDING

1.  De Verordening kadegelden Delft 2002, zoals laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 28 november 2002, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorge­daan.

2.  Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekend­making.

3.  De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2004.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2003.

 

 

 

                                                         ,burgemeester.

 

 

 

                                                         ,griffier.

 

 

 

TARIEVENTABEL KADEGELDEN DELFT 2004

 

Algemeen

De tarieven worden verhoogd met omzetbelasting indien het gehanteerde tarief betrekking heeft op een activiteit die door het Ministerie van Financiën wordt aangemerkt als een belaste prestatie.

 

Hoofdstuk 1

 

 

 

1

Het tarief bedraagt ter zake van het gebruik van de kade of steiger ten behoeve van:

 

 

1.1

het uit vaartuigen lossen of in vaartuigen laden van

 

 

1.1.1

bulkgoederen, waarvan de prijs in het economisch verkeer gewoonlijk naar inhoud wordt berekend, zoals zand en slakken; per kubieke meter geladen of gelost goed

 

 

 

 

 

 

  0,13;

1.1.2

stukgoederen, waarvan de prijs in het economisch verkeer gewoonlijk naar aantal of gewicht wordt berekend, zoals werktuigen en containers;  per 1000 kilo geladen of geloste goederen

 

 

 

 

 

 

0,60;

1.2

het plaatsen van een kraan, per dag

5,65.

 

Behoort bij en maakt deel uit van het raadsbesluit van 18 december 2003 tot vaststelling van de verordening kadegelden Delft 2004.

 

 

 

                                                         ,burgemeester.

 

 

 

                                                         ,griffier.

 

 

TOELICHTING op de verordening kadegelden Delft 2004.

 

TARIEVEN

Het tarief voor het plaatsen van een kraan is verhoogd met het prijsstijgingspercentage van 3%, het tarief voor de overslag van bulkgoederen is gelijk gebleven (0,13x1,03=0,13).

Hoofdstuk 1, 1.1.2

In deze paragraaf is het noodzakelijk dat er een bedrag voor stukgoederen wordt berekend. Dit bedrag heeft er in een eerdere versie in gestaan, maar is uit de verordening verwijderd. Voor de overslag van b.v. kabelklossen en grote objecten is het noodzakelijk dat over een dergelijk tarief kan worden beschikt. De kosten die voor een dergelijke overslag gemaakt worden: inzet assistent-havenmeester, opgeven van een stremming, overleg provincie, doorgeven bruggenwachters, controle leegmaken van de kade, tijdens overslag controle of de zaak goed verloopt (verkeer, opstoppingen, aanwijzingen geven e.d.) na afloop check of de actie goed verlopen is. Voorstel van een tarief € 0,60 per 1.000 kilo.

 


Stuk 190 V                        

334771

 

 

De raad van de gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van het college van 2 december 2003;

 

gelet op artikel 255 van de Gemeentewet;

 

gezien het advies van de commissie Middelen en Bestuur;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen Delft 2004

(Kwijtscheldingsverordening Delft 2004).

 

Artikel 1 ONONTKOOMBARE BELASTINGEN EN LEGES

Kwijtschelding wordt uitsluitend verleend voor:

a.  de afvalstoffenheffing (één adres per belastingplichtige);

b.  het gebruikersgedeelte van de onroerendezaakbelastingen;

c.  de leges voor een huisvestingsvergunning;

d.  een basisbedrag van € 9,- voor het gemeentelijk deel van een identificatiedo­cu­ment;

e.  het rioolafvoerrecht.

 

Artikel 2 KWIJTSCHELDING

De kwijtschelding wordt uitsluitend verleend aan een natuurlijk persoon die niet een bedrijf of  zelfstandig beroep uitoefent.

 

Artikel 3 KWIJTSCHELDINGSNORM

De kwijtscheldingsverzoeken worden berekend op basis van de kwijtscheldingsnorm van 100 % van het bijstandsniveau en de gestelde normen in afdeling 2, hoofdstuk II, van de uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.

 

Artikel 4 TERMIJNEN

Een verzoek tot kwijtschelding dient binnen drie maanden na dagtekening van de aanslag of kennisgeving te worden gedaan. Afwijking van de termijn van drie maanden is mogelijk indien er sprake is van overmacht of wanneer de financiële omstandigheden in de periode van aanslagoplegging tot en met de laatste vervaldatum zijn gewijzigd.

 

Artikel 5 CITEERTITEL

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening kwijtschelding  Delft 2004".

 

Artikel 6 INWERKINGTREDING

1.  De Verordening kwijtschelding gemeente Delft 2002, vastgesteld bij raadsbesluit van 29 november 2001, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van ingang, met dien verstande, dat zij van toepassing blijft op de feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2.  De verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2003.

 

 

 

                                                                   ,burgemeester.

 

 

 

                                                                   ,griffier.


Stuk 190 VI

334771

 

 

De raad van de gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van het college van 2 december 2003;

 

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet;

 

gezien het advies van de commissie Middelen en Bestuur;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en de invordering van leges 2004.

(Legesverordening Delft 2004).

 

Artikel 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.  Invorderingswet: de Invorderingswet 1990 (Stb. 221);

b.  Algemene wet: de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301);

c.   Algemene termijnenwet: de Algemene termijnenwet (Stb. 1964, 314).

 

Artikel 2 AARD VAN DE HEFFING EN BELAST­BAAR FEIT

Onder de naam "leges" worden rechten geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, bedoeld in deze veror­dening en de daarbij behorende tarieventabel.

 

Artikel 3 BELASTINGPLICHT

De leges worden geheven van de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend.

 

Artikel 4 GRONDSLAG EN MAATSTAF VAN HEF­FING, TARIEVEN

1.  De leges worden geheven naar de grondslag en maatstaven opgeno­men in de bij deze verorde­ning behorende tarieventabel.

2.  Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid voor een volle eenheid gerekend.

3.  Indien de heffing van de leges geschiedt bij wijze van abon­nement, be­doeld in de hoofdstukken 2 en 4 van de tarieventabel, wordt bij tussen­tijdse beëindiging van een abonne­ment, indien deze plaats­vindt, voordat de helft van de periode der geldigheids­duur is verstreken en het abonne­ment ten hoogste voor de helft van het aantal in­lichtin­gen, casu quo afschriften van beschei­den, waarop het recht geeft, is verbruikt, ont­heffing verleend tot een bedrag gelijk­staan­de met de helft van de verschul­digde leges.

 

Artikel 5 BELASTINGJAAR

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 6 WIJZE VAN HEFFING

De leges worden geheven bij wege van een monde­linge dan wel een ge­dagteken­de schriftelijke kennisgeving, waaron­der mede wordt begrepen een stempelaf­druk, zegel, nota of andere schriftuur.

 

Artikel 7 TIJDSTIP VAN BETALING EN BETALING IN TERMIJNEN

1.  In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moeten de leges worden betaald ingeval de kennis­geving monde­ling wordt gedaan: op het moment van het doen van de kennisge­ving.

2.  In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moeten de leges worden betaald ingeval de kennis­geving schrif­te­lijk wordt gedaan: op het moment van het uitrei­ken van de kennis­geving.

3.  In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moeten de leges worden betaald ingeval de schrif­te­lijke kennis­geving wordt toegezon­den: binnen een maand na de dagte­ke­ning van de schrif­telijke kennisge­ving.

4.  De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde  

     termijnen.

 

Artikel 8 VRIJSTELLING

De leges worden voor zover daarin niet reeds op andere plaat­sen van deze verorde­ning is voorzien, niet gehe­ven voor:

a.  het afgeven van verklaringen omtrent inkomen en vermogen;

b.  het afgeven van stukken, nodig voor de ontvangst van pen­sioenen, lijfren­ten, wachtgel­den, loon of bezoldi­ging;

c.  het afgeven van beschikkingen op verzoekschriften en be­zwaar­schriften ter zake van plaatselijke belastingen, dan wel het afge­ven van een duplicaat van een aanslag­biljet;

d.  de aan belanghebbende uitgereikt wordende beschikkingen of afschriften daarvan, houdende beslissingen op een aanvraag om sub­sidie uit de gemeen­te­kas.

 

Artikel 9    NADERE REGELS DOOR HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN

             WETHOUDERS.

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de leges.

 

Artikel 10 CITEERTITEL

Deze verordening kan worden aangehaald als "Legesveror­dening gemeen­te Delft 2004".

 

Artikel 11 INWERKINGTREDING EN OVERGANGSBEPALING

1.  De Legesverordening gemeente Delft 2002, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 28 november 2002, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2.  Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekend­making.

3.  De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2004.

4.  In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden bepaalde, blijft, indien de datum waarop deze verorde­ning in werking treedt ligt na de in het derde lid genoem­de datum van ingang van de heffing, de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaats­vindende belastba­re feiten voor zover ter zake daarvan de heffing van de leges in die periode plaatsvindt.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2003.

 

                                                         ,burgemeester.         

 

 

                                                         ,griffier.


 

TARIEVEN LEGES DELFT 2004.

 

Inhoudsopgave

 

 

Hoofdstuk 1

Algemeen

1.1

Beschikkingen, gedrukte stukken, afschriften en dergelijke

1.2

Administratiekosten

 

 

Hoofdstuk 2

Bestuursstukken

2.1

Financiële stukken

2.2

Abonnement

 

 

Hoofdstuk 3

Burgerlijke stand

3.1

Huwelijksvoltrekking en partnerschapsregistratie

3.2

Annulering

3.3

Omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk of van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap

3.4

Bijzonder huis

3.4-3.7

Overig

 

 

Hoofdstuk 4

Verstrekkingen uit Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens

 

 

Hoofdstuk 5

Bouwvergunningen

5.1

Definitieve bouwkosten

5.2

Bouwvergunning

5.3

Aanlegvergunning

5.4-5.7

Vervallen

5.8

Vergunning met toepassing van de Wet RO (art. 19 lid 1,2,3,4)

5.9

Vrijstelling bestemmingsplan met toepassing van artikel 19 Wet RO

5.10

Artikel 50 en 51 Woningwet

5.11

Sloopvergunning

5.12

Wijziging bestemmingsplan; nemen voorbereidingsbesluit

5.13

Inzage stukken bestaand bouwwerk

5.14

Planschadevergoeding art. 4 Wet RO

5.15

Huisnummering

5.16

(Spoed)aanvraag vergunning na aanvang uitvoering

 

 

Hoofdstuk 6

Milieuvergunningen

6.1-6.3

Vervallen

6.4

Ontheffing afvalwater niet-inrichtingen

6.5

Ontheffing route gevaarlijke stoffen

 

Hoofdstuk 7

Vervallen

 

 

Hoofdstuk 8

Kiezersregister

 

 

Hoofdstuk 9

Kadaster

 

 

Hoofdstuk 10

Reisdocumenten


 

 

 

Hoofdstuk 11

Rijbewijzen

 

 

Hoofdstuk 12

Wet op de kansspelen

 

 

Hoofdstuk 13

Drank- en Horecawet

 

 

Hoofdstuk 14

Vervallen

 

 

Hoofdstuk 15

Huisvestingswet

15.1

Huisvestingsvergunning

15.2

Verplichting tot verhuizing

15.3

Vergunning tot tijdelijke verhuur

15.4

Splitsingsvergunning

15.5

Urgentieaanvraag

 

 

Hoofdstuk 16

Verkeer en vervoer

 

 

Hoofdstuk 17

Brandweer

 

 

Hoofdstuk 18

Diversen

18.1

Algemeen

18.2

Carillon

18.3

Wet bescherming persoonsgegevens

18.4

Bodeminformatie

18.5

Ventvergunning

18.6

Vervallen

18.7

Drank- en Horecaverordening 1996

18.8

Reclamevergunningen

18.9

Verzamelen statistische gegevens

18.10

Gemeentegarantie

18.11

Exploitatieverordening Horeca 1998

18.11.1

Exploitatievergunning horecabedrijf

18.11.2

Vergunning terras bij horecabedrijf

18.11.3

Ontheffing sluitingsuur horecabedrijf

18.12

Marktverordening

18.13

Gemeentelijk straatnaamregister

18.14

Snuffelmarkt en dergelijke

18.15

Vergunning kindercentrum

18.16

Naturalisatie (vervallen per 01-03-03)

18.17

APV-vergunningen

18.18

Lijkbezorging

18.19

Kabel- en leidingwerkzaamheden

18.20

Vergunning seksinrichting/escortbedrijf


Algemeen

 

De tarieven worden verhoogd met omzetbelasting indien het gehanteerde tarief betrekking heeft op een activiteit die door het Ministerie van Financiën wordt aangemerkt als een belaste prestatie.

 

Hoofdstuk 1

Algemeen

Beschikkingen, gedrukte stukken, afschriften e.d.

 

 

1.1

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van:

 

 

1.1.1

gewaarmerkte afschriften van stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen,

per afschrift     

 

 

 

 

 

 

5,15;

1.1.2

afschriften, gedrukte stukken, fotokopieën, doorslagen en dergelijke, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen,

 

 

1.1.2.1

per pagina formaat A4

0,10;

1.1.2.2

per pagina formaat A3

0,20;

1.1.2.3

per pagina formaat A4 in kleur

0,35;

1.1.3

een gunstige of niet geheel afwijzende beschikking op

een verzoekschrift, een vergunning, dan wel een ander stuk in het persoonlijk belang van de aanvrager opgemaakt, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen,

 

 

 

per beschikking, vergunning of stuk

5,15;

 

Administratiekosten

 

 

1.2

Indien de verstrekking onder 1.1 per post wordt verzonden, wordt het tarief verhoogd met administratiekosten à:

 

 

 

 

5,00.

 

 

 

 

Hoofdstuk 2

Bestuursstukken

 

 

 

Financiële stukken

 

 

2.1

Het tarief bedraagt ter zake van

het verstrekken van een afschrift van

 

 

2.1.1

vervallen

 

 

2.1.2

één exemplaar van de afzonderlijke delen van de gemeentebegroting/rekening

 

 

12,35;

2.1.3

de Zomernota

12,35.

 

 

 

 

 

Abonnement

 

 

2.2

Het tarief bedraagt ter zake van

 

 

 

het verstrekken van een abonnement

 

 

2.2.1

op de agenda

0,00;

2.2.2

op alle raadsbesluiten inclusief alle bijbehorende tekeningen, welke betrekking hebben op het vaststellen, wijzigen dan wel vervallen van straatnamen

 

 

 

 

 

 

20,60.


 

 

 

 

 

Hoofdstuk 3

Burgerlijke stand

 

 

 

Huwelijksvoltrekking en partnerschapregistratie

 

 

3.1

Het tarief bedraagt ter zake van het reserveren van een ruimte voor het voltrekken van een huwelijk of het registreren van een partnerschap

 

 

 

3.1.1

op maandag tot en met donderdag,

tussen 09.00 en 12.00, en tussen 14.00 en 16.30 uur

en op vrijdag

tussen 09.00 en 16.30 uur

 

 

 

 

 

 

250,00;

3.1.2

op zaterdag

764,00;

3.1.3

op zon- en algemeen erkende feestdagen

1.555,00;

3.1.4

bij het op verzoek apart voltrekken van een huwelijk of registreren van het partnerschap tijdens dagen en uren die zijn aangewezen voor het kosteloos voltrekken van huwelijken (zijnde op maandag en donderdag tussen 09.00 en 10.30 uur)

 

 

 

 

 

 

 

 

75,00;

3.1.5

bij het op verzoek voltrekken van een huwelijk of registreren van een partnerschap in de Burgemeesterskamer of in de Schepensael van het Stadhuis tijdens dagen en uren die zijn aangewezen voor het kosteloos voltrekken van huwelijken (zijnde op maandag en donderdag tussen 09.00 en 10.30 uur)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

250,00;

3.1.6

wanneer het gebruik van een andere zaal dan de Burgemeesterskamer of de Schepensael wordt verlangd, boven het onder 3.1.1. t/m 3.1.5. genoemde tarief

 

 

 

 

 

 

250,00;

 

Annulering

 

 

3.2

Het tarief bedraagt ter zake van het annuleren of verzetten van een reservering als bedoeld onder 3.1

 

 

50,00.

 

Omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk of van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap

 

 

3.3

Het tarief bedraagt ter zake van het reserveren van een ruimte voor het laten opmaken van een akte van omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk of van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap

 

 

3.3.1

indien dit op verzoek gebeurt in de Burgemeesterskamer of in de Schepensael van het Stadhuis op

op maandag tot en met donderdag,

tussen 09.00 en 12.00, en tussen 14.00 en 16.30 uur

en op vrijdag

tussen 09.00 en 16.30 uur

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

250,00;

3.3.2

op zaterdag

764,00;

3.3.3

op zon- en algemeen erkende feestdagen

1.555,00;

 

3.3.4

wanneer opmaken van een akte van omzetting apart gebeurt in het gebouw Phoenixstraat 16, op maandag en donderdag tussen 09.00 en 10.30 uur

 

 

 

 

75,00;

3.3.5

wanneer het gebruik van een andere zaal dan de Burgemeesterskamer of de Schepensael wordt verlangd, boven het onder 3.3.1. t/m 3.3.4. genoemde tarief

 

 

 

 

 

 

250,00.

 

 

 

 

 

Bijzonder huis

 

 

3.4

Het tarief bedraagt ter zake van

de voltrekking van een huwelijk in een bijzonder huis ingevolge artikel 1:64 van het Burgerlijk Wetboek of het laten opmaken van een akte van geregistreerd partnerschap in een bijzonder huis ingevolge artikel 1:80a, achtste lid, van het Burgerlijk Wetboek

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

250,00.

 

 

 

 

 

Overig

 

 

3.5

Het tarief bedraagt ter zake van het van gemeentewege beschikbaar stellen van getuigen bij een huwelijksvoltrekking of het opmaken van een akte van geregistreerd partnerschap

 

 

 

 

 

 

29,90.

3.6

Het tarief bedraagt ter zake van

 

 

3.6.1

het verstrekken van een omslag bij een uittreksel uit een huwelijksakte of een akte van geregistreerd partnerschap,

in normale uitvoering

 

 

 

 

 

 

15,45;

3.6.2

in luxe uitvoering

34,00;

3.7

Het tarief bedraagt ter zake van het op verzoek doen van nasporingen in de registers van de Burgerlijke stand, voor ieder daaraan besteed uur of gedeelte daarvan

 

 

 

 

 

 

48,40.

3.8

Ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een stuk als bedoeld in artikel 2 van de Wet rechten burgerlijke stand (Stb. 1879, 72) geldt het tarief zoals dat is opgenomen in het legesbesluit akten burgerlijke stand (Stb. 1969, 36) of zoals dit besluit laatstelijk is vervangen of gewijzigd.

 

 

 

Hoofdstuk 4

Verstrekkingen uit de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens

 

 

4.1

Voor de toepassing van dit hoofdstuk, met uitzondering van de onderdelen 4.3. en 4.4., wordt onder één verstrekking verstaan één of meer gegevens omtrent één persoon waarvoor de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens moet worden geraadpleegd.

 

 

4.2

Het tarief bedraagt ter zake van

het in behandeling nemen van een aanvraag

 

 

 

4.2.1.1

tot het verstrekken van gegevens,

 

 

 

per verstrekking

8,25;

4.2.1.2

tot het verstrekken van gegevens aan afnemers en bijzondere derden op papier,

per verstrekking

 

 

 

 

2,27.

4.2.2

tot het verstrekken van een abonnement op het leveren van gegevens gedurende een periode van één jaar

 

 

4.2.2.1

voor 100 verstrekkingen

703,50;

4.2.2.2

voor 500 verstrekkingen

2.718,00;

4.2.2.3

voor 1.000 verstrekkingen

4.290,00;

4.3

Het tarief bedraagt ter zake van het op verzoek doen van nasporingen in de gemeentelijke basisadministratie, voor ieder daaraan besteed uur of gedeelte daarvan

 

 

 

 

 

 

48,40.

4.4

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag

 

 

4.4.1

tot het verstrekken van gegevens langs geautomatiseerde weg

 

 

4.4.1.1

per persoon

0,25;

 

met een minimum van

125,55; 

4.4.1.2

per tape

0,04;

 

met een minimum van

19,86;

4.4.1.3

per plaketiket

0,04;

 

met een minimum van

19,86;

4.4.2

tot het verstrekken van gegevens per fax

 

 

4.4.2.1

per eerste 3 vellen A4

1,54;

4.4.2.2

per ieder volgend vel A4

0,61.

 

 

Hoofdstuk 5

Bouwvergunningen

 

 

5.1

Definitieve bouwkosten

 

 

5.1.1

Onder bouwkosten wordt in dit hoofdstuk verstaan de aannemingssom als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken 1989 (UAV 1989) voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten als bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd, nadat de aldus bepaalde aannemingssom of bouwkosten zijn verhoogd met de omzetbelasting (19%).

 

 

5.1.2

Het college van burgemeester en wethouders kan de bij de aanvraag opgegeven bouwkosten ambtshalve aanpassen, indien de opgegeven bouwkosten kennelijk niet overeenstemmen met de werkelijke kosten.

 

 

 

 

 

 

 

 

Bouwvergunning

 

 

5.2.

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van

 

 

5.2.1

een lichte bouwvergunning, indien de bouwkosten

 

 

 

a.        minder bedragen dan € 10.000,-

 

 

 

          per (volle eenheid van) € 500,- aan bouwkosten

13,60;

 

          met een minimum van

42,45;  

 

b.       € 10.000,- of meer bedragen

272,15;

 

          vermeerderd met

12,85;

 

          voor elke € 500,- bouwkosten boven € 10.000,-

 

         

5.2.2

een reguliere bouwvergunning, indien de bouwkosten

 

 

 

a.   minder bedragen dan € 10.000,-; per (volle      eenheid van) € 500,-    aan bouwkosten

 

 

14,95;

 

          met een minimum van

44,10;

 

b.       € 10.000,- of meer bedragen, maar minder dan

          € 45.000,-

 

 

298,70;

 

          vermeerderd met

14,10;

 

          voor elke € 500,- bouwkosten boven € 10.000,-

 

 

 

c.       € 45.000,- of meer bedragen, maar minder dan

       € 136.000,-

 

 

1.300,60;

 

          vermeerderd met

12,30;

 

          voor elke € 500,- bouwkosten boven € 45.000,-

 

 

 

d.       € 136.000,-- of meer bedragen

3.528,40;

 

     vermeerderd met

10,85; 

 

          voor elke € 500,- bouwkosten boven €136.000,-

 

 

5.2.3.1

een reguliere bouwvergunning 1e fase, indien de bouwkosten

 

 

 

a.       minder bedragen dan € 136.000,-; per (volle           eenheid van) € 500,-    aan bouwkosten

 

 

4,87;

 

          met een minimum van

195,70;

 

b.       € 136.000,-- of meer bedragen

1.325,15;

 

          vermeerderd met

4,31;

 

          voor elke € 500,- bouwkosten boven €136.000,-

 

 

5.2.3.2

een reguliere bouwvergunning 2e fase, indien de bouwkosten

 

 

 

a.       minder bedragen dan € 136.000,-; per (volle           eenheid van) € 500,-    aan bouwkosten

 

 

11,89;

 

          met een minimum van

477,55;

 

b.       € 136.000,-- of meer bedragen

3.233,05;

 

          vermeerderd met

10,49;

 

          voor elke €500,- bouwkosten boven €136.000,-.

 

 

 

 

 

 

 

Aanlegvergunning

 

 

5.3

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 14 of 21, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (aanlegvergunning)

 

 

 

 

 

 

432,35.

 

 

 

 

 

5.4-6

Vervallen.

 

 

 

 

 

 

5.7

Vervallen.

 

 

 

 

 

 

 

Vergunning met toepassing van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (art. 19 lid 1, 2, 3, of 4).

 

 

5.8

Ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning,

waarop alleen positief kan worden beschikt na vrijstelling op basis van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening wordt het tarief als bedoeld in 5.2  voor de te volgen procedure conform

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5.8.1

lid 1 van artikel 19 RO, voor een bouwwerk van meer dan geringe omvang in een bestemmingsplan jonger dan 10 jaar, zonder specifieke ‘verklaring van geen bezwaar’ vooraf van Gedeputeerde Staten, verhoogd met 1% van de bouwkosten, met een minimum van

 

 

 

 

 

 

 

 

927,00;

5.8.2

lid 2 van artikel 19 RO, voor een bouwwerk van meer dan geringe omvang in een bestemmingsplan jonger dan 10 jaar, met specifieke ‘verklaring van geen bezwaar’ vooraf van Gedeputeerde Staten, verhoogd met

 

 

 

 

 

 

 

 

1.427,70;

5.8.3

lid 3 van artikel 19 RO, voor een bouwwerk van geringe omvang in een bestemmingsplan jonger dan 10 jaar, zonder specifieke ‘verklaring van geen bezwaar’ vooraf van Gedeputeerde Staten, verhoogd met

 

 

 

 

 

 

 

 

982,35;

5.8.4

lid 4 van artikel 19 RO, voor een bouwwerk van meer dan geringe omvang in een bestemmingsplan ouder dan 10 jaar, zonder specifieke verklaring van geen bezwaar vooraf van Gedeputeerde Staten, verhoogd met 1% van de bouwkosten, met een minimum van

 

 

 

 

 

 

 

 

927,00.

 

 

 

 

 

Vrijstelling bestemmingsplan met toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening

 

 

5.9

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van

een vrijstelling van het geldende bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, waarbij geen sprake is van het verlenen van een bouwvergunning

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

100,05.

 

 

Artikel 50 en 51 Woningwet

 

 

5.10

Het tarief als bedoeld in 5.2, ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning, waarvoor een procedure als bedoeld in artikel 50 en 51 van de Woningwet noodzakelijk is en waarbij geen vrijstelling van het bestemmingsplan in het geding is,  wordt

vermeerderd met

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

42,45.

 

 

 

 

 


Sloopvergunning

 

 

5.11

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van

 

 

5.11.1

een sloopvergunning, zoals onder meer bedoeld in artikel 8.1. van de Bouwverordening en artikel 37 van de Monumentenwet 1988

 

 

 

 

232,75;

5.11.2

een mededeling als bedoeld in artikel 8.2. van de Bouwverordening

 

 

42,45;

5.11.3

een doorlopende asbestsloopvergunning, uitsluitend ten behoeve van toegelaten instellingen in de zin van artikel 70 van de Woningwet en voor asbestsloop gecertificeerde bedrijven, zoals onder meer bedoeld in artikel 8.1. van de Bouwverordening en artikel 37 van de Monumentenwet 1988, per jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

218,35;

 

vermeerderd met

per melding.

16,40;

 

 

 

 

 

Wijziging bestemmingsplan,

nemen voorbereidingsbesluit

 

 

5.12.1

Het tarief als bedoeld in 5.2, ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van

 

 

 

een bouwvergunning, waarvoor een voorbereidingsbesluit is genomen of waarvoor een bestemmingsplan, dat ten tijde van de aanvraag van de bouwvergunning minder dan 10 jaar geleden is vastgesteld, is aangepast, wordt verhoogd met

 

 

 

 

 

 

 

 

432,35.

5.12.2

Leges als bedoeld in 5.12.1. zijn niet verschuldigd indien het bestemmingsplan meer dan 10 jaar geleden is vastgesteld.

 

 

 

 

 

 

 

Inzage stukken bestaand bouwwerk

 

 

5.13.1

Het tarief bedraagt ter zake van het verlenen van inzage in stukken betreffende een bestaand bouwwerk, voor elk bouwwerk inclusief mondelinge bouwkundige toelichting

 

 

 

 

 

 

10,30.

5.13.2

Leges als bedoeld in 5.13.1. zijn niet verschuldigd

ingeval van inzage ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek door een student, die een geldige collegekaart op eigen naam toont.

 

 

 

 

 

 

 

Planschadevergoeding artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening

 

 

5.14

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een verzoek om schadevergoeding als gevolg van een onherroepelijke planologische maatregel

 

 

 

 

 

 

132,85.

 

 

 

 

 

 

Huisnummering

 

 

5.15

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een verzoek om wijziging of afgifte van een huisnummer

 

 

 

 

341,40.

 

 

 

 

5.16

(Spoed)Aanvraag vergunning na aanvang uitvoering

 

 

 

De onder 5.2, 5.3, 5.11 en 5.15 genoemde tarieven worden verhoogd met 50%, indien het verzoek of de aanvraag tot het verkrijgen van de vergunning wordt ingediend nadat de bouw is aangevangen of voltooid.

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 6

Milieuvergunningen

 

 

6.1-6.3

Vervallen.

 

 

 

 

 

 

 

Ontheffing afvalwater niet-inrichtingen

 

 

6.4

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van ontheffing als bedoeld in artikel 10.47 van de Wet Milieubeheer

 

 

 

 

 

 

85,50.

 

 

 

 

 

Ontheffing route gevaarlijke stoffen

 

 

6.5

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag

 

 

6.5.1

tot het verkrijgen van een éénmalige ontheffing als bedoeld in Bijlage 2 van het Reglement vervoer over land van gevaarlijke stoffen (VLG), Hoofdstuk II, artikel 3, vierde lid

 

 

 

 

 

 

160,70;

6.5.2

tot het verkrijgen van een jaarlijkse ontheffing als bedoeld in Bijlage 2 van het Reglement vervoer over land van gevaarlijke stoffen (VLG), Hoofdstuk II, artikel 3, vierde lid

 

 

 

 

 

 

257,50.

 

 

 

 

Hoofdstuk 7

Vervallen.

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 8

Kiezersregister

 

 

8.1

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van

 

 

 

een inlichting betreffende de registratie van de aanvrager als kiezer, bedoeld in artikel D4 van de Kieswet (Stb. 1989, 423)

 

 

 

 

8,25.

 

Hoofdstuk 9

Kadaster

 

 

9.1

Het tarief bedraagt ter zake van

het doen van kadastrale verrichtingen ten kantore door een landmeetkundig ambtenaar per kwartier of een gedeelte van een kwartier

 

 

 

 

 

 

12,90.

9.2.

Het tarief bedraagt ter zake van

 

 

9.2.1

het verlenen van inzage van de kadastrale registratie via het kadastrale netwerk (on-line):

 

 

 

per kadastrale informatie

Het betreft de producten:

a.     Hypothecair bericht object

b.     Hypothecaire informatie schepen

c.     Kadastraal bericht object

d.     Informatie schepen

e.     Kadastraal bericht persoon

f.      Uittreksel kadastrale kaart

5,60.

 

Indien de informatie als bedoeld in 9.2.1 telefonisch dan wel per fax wordt verstrekt, wordt het tarief eenmalig vermeerderd met

 

 

 

 

8,55.

9.2.2

Het verstrekken van een afdruk van het beeldscherm naast het bedoelde in 9.2.1 op formaat A4:

 

 

4,65.

 

 

 

 

Hoofdstuk 10

Reisdocumenten

 

 

 

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag

 

 

10.1.1

tot het verstrekken van een nationaal paspoort

37,95;

10.1.2

tot het verstrekken van een nationaal paspoort, een groter aantal bladzijden bevattende dan een nationaal paspoort als bedoeld in 10.1.1 (zakenpaspoort)

 

 

 

 

42,45;

10.1.3

tot het verstrekken van een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers van 9 september 1976 (Stb. 468) als Nederlander wordt behandeld (faciliteitenpaspoort)

 

 

 

 

 

 

 

 

37,95;

10.1.4

tot het verstrekken van een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen

 

 

37,95;

10.1.5

tot het verstrekken van een Nederlandse identiteitskaart

 

 

30,55;

 

10.1.6.1

 

 

tot het bijschrijven van een kind in een reisdocument, waarvoor de aanvraag tegelijk met de aanvraag van het desbetreffende reisdocument is ingediend,

per bijschrijving

 

 

 

 

 

 

7,75;

10.1.6.2

tot het bijschrijven van een kind in een reeds uitgereikt reisdocument, met behulp van een bijschrijvingsticker, per bijschrijving

 

 

 

 

18,10;

10.1.7

voor een spoedlevering van een reisdocument als bedoeld in 10.1.1 tot en met 10.1.5, zijnde een toeslag op de aldaar genoemde bedragen

 

 

 

 

 

38,05;

10.1.8

 

voor een spoedlevering van een bijschrijvingsticker als bedoeld in 10.1.6.2, zijnde een toeslag op het aldaar genoemde bedrag

 

 

 

 

18,10;

10.1.9

tot het aanbrengen van een wijziging in een reisdocument als bedoeld in 10.1.1. tot en met 10.1.4., per wijziging

 

 

 

 

 

7,75;

10.1.10

indien de afgifte van het reisdocument buiten  kantooruren gebeurt

 

 

37,95;

10.1.11

indien voor de behandeling van de aanvraag werkzaamheden buiten de kantooruren moeten worden verricht

 

 

 

 

37,95.

10.2

Extra te heffen leges bij vermissing van een reisdocument, dat korter dan elf jaar geleden is verstrekt, waarbij onder vermissing wordt verstaan hetgeen onder artikel 1, eerste lid, onderdeel i van de Paspoortwet wordt vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

19,55.

 

 

 

 

Hoofdstuk 11

Rijbewijzen

 

 

11.1

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het afgeven, vernieuwen of omwisselen van een rijbewijs

 

 

 

 

30,90.

11.2

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van gegevens uit het Centraal Register Rijbewijzen

 

 

 

 

8,25.

11.3

Extra te heffen leges bij vermissing van een rijbewijs, zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel 1 van de Paspoortwet

 

 

 

 

19,55.

 

Hoofdstuk 12

Wet op de kansspelen

 

 

12.1

Het tarief ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van:

 

 

12.1.1

een aanwezigheidsvergunning ingevolge artikel 30b van de Wet op de kansspelen (Stb. 1964, 483):

 

 

12.1.1.1

voor één speelautomaat

233,30;

12.1.1.2

voor twee speelautomaten

373,40;

12.1.1.3

voor drie speelautomaten

413,45;

12.1.2

een loterijvergunning ingevolge artikel 3 van de Wet op de Kansspelen

29,35.

 

Hoofdstuk 13

Drank- en Horecawet

 

 

13.1

Het tarief bedraagt ter zake van

het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van

 

 

 

een vergunning ingevolge artikel 3, eerste lid van de Drank- en Horecawet (Stb. 1964, 386)

 

 

340,50.

 

 

 

 

Hoofdstuk 14

Vervallen

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 15

Huisvestingswet

 

 

 

Huisvestingsvergunning

 

 

15.1

Het tarief bedraagt ter zake van

het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van

 

 

 

een huisvestingsvergunning als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Huisvestingswet (Stb. 1992, 548)

 

 

15.1.1

voor een woning met een koopprijs beneden de koopprijsgrens

 

 

47,00;

15.1.2

voor een woning met een huurprijs beneden de huurprijsgrens

 

 

47,00.

 

 

 

 

 

Verplichting tot verhuizen

 

 

15.2

Het tarief als bedoeld in 15.1 wordt niet geheven van degene, die als gevolg van door de overheid getroffen maatregelen verplicht wordt naar een andere woongelegenheid te verhuizen.

 

 

 

 

 

 

 

Vergunning tot tijdelijke verhuur

 

 

15.3

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van

een vergunning tot tijdelijke verhuur van een woonruimte, als bedoeld in artikel 15 van de Leegstandswet

 

 

 

 

 

 

 

 

47,00.

 

 

 

 

 

Splitsingsvergunning

 

 

15.4

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van

een splitsingsvergunning als bedoeld in artikel 26 van de Huisvestingsverordening stadsgewest Haaglanden

 

 

 

voor elk van de door de splitsing te creëren woning, appartement of eenheid

 

 

180,70.

 

 

 

 

 

Urgentieaanvraag

 

 

15.5.1

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een urgentie in het kader van de woonruimteverdeling

 

 

 

 

31,00.

15.5.1a

Indien de aanvraag wordt gehonoreerd, wordt het volledige legesbedrag gerestitueerd.

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 16

Verkeer en vervoer

 

 

16.1

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van:

 

 

16.1.1

een ontheffing als bedoeld in artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (Stb. 1990, 459)

 

 

 

a. voor een ééndagsontheffing

25,00;

 

b. voor een bewonersontheffing

46,55;

 

c.     voor overige ontheffingen, uitgezonderd de “blauwe zone”, zoals bedoeld in de RVV

96,80;

16.1.2

een ontheffing als bedoeld in artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (Stb. 1990, 459), met in achtneming van de Verordening ontheffingen autoluw-plus gebied 2001:

a.     op grond van artikel 7 van deze verordening

b.     op grond van artikel 8 van deze verordening

c.     op grond van artikel 2, lid 9 sub 2 van deze verordening

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

69,30;

nihil;

 

4,85;

16.1.3

 

een gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in artikel 49 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (Stb. 1990, 460)

 

 

 

 

45,00;

16.1.4

 

een vergunning of ontheffing op grond van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001:

a.     als bedoeld in artikel 4 van deze verordening

b.     een eenheid kraskaarten als bedoeld in artikel 11 van deze verordening, waarbij de maximale omvang van deze eenheid is vastgesteld in de bijlage bij deze verordening

c.     als bedoeld in artikel 13 van deze verordening

d.     als bedoeld in artikel 14 van deze verordening, tenzij voor het gebruik van de grond een precariobelasting verschuldigd is en deze belasting gelijk is aan de legeskosten of de legeskosten te boven gaat

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4,85;

 

 

 

1,95;

4,85;

 

 

 

 

7,40.

16.2

Het tarief bedraagt ter zake van het aanpassen van een parkeervergunning overeenkomstig artikel 9 van de Parkeerverordening gemeente Delft 2001

 

 

 

 

4,85.

 

 

 

 

Hoofdstuk 17

Brandweer

 

 

 

Gebruiksvergunning

 

 

17.1

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van de aanvraag tot het verkrijgen van

 

 

17.1.1

een gebruiksvergunning met betrekking tot het brandveilig gebruik van een bouwwerk, als bedoeld in artikel 6.1.1 van de Bouwverordening

 

 

 

 

331,86;

17.1.2

een gebruiksvergunning als bedoeld in bijlage 3, artikel 4, vierde lid van de Bouwverordening, tot het weer in gebruik nemen van een schoorsteenkanaal waarin brand heeft gewoed

 

 

 

 

 

 

99,55.

 

17.2

Het tarief als bedoeld in 17.1.1 wordt verhoogd voor inrichtingen met een oppervlakte van:

 

 

 

a. 0 tot en met 100 m² met

165,75;

 

b. 101 tot en met 500 m² per m² met

1,64;

 

c. 501 tot en met 2.000 m² met

526,31;

 

    vermeerderd per m² met

0,61;

 

d. 2.001 tot en met 5.000 m² met

1.330,62;

 

    vermeerderd per m² met

0,21;

 

e. 5.001 tot en met 50.000 m² met

2.134,94;

 

    vermeerderd per m² met

0,05;

 

f.  boven 50.000 m² met

3.139,99;

 

    vermeerderd per m² met

0,05.

17.3

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van de aanvraag tot het verkrijgen van

 

 

17.3.1

een gebruiksvergunning met betrekking tot het brandveilig gebruik van een inrichting, als bedoeld in artikel 3 van de Brandbeveiligingsverordening,

 

 

17.3.1.1

indien het een vergunning voor een maximale duur van 7 x 24 uur betreft voor een inrichting waar in totaal

 

 

 

a. maximaal 150 personen aanwezig zullen zijn

143,29;

 

b. 151 of meer, maar maximaal 250 personen aan-

    wezig zullen zijn

 

 

212,60;

 

c. 251 of meer, maar maximaal 1000 personen aan-

    wezig zullen zijn

 

 

281,61;

 

d. meer dan 1000 personen aanwezig zullen zijn

419,58;

17.3.1.2

indien het een vergunning voor een periode van meer dan 7 x 24 uur betreft

 

 

488,66;

17.3.2

een ontheffing voor het roken of hebben van vuur als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Brandbeveiligingsverordening

 

 

 

 

19,81;

17.3.3

een ontheffing voor het aanleggen, stoken of hebben van een vuur op grond van artikel 30, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening voor Delft 1992

 

 

 

 

19,81.

17.4

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van de aanvraag tot het verkrijgen van

 

 

 

een ontheffing om een bouwwerk in afwijking van de voorschriften van de gebruiksvergunning te gebruiken,

 

 

17.4.1.1

indien het een ontheffing voor de maximale duur van 7 x 24 uur betreft voor een gebouw waar in totaal

 

 

 

a. maximaal 150 personen aanwezig zullen zijn

45,03;

 

b. 151 of meer maar maximaal 250 personen aanwe-

    zig zullen zijn

 

 

90,04;

 

c. 251 of meer, maar maximaal 1000 personen aan-

    wezig zullen zijn

 

 

135,09;

 

d. meer dan 1000 personen aanwezig zullen zijn

180,10;

17.4.1.2

indien het een ontheffing voor een periode van meer dan 7 x 24 uur betreft

 

 

270,14.

 

17.5

Het tarief betreft ter zake van

het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing voor het bezigen van vuurwerk als bedoeld in artikel 77, derde lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening voor Delft 1992,

 

 

17.5.1

vuurwerk uitsluitend te gebruiken door een deskundige met een vergunning van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat

 

 

 

 

86,79;

17.5.2

vuurwerk dat voldoet aan de eisen van het vuurwerkbesluit voor particulier gebruik

 

 

19,08.

 

Hoofdstuk 18

Diversen

 

 

 

Algemeen

 

 

18.1

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag

 

 

18.1.1

tot het verkrijgen van een verklaring omtrent het gedrag

 

 

18,30;

18.1.2

tot het verkrijgen van een attestatie de vita

8,25;

18.1.3

tot het verkrijgen van een legalisatie van een handtekening

 

 

8,25;

18.1.4

tot het verstrekken van gewaarmerkte afschriften of stukken, per afschrift

 

 

8,25;

18.1.5

tot het verstrekken van een ieder ander hiervoor niet met name genoemde verklaring

 

 

8,25;

18.1.6

tot het verkrijgen van een landelijk paspoort voor bejaarden (Pas 65)

 

 

7,30;

18.1.7.1

tot het verstrekken van een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA)

 

 

8,25;

18.1.7.2

tot het verstrekken van een gewaarmerkt afschrift van de gegevens in de basisadministratie, als bedoeld in artikel 79, derde lid van de Wet gemeentelijke basisadministratie

 

 

 

 

 

 

8,25.

18.1.8

Voor toepassing van 18.1.1 tot en met 18.1.7 wordt onder één verstrekking verstaan één of meer gegevens omtrent één persoon waarvoor de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens moet worden geraadpleegd of één of meer gegevens omtrent één persoon die niet zijn opgenomen in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

 

 

 

 

 

 

 

 

18.1.9

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een duplicaat WOZ-beschikking

 

 

 

 

8,25.

18.1.10

Voor een spoedbehandeling van een aanvraag als hiervoor bedoeld onder 18.1 worden de leges verhoogd met

 

 

 

 

8,25.

 

 

 

 

 

Carillon

 

 

18.2

Het tarief bedraagt ter zake van

het op aanvraag bespelen van het carillon voor elk half uur

 

 

 

 

75,00.

 

 

 

 

 

 

Wet bescherming persoonsgegevens

 

 

18.3

Ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van

 

 

 

een bericht als bedoeld in de artikelen 39, eerste en derde lid en 40, derde lid van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) geldt het tarief zoals dat is opgenomen in het Besluit kostenvergoeding rechten betrokkene Wbp (Stb. 2001, 305) of zoals dit besluit laatstelijk is vervangen of gewijzigd.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bodeminformatie

 

 

18.4.1

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een verzoek om bodeminformatie, zijnde een uittreksel uit het gemeentelijk bodeminformatiesysteem betreffende de milieuhygiënische bodemgesteldheid van onroerende zaken binnen de gemeente Delft, per adres

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

30,00.

18.4.2

Geen leges worden geheven voor het verstrekken van mondelinge informatie, het bekijken van bodemrapporten en andere informatie uit het bodemarchief.

 

 

 

 

Ventvergunning

 

 

18.5

Het tarief bedraagt ter zake van

het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor Delft 1992 om in de gemeente te mogen venten:

 

 

18.5.1

Voor een dag

16,15;

18.5.2

Voor een maand

35,00;

18.5.3

Voor een kwartaal

75,40;

18.5.4

Voor een half jaar

136,15;

18.5.5

Voor een jaar

206,80.

 

 

 

 

18.6

Vervallen.

 

 

 

 

 

 

 

Drank- en horecaverordening 1996

 

 

18.7

Het tarief bedraagt ter zake van

het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een verlof als bedoeld in artikel 5 van de Drank- en horecaverordening

 

 

 

 

 

 

141,40.

 

 

 

 

 

Reclamevergunningen

 

 

18.8.1

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning of ontheffing als bedoeld in de Reclameverordening:

 

 

18.8.1.1

voor reclame op of aan een bouwwerk als bedoeld in  hoofdstuk 2 van deze verordening

 

 

130,90;

 

18.8.1.2

voor een reclamebord op of aan de weg als bedoeld in hoofdstuk 3 van deze verordening

 

 

43,55;

18.8.1.3

 

voor bewegwijzering als bedoeld in hoofdstuk 4 van deze verordening

 

 

43,55;

18.8.1.4

voor spandoeken op niet-aangewezen locaties als bedoeld in Hoofdstuk 5 van deze verordening

 

 

34,20;

18.8.1.5

voor overige vergunning- of ontheffingplichtige feiten als bedoeld in deze verordening

 

 

43,55.

18.8.2

Het tarief als bedoeld onder 18.8.1 wordt, indien de aanvraag op grond van artikel 4 van de Reclameverordening als te laat ingediend kan worden beschouwd, maar toch in behandeling wordt genomen, verhoogd met

 

 

 

 

 

 

 

 

85,50.

 

 

 

 

 

Verzamelen statistische gegevens

 

 

18.9

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van

 

 

 

op speciale aanvraag verzamelen of samenstellen van statistische gegevens voor ieder hieraan besteed

 

 

 

 

18.9.1

uur

70,05;

18.9.2

half uur of een gedeelte van een half uur

35,02.

 

 

Gemeentegarantie

 

 

18.10

Het tarief ter zake van

het in behandeling nemen van een aanvraag tot het instemmen met het wijzigen of omzetten van een door de gemeente gegarandeerde hypothecaire geldlening

 

 

 

 

 

 

111,25.

 

 

Exploitatieverordening Horeca 1998

 

 

 

Exploitatievergunning horecabedrijf

 

 

18.11

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van:

 

 

18.11.1.1

een vergunning als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Exploitatieverordening Horeca 1998, indien de sluitingstijden worden vastgesteld conform het bepaalde in artikel 14, tweede en derde lid van deze verordening

 

 

 

 

 

 

 

 

1.117,45;

18.11.1.2

een vergunning als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Exploitatieverordening Horeca 1998, indien de sluitingstijden worden vastgesteld conform het bepaalde in artikel 14, eerste lid van deze verordening

 

 

 

 

 

 

193,85;

 

18.11.1.3

een vergunning als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Exploitatieverordening Horeca 1998, mits de wijziging

n   niet in strijd is met het bepaalde in artikel 5 van de Exploitatieverordening Horeca 1998;

n   betrekking heeft op een uitbreiding van het aantal dagen waarvoor conform artikel 14, tweede lid, van de Exploitatieverordening Horeca 1998, geen sluitingstijd geldt;

n   betrekking heeft op een wijziging van de dag of dagen waarvoor conform artikel 14, tweede lid van de Exploitatieverordening Horeca 1998, geen sluitingstijdstip geldt

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

193,85;

 

Vergunning terras bij horecabedrijf

 

 

18.11.2

een vergunning als bedoeld in artikel 9 van de exploitatieverordening Horeca 1998

 

 

 

18.11.2.1

voor franse gevelterrassen

124,40;

18.11.2.2

voor seizoensterrassen

149,35;

18.11.2.3

een wijziging van een de vergunning als bedoeld in artikel 9 van de exploitatieverordening Horeca 1998, mits deze wijziging het verminderen van het aantal m² betreft dan wel het verkorten van de periode

 

 

 

 

 

 

62,20;

 

Ontheffing sluitingsuur horecabedrijf

 

 

18.11.3

een ontheffing als bedoeld in artikel 15, eerste lid van de Exploitatieverordening Horeca 1998

 

 

3,30.

 

 

Marktverordening

 

 

18.12

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van

een vergunning of ontheffing als bedoeld in de Marktverordening Delft:

 

 

18.12.1

voor een vaste plaats

37,30;

18.12.2

voor enig ander vergunning- of ontheffingplichtig feit

55,95.

 

 

Gemeentelijk straatnaamregister

 

 

18.13

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van

 

 

18.13.1

een (jaarlijks meermalen geactualiseerd) gemeentelijk straatnamenregister, inclusief wijk- en vakaanduiding met bijbehorende stadsplattegrond, in kleur

 

 

 

 

39,85;

18.13.2

het bestand in digitale vorm per bestand

39,85.

 

 

 

 

 

Snuffelmarkt en dergelijke

 

 

18.14

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van:

 

 

18.14.1

een vergunning als bedoeld in artikel 131 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor Delft 1992

 

 

62,20;

18.14.2

idem, indien de aanvraag te laat is ingediend

155,55.

 

 

 

 

 

 

Vergunning kindercentrum

 

 

18.15

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van

 

 

 

een vergunning voor een kindercentrum als bedoeld in artikel 2 van de Verordening kinderopvang gemeente Delft 1992

 

 

 

 

131,50.

 

 

 

 

 

Naturalisatie

 

 

18.16

Vervallen (per 01-03-2003).

 

 

 

 

APV-vergunningen

 

 

18.17

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning en/of ontheffing als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor Delft 1992:

 

 

18.17.1.1

voor een bouwplaatsinrichting

54,70;

18.17.1.1a

idem, indien de aanvraag te laat is ingediend

136,70;

18.17.1.2

voor het plaatsen van een container, keet, mobiel toilet, steiger etc., niet behorend bij een bouwplaatsinrichting

 

 

 

 

37,30;

18.17.1.2a

idem, indien de aanvraag te laat is ingediend

93,20;

18.17.2

voor het maken van een in- en uitrit, graven in openbare weg en dergelijke

 

 

54,70;

18.17.3

voor uitstalling winkelgoederen/opslag goederen

46,65;

18.17.3a

idem, indien de aanvraag te laat is ingediend

116,60;

18.17.4.1

voor een doorlopende standplaats

124,40;

18.17.4.1a

idem, indien de aanvraag te laat is ingediend

311,90;

18.17.4.2

voor een seizoensstandplaats ten behoeve van de verkoop van oliebollen, kerstbomen of tijdelijke acties

 

 

37,30;

18.17.4.2a

idem, indien de aanvraag te laat is ingediend

93,20;

18.17.5-10

vervallen

 

 

18.17.11

voor een circus

187,85;

18.17.11a

idem, indien de aanvraag te laat is ingediend

469,70;

18.17.12

voor een kermis

361,00;

18.17.12a

idem, indien de aanvraag te laat is ingediend

902,55;

18.17.13

vervallen

 

 

18.17.14

voor het plaatsen van winkelwagentjes op de openbare weg

 

 

43,45;

18.17.14a

idem, indien de aanvraag te laat is ingediend

108,65;

18.17.15

voor het parkeren van grote voertuigen of caravans, kampeerwagens e.d., of voor het te koop aanbieden van voertuigen

 

 

 

 

34,20;

18.17.15a

idem, indien de aanvraag te laat is ingediend

85,50;

18.17.16

voor een openbare inzameling van geld of goederen, of het daartoe aanbieden van een intekenlijst (collecte)

 

 

31,10;

18.17.16a

idem, indien de aanvraag te laat is ingediend

77,75;

18.17.17

voor enig ander APV-vergunning- of ontheffingplichtig feit, niet vallend onder een specifiek artikel van deze tabel

 

 

 

 

46,65;

18.17.17a

idem, indien de aanvraag te laat is ingediend

116,60.

 

 

 

 

 

 

Lijkbezorging

 

 

18.18

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van

 

 

18.18.1

een besluit als bedoeld in artikel 17 van de Wet op de Lijkbezorging

 

 

40,45;

18.18.2

een zogenaamd laissez-passer voor lijken als bedoeld in de overeenkomst van 26 oktober 1973, Trb, 1975, 95

 

 

 

 

22,20.

 

 

 

 

 

Kabel- en leidingwerkzaamheden

 

 

18.19

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een melding in verband met het verkrijgen van instemming omtrent tijdstip, plaats en werkwijze van uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.2., derde lid van de Telecommunicatiewet, van

 

 

18.19.1.1

1 tot en met 100 strekkende meter sleuf

236,20;

18.19.1.2

per strekkende meter sleuf boven de 100 strekkende meter

 

 

1,04.

18.19.2

 

 

 

 

 

Het tarief als bedoeld in 18.19.1 wordt verminderd met de van de melder verkregen of te verkrijgen privaatrechtelijke vergoeding voor beheerskosten in verband met de werkzaamheden, met dien verstande dat de uitkomst van de vermindering niet minder dan nihil kan bedragen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vergunning seksinrichting/escortbedrijf

 

 

18.20.1

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 86a eerste lid van de Algemene Plaatselijke verordening voor Delft 1992 voor een periode van 12 maanden

 

 

 

 

 

 

 

 

509,10.

18.20.2

Indien de vergunning wordt geweigerd, wordt een teruggaaf verleend van 50% op de op grond van 18.20.1 betaalde leges.

 

 

 

 

 

 

Behoort bij en maakt deel uit van het raadsbesluit van 18 december 2003 tot vaststelling van de Legesverordening Delft 2004.

 

 

                                                         ,burgemeester.

 

 

 

                                                         ,griffier.

 

 

TOELICHTING OP DE LEGESVERORDENING DELFT 2004

 

I.    Toelichting op de gewijzigde tarieven

II.   Nieuwe tarieven

III. Kostendekking

 

 

Toelichting tarieven

 

Algemeen

Alle legestarieven zijn verhoogd met het prijsstijgingspercentage van 3%, en zoveel mogelijk rekenkundig afgerond naar bedragen tot op 5 eurocent.

Enkele tarieven worden op Rijksniveau bepaald, zoals die van reisdocumenten. Ook zijn er enkele nieuwe tarieven geïntroduceerd of reeds bestaande ingrijpend gewijzigd: deze worden apart toegelicht.

Tenslotte hebben er enige opschoningen van de tarievenlijst plaatsgevonden: zo werden zowel voor het huwelijk als voor het geregistreerd partnerschap aparte tarieven beschreven, maar de hoogte van de tarieven was (en is) gelijk. Deze tarieven zijn ‘in elkaar geschoven’.

 

Nieuwe tarieven

 

Hoofdstuk 1 Algemene beschikkingen en overige baliediensten

Er is een nieuw tarief voor kleurenkopieën opgenomen. Daarnaast is er een nieuw tarief ‘administratiekosten’ voor verzending van opgevraagde stukken per post.

 

Hoofdstuk 3 Huwelijksvoltrekking

Vanwege het oprekken van de reserveringstermijn voor het boeken van huwelijken of geregistreerde partnerschappen is dit ook het juiste moment om te proberen een halt toe te roepen aan het lichtzinnig vastzetten van huwelijkstijden en -data door mensen. Wanneer afspraken worden nagekomen is er niets aan de hand, maar wat veelvuldig voorkomt is dat de datum of tijd soms tot vrij kort voor de datum weer geannuleerd of verplaatst worden.

Ten eerste is het heel vervelend “nee” te moeten verkopen aan stellen die ook een bepaald moment in het hoofd hebben, terwijl achteraf bleek dat iemand zomaar data en tijden weer aanpast omdat het slecht in het dagplan paste. Dit is dagelijkse praktijk en geen incidenteel gebeuren.

Ten tweede is het, om administratieve inefficiëntie te voorkomen en overbelasting van de medewerkers van de burgerlijke stand tegen te gaan, raadzaam om een dergelijk tarief, slechts te laten betalen indien men werkelijk annuleert of verzet. In de praktijk komt het erop neer dat men de trouwlustigen goed informeert en aanraadt pas te boeken nadat men zeker is van datum en tijd. Dit zal veroorzaken dat men minder lichtzinnig data vastzet en deze zo blokkeert voor mensen die wel serieus zaken overdacht hebben.

De kosten die de administratieve handeling van het boeken, bevestigen, annuleren, opnieuw boeken, bevestigen etc. met zich mee brengen worden door dit bedrag gecompenseerd. Een kostendekkingsberekening die gepland staat voor 2004 zal moeten uitwijzen of het tarief van € 50,00 aanpassing behoeft.

Bovenstaande beleidsregel met als gevolg een legesheffing geldt ook voor het sluiten van kosteloze huwelijken en partnerschapsregistraties. Dat betekent dat stellen geconfronteerd worden met kosten zodra ze hun kosteloze afspraak annuleren of verzetten.

 

Hoofdstuk 5 Bouwleges

Hier hebben enige vernummeringen plaatsgevonden, waardoor de geldigheid van het ‘spoedaanvraagtarief’ (5.16, nieuw) meer tarieven dekt.

Voor aanvragen die worden ingediend als de werkzaamheden al gestart of zelfs gereed zijn, worden hogere kosten gemaakt. Bij een juist gevolgde procedure komt de buitendienst-inspecteur van bouw- en woningtoezicht pas na de vergunningverlening in actie. Bij indiening achteraf moet de buitendienst-inspecteur de situatie beoordelen en afwegingen maken (b.v. stilleggen werk). Ook de afstemming tussen binnen- en buitendienst-inspecteur vergt meer tijd en datzelfde geldt voor de extra inspanningen van de binnendienst-inspecteur bij het inwinnen van adviezen van andere afdelingen (nadrukkelijker begeleiding aanvraag; persoonlijke aandacht). De afhandeling kan niet volgens de gewone standaardplanning geschieden en kost daardoor meestal anderhalf keer zoveel tijd dan bij een tijdig ingediende aanvraag.

Het oude tarief 5.15 is 5.14 geworden en 5.15 is een nieuw tarief. Een nieuw huisnummer of een wijziging in of toevoeging bij een bestaand huisnummer kan niet plaatsvinden zonder gemeentelijke toestemming en registratie. De behandeltijd is ca. 5 uur.

 

Hoofdstuk 16 Verkeer en vervoer

De huidige kosten van een gehandicaptenkaart overschrijden ruimschoots de opbrengsten. De huidige kaart kost € 15,-; dit betekent een kostendekkingspercentage van 10,6%. De feitelijke kosten van de kaart zijn vele malen hoger. Ook wordt de kaart steeds vaker aangevraagd in het kader van het invoeren van vergunningparkeren.

Bij 100% kostendekking zou de kaart ruim €141,- gaan kosten. Vanuit sociaal oogpunt is hier op af te dingen. Gehandicapten zijn grotendeels een kwetsbare groep qua inkomen. Daarnaast is deze groep afhankelijk van de kaart als het om mobiliteit gaat. Het tarief wordt daarom verhoogd naar € 45,-. Dit geeft een kostendekking van 32%.

 

Hoofdstuk 18 Diversen

18.4. De laatste jaren is de vraag om bodeminformatie sterk gegroeid. De meeste vragen worden gesteld door makelaars in verband met de aan- en verkoop van huizen. Daarnaast wordt regelmatig gebeld door burgers die, ook in het algemeen in verband met het kopen of verkopen van huizen, vragen hebben over de situatie van de bodem.

De hoeveelheid verzoeken door makelaars is inmiddels, vanaf enkele vragen per week in het begin van de jaren negentig, gegroeid naar ruim 600 verzoeken per jaar. Het afhandelen van deze verzoeken kost de betreffende bodemmedewerker van het vakteam Milieu inmiddels circa 4 uur/week.

Gezien het tijdsbeslag van deze informatievoorziening wordt voorgesteld om voor makelaarsverzoeken een vergoeding van € 30,- te vragen. De middelen die dit opbrengt komen, na aftrek van de kosten voor Belastingen dat de aanslagen verstuurt, vervolgens ten goede aan het vakteam Milieu.

 

18.16. In het verleden rekende de gemeente Delft administratiekosten voor de behandeling van een verklaring van optie. Per 1 april 2003 is de Rijkswet op het Nederlanderschap ingrijpend gewijzigd. 1 van de wijzigingen was dat er een landelijk vastgesteld tarief voor opties in rekening wordt gebracht. Net als de landelijk vastgestelde tarieven voor afschrift van de burgerlijke stand, afschrift van huwelijksbevoegdheid, aanvraag verblijfsvergunning en

aanvragen naturalisaties wordt dit tarief niet opgenomen in de gemeentelijke legesverordening. De leges voor reisdocumenten worden er van oudsher wel in opgenomen omdat de gemeente nog autonomie heeft in de vaststelling van de hoogte van het bedrag.

 

18.18.1. Via het vakteam WIZ is het voorstel ingediend om voortaan de kosten die de gemeente betaalt aan de GGD (€ 33,25) voor het afgeven van een verklaring in verband met uitstel van lijkbezorging, te verhalen op de burger. In het verleden werden alleen de administratiekosten van € 7,20 door Burgerzaken in rekening gebracht. Een klein regio-onderzoek wijst uit dat slechts Den Haag dergelijke kosten ook doorberekend aan de burger. De verhoogde leges zijn derhalve in dit voorstel opgenomen.

 

III. Kostendekking

 

Naar de kostendekkendheid van leges wordt op dit moment een onderzoek uitgevoerd door het vakteam Strategie en Control. Het blijkt namelijk dat de kosten die met de verlening van veel produkten en diensten gemoeid zijn moeilijk in kaart kunnen worden gebracht. Zo blijken de diverse arbeidsuurtarieven per vakteam per produkt(groep) (nog) niet calculeerbaar. Een volledig kostendekkingsoverzicht ontbreekt dan ook bij de legesverordening. Enkele vakteams hebben voor de door hen verzorgde produkten wel een kostendekking kunnen becijferen; deze staan op de bijlage A bij deze verordening vermeld.

 


Stuk 190 VII

334771

 

 

De raad van de gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van het college van 2 december 2003;

 

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onder­deel a en b, van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en de invordering van lijkbezorgingsrechten 2004

(Verordening lijkbezorgingsrechten Delft 2004).

                                                                                                                                                                                                                        

Artikel 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt ver­staan onder:

a.  Invorderingswet: de Invorderingswet 1990 (Stb. 221);

b.  Algemene wet: de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301);

c.  begraafplaats: de begraafplaatsen "Jaffa", "Iepenhof" en "RK Be­graaf­plaats Kanaal­weg";

d.  eigen graf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waar­voor voor bepaal­de of   onbepaalde tijd het uit­sluitend recht is ver­leend tot:

    - het doen begraven en begraven houden van lijken;

    - het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen;

e.  algemeen graf: een graf niet zijnde een eigen graf;

f.    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

g.  urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

h.  eigen urnengraf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor voor bepaalde of   onbepaalde tijd het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

i.    algemeen urnengraf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen;

j.    urnennis: een nis, waarvoor voor bepaalde tijd of onbepaalde tijd het recht is verkregen tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen of urnen;

k.   verstrooiveld: een permanent daartoe bestemd terrein waarop as wordt verstrooid.

 

Artikel 2 AARD VAN DE HEFFING EN BELASTBAAR FEIT

Onder de naam "lijkbezorgingsrechten" worden rechten geheven ter zake van het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats en voor het door de gemeen­te verlenen van diensten in ver­band met de ge­meente­lijke begraafplaats.

 

Artikel 3 BELASTINGPLICHT

De lijkbezorgingsrechten worden geheven van de aanvrager van het gebruik of de diensten dan wel degene ten behoeve van wie het gebruik of de diensten worden aange­vraagd of verleend.

 

Artikel 4 GRONDSLAG EN MAATSTAF VAN HEFFING

De lijkbezorgingsrechten worden geheven naar de maatstaven, opgeno­men in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

 

Artikel 5 TARIEVEN

1.  De lijkbezorgingsrechten worden geheven naar de tarieven, opge­nomen in de bij deze verordening beho­rende tarieventabel.

2.  Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieven­tabel genoemde eenheid voor een volle eenheid gerekend.


Artikel 6 BELASTINGJAAR EN BELASTINGTIJDVAK

1.  Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar, voor zover in de bij deze verorde­ning behorende tarieventabel rechten zijn opgeno­men die per jaar worden geheven.

2.  Het belastingtijdvak voor de rechten als bedoeld in hoofd­stuk 3.2. van de tarieventa­bel is gelijk aan de periode waarvoor wordt af­gekocht.

 

Artikel 7 WIJZE VAN HEFFING

1.  De in hoofdstuk 3.1.2. en 3.2. van de tarieventa­bel bedoelde onder­houds­rech­ten worden geheven bij wege van aanslag.

2.  De overige rechten worden geheven bij wege van een gedag­tekende schrif­telijke kennisgeving, waaronder mede wordt be­grepen een nota of andere schriftuur.

3.  Belastingaanslagen van minder dan € 9,-- worden niet opgelegd.

 

Artikel 8 ONTSTAAN VAN DE BELASTINGSCHULD

1.  De onderhoudsrechten als bedoeld in hoofdstuk 3.1.2. en 3.2. van de tarie­ventabel, zijn verschuldigd bij de aanvang van het belasting­tijdvak of, indien de belasting­plicht in de loop van het tijdvak aan­vangt, bij de aan­vang van de belas­ting­plicht.

2.  Indien de belastingplicht in de loop van het belas­ting­jaar aanvangt, zijn de rechten als bedoeld in hoofdstuk 3.1.2. van de tarieventabel ver­schul­digd over zoveel twaalfde ge­deelten van de voor dat jaar ver­schul­digde rechten als er in dat jaar, na het tijd­stip van de aanvang van de belas­ting­plicht, nog volle kalen­der­maan­den overblij­ven.

3.  Indien de belastingplicht in de loop van het belasting­jaar eindigt, wordt onthef­fing ver­leend over zoveel twaalfde gedeel­ten van de voor dat jaar verschuldig­de rechten als bedoeld in hoofdstuk 3.1.2. van de tarieven­tabel als er in dat jaar, na het tijd­stip van de beëindi­ging  van de belas­tingplicht, nog volle kalen­der­maanden over­blijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 9,--.

4.  Andere rechten dan die bedoeld in hoofdstuk 3.1.2. en 3.2. van de tarieventabel zijn  verschuldigd bij aanvang van het gebruik of de dienstverlening.

 

Artikel 9 TIJDSTIP VAN BETALING EN BETALING IN TERMIJNEN

1.  De lijkbezorgingsrechten moeten worden betaald binnen twee maanden na dagtekening  van de schriftelijke kennisgeving of het aanslagbiljet.

2.  In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 90,--, doch minder is dan € 2.270,--, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 10 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijn telkens een maand later.

 

Artikel 10 VRIJSTELLING

De lijkbezorgingsrechten worden niet geheven voor het begraven van dood­geboren kin­deren of van zuigelingen die met de overle­den moeder in één kist wor­den begraven.

 

Artikel 11  NADERE REGELS DOOR HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS.

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de lijkbezorgingsrechten.

 

Artikel 12 CITEERTITEL

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening lijk­bezor­gings­rech­ten Delft 2004”.

 

Artikel 13 INWERKINGTREDING

1.   De Verordening lijkbezorgingsrechten Delft 2002, vastgesteld bij raadsbe­sluit van 29 november 2001, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 28 november 2002, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2.   Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

3.   De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2004.

4.   In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden bepaalde, blijft, indien de datum waarop deze verordening in werking treedt ligt na de in het derde lid genoem­de datum van ingang van de heffing, de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaats­vindende belastba­re feiten voor zover ter zake daarvan de heffing van de lijkbezorgings­rechten in die periode plaatsvindt.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2003.

 

 

 

                                                ,burgemeester.

 

 

 

 

                                                ,griffier

 


                                    

TARIEVENTABEL LIJKBEZORGINGSRECHTEN DELFT 2004

 

 

Hoofdstuk 1

Grafrechten familiegraf (koopgraf)

 

 

1.1.

Het tarief bedraagt ter zake van

 

 

 

het verlenen van het uitsluitend recht tot het doen

 

 

 

begraven houden,

 

 

1.1.1.

in een zandgraf

 

 

1.1.1.1.

voor een periode van 30 jaar

1.807,00;

1.1.1.2.

voor een periode van 20 jaar

1.204,00;

1.1.2.

voor een grafkelder

 

 

1.1.2.1.

voor een periode van 30 jaar

3.184,00;

1.1.2.2.

voor een periode van 20 jaar

2.112,00.

1.2.

Het tarief bedraagt ter zake van het verlenen van het recht tot het bovengronds of ondergronds plaatsen van een asbus in een kunststof buis in een urnengraf

(inclusief de kunststof buis en één zijhaag van buxus)

 

 

1.2.1.

voor een periode van 20 jaar

836,00;

1.2.2.

voor een periode van 10 jaar

418,00.

1.3.

Het tarief bedraagt ter zake van het verlenen van het recht tot het doen bijzetten van één asbus (exclusief dekplaat of sierurn) in een urnennis

 

 

1.3.1.

voor een periode van 20 jaar

1.255,00;

1.3.2.

voor een periode van 10 jaar

628,00.

1.4.

Het tarief bedraagt ter zake van het verlengen voor een periode van 10 jaar

 

 

1.4.1.

van een zandgraf met uitsluitend recht

603,00;

1.4.2.

van een grafkelder met uitsluitend recht

1.061,00;

1.4.3.

van een urnengraf met uitsluitend recht

418,00;

1.4.4.

van een urnennis met recht

628,00.

 

 

 

 

Hoofdstuk 2

Begraven

 

 

2.1.

Het tarief bedraagt ter zake van

 

 

2.1.1.

het begraven van een lijk van een persoon van

 

 

 

12 jaar of ouder

772,00;

2.1.2.

het begraven van een lijk van een kind

 

 

 

beneden één jaar

193,00;

2.1.3.

het begraven van een lijk van een kind

 

 

 

beneden 12 jaar

386,00;

2.1.4.

het begraven of bijzetten van een asbus

193,00;

2.1.5.

het verstrooien van as op het verstrooiveld

 

 

2.1.5.1.

in aanwezigheid van familie

105,00;

2.1.5.2.

zonder aanwezigheid van familie

53,00.

2.2

Vervallen

 

 

 

 

 

 


 

2.3.

Het tarief voor de diensten als bedoeld in 2.1. wordt, indien deze plaatsvinden op zondagen of algemeen erkende feest- of gedenkdagen, verhoogd met

 

 

 

 

412,00.

Hoofdstuk 3

Grafbedekking en onderhoud

 

 

3.1.

Het tarief bedraagt ter zake van

 

 

3.1.1.

het afgeven van een vergunning tot het plaatsen van

 

 

 

voorwerpen dan wel gedenktekens

 

 

3.1.1.1.

op een eigen graf (exclusief het door of vanwege de

 

 

 

gemeente onderhouden van de grafbedekking als

 

 

 

bedoeld in 3.1.2.)

232,00;

3.1.1.2.

op een algemeen graf (inclusief onderhoud als bedoeld in 3.1.2.)

281,00;

3.1.1.3.

op een graf waarin een kind beneden de 12 jaar is

 

 

 

begraven

90,00;

3.1.1.4.

op een urnengraf of urnennis (exclusief het door of vanwege de gemeente onderhouden van de grafbedekking als bedoeld in 3.1.2.)

 

 

 

 

90,00;

3.1.1.5.

op een algemeen urnengraf (inclusief onderhoud als bedoeld in 3.1.2.)

280,00;

3.1.2.

het door of vanwege de gemeente onderhouden van

 

 

 

de grafbedekking per jaar voor

 

 

3.1.2.1.

een liggende steen op een eigen graf

109,00;

3.1.2.2.

een voorwerp of gedenkteken, niet zijnde een

 

 

 

liggende steen op een eigen graf

82,00;

3.1.2.3.

een grafbedekking, anders als bedoeld in 3.1.2.1. en

 

 

 

3.1.2.2. op een eigen graf

34,00;

3.1.2.4.

een zerk op een grafkelder

109,00;

3.1.3.

het door of vanwege de gemeente wegnemen en weer

 

 

 

aanbrengen van een voorwerp, gedenkteken, omraste-

 

 

 

ring, beplanting of andere grafbedekking

 

 

3.1.3.1.

indien de grafbedekking zich uitstrekt over één graf

146,00;

3.1.3.2.

indien de grafbedekking zich uitstrekt  over meer dan

 

 

 

één aan dezelfde rechthebbende toebehorende graven,

 

 

 

worden de lijkbezorgingsrechten als bedoeld in 3.1.3.1.

 

 

 

voor het tweede, derde en volgende graf,

 

 

 

per graf vermeerderd met

70,00.

3.2.

De lijkbezorgingsrechten als bedoeld in 3.1.2. kunnen

 

 

 

worden afgekocht.

 

 

 

Het tarief wordt bepaald op de volgende wijze:

 

 

 

aantal jaren waarvoor afgekocht, vermenigvuldigd

 

 

 

met het tarief als bedoeld in 3.1.2. in het jaar van

 

 

 

afkoop, minus een percentage van 20%.

 

 

 

Indien het onderhoud voor onbepaalde tijd wordt afge-

 

 

 

kocht, wordt het aantal jaren waarvoor wordt afgekocht

 

 

 

gesteld op 30.

 

 

 

3.3.

Het tarief bedraagt ter zake van

 

 

 

het in opdracht door de gemeente laten uitvoeren van

 

 

 

achterstallig onderhoud aan gedenktekens of beplanting

 

 

 

nadat de gemeente heeft bepaald dat er sprake is van

 

 

 

achterstallig onderhoud, bedraagt op basis van

 

 

 

werkelijke kosten (gewerkte uren- of gedeelten van

 

 

 

uren- maal uurtarief),

 

 

 

per mensuur

40,00.

3.4.

Het tarief bedraagt ter zake van

 

 

 

het ter beschikking stellen van grafgroen ter afdekking

 

 

 

van het gedolven graf,

 

 

 

per afdekking van een gedolven graf

33,00.

3.5.

Het tarief bedraagt ter zake van het in opdracht door de gemeente aanbrengen van beplanting en/of voorwerpen op een graf het naar aanleiding van een offerte overeengekomen bedrag. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 4

Inschrijven en overboeken van eigen graven en urnennissen

 

 

4.1.

Het tarief bedraagt ter zake van

 

 

 

het inschrijven  en overboeken van eigen graven en urnennissen in een daartoe bestemd register

 

 

34,00.

 

Hoofdstuk 5

Opgraven, ruimen

 

 

5.1.

Het tarief bedraagt ter zake van

 

 

5.1.1.

het opgraven van (de overblijfselen van) een lijk

436,00;

5.1.2.

het na opgraving weer begraven in hetzelfde of een

 

 

 

ander graf

772,00;

5.1.3.

het ruimen van een graf op aanvraag van de

 

 

 

belanghebbende

436,00;

5.1.4.

het ter beschikking stellen van een grafkist, eiken

 

 

 

gefineerd en onbekleed

 

 

 

per grafkist

247,00;

5.1.5.

het na ruiming van een graf afzonderen van (de overblijfselen van) een lijk

 

 

 

ten behoeve van crematie of herbegraving

436,00;

5.1.6.

het opgraven en ruimen van een asbus

88,00.

 

Hoofdstuk 6

Overige heffingen

 

 

6.1.

Het tarief bedraagt ter zake van:

 

 

6.1.1.

het gebruik van de aula

187,00;

6.1.2.

het bespelen van het orgel of het door of vanwege de

 

 

 

gemeente ten gehore brengen van andere muziek

73,00;

6.1.3.

Vervallen

 

 

6.1.4.

het ter beschikking stellen van een geluidsdrager met

 

 

 

daarop de in de aula gehouden rouwdienst

 

 

 

per geluidsdrager

25,00;

 

Behoort bij en maakt deel uit van het raadsbesluit van 18 december 2003 tot vaststelling van de Verordening lijkbezorgingsrechten Delft 2004.

 

 

 

                                                         ,burgemeester.

 

 

 

                                                         ,secretaris.

 

TOELICHTING

op de Verordening op de heffing en de invordering van lijkbezor­gingsrech­ten 2004.

 

 

I. Tarieven

 

De tarieven van de lijkbezorgingsrechten zijn verhoogd met het prijsstijgingspercentage van 3%.

 

 

II. Kostendekking

 

Kosten/opbrengsten lijkbezorgingsrechten conform begroting 2004

Directe

kosten

x € 1000

begrotings

post

indirecte

kosten

x € 1000

begrotings

post

opbrengst

 

x € 1000

begrotings

post

dekkings-

percentage

 

735

 

6.724.0.101

   

 

 

 

555

 

 

6.724.0.101

       

76%

 

 

 


Stuk 190 VIII                                

334771

 

 

De raad van de gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van het college van 2 december 2003;

 

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Ge­meente­wet;

 

gezien het advies van de commissie Middelen en Bestuur;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en de invordering van marktgelden 2004

(Op de markt voor kleine handelswaren).

 

Artikel 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.  Invorderingswet: de Invorderingswet 1990 (Stb. 221);

b.  Algemene wet: de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301);

c.   Algemene termijnenwet: de Algemene termijnenwet (Stb. 1964, 314);

d.  vastrecht: een recht geheven per kwartaal voor het in ge­bruik nemen van een vaste stand­plaats;

e.  kwartaal: een kalenderkwartaal;

f.    marktdag: dag waarop krachtens besluit van de gemeente­raad op de daar­toe

    aangewe­zen plaats en tijd markt wordt gehouden.

 

Artikel 2 AARD VAN DE HEFFING EN BELASTBAAR FEIT

Onder de naam "marktgelden" worden rechten geheven ter zake van het innemen van een stand­plaats op de daar­toe aangewe­zen markt­terreinen en op de daarvoor vastge­stelde dagen als bedoeld in artikel 2 van de Marktverordening.

                                                        

Artikel 3 BELASTINGPLICHT

De marktgelden worden geheven van degene die gedurende een marktdag een standplaats innemen.

 

Artikel 4 GRONDSLAG EN MAATSTAF VAN HEFFING

1.  De marktgelden worden geheven naar het aantal vierkante meters per stand­plaats.

2.  Voor de bereke­ning van de marktgelden wordt een gedeelte van een in de tarie­ven­tabel ge­noemde eenheid voor een volle eenheid gerekend.

 

Artikel 5 TARIEVEN

1.  De marktgelden worden geheven naar de tarieven, opge­nomen in de bij deze verorde­ning behorende tarieventabel.

2.  Het college van burgemeester en wethouders besluit op aanvraag van de be­lang­heb­bende tot gehele of gedeelte­lijke teruggaaf van het vast­recht, echter uit­sluitend, indien de houd­ster of hou­der van een vaste stand­plaats:

    a.   is overleden;

    b.   vrijwillig afstand doet van de standplaats we­gens ziekte, on­geval of vertrek naar het bui­tenland;

    c.   aantoont dat wegens ziekte of ongeval geen ge­bruik kan wor­den ge­maakt van de standplaats en dat deze verhinde­ring tijdelijk van aard is, tenzij de stand­plaats inge­volge een door het college van burge­mee­ster en wet­hou­ders op grond van de veror­de­ning op de markt voor kleine han­delswa­ren ver­leende toe­stem­ming door een aange­wezen plaats­ver­van­ger wordt ingeno­men.

3.  Het vastrecht wordt in de in het tweede lid bedoelde geval­len teruggegeven over zo­veel volle maanden van de periode als nog niet aange­vangen zijn, ten tijde van het ontstaan van boven­ge­noemde teruggaafgronden.

 

Artikel 6 BELASTINGTIJDVAK

Het belastingtijdvak is gelijk aan een dag, week, maand, kwartaal of jaar, naar gelang de duur van het belastbare feit.

 

Artikel 7 WIJZE VAN HEFFING

De marktgelden worden geheven bij wege van een gedag­tekende schrif­telij­ke kennis­geving, waaronder mede wordt begrepen een stem­pelaf­druk, zegel, nota of ander schriftuur.

 

Artikel 8 TIJDSTIP VAN BETALING EN BETALING IN TERMIJNEN

1.   In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moeten de  marktgelden worden betaald ingeval de schriftelijke kennis­geving wordt uitgereikt: op het moment van het uitrei­ken van de gedagtekende schriftelijke kennis­geving.

2.  In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moeten de marktgelden worden betaald ingeval de schrif­te­lijke kennis­geving wordt toegezonden: binnen een maand na de dagteke­ning van de schriftelijke kennisge­ving.

3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde     termijnen.

   

Artikel 9  NADERE REGELS DOOR HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS.

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de marktgelden.

 

Artikel 10 CITEERTITEL

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening markt­gel­den Delft 2004".

 

Artikel 11 INWERKINGTREDING

1.  De Verordening marktgelden Delft 2001, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 22 mei 2003, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastba­re feiten die zich voor die datum hebben voorge­daan.

2.  Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

3.  De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2004.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2003.

 

 

                                                          ,burgemeester.

 

 

 

                                                          ,griffier.


 

TARIEVEN MARKTGELDEN DELFT 2004

 

Hoofdstuk 1

Algemeen tarief

 

 

 

 

 

 

Het tarief bedraagt ter zake van elke vierkante meter standplaats op

 

 

 

1.

de dinsdagmarkt,

 

 

 

1.1.

op het parkeerterrein aan de Martinus Nijhofflaan,

 

 

 

1.1.1.

per marktdag

1,02;

 

1.1.2.

per kwartaal

9,08;

 

 

 

 

 

 

2.

de donderdagmarkt,

 

 

 

2.1.

op de Markt en de Hippolytusbuurt oostzijde,

 

 

 

2.1.1.

per marktdag

1,09;

 

2.1.2.

per kwartaal

9,79;

 

2.2.

op de Hippolytusbuurt westzijde,

 

 

 

2.2.1.

per marktdag

0,90;

 

2.2.2.

per kwartaal

7,65;

 

 

 

 

 

 

3.

de zaterdagmarkt,

 

 

 

3.1.

op de Brabantse Turfmarkt en de Burgwal,

 

 

 

3.1.1.

per marktdag

1,56;

 

3.1.2.

per kwartaal

13,80.

 

 

 

Behoort bij en maakt deel uit van het raadsbesluit van 18 december 2003 tot vaststelling van de Verordening marktgelden Delft 2004.

 

 

 

                                                         ,burgemeester.

 

 

 

                                                         ,griffier.

 

 

TOELICHTING

op de Verordening marktgelden Delft 2004.

 

Tariefsverhoging

De tarieven marktgelden worden zoveel mogelijk kostendekkend gehouden. Door de verlate verhoging van de tarieven in 2003 en extra stijgende kosten in vergelijking tot het prijsstijgingspercentage, worden de tarieven met gemiddeld 9,5% verhoogd om volledige kostendekking te bereiken.

 

Kosten/opbrengsten marktgelden conform begroting 2004      

 

marktgelden 2004

 

directe

kosten

x € 1000

begrotings

post

indirecte

kosten

x € 1000

begrotings

post

opbrengst

 

x € 1000

begrotings

post

dekkings-

percentage

 

 192

    6.310.0.100

   

   

 

  192

 6.310.0.100

 

   100%

 


Stuk 190 IX

334771

 

De raad van de gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van het college van 2 december 2003;

 

gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Ge­meen­tewet;

 

gezien het advies van de commissie Middelen en Bestuur;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en de invordering van onroerendezaakbe­lastingen 2004

(Verordening onroerendezaakbelastingen Delft 2004).

 

Artikel 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.  Invorderingswet: de Invorderingswet 1990 (Stb. 221);

b.  Algemene wet: de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301);

c.  Natuurschoonwet: de Natuurschoonwet 1928 (Stb. 1989, 252);

d.  Wet WOZ: de Wet waardering onroerende zaken (Stb. 1994, 874);

e.  onroerende zaak: de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet WOZ.

 

Artikel 2 AARD VAN DE HEFFING EN BELAST­BAAR FEIT

Onder de naam "onroerendezaakbelastingen" worden ter zake van bin­nen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe  belastin­gen gehe­ven:

a.  een gebruikersbelasting van degene die - naar de omstan­dighe­den beoor­deeld - bij het begin van het kalenderjaar een on­roerende zaak al dan niet krachtens eigen­dom, be­zit, beperkt recht of per­soon­lijk recht gebruikt;

b.  een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een

    on­roe­rende zaak het genot heeft krachtens eigen­dom, bezit of beperkt recht.

 

Artikel 3 BELASTINGPLICHT

1.  De onroerendezaakbelastingen worden gehe­ven van:

    a.  degene die - naar de omstan­dighe­den beoor­deeld - bij het begin van het kalenderjaar een on­roerende zaak al dan niet krachtens eigendom, be­zit, be­perkt recht of persoon­lijk recht gebruikt;

    b.  degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroe­rende zaak het genot heeft krachtens eigen­dom, bezit of be­perkt recht.

2.  Met betrekking tot de gebruikersbelasting als bedoeld in het eer­ste lid, onder­deel a, wordt:

a.  gebruik door de leden van een huishouden aangemerkt als ge­bruik door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishou­den;

b.  gebruik door degene aan wie een deel van een onroe­ren­de zaak in gebruik is gege­ven, aan­gemerkt als ge­bruik door degene die dat deel in gebruik heeft ge­geven; degene die het deel in ge­bruik heeft gege­ven is bevoegd de belas­ting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gege­ven;

    c.  het ter beschikking stellen van een onroe­rende zaak voor volg­tijdig ge­bruik aange­merkt als gebruik door degene die de on­roerende zaak ter beschikking heeft ge­steld; degene die de onroerende zaak ter beschik­king heeft gesteld is bevoegd de belasting als

        zoda­nig te ver­halen op dege­ne aan wie de zaak ter be­schikking is gesteld.

 3. Met betrekking tot de eigenarenbelasting als bedoeld in het eer­ste lid, on­derdeel b, wordt als genot­hebbende krach­tens eigendom, bezit of be­perkt recht aange­merkt dege­ne die bij het begin van het kalenderjaar als zoda­nig in de kadastrale registratie is vermeld, ten­zij blijkt dat hij op dat tijd­stip geen ge­not­hebbende krach­tens eigen­dom, bezit of be­perkt recht is.

 

Artikel 4 GRONDSLAG EN MAATSTAF VAN HEF­FING

1.  De heffingsmaatstaf is op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het tijdvak waarbinnen het in artikel 2 en 3 bedoelde kalenderjaar valt.

2.  Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18, 19, eerste en tweede lid, onderdelen b en c, 20, tweede lid, en 22, derde lid, van de Wet WOZ.

 

Artikel 5 WAARDEPEILDATUM

De waardepeildatum is 1 januari 1999.

 

Artikel 6 TARIEVEN

De onroerendezaakbelastingen worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

 

Artikel 7 WIJZE VAN HEFFING

1.  De onroerendezaakbelastingen worden gehe­ven bij wege van aan­slag.

2.  Belastingaanslagen van minder dan € 9,-- worden niet opgelegd. Voor de toepassing van het bepaalde in de vori­ge volzin wordt het totaal van de op één aanslagbiljet ver­enigde aan­slagen onroerendezaakbelastingen of andere heffingen aangemerkt als één belas­ting­aanslag.

 

Artikel 8 ONTSTAAN VAN DE BELASTING­SCHULD

De onroerendezaakbelastingen zijn verschuldigd bij de aanvang van het kalender­jaar.

 

Artikel 9 TIJDSTIP VAN BETALING EN BETA­LING IN TERMIJNEN

1.  De onroerendezaakbelastingen moeten worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

2.  In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 90,--, doch minder is dan € 2.270,--, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 10 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijn telkens een maand later.

 

Artikel 10 VRIJSTELLING

In afwijking in zoverre van artikel 4 wordt bij het bepalen van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

a.  ten behoeve van de land- en bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuur­grond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;

b.  glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voorzover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;

c.   onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van open­bare bezinningssamenkomsten van levensbe­schouwe­lij­ke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als wo­ning;

d.  één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op grond van de Natuur­schoonwet aangewe­zen landgoed dat voldoet aan de in artikel 1, derde lid, onderdeel b, van die wet bedoelde voorwaarden met uitzondering van de daarop voorko­mende gebouwde eigendom­men;

e.  natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zand­verstui­vingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegd­heid welke zich uitsluitend of nage­noeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;

f.    openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met    inbegrip van kunstwerken;

g.  waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of dien­sten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

h.  werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden   beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrech­telijke rechts­personen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

i.    werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigen­dommen zijn aan te merken;

j.    straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter ver­fraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, ver­keersinstallaties, standbeelden, monumen­ten, fon­teinen, banken, abri's, hekken en palen;

k.   begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

l.    het ongebouwde eigendom van onroerende zaken die bestemd zijn voor recreatieve doeleinden.

 

Artikel 11  NADERE REGELS DOOR HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS.

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onroerendezaakbelastingen.

 

Artikel 12 CITEERTITEL

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening on­roerendezaakbe­las­tingen Delft 2004".

 

Artikel 13 INWERKINGTREDING

1.  De Verordening onroerende-zaakbelastingen gemeente Delft 2002, vastgesteld bij raadsbesluit van 29 november 2001, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 26 juni 2003, wordt ingetrok­ken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien ver­stande dat zij van toepas­sing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorge­daan.

2.  Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekend­making.

3.  De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2004.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2003.

 

 

 

                                                         ,burgemeester.

 

 

 

                                                         ,griffier.



 

TARIEVENTABEL ONROERENDEZAAKBELASTINGEN DELFT 2004

 

Hoofdstuk 1

1.1.

Het tarief bedraagt ter zake van:

 

 

1.1.1.

de gebruikersbelasting

 

 

 

voor elke volle € 2.268,-- van de heffingsmaatstaf

 

 

1.1.1.1.

voor onroerende zaken die

in hoofdzaak tot woning dienen

 

 

2,98;

1.1.1.2.

voor onroerende zaken die

niet in hoofdzaak tot woning dienen

 

 

4,11;

1.1.2.

de eigenarenbelasting

 

 

 

voor elke volle € 2.268,-- van de heffingsmaatstaf

 

 

1.1.2.1.

voor onroerende zaken die

in hoofdzaak tot woning dienen

 

 

3,72;

1.1.2.2.

voor onroerende zaken die

niet in hoofdzaak tot woning dienen

 

 

5,13.

1.2.

Het bedrag van de belasting wordt

 

 

 

per belastingaanslag naar beneden afgerond

op hele euro.

 

 

 

 

Behoort bij en maakt deel uit van het raadsbesluit van 18 december 2003 tot vaststelling van de Verordening onroerendezaakbelastingen Delft 2004.

 

 

 

                                                         ,burgemeester.                            

 

 

 

                                                         ,griffier.



TOELICHTING

op de Verordening onroerendezaakbelastingen Delft 2004.

 

Tarieven

De tarieven van de onroerende-zaakbelastingen zijn verhoogd met het prijsstijgingspercentage van 3%.

 


Stuk 190 X

334771

 

De raad van de gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van het college van 1 december 2003;

 

gelet op artikel 228 van de Gemeen­tewet;

 

gezien het advies van de commissie Middelen en Bestuur;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en de invordering van precariobe­lasting 2004.

(Verordening precariobelasting Delft 2004).

 

Artikel 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.   Invorderingswet: de Invorderingswet 1990 (Stb. 221);

b.   Algemene wet: de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301);

c.   Woningwet: de Woningwet (Stb. 1991, 439);

d.   openbare ge­meen­te­grond: de gemeentegrond, waaronder begrepen gemeentewater, voor de openba­re dienst be­stemd;

e.   jaar: een kalenderjaar;

f.    maand: een kalendermaand;

g.   week: een kalenderweek;

h.   dag: een tijdvak van 24 achtereenvolgende uren, aan­van­gende te 0.00 uur.

 

Artikel 2 AARD VAN DE HEFFING EN BELASTBAAR FEIT

Onder de naam "precariobelasting" wordt een belasting geheven ter­zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven open­bare gemeentegrond.

 

Artikel 3 BELASTINGPLICHT

De precariobelasting wordt geheven van degene die, al dan niet met vergunning, voorwerpen heeft onder, op of bo­ven openbare ge­meente­grond, dan wel van degene ten behoeve van wie die voorwerpen onder, op of boven openbare gemeentegrond worden aangetroffen.

 

Artikel 4 GRONDSLAG EN MAATSTAF VAN HEFFING                         

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven, opgeno­men in de bij deze verorde­ning behorende tarieventabel.

 

Artikel 5 TARIEVEN

1.   De precariobelasting wordt geheven naar de tarieven, opge­nomen in de bij deze veror­dening behorende tarieventabel.

2.   Voor de bereke­ning van de belasting wordt een gedeelte van een in de tarie­ven­tabel ge­noemde eenheid voor een volle eenheid gerekend.

3.   In geval van samenloop van tariefbepalingen wordt slechts één tarief toe­ge­past en wel het voor de belastingplichtige voordeligste tarief.

4.   De tarieven worden verhoogd met omzetbelasting indien het gehanteerde tarief betrekking heeft op een activiteit die door het Ministerie van Financiën wordt aange­merkt als een belaste prestatie.

 

Artikel 6 BELASTINGTIJDVAK

Het belastingtijdvak is gelijk aan een dag, week, maand of jaar, al naar gelang de duur van het belastbare feit.

 

Artikel 7 WIJZE VAN HEFFING

1.   De precariobelasting wordt geheven bij wege van een gedagtekende schriftelij­ke kennisgeving of aan­slag.

2.   Belastingaanslagen en gedagtekende schriftelijke kennisgevingen van minder dan € 9,-- worden niet opge­legd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslag­bil­jet verenigde belasting­aan­sla­gen aangemerkt als één belasting­aan­slag.

 

Artikel 8 ONTSTAAN VAN DE BELASTINGSCHULD

1.   De precariobelasting is verschuldigd bij de aanvang van het be­lasting­tijd­vak of, indien de belasting­plicht in de loop van het be­lastingtijd­vak aan­vangt, bij de aanvang van de belasting­plicht.

2.   Indien de belastingplicht in de loop van het belas­ting­jaar aan­vangt, is de belasting ver­schul­digd over zoveel twaalfde gedeel­ten van de voor dat jaar ver­schul­digde belasting als er in dat jaar, na het tijd­stip van de aan­vang van de be­lasting­plicht, nog volle kalender­maan­den over­blij­ven.

3.      Indien de belastingplicht in de loop van het belas­ting­jaar ein­digt, wordt onthef­fing ver­leend over zo­veel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar ver­schuldig­de belasting als er in dat jaar, na het tijd­stip van de beëin­di­ging van de belas­tingplicht, nog volle kalen­der­maanden over­blijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 9,--.

4.      De in dit artikel bedoelde regeling geldt voor zover de belasting wordt geheven voor een heffingstijdvak van een jaar.

 

Artikel 9 TIJDSTIP VAN BETALING EN BETALING IN TERMIJNEN

1.    De precariobelasting moet worden betaald binnen twee maanden na de dag­teke­ning       van het  aanslag­biljet of gedagtekende schriftelijke kennisgeving.

2.    In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet

      verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 90,-- doch minder is dan € 2.270,-- en zolang de         verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden      afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 10 (nagenoeg) gelijke       termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet          en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

 

Artikel 10 VRIJSTELLING

De precariobelasting wordt niet geheven voor:

a.   wegwijzers en dergelijke voorwerpen van de Algemene Nederlandse Wiel­rijders­bond en overeen­komstige instellingen;

b.   halteborden voor tram- en autobusondernemingen;

c.   rijwielrekken;

d.   het heb­ben van voor­wer­pen onder, op of bo­ven openba­re ge­meente­grond, waar­voor krach­tens een andere hef­fingsver­ordening of op grond van een overeen­komst be­ta­ling aan de ge­meente moet geschie­den onder­scheiden­lijk een ver­goeding aan de gemeente ver­schuldigd is;

e.   over openbare gemeentegrond opendraaiende voorwerpen, welke krach­tens wettelijk voorschrift of wanneer dit van gemeen­te­wege wordt geëist naar buiten openslaand wor­den gemaakt;

f.    rails, tramdraden, spandraden, palen, masten en elek­tri­sche ge­lei­dingen en kabels ten behoeve van openba­re mid­delen van ver­voer;

g.   zonneschermen, hijsbalken of luifels;

h.   balkons, erkers, schoorstenen en andere uitbouwsels, wel­ke op 1 januari 1932 aan­wezig waren;

i.    het hebben van voorwerpen onder, op of boven openbare gemeentegrond ten be­hoeve van acti­vitei­ten, wel­ke een niet-com­mer­cieel karak­ter dragen en welke worden georganiseerd in het kader van "promo­ting Delft";

j.      het hebben op openbare gemeentegrond van loodsen, ke­ten, bouwmateri­alen, ge­reed­     schappen en dergelijke ten behoeve van de in artikel 74, twee­de lid, onder­deel a en d, van de Wo­ning­wet be­doelde handelingen, ver­richt door of na­mens toegelaten in­stel­lin­-    gen als be­doeld in artikel 70 van de Woning­wet;

 

Artikel 11  NADERE REGELS DOOR HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.

 

Artikel 12 CITEERTITEL

Deze verordening kan worden aangehaald als de "Veror­de­ning precario­belasting Delft 2004".

 

Artikel 13 INWERKINGTREDING EN OVERGANGSBEPALING

1.   De veror­dening precariobelasting Delft 2002, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 28 november 2002, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien ver­stande dat zij van toe­pas­sing blijft op de belast­bare feiten die zich vóór­ de datum van ingang van de heffing hebben voorge­daan.

2.   Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekend­making.

3.   De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2004.

4.   In afwijking in zoverre van het in de voorgaande le­den bepaalde, blijft, indien de datum waarop deze verordening in werking treedt ligt na de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, de in het eerste lid genoemde verorde­ning gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belast­ba­re feiten voor zover ter zake daarvan de heffing van de precariobelasting in die periode plaatsvindt.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2003.

 

 

 

                                                         ,burgemeester.

 

 

 

                                                         ,griffier.

 

 

TARIEVEN PRECARIOBELASTING DELFT 2004

 

Hoofdstuk   1 Algemeen tarief

 

Hoofdstuk   2 Stoepen, trappen, keldergangen en dergelijke

 

Hoofdstuk   3 Palen en dergelijke

 

Hoofdstuk   4 Benzine- en andere pompen en automaten

 

Hoofdstuk   5 Benzine- en andere tanks

 

Hoofdstuk   6 Putten

 

Hoofdstuk   7 Leidingen, kabels, kokers, buizen en dergelijke

 

Hoofdstuk   8 Verkoopinrichtingen

 

Hoofdstuk   9 Opslag van goederen

 

Hoofdstuk 10 Loodsen, keten en bouwmaterialen

 

Hoofdstuk 11 Schuttingen

 

Hoofdstuk 12 Balkons, erkers en dergelijke

 

Hoofdstuk 13 Automaten

 

Hoofdstuk 14 Transportbanen, viaducten en dergelijke

 

Hoofdstuk 15 Circussen

 

Hoofdstuk 16 Terrassen en terrasboten

 

Hoofdstuk 17 Vaartuigen in openbaar gemeentewater

 

Hoofdstuk 1

Algemeen tarief

 

 

1.1

Het tarief bedraagt ter zake van

 

 

 

het hebben van voorwerpen onder, op of boven openba-

 

 

 

re gemeentegrond (inclusief openbaar gemeentewater),

 

 

 

behoudens de in deze tarieventabel vermelde

 

 

 

bijzondere tarieven,

 

 

 

per vierkante meter oppervlakte gemeentegrond:

 

 

1.1.1

per dag

0,57;

1.1.2

per week

1,70;

1.1.3

per maand

4,17;

1.1.4

per jaar

39,55.

1.2

Het aantal vierkante meters, terzake van vaartuigen als bedoeld in artikel 1 Verordening openbaar gemeentewater Delft 1996, wordt berekend door

 

 

 

vermenigvuldiging van de lengteas met de breedteas

 

 

 

van het vaartuig gemeten vanuit het midden van

 

 

 

het vaartuig.

 

 

1.3

Het totaal berekende bedrag ter zake van

 

 

 

het hebben van voorwerpen onder, op of boven open-

 

 

 

bare gemeentegrond kent een minimum van

19,31.

 

Hoofdstuk 2

Stoepen, trappen, keldergangen en dergelijke

 

 

2.1

Het tarief bedraagt ter zake van

 

 

 

een stoep, stoeptreden, een trap, een kelderingang en

 

 

 

dergelijke,

 

 

 

voor zover deze meer dan 25 centimeter vóór de gevel

 

 

 

uitsteken,

 

 

 

per vierkante decimeter horizontale oppervlakte:

 

 

 

per jaar

0,77.

 

Hoofdstuk 3

Palen en dergelijke

 

 

3.1

Het tarief bedraagt ter zake van

 

 

 

een paal of dergelijk voorwerp

 

 

 

per paal en dergelijke:

 

 

3.1.1

buiten verband van een steiger:

 

 

3.1.1.1

per maand

0,88;

3.1.1.2

per jaar

9,84;

3.1.2

aangewend voor een steigerwerk:

 

 

 

per week

0,88.

 

Hoofdstuk 4

Benzine- en andere pompen en automaten

 

 

4.1

Het tarief bedraagt ter zake van

 

 

 

een benzine-, olie-, petroleum-, gas-, lucht-, waterpomp

 

 

 

c.q. -automaat of andere pomp

 

 

 

per pomp:

 

 

 

per jaar

198,64.

 

 

 

 

 


Hoofdstuk 5

Benzine- en andere tanks

 

 

5.1

Het tarief bedraagt ter zake van

 

 

 

een benzine-, petroleum-, gas- of andere tank,

 

 

 

met daarbij behorende leidingen of buizen,

 

 

 

per 1000 liter inhoud

 

 

 

per tank per jaar

31,83.

 

Hoofdstuk 6

Putten

 

 

6.1

Het tarief bedraagt ter zake van

 

 

 

een put

 

 

 

per put:

 

 

 

per jaar

37,49.

 

Hoofdstuk 7

Leidingen, kabels, kokers, buizen en dergelijke

 

 

7.1

Het tarief bedraagt ter zake van

 

 

 

een elektrische of andere leiding, een kabel, een buis of

 

 

 

een koker, met uitzondering van die, welke bestemd

 

 

 

zijn voor de afvoer van afval- en of hemelwater, dan

 

 

 

wel de buizen als bedoel in 5.1

 

 

 

per strekkende meter:

 

 

 

per jaar

3,14.

7.2

Het tarief bedraagt ter zake van

 

 

 

leidingen ten behoeve van collectieve woningverwar-

 

 

 

Mingssystemen

 

 

 

per leidingpaar (heen- en retourleidingen)

 

 

 

per strekkende meter retourleiding:

 

 

 

per jaar

3,14.

 

Hoofdstuk 8

Verkoopinrichtingen

 

 

8.1

Het tarief bedraagt ter zake van

 

 

 

een tent, een kraam, een kiosk, een open tafel of an-

 

 

 

dere inrichting tot verkoop van bloemen, eet- of andere

 

 

 

koopwaren:

 

 

8.1.1

indien een vergunning wordt verleend voor een periode

 

 

 

van een jaar of langer, waarbij de vergunning geldig is

 

 

 

voor dezelfde dag(en) van iedere week,

 

 

 

per vierkante meter of gedeelte hiervan, per jaar:

 

 

8.1.1.1

voor 1 dag in de week

35,84;

8.1.1.2

voor 2 dagen in de week

53,66;

8.1.1.3

voor 3 dagen in de week

71,59;

8.1.1.4

voor 4 of meer dagen in de week

89,40;

8.1.2

indien een vergunning wordt verleend voor één of meer

 

 

 

dagen,

 

 

8.1.2.1

voor activiteiten tot 20 vierkante meter

 

 

 

per dag

151,51;

8.1.2.2

voor activiteiten vanaf 20 vierkante meter

 

 

 

per dag

303,13;

8.1.2.3

tot verkoop van kerstbomen of oliebollen en aan-

verwante artikelen, per vierkante meter

per dag

 

 

 

 

0,82.

 

Hoofdstuk 9

Opslag van goederen

 

 

9.1

Het tarief bedraagt ter zake van:

 

 

9.1.1

voorwerpen, goederen of waren, anders dan  als bedoeld in artikel 10.1, per vierkante meter

per jaar

 

 

 

 

37,29;

9.1.2

voorwerpen ten behoeve van de uitoefening van een

bedrijf (uitstallingen en dergelijke), per vierkante meter

per jaar

 

 

 

 

37,29;

9.1.3

voorwerpen ten behoeve van de uitoefening van een

bedrijf (uitstallingen en dergelijke) in een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen

gebied, per vierkante meter

per jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

74,57.

 

Hoofdstuk 10

Loodsen, keten en bouwmaterialen

 

 

10.1

Het tarief bedraagt ter zake van

een loods of een keet bij bouwverrichtingen en voor het

plaatsen van bouwmaterialen en gereedschappen, per vierkante meter

per week

 

 

 

 

 

 

 

 

0,93.

 

Hoofdstuk 11

Schuttingen

 

 

11.1

Het tarief bedraagt te zake van:

 

 

11.1.1

een schutting, welke openbare gemeentegrond omsluit,

 

 

 

waarop een trottoir of bestrating is aangelegd,

 

 

 

per vierkante meter ingesloten grond:

 

 

 

per week

1,70.

11.1.2

een schutting, welke openbare gemeentegrond omsluit,

 

 

 

waarop nog geen trottoir of bestrating is aangelegd,

 

 

 

per vierkante meter ingesloten grond:

 

 

 

per week

0,67.

 

Hoofdstuk 12

Balkons, erkers en dergelijke

 

 

12.1

Het tarief bedraagt ter zake van

 

 

 

een balkon, erker, schoorsteen of ander bouwsel

 

 

 

per vierkante meter horizontale oppervlakte:

 

 

 

per jaar

22,40.

 

Hoofdstuk 13

Automaten

 

 

13.1

Het tarief bedraagt ter zake van

 

 

 

een automaat voor elke 0,25 m breedte in horizontale

 

 

 

projectie gemeten:

 

 

 

per jaar

22,40.

 

Hoofdstuk 14

Transportbanen, viaducten en dergelijke

 

 

14.1

Het tarief bedraagt ter zake van

 

 

 

een transportbaan of een dergelijke inrichting

 

 

 

per vierkante meter overdekte gemeentegrond:

 

 

 

per jaar

31,83.

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 15

Circussen

 

 

15.1

Het tarief bedraagt ter zake van

een circus:

 

 

15.1.1

op een terrein tot 5.000 m2, per dag

291,80;

15.1.2

op een terrein van 5.000 m2 en meer, per dag

583,60.

 

Hoofdstuk 16

Terrassen en terrasboten

 

 

16.1

Het tarief (excl. 19% BTW) bedraagt ter zake van

 

 

16.1.1

een terras, per vierkante meter

 

 

16.1.1.1

per dag

0,67;

16.1.1.2

per week

1,96;

16.1.1.3

per maand

4,74;

16.1.1.4

per jaar

45,22;

16.1.2

een terrasboot, per vierkante meter

 

 

16.1.2.1

per dag

0,67;

16.1.2.2

per week

1,96;

16.1.2.3

per maand

4,74;

16.1.2.4

Vervallen

 

 

16.1.3             

een terras in een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen gebied, per vierkante meter

 

 

16.1.3.1

per dag

0,77;

16.1.3.2

per week

2,37;

16.1.3.3

per maand

5,77;

16.1.3.4

per jaar

54,18.

 

Hoofdstuk 17

Vaartuigen in openbaar gemeentewater

 

 

17.1

Het tarief (excl. 19% BTW) bedraagt voor vaartuigen als bedoeld in artikel 1 van de Verordening openbaar gemeentewater Delft 1996 ter zake van:

 

 

17.1.1

het afmeren dan wel laten liggen van recreatieve zeil- en/of motorjachten van 16 vierkante meter of minder:

 

 

17.1.1.1

per kalenderjaar

57,68;

17.1.1.2

per maand of een gedeelte daarvan

5,77;

17.1.2

 

het afmeren dan wel laten liggen van recreatieve zeil- en/of motorjachten van meer dan 16 vierkante meter,

per vierkante meter:

 

 

17.1.2.1

per kalenderjaar

3,61;

17.1.2.2

per maand of een gedeelte daarvan

0,36;

17.1.3

 

 

het afmeren dan wel laten liggen van een woonschip

per vierkante meter

per jaar

 

 

 

 

8,65;

17.1.4

het afmeren dan wel laten liggen van een rondvaartboot, dekschuit of beunbak,

per vierkante meter

 

 

17.1.4.1

per dag

0,57;

17.1.4.2

per week

1,70;

17.1.4.3

per maand

4,12;

 

17.1.4.4

per jaar

39,55.

17.2

Het aantal vierkante meters zoals bedoeld in de artikelen 17.1.1 tot en met 17.1.3 en 17.2.1 tot en met 17.2.4 wordt berekend door vermenigvuldiging van de lengteas met de breedteas van het vaartuig gemeten vanuit het midden van het vaartuig.

 

 

 

 

Behoort bij en maakt deel uit van het raadsbesluit van 18 december 2003 tot vaststelling van de Verordening precariobelasting Delft 2004.

 

 

 

                                                         ,burgemeester.

 

 

 

                                                         ,griffier.

 

TOELICHTING OP DE VERORDENING PRECARIOBELASTING DELFT 2004

 

Verordening

De tekst van de verordening is alleen op de vrijstelling van artikel 10 onder i gewijzigd. Onder de oude redactie kon het misverstand bestaan, dat het hebben van voorwerpen in het kader van niet-commerciële activiteiten was vrijgesteld van precariobelasting. Dit geldt echter alleen voor door de gemeente gesubsidieerde niet-commerciële activiteiten (promoting Delft).

 

Tarieven

De tarieven van de precariobelasting zijn verhoogd met het prijsstijgingspercentage van 3% en afgerond naar hele eurocenten.

 


Stuk 190 XI

334771

 

 

De raad van de gemeente Delft

 

gelezen het voorstel van het college van 2 december 2003;

 

gelet op de artikelen 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, en 229d, aanhef, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, en 255a van de Gemeentewet, en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

 

gezien het advies van de commissie Middelen en Bestuur;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en de invordering van reinigingsheffingen 2004

(Verordening reinigingsheffingen Delft 2004).

 

Hoofdstuk 1   Algemene bepalingen

 

Artikel 1 INLEIDENDE BEPALINGEN

Krachtens deze verordening worden geheven:

a.  een afvalstoffenheffing;

b.  reinigingsrechten.

 

Artikel 2 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.  Invorderingswet: de Invorderingswet 1990 (Stb. 221);

b.  Algemene wet: de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301);

c.   Wet milieubeheer: de Wet milieubeheer ( Stb. 1994, 80);

d.  éénpersoonshuishouden: een huishouden, gevoerd door een belastingplichtige die in de gemeentelijke basisadministratie staat geregistreerd als enige woonachtige persoon op dat adres;

e.  meerpersoonshuishouden: alle andere gevallen waarin artikel 2 onderdeel d niet van toepassing is;

f.    gewone ophaaldienst: het op de, krachtens artikel 18 en 31 van de Afvalstoffenverordening, door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde dagen en tijden inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen en/of daarmee qua aard en samenstelling gelijk te stellen bedrijfsafvalstoffen;

g.  bedrijfsafvalstoffen: afvalstoffen, qua aard en samenstelling gelijk aan huishoudelijke afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen, afvalwater, autowrakken of gevaarlijke stoffen.

 

Hoofdstuk 2   Afvalstoffenheffing

 

Artikel 3 AARD VAN DE HEFFING EN BELASTBAAR FEIT

1.  Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

2.  De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

 

Artikel 4 BELASTINGPLICHT

1.  De afvalstoffenheffing wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

2.  Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

a.  degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel.

 

Artikel 5 GRONDSLAG EN MAATSTAF VAN HEFFING

De belasting wordt geheven naar de maatstaven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

 

Artikel 6 TARIEVEN

De belasting wordt geheven naar de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

 

Artikel 7 BELASTINGJAAR

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 8 WIJZE VAN HEFFING

1.  De afvalstoffenheffing wordt bij wege van aanslag geheven.

2.  Belastingaanslagen van minder dan € 9,-- worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde belastingaanslagen aangemerkt als één belastingaanslag.


Artikel 8A LOKALE LASTENVERMINDERING

Vervallen.

 

Artikel 9 ONTSTAAN VAN DE BELASTINGSCHULD

1.  De afvalstoffenheffing is verschuldigd bij aanvang van het belastingjaar of, indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, bij de aanvang van de belastingplicht.

2.  Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de afvalstoffenheffing verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, met dien verstande, dat indien de belastingplicht aanvangt op de eerste dag van de maand deze maand als volle kalendermaand wordt aangemerkt.

3.  Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt teruggaaf verleend over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat deze teruggave minder bedraagt dan € 9,--.

4.  Indien blijkt dat belastingplichtige bij de aanvang van het belastingjaar of indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, bij de aanvang van de belastingplicht een eenpersoonshuishouden voert, wordt op aanvraag van de belastingplichtige het tarief van een éénpersoonshuishouden gehanteerd en teruggave verleend van het te veel betaalde bedrag, tenzij blijkt dat het te veel betaalde bedrag minder bedraagt dan € 9,--.

5.  Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

 

Artikel 10 TIJDSTIP VAN BETALING EN BETALING IN TERMIJNEN

1.  De afvalstoffenheffing moet worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

2.  In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 90,-- doch minder is dan € 2.270,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 10 (nagenoeg) gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

 

Hoofdstuk 3 Reinigingsrechten

 

Artikel 11 AARD VAN DE HEFFING EN BELASTBAAR FEIT

Onder de naam "reinigingsrechten" worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

 

Artikel 12 BELASTINGPLICHT

De reinigingsrechten worden geheven van de aanvrager dan wel van degene ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

 

Artikel 13 GRONDSLAG EN MAATSTAF VAN HEFFING

De reinigingsrechten worden geheven naar de maatstaven, opgenomen bij deze verordening behorende tarieventabel.

 

Artikel 14 TARIEVEN

1.  De reinigingsrechten worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

2.  Voor de berekening van de reinigingsrechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid voor een volle eenheid gerekend.

3.  De tarieven worden verhoogd met omzetbelasting indien het gehanteerde tarief betrekking heeft op een activiteit die door het Ministerie van Financiën wordt aangemerkt als een belaste prestatie.

 

Artikel 15 BELASTINGJAAR

Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 16 WIJZE VAN HEFFING

1.  De reinigingsrechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag, met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

2.  De reinigingsrechten bedoeld in hoofdstuk 3, 4 en 5 van de tarieventabel worden geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen, een stempelafdruk, zegel, nota of ander schriftuur.

 

Artikel 17 ONTSTAAN VAN DE BELASTINGSCHULD

1.  De reinigingsrechten als bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel, zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, bij de aanvang van de belastingplicht.

2.  Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, zijn de rechten verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, met dien verstande, dat indien de belastingplicht op de eerste dag van de maand aanvangt deze maand als volle kalendermaand wordt aangemerkt.

3.  Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt teruggaaf verleend over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat deze teruggave minder bedraagt dan € 9,--.

 

Artikel 18 TIJDSTIP VAN BETALING EN BETALING IN TERMIJNEN

1.  De reinigingsrechten moeten worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

2.  De reinigingsrechten moeten worden betaald, ingeval de schriftelijke kennisgeving in persoon wordt uitgereikt, op het moment van het uitreiken van de gedagtekende schriftelijke kennisgeving.

3.  In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 90,-- doch minder is dan € 2.270,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 10 (nagenoeg) gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

 

Hoofdstuk 4 Aanvullende bepalingen

 

Artikel 19  NADERE REGELS DOOR HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de reinigingsheffingen.

 

Artikel 20 CITEERTITEL                                     

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening reinigingsheffingen Delft 2004".

 

Artikel 21 INWERKINGTREDING

1.  De verordening reinigingsheffingen Delft 2002, vastgesteld bij raadsbesluit van 29 november 2001, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 28 november 2002, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2.  Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

3.  De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2004.

5. In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden bepaalde, blijft, indien de datum waarop deze verordening in werking treedt ligt na de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover ter zake daarvan de heffing van de reinigingsheffingen in die periode plaatsvindt.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2003.

 

 

 

                                                         ,burgemeester.

 

 

 

                                                         ,griffier.

 

 

TARIEVENTABEL REINIGINGSHEFFINGEN DELFT 2004

 

Maatstaven en tarieven AFVALSTOFFENHEFFING

 

Hoofdstuk 1

 

 

 

1.1.

Het tarief bedraagt ter zake van

het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21. van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt,

 

 

 

per jaar

 

 

1.1.1.

per inzameling van 1 hectoliter of minder per week,

 

 

 

per éénpersoonshuishouden

194,28;

1.1.2.

per inzameling van 2 hectoliter of minder per week,

 

 

 

per meerpersoonshuishouden,

304,11.

1.2.

Het tarief als bedoeld in 1.1.1. wordt bij inzameling van meer dan 1 hectoliter per week,

vermeerderd met

 

 

 

 

109,83.

 

 

Maatstaven en tarieven REINIGINGSRECHTEN

 

Hoofdstuk 2

Ophalen per gewone ophaaldienst

 

 

2.1.

Het tarief bedraagt ter zake van

het inzamelen per gewone ophaaldienst van afgevoerde hoeveelheid bedrijfsafvalstoffen, per 2 hectoliter of minder per week,

 

 

 

per jaar,

 

 

 

per bedrijf / niet-woning

319,80.

2.2.

Het tarief als bedoeld in 2.1. wordt bij het inzamelen van meer dan 2 hectoliter per week,

 

 

 

vermeerderd met,

 

 

 

per hectoliter

159,90.

 

 

 

 

Hoofdstuk 3

Afvoeren inclusief transportkosten

 

 

3.1.

Het tarief (incl. BTW) bedraagt ter zake van

het afvoeren van afvalstoffen inclusief transportkosten,

 

 

3.1.1.

per hectoliter


10,87;

3.1.2.

per 25 kilogram

10,87.

 

 

 

 

Hoofdstuk 4

Verhoging van het tarief

 

 

4.1.

Het tarief van de diensten als bedoeld in 3.1. wordt vermeerderd met 50%, indien de diensten niet op de maandag tot en met de vrijdag tussen 7.30 uur en 16.00 uur worden bewezen met dien verstande, dat indien de diensten worden bewezen,

 

 

4.1.1.

op zaterdag de verhoging 75% bedraagt;

 

 

4.1.2.

op zondag of een algemeen erkende feestdag of gedenkdag de verhoging 100% bedraagt.

 

 

 

 

Behoort bij en maakt deel uit van het raadsbesluit van 18 december 2003 tot vaststelling van de Verordening reinigingsheffingen Delft 2004.

 

 

 

                                                                   ,burgemeester.

 

 

 

                                                                   ,griffier.



TOELICHTING

op de Verordening reinigingsheffingen Delft 2004.

 

Artikel 8A behandelt de lokale lastenvermindering (de “Zalmsnip”). Met ingang van 2005 zal deze vermindering niet meer in de verordening zijn opgenomen.

 

Bij de tarieventabel

De tarieven zijn verhoogd met 3% (prijsstijgingspercentage). Het tarief bij inzameling van meer dan 2 hectoliter per week en het tarief ter zake van het inzamelen van bedrijfsafvalstoffen buiten de route van de gewone ophaaldienst per jaar zijn met ingang van 2004 niet meer opgenomen in de verordening aangezien deze in de praktijk niet worden toegepast.

 

De tarieven voor ontsmetten en zuiveren (hoofdstuk 5 van de Verordening 2003) zijn niet meer opgenomen in de verordening, aangezien deze op commerciële activiteiten zien die niet onder de kerntaken van de gemeente vallen. De tarieven voor ontsmetten en zuiveren worden opgenomen in het door het vakteam Reiniging nog op te stellen tarievenoverzicht “commerciële activiteiten”.

 

De hoofdstuknummering is aangepast.

 

 


Stuk 190 XII

334771

 

 

De raad van de gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van het college van 2 december 2003;

 

gelet op artikel 229, eer­ste lid, aan­hef en onderdeel a, van de Ge­meente­wet;

 

gezien het advies van de commissie Middelen en Bestuur;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en de invordering van rioolrechten 2004

(Verordening rioolrechten Delft 2004).

 

Artikel 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.  Invorderingswet: de Invorderingswet 1990 (Stb. 221);

b.  Algemene wet: de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301);

c.  Algemene termijnenwet: de Algemene termijnenwet (Stb. 1964, 314);

d.  afvalwater: water en stoffen die worden afgevoerd via de gemeen­telijke riole­ring;

e.  gemeentelijke riolering: hieronder wordt mede begrepen het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater;

f.  eigendom: een roerende of een onroerende zaak.

 

Artikel 2 BELASTBAAR FEIT EN BELASTINGPLICHT

1.  Onder de naam "rioolrechten" worden geheven:

a.  een recht van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een eigendom dat direct of indi­rect is aangesloten op de ge­meentelijke rio­lering, en

b.  een recht van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

2.  Met betrekking tot het recht als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt, ingeval het eigendom een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

3.  Met betrekking tot het recht als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b,

    a.    wordt als gebrui­ker aange­merkt:degene die - naar de omstan­digheden beoordeeld - het ei­gen­dom al dan niet krachtens eigendom, bezit, be­perkt recht of per­soon­lijk recht ge­bruikt;

    b.    kan als gebruiker worden aangemerkt, ingeval een gedeelte van een eigendom - niet een gedeel­te als be­doeld in artikel 3 -ten gebruike is afge­staan: de­gene die dat gedeelte in gebruik heeft afge­staan.

 

Artikel 3 ZELFSTANDIGE GEDEELTEN

Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling zijn bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de rechten geheven ter zake van elk als zodanig bestemd ge­deel­te, met dien ver­stande dat indien twee of meer van die gedeel­ten te zamen als een geheel worden gebruikt, deze als één eigendom wor­den aangemerkt.

 

Artikel 4 GRONDSLAG EN MAATSTAF VAN HEFFING

1.  Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt geheven per eigendom.

2.  Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, wordt geheven naar het aan­tal kubieke meters afvalwa­ter, dat vanuit het eigendom wordt afge­voerd, met dien verstande dat voor de eerste 500 kubieke meters een vast tarief van toepassing is.

3.  Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubie­ke meters water, dat in het belasting­jaar naar het eigendom is toege­voerd of is opge­pompt.

4.  Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompin­stalla­tie zijn voorzien van een:

    a.    geijkte watermeter, waarvan de hoeveelheid opge­pompt water kan worden afgele­zen,                   of;

    b.    geijkte bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren, dat een pomp­in­stalla­tie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest, kan wor­den afge­le­zen.

          De eerste volzin is niet van toepassing indien vast­stelling van de hoe­veel­heid opge­pompt water geschiedt op grond van eni­ge andere wet­te­lijke be­paling.

5.  Indien de registratie van het afvalwater voor lozing op het gemeentelijk riool­stelsel plaatsvindt met behulp van een geijkte debietmeter of een geijk­te be­drijfsurentel­ler, vindt de verrekening plaats naar het aantal kubieke meters die op de de­bietmeter of bedrijfsurentel­ler worden afgele­zen.

6.  De op grond van het derde lid berekende hoeveelheid toege­voerd of opge­pompt water wordt verminderd met de hoe­veelheid water die niet als afval­water is afgevoerd.

 

Artikel 5 TARIEVEN

De rioolrechten worden geheven naar de tarie­ven, opgenomen in de bij deze ver­ordening behorende tarieventabel.

 

Artikel 6 BELASTINGJAAR

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 7 WIJZE VAN HEFFING

1.  De rioolrechten worden geheven bij wege van aan­slag.

2.  Belastingaanslagen van minder dan € 9,-- worden niet opge­legd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op één aan­slag­biljet verenigde be­las­ting­aanslagen aangemerkt als één belasting­aan­slag.

 

Artikel 8 ONTSTAAN VAN DE BELASTINGSCHULD

1.  De rechten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, bij de aanvang van de belastingplicht.

2.  Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het recht verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden of gedeelten van kalendermaanden overblijven, met dien verstande, dat indien de belastingplicht aanvangt op de eerste dag van de maand deze maand als volle kalendermaand wordt aangemerkt.

3.  Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt teruggaaf verleend over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden of gedeelten van kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat deze teruggave minder bedraagt dan € 9,--.

4.  Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander eigendom in gebruik neemt.

 

Artikel 9 TIJDSTIP VAN BETALING EN BETALING IN TERMIJNEN

1.  De rioolrechten moeten worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

2.  In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 90,--, doch minder is dan € 2.270,--, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 10 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijn telkens een maand later.

 

Artikel 10  NADERE REGELS DOOR HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolrechten.

 

Artikel 11 CITEERTITEL

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening riool­rechten Delft 2004".

 

Artikel 12 INWERKINGTREDING

1.  De Verordening rioolrechten Delft 2002, vastgesteld bij raadsbesluit van 29 november 2001, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 28 november 2002,  wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepas­sing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorge­daan.

2.  Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

3.  De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2004.

4.  In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden bepaalde, blijft, indien de datum waarop deze verorde­ning in werking treedt ligt na de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaats­vindende belast­bare feiten voor zover ter zake daarvan de heffing van de rioolrech­ten in die periode plaatsvindt.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2003.

 

 

 

                                                         ,burgemeester.

 

 

 

                                                         ,griffier.


 

INHOUD TARIEVENTABEL BEHORENDE BIJ DE

VERORDENING RIOOLRECHTEN DELFT 2004

 

Hoofdstuk 1

 

 

 

1.1.

Het tarief voor het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a bedraagt per eigendom

 

 

106,08.

1.2.

Het tarief voor het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, bedraagt ter zake van

een hoeveelheid m3 in een jaar afgevoerd afvalwater 

 

 

1.2.1.

tot en met 500 m3 per jaar

per eigendom

 

 

31,01;

1.2.2.

boven 500 m3 tot en met 500.000 m3

per m3

 

 

0,36;

1.2.3.

alle m3 boven 500.000 m3

per m3

 

 

0,12.

 

Behoort bij en maakt deel uit van het raadsbesluit van 18 december 2003 tot vaststelling van de Verordening rioolrechten Delft 2004.

 

 

 

                                                         ,burgemeester.

 

 

 

                                                         ,griffier.

 

TOELICHTING

op de verordening rioolrechten Delft 2004

 

TARIEVEN

Na vaststelling van de begroting 2003 is geconstateerd dat deze niet geheel in overeenstemming was met de in zomer 2002 door de raad vastgestelde “nota actualisatie gemeentelijk rioleringsplan Delft en meerjarenbegroting riolering 2003”.

Afwijkingen begroting – GRP

·       Hogere perceptiekosten belastingen (S)         € 112.000

·       Weglekeffect                                (I)         90.000

·       Baggerproject Vulcanusweg             (I)        122.000

·       Diverse onderhoudsbudgetten  (I/S)            ca.  455.000

  779.000

Tegenvaller

·       Bedrijfsbeëindiging Gelatine              (S)        70.000

 

Meevaller

·       Subsidie riolering Schieweg en Rotterdamseweg

 (I)         150.000

 

De hogere perceptiekosten zijn structureel.  Dit is het gevolg van een andere toerekening van kosten door Belastingen. In voorgaande jaren waren deze kosten aan de reiniging toegerekend.

Voor 2004 zullen de extra perceptiekosten met een extra tariefstijging gedekt worden. De kosten worden evenredig verdeeld over het aansluitrecht en de kleine afvoeren. Dit betekent naast de al vastgestelde boventrendmatige tariefstijging (aansluitrecht 2%, afvoerrecht klein 0%), de trendmatige stijging (3%), een extra stijging met 1,9%.

 

Voor 2004 zullen de wegvallende inkomsten van de Gelatine met een extra tariefstijging van de grote afvoeren gedekt worden.

 

Het bovenstaande volgt uit de nota rioolrechten/GRP d.d. 20 juni 2003.

 

Kosten/opbrengsten rioolrechten conform begroting 2004

 

Rioolafvoerrecht 2004

 

dir. Kost.

X € 1000

begr.

Post

indir.

Kost.

X € 1000

begr.

Post

opbr.

X € 1000

begr.

Post

dek.

Perc.

 

1.443,879

 

6.722.2.100

 

0,0

 

6.722.2.100

 

1443,879

 

6.722.2.100

 

100%

 

Rioolaansluitrecht 2004

 

dir. Kost.

X € 1000

begr.

Post

indir.

Kost.

X € 1000

begr.

Post

opbr.

X € 1000

begr.

Post

dek.

Perc.

 

4.798,627

 

6.722.2.100

 

0,0

 

6.722.2.100

 

4.798,627

 

6.722.2.100

 

100%


Stuk 190 XIII

334771

 

 

De raad van de gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van het college van 2 december 2003;

 

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

 

gezien het advies van de commissie Middelen en Bestuur;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2004

(Verordening toeristenbelasting Delft 2004).

 

Artikel 1 BEGRIPS­OMSCHRIJVINGEN

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.    Invorderingswet: de Invorderingswet 1990 (Stb. 221);

b.    Algemene wet: de Algemene wet inzake rijksbelas­tingen (Stb. 1959, 301);

c.    Woningwet: de Woningwet (Stb. 1991, 439);

d.    Huisvestingswet: de Huisvestingswet (Stb. 1992, 548);

e.    Algemene termijnenwet: de Algemene termijnenwet (Stb. 1964, 314);

f.    vakantie-onderkomens: woningen en andere verblij­ven, niet-zijnde mobiele kampeeron­derkomens of stacaravans, in hoofd­zaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor va­kantie- en andere recreatieve doeleinden;

g.    mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeer­au­to's, toerca­ravans en soortgelijke voer­tuigen welke be­stemd zijn dan wel gebezigd wor­den als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

h.    niet-beroepsmatig verhuurde ruimten: woningen en andere ver­blijven, of ge­deelten daar­van, niet-zijnde mobiele kampeer­on­der­ko­mens of stacaravans, welke niet in hoofd­zaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie en andere re­crea­tieve doeleinden doch wel in be­paalde perioden van het jaar voor die doel­einden worden verhuurd dan wel te huur aan­geboden;

i.     passagiersschip: een vaartuig dat middel van vervoer en/of verblijf is, of hoofdzakelijk gebezigd wordt voor het bedrijfsmatig vervoer en/of verblijf van personen.

j.     vaste staanplaatsen: een terrein of terreingedeel­te dat bestemd is voor het gedurende een seizoen of een jaar plaatsen van een zelfde mobiel kam­peeron­derkomen of staca­ra­van.

 

Artikel 2 AARD VAN DE HEFFING EN BELASTBAAR FEIT

Onder de naam "toeristenbelasting" wordt een belasting geheven ter zake van het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente in hotels, pensions, vakantie-onderko­mens, mobiele kam­peeronderkomens, niet-beroepsmatig verhuur­de ruimten, op vaste standplaat­sen of op passagiersschepen, tegen vergoeding in welke vorm dan ook, door perso­nen die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente zijn ingeschreven.

 

Artikel 3 BELASTINGPLICHT

1.    De toeristenbelasting wordt geheven van degene die gele­gen­heid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 in hem ter beschik­king staande ruimten dan wel op hem ter be­schik­king staande terreinen.

2.    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op de­gene, ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.

3.    Indien met toepassing van het eerste lid geen belasting­plichtige is aan te wij­zen, is be­lasting­plichtige degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 verblijf houdt.

 

Artikel 4 GRONDSLAG EN MAATSTAF VAN HEFFING

De toeristenbelasting wordt geheven naar het aantal over­nach­tin­gen.

 

Artikel 5 TARIEVEN

De toeristenbelasting wordt geheven naar de tarie­ven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tabel.

 

Artikel 6 BELASTINGTIJDVAK

Het belastingtijdvak is gelijk aan een kalenderkwartaal.

 

Artikel 7 WIJZE VAN HEFFING

1.    De toeristenbelasting wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

2.    Geen toeristenbelasting wordt geheven indien het aantal overnach­tingen, waartoe gelegen­heid wordt of is gegeven, gedurende het kalenderjaar minder dan 10 zal of heeft belopen.

 

Artikel 8 NACHTVERBLIJFREGISTER

1.    De belastingplichtige is gehouden per kalenderjaar een nachtverblijfregister bij te houden.

2.    Het nachtverblijfregister bevat met betrekking tot ieder aan wie gelegenheid tot over-

      ­n­achten wordt verschaft gege­vens tenminste betreffende:

      naam en woonplaats;

      datum van aankomst en datum van vertrek;

      het aantal overnachtingen ter zake waarvan belasting ver­schuldigd is.

3.    Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd voor bepaalde gevallen of groepen van geval­len van de in het eerste lid bedoelde verplichtingen gehele of gedeel­telijke onthef­fing te verlenen, zonodig onder door het college te stellen voorwaar­den.

 

Artikel 9 TIJDSTIP VAN BETALING EN BETALING IN TERMIJNEN

1.   In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moet de toeristenbelasting tegelijkertijd met het doen van aangifte worden betaald binnen een maand na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan.

2.   De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.

 

Artikel 10 VRIJSTELLING

1.    De toeristenbelasting wordt niet gehe­ven ter zake van het ver­blijf door degene die:

      a.  als verpleegde of verzorgde in een inrichting tot verple­ging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulp­behoeven­den of van ouden van dagen ver­blijft;

      b.  als gebruiker van een woonwagen of een woon­schip als be­doeld in de Woning­wet onderschei­denlijk in de Huisvestingswet, daarin overnacht;

c.   op de dag waarop de eerste overnachting plaatsvindt, nog niet de leeftijd van zeven jaar heeft bereikt.

 2.   De vrijstelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, is niet van toepassing ter zake van verblijf op campings binnen de gemeente op vaste standplaatsen, in mobiele kampeeronderkomens en in vakantie-onderkomens.

 

Artikel 11  NADERE REGELS DOOR HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de toeristenbelasting.

 

Artikel 12 CITEERTITEL

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening toeris­tenbelasting Delft 2004".

 

Artikel 13 INWERKINGTREDING

1.      De veror­dening toeristenbelasting ge­meente Delft 2002, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 28 november 2002, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien ver­stande dat zij van toe­pas­sing blijft op de belast­bare feiten die zich voor­ de datum van ingang van de heffing hebben voorge­daan.

2.      Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekend­making.

3.      De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2004.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2003.

 

 

 

                                                                   ,burgemeester.

 

 

 

                                                                   ,griffier.


 

TARIEVENTABEL TOERISTENBELASTING DELFT 2004

 

Hoofdstuk 1

1.1              Het tarief bedraagt ter zake van een overnachting:

1.1.1           per persoon per overnachting                                                              2,00.

1.2              In afwijking van 1.1 bedraagt het tarief ter zake van

                 het houden van verblijf met overnachten op

                 campings binnen de gemeente op vaste

                 standplaatsen, in mobiele kampeeronderko­mens

                 en in vakantie-onderkomens:

1.2.1           per persoon per overnachting                                                              0,55.

1.3              In afwijking van 1.1 bedraagt het tarief ter zake van

                 het houden van verblijf met overnachting op

                 passagiersschepen

1.3.1           per persoon per overnachting                                                              0,55.

 

 

Behoort bij en maakt deel uit van het raadsbesluit van 18 december 2003 tot vaststelling van de Verordening toeristenbelastingen Delft 2004.

 

 

 

                                                         ,burgemeester.

 

 

 

                                                         ,griffier.


 

TOELICHTING

op de Verordening toeristenbelasting Delft 2004.

 

Tariefsverhoging

In de nota financiering van het Meerjaren Marketingplan Toerisme is voor 2004 een voorstel gedaan voor verhoging naar € 2,30 voor hotelovernachtingen en € 0,70 voor kampeerovernachtingen. Dit voorstel wordt niet gevolgd.

Er is niet duidelijk wat de reden is geweest voor het voorstel voor deze forse verhoging en gezien de huidige economische situatie is een zo gering mogelijke verhoging gewenst. Met de hoteliers van Delft is afgesproken de tarieven te verhogen naar € 2,00 voor hotelovernachtingen en € 0,55 voor kampeerovernachtingen. Deze getallen zijn gebaseerd op het huidige tarief en een gemiddeld inflatiepercentage van 4% per jaar, berekend over 4 jaar. Deze tarieven staan voor 4 jaar vast: van 2004 t/m 2007.

 

Echter met de oprichting van DelftMarketing begin 2004 zal een bedrijfsplan worden gepresenteerd waarin het ambitieniveau voor de marketing en promotie van Delft benoemd wordt. De financieringsstructuur van dit bedrijfsplan zal worden besproken met het belanghebbende bedrijfsleven, waaronder de hoteliers. Dit kan dus betekenen dat de bijdrage van de hoteliers in een andere vorm, dan middels toeristenbelasting verkregen gaat worden.

 

 


Stuk 190 XIV

334771

 

 

De raad van de gemeen­te Delft;

 

gelezen het voorstel van het college van 2 december 2003;

gelet op artikel 227 van de Gemeentewet;

gezien het advies van de commissie Middelen en Bestuur;

b e s l u i t:

 

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van reclamebe­lasting 2004.

(Verordening reclamebelasting Delft 2004).

Artikel 1  BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.  Invorderingswet: de Invorderingswet 1990 (Stb. 221);

b.  Algemene wet: de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301);

c.   opschrift: openbare aankondiging in letters of symbolen, voor zover niet door middel van tijdschriften of nieuwsbladen gedaan;

d.  reclameobject: een openbare aankondiging zichtbaar vanaf de openbare weg;

e.  verlicht reclameobject: een reclameobject, voorzien van inwendige of uitwendige kunstverlichting dan wel geschikt om kunstverlichting te voeren;

f.    losse letters: verlichte of aangelichte opschriften waarbij er per letter of symbool een aparte reclamedrager is toegepast en waarbij de reclamedragers en de opschriften onderling niet met elkaar zijn verbonden;

g.  bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij directe of indirecte steun vindt in of op de grond;

h.  lichaam: elk van de lichamen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene wet;

i.    tussenpersoon: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het verlenen van bemiddeling bij het tot stand brengen en het sluiten van overeenkomsten in opdracht en op naam van personen tot wie hij niet in vaste betrekking staat;

j.    exploitant: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het ten behoeve van derden tegen vergoeding aanbrengen van reclameobjecten op door hem daartoe beschikbaar gestelde oppervlakken;

k.   dag: een periode van 24 achtereenvolgende uren, aanvangende te 0.00 uur;

l.    week: een kalenderweek;

m. maand: een kalendermaand;

n.  jaar: een kalenderjaar.

 

Artikel 2 AARD VAN DE HEFFING EN BELASTBAAR FEIT

Onder de naam “reclamebelasting” wordt een belasting geheven ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.

 

Artikel 3  BELASTINGPLICHT

1.  De reclamebelasting wordt geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie, al dan niet met vergunning, de reclameobjecten worden aangetroffen;

2.  In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting ter zake van reclameobjecten, die met vermelding van de naam van een tussenpersoon zijn gedaan in verband met de huur of de verkoop van roerende en onroerende zaken, geheven van die tussenpersoon.

3.  In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid wordt de reclamebelasting ter zake van reclameobjecten die door tussenkomst van een exploitant zijn aangebracht, geheven van die exploitant.

 

Artikel 4  GRONDSLAG EN MAATSTAF VAN HEFFING

De reclamebelasting wordt geheven naar de maatstaven in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van de daarin gegeven aanwijzingen en van het in de overige artikelen bepaalde.

 

Artikel 5  TARIEVEN

1.  De reclamebelasting wordt geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van de daarin gegeven aanwijzingen en van het in de overige artikelen bepaalde.

2.  Indien het heffingstijdvak een kortere periode dan een jaar omvat en het tarief uitsluitend per jaar is vastgesteld wordt de reclamebelasting naar tijdsgelang berekend voor zoveel twaalfde gedeelten van het tarief per jaar.

3.  Indien het tarief per oppervlakte is vastgesteld wordt de oppervlakte bepaald door de lengte c.q. de hoogte en de breedte van de denkbeeldige rechthoek die het opschrift omsluit, dan wel het van de openbare weg zichtbaar gedeelte van het opschrift omsluit.

4.  Het bepaalde in het derde lid wordt niet toegepast, bij losse letters, indien de belastingplichtige aannemelijk maakt dat de op die wijze berekende oppervlakte 25% of meer uitgaat boven het werkelijke oppervlak van het opschrift, in dit geval wordt uitgegaan van het werkelijke oppervlak van de losse letters.

 

Artikel 6  BELASTINGTIJDVAK

Het belastingtijdvak is gelijk aan een dag, week, maand of jaar, al naar gelang de duur van het belastbare feit.

 

Artikel 7  WIJZE VAN HEFFING

1.  De reclamebelasting wordt geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving of aanslag.

2.  Voor elk belastbaar feit kan heffing plaatsvinden bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving of aanslag.

3.  Belastingaanslagen van minder dan € 9,-- worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde belastingaanslagen aangemerkt als één belastingaanslag.

 

Artikel 8  ONTSTAAN VAN DE BELASTINGSCHULD

1.  De naar jaar of maand geheven reclamebelasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, bij de aanvang van de belastingplicht.

2.  Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de naar jaar of maand geheven reclamebelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

3.  Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt ontheffing verleend voor het jaar of maand geheven reclamebelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 9,--.

 

Artikel 9  TIJDSTIP VAN BETALING EN BETALING IN TERMIJNEN

1. De reclamebelasting moet worden betaald binnen twee maanden na de dag­teke­ning van het  aanslag­biljet of gedagtekende schriftelijke kennisgeving.

2.  In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet

    verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 90,--, doch minder is dan € 2.270,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 10 (nagenoeg) gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

 

Artikel 10  VRIJSTELLING

1.  De reclamebelasting wordt niet geheven ter zake van reclameobjecten:

a.  die door een gemeentelijk orgaan zijn aangebracht of geplaatst, indien en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de aan dit orgaan opgedragen publiekrechtelijke taak;

b.  die door de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB of een overeenkomstig lichaam zijn aangebracht of geplaatst ten behoeve van een vlotte doorstroming van het verkeer of ten dienste van openbare ruimten;

c.   die door (semi-)overheidsinstellingen of cultureel-maatschappelijke lichamen met niet-commerciële doelstellingen zijn aangebracht, en betrekking hebben op door hen georganiseerde, niet-commerciële activiteiten die rechtstreeks verband houden met die doelstellingen;

d.  binnen het inwendige gedeelte van een woning of bedrijf, met uitzondering van reclameobjecten die zijn aangebracht direct op, aan of tegen de binnenzijde van een glazen scheidingsconstructie;

e.  aangebracht op een voertuig, tenzij die kennelijk in hoofdzaak is bestemd voor het voeren van reclame;

f.    die in hoofdzaak zichtbaar zijn op sportvelden, met uitzondering van aankondigingen op of bij sportvelden of stadions welke kennelijk gericht zijn op de weg;

g.  op terrasafscheidingen (bij horeca-ondernemingen), voor zover deze een oppervlak van 0,50 m2 per terrasschot niet te boven gaan;

h.  op parasols welke zijn geplaatst op een terras of een terrasboot bij een horecaonderneming;

i.    aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of wijkorganen, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een vlag met naam van de winkeliersvereniging of het wijkorgaan;

j.    waarvoor op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst betaling aan de gemeente  moet geschieden onderscheidenlijk een vergoeding aan de gemeente verschuldigd is;

k.   vervallen;

l.    welke niet vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van de Reclameverordening voor Delft 2000.

2.  De reclamebelasting wordt niet geheven ter zake van de eerste 0,50 m2 reclame van het totale oppervlak aan totale reclame per belastingplichtige of per pand, aangebracht op of aan de gevel, voor zover onverlicht of aangelicht.

 

Artikel 11    NADERE REGELS DOOR HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de reclamebelasting.

 

Artikel 12     CITEERTITEL

Deze verordening kan worden aangehaald als de “Verordening reclamebelasting Delft 2004”.

 

Artikel 13    INWERKINGTREDING

1.   De veror­dening reclamebelasting Delft 2002, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 28 november 2002, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien ver­stande dat zij van toe­pas­sing blijft op de belast­bare feiten die zich vóór­ de datum van ingang van de heffing hebben voorge­daan.

2.   Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekend­making.

3.   De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2004.

4.   In afwijking in zoverre van het in de voorgaande le­den bepaalde, blijft, indien de datum waarop deze verordening in werking treedt ligt na de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, de in het eerste lid genoemde verorde­ning gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belast­ba­re feiten voor zover ter zake daarvan de heffing van de precariobelasting in die periode plaatsvindt.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2003.

 

 

 

                                                         ,burgemeester.

 

 

 

                                                         ,griffier.

 

 

                                     

TARIEVENTABEL RECLAMEBELASTING DELFT 2004

 

 

Hoofdstuk 1

Reclame op of aan een bouwwerk in de binnenstad

 

 

1.

Het tarief bedraagt ter zake van het hebben van reclameobjecten, aangebracht op of aan een bouwwerk,

gelegen in het door burgemeester en wethouders

als binnenstad aangewezen gebied, per jaar

 

 

1.1.

voor een reclame met een oppervlakte van

meer dan 0,5 tot en met 3,0 m²

 

 

107,83;

1.2.

voor een reclame met een oppervlakte van

meer dan 3,0 tot en met 4,0 m²

 

 

161,80;

1.3.

voor een reclame met een oppervlakte van

 

 

 

meer dan 4,0 tot en met 5,0 m²

215,79;

1.4.

voor een reclame met een oppervlakte van

 

 

 

meer dan 5,0 m²

269,76.

 

Hoofdstuk 2

Reclame op of aan een bouwwerk in de rest van de

 

 

 

Stad

 

 

2.

Het tarief bedraagt ter zake van het hebben van reclameobjecten, aangebracht op of aan een bouwwerk,

gelegen buiten het door burgemeester en wethouders

als binnenstad aangewezen gebied per jaar

 

 

2.1.

voor een reclame met een oppervlakte van

meer dan 0,5 tot en met 3,0 m²

  53,85;

2.2.

voor een reclame met een oppervlakte van

meer dan 3,0 tot en met 4,0 m²

 

 

81,10;

2.3.

voor een reclame met een oppervlakte van

meer dan 4,0 tot en met 5,0 m²

 

 

107,83;

2.4.

voor een reclame met een oppervlakte van

 

 

 

meer dan 5,0 m²

135,07.

 

Hoofdstuk 3

Op of aan of boven de weg

 

 

3.

Het tarief bedraagt ter zake van

 

 

3.1.

het hebben van reclameobjecten op of aan of boven de weg, niet zijnde aangebracht op of aan een bouwwerk, per vierkante meter in gebruik genomen grond, waarbij een gedeelte van een vierkante meter als een hele vierkante meter wordt aangemerkt,

 

 

3.1.1.

per maand

  3,71;

3.1.2.

per jaar

33,58;

3.2.

het hebben van reclameobjecten op of aan of boven de weg, niet zijnde aangebracht op of aan een bouwwerk, in een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen gebied,

per vierkante meter in gebruik genomen grond, waarbij een gedeelte van een vierkante meter als een hele vierkante meter wordt aangemerkt,

 

 

3.2.1.

per maand

   7,52;

3.2.2.

per jaar

 67,26.

 

Hoofdstuk 4

Driehoeksborden

 

 

4.

Vervallen

 

 

 

Hoofdstuk 5

Samplingactie

 

 

5.

Het tarief bedraagt voor het houden van een sampling- of soortgelijke reclame-actie,

waarbij reclameobjecten worden gevoerd dan wel waarbij  reclame wordt gemaakt door in het openbaar aan het publiek goederen te verstrekken, uit te delen om niet, dan wel diensten aan te bieden of anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben,

waarvoor al dan niet een vergunning is verleend voor één of meer dagen,

 

 

5.1.

tot en met 10 m² reclameobject

 

 

 

per dag

137,71;

5.2.

vanaf 10 m² reclameobject

 

 

 

per dag

275,01.

 

 

Behoort bij en maakt deel uit van het raadsbesluit van 18 december 2003 tot vaststelling van de Verordening reclamebelasting Delft 2004.

 

 

 

                                                         ,burgemeester.

 

 

 

                                                         ,griffier.

 

TOELICHTING

op de Verordening reclamebelasting Delft 2004.

 

Verordening

Bij artikel 1 onderdeel h

De woorden “onderdeel c” zijn vervangen door “onderdeel b”. In de Algemene Wet is de omschrijving van “lichamen” verplaatst naar artikel 2, eerste lid, onderdeel b.

 

Bij artikel 10, eerste lid, onderdeel c

De vrijstelling voor tijdelijke ‘promoting Delft’-reclames is verruimd naar een vrijstelling voor reclameobjecten van non-profitorganisaties. De meeste niet-commerciële reclames zijn te vinden buiten de binnenstad (zoals die voor scholen, ziekenhuizen, algemeen-wetenschappelijke instituten, musea, provincie, waterschap, sportverenigingen etcetera). De niet-commerciële doelstellingen zullen moeten blijken uit de aard van de betreffende instelling of uit haar statuten.

 

Bij artikel 10, eerste lid, onderdeel d

Ter voorkoming van misverstanden is bij de vrijstelling voor reclameobjecten binnen het inwendige gedeelte van een woning of bedrijf aangegeven dat deze vrijstelling niet geldt voor reclameobjecten aangebracht direct op, aan of tegen de binnenzijde van een glazen scheidingsconstructie.

 

Bij artikel 10, eerste lid, onderdeel k

De vrijstelling voor reclameobjecten waarvoor precariobelasting verschuldigd is kan vervallen. Artikel 10 onderdeel d Verordening Precariobelasting Delft 2004 kent een vrijstelling voor voorwerpen onder, op of boven openbare gemeentegrond, waarvoor krachtens een ander heffingsverordening betaling moet geschieden. Bij samenloop van de heffingen reclamebelasting en precariobelasting, dient er voor precariobelasting een vrijstelling verleend te worden.

 

Tarieven

De tarieven van de reclamebelasting zijn verhoogd met het prijsstijgingspercentage van 3% en afgerond naar hele eurocenten.

Hoofdstuk 3.1 en 3.2: Ter voorkoming van misverstanden is de wijze van tarifering helderder omschreven.