Geachte dames en heren,
Op 11 november 2003 is in uw commissie een
richtinggevende discussie gevoerd over de invoering van het burgerinitiatief.
Ter voorbereiding hierop had ik bij wijze van handreiking een discussienotitie
geschreven met een zestal vraagpunten.
De commissievergadering van 11 november jl. heeft
besloten dat door burgemeester en griffier een conceptvoorstel wordt
voorbereid, waarbij de uitkomst van de richtinggevende discussie als basis
dient.
In de commissievergadering is de verwachting
uitgesproken dat u voor uw vergadering van 20 januari een conceptvoorstel ter
discussie zou worden voorgelegd dat eveneens aan de bevolking is voorgelegd
middels het Delfts Internet Panel (DIP) en dat op basis van beide informatie op
17 februari u het voorstel ter besluitvorming in de raad van 26 februari voor
advies wordt voorgelegd.
Inmiddels is een voorstel op basis van uw discussie
geconcipieerd, doch heeft de voorlegging aan het DIP nog niet plaatsgehad. Om
deze reden stel ik voor de behandeling van het voorstel te verdagen tot 17
februari, zodat u met deze behandeling over de uitkomsten van de “DIP-enquête”
kunt beschikken. Tevens kan in de tussentijd het voorstel reeds voor advies
naar Juridische Zaken worden gezonden en kan het college van B&W over de
stand van zaken en het conceptvoorstel worden geïnformeerd.
Indien u op 17 februari op hoofdlijnen niet
negatief adviseert over het voorstel, dan kan, door de tussen nu en 17 februari
te nemen stappen, het op 29 februari ter besluitvorming aan de raad worden
voorgelegd, mits uiteraard juridisch advies of advies vanuit het college geen
aanleiding geven dit niet te doen.
Op basis van de discussie-uitkomst is bij
het opstellen van het concept van het volgende uitgegaan. Hierbij zij dus
opgemerkt, dat juridische zaken nog geen advies op het concept heeft gegeven en
dat het voorstel op juridisch technische gronden aangepast kan worden:
1.
Teneinde het
burgerinitiatief een adequate juridische structuur en voldoende gewicht mee te
geven is er voor gekozen de regelgeving in een aparte verordening op te nemen.
Er is niet voor gekozen de regelgeving onder te brengen in het reglement van
orde op de raad of dat van de commissies, omdat deze reglementen betrekking
hebben op de interne procedurele en huishoudelijke orde van de raad of
commissies. Keuze voor een aparte verordening laat onverlet deze verordening op
enig moment samen te voegen met andere regelgeving op het gebied van
burgerparticipatie; mist deze regelgeving juridisch van gelijke orde is.
2.
Bij de opzet van de
conceptverordening is zoveel mogelijk aangesloten bij de structuur van de
modelverordening van de VNG. Bij het concreet formuleren van de artikelen is de
uitkomst van de discussie uiteraard ingepast.
3.
Er is gekozen
terughoudend te zijn met het opnemen van beperkingen en belemmeringen. Alleen
die beperkingen en belemmeringen zijn opgenomen die dienstig zijn aan het goed
en juist gebruik van het burgerinitiatief.
4.
In de conceptregelgeving
hebben burgers zowel de mogelijkheid om een concreet voorstel als een onderwerp
te agenderen. Dit is gerealiseerd door een in artikel 1 een ‘dubbel-definitie’ op te nemen.
5.
Het voorstel is
terughoudend in het uitsluiten van onderwerpen of voorstellen die in het kader
van burgerinitiatief kunnen worden ingediend. Omdat de overwegingen tot
uitsluiting overeenkomen met de overwegingen om een besluit wel of niet
referendabel te achten wordt voorgesteld om aan te sluiten bij de
uitsluitingscriteria genoemd in artikel 5 van de referendum-verordenbing ’97.
6.
In de regelgeving is een
dooorzendplicht richting het college van B&W opgenomen dat indien de raad
niet bevoegd is tot besluit over een voorstel.
7.
Voor wat betreft het
aantal handtekeningen van ondersteuners is voor éénvoud gekozen door dit aantal
op 300 te stellen. Er is niet gekozen voor staffel van het aantal
handtekeningen naar aard of reikwijdte van het voorstel, vanwege de
interpretatieverschillen die bij de beoordeling kunnen optreden.
8.
Het initiatiefrecht is
aan een ieder gegeven. Ieder, ongeacht woonplaats of leeftijd, kan voor Delft
of de Delftse gemeenschap van belangzijnde ideeën of voorstellen hebben. Het is
op zich in het belang van stad en gemeenschap daar kennis van te kunnen nemen,
indien dit idee of voorstel enig draagvlak in de gemeenschap heeft. Daarom is
in het voorstel het begrip ondersteuningsgerechtigde ingevoerd.
Ondersteuningsgerechtigd is iedere Delftse inwoner van 16 jaar of ouder.
9.
In het voorstel is een
bepaling opgenomen waardoor een initiatiefnemer hulp of assistentie van de
griffie kan krijgen. Deze hulp is, ter bescherming van de bedrijfsvoering bij
de griffie, aan een maximum van 4 arbeidsuren gebonden. Indien meer uren
noodzakelijk zijn is toestemming van de burgemeester vereist.
10.
In de verordening zijn
tijdspaden opgenomen. De tijdspaden sluiten zo veel als mogelijk is aan bij de
reguliere behandelings- en besluitvormings-termijnen.
11.
Indieners hebben in het
voorstel recht om hun voorstel mondeling toe te lichten (te verdedigen) in
zowel commissie als in de raad.
12.
Uit uw discussie is gebleken
dat u goede communicatie richting de burger over bestaan en
toepassingsmogelijkheid van het burgerinitiatief essentieel acht. De noodzaak
is echter niet in de verordening vastgelegd, omdat dit in communicatieve zin
eerder belemmerend dan bevorderend zal werken.
Te
uwer oriëntatie, de uitkomst van de discussie van 11-11 luidde aldus:
·
Fracties hebben in grote
meerderheid aangegeven het juist te vinden dat het een vorm van
burgerinitiatief in Delft wordt ingevoerd.
·
De toekomstige
regelgeving dient terughoudend te zijn voor wat betreft het opwerpen van
belemmeringen en beperkingen
·
Burgers moeten de
mogelijkheid krijgen zowel concrete –uitgewerkte- voorstellen in te dienen als
ook onderwerpen –zonder uitgewerkt voorstel-
te agenderen.
·
In principe moeten veel
zaken voorwerp van een burgerinitiatief kunnen zijn. Het overzicht van
concept-besluiten die in Delft geen onderwerp van een niet-correctief
referendum kunnen zijn, kan –ten dele- dienen als overzicht van onderwerpen
waarop geen burgerinitiatief mogelijk is.
·
Een voorstel dient een
zekere aantoonbare steun onder de bevolking te hebben. Een
ondersteuningsvereiste van bijvoorbeeld 300 handtekeningen wordt als redelijk
gezien. Overwogen kan worden hierin een staffel aan te brengen gekoppeld aan de
(geografische) reikwijdte of de (financiële) inpact van een voorstel
·
Het initiatiefrecht
dient voor veel burgers open te staan. Voorgesteld wordt de minimumleeftijd te
stellen op 14 jaar, 8 jaar, of geen leeftijdsgrens te hanteren. In geval sprake
is van een aantoonbare belanghebbendheid moet het recht ook openstaan voor niet
ingezetenen van de gemeente.
·
Hulp aan en
ondersteuning van indieners dient gegarandeerd te worden. Gedacht wordt deze
taak bij de griffie neer te leggen of hiertoe een ‘initatief-loket’ te openen.
·
In de verordening dienen
tijdpaden of termijnen aangegeven te worden wanneer een voorstel, vanaf het
moment van indiening, wordt behandeld.
·
Er moet in beperkte mate
regelgeving komen rond het aantal malen dat een voorstel of onderwerp kan
worden ingediend.
·
De
indiener moet het recht krijgen het voorstel (of onderwerp) zelf te verdedigen
·
Geborgd moet zijn dat er
een goede communicatie richting de burger gaat plaatsvinden rond het bestaan en
de toepassingsmogelijkheden van het instrument.
·
Het
besluitvormingsproces inzake het voorstel dient gepaard te gaan met de
mogelijkheid voor de burger om hierin te participeren. Bijvoorbeeld door het
conceptvoorstel voor te leggen aan het Delfts Internet Panel en ruime inspraak
mogelijk te maken bij de behandeling van het voorstel in de commissie M&B.
Ik
vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geínformeerd.
Hoogachtend,
Ronald
de Groot