Bijlage I.

 

Totaal overzicht bezuinigingsmaatregelen


 

 

 

 

 

2004[1]

2005

2006

2007

I.

Herijken gemeentelijk taakniveau

 

 

 

 

 

I.  Overdracht van taken

---

250

1.000

1.500

 

2. Afschaffen Delftpendel in 2005

---

125

125

125

 

3. Verlagen bijdrage in

a.       Parkeerfonds

b.       MISV

 

(300)

---

 

300

85

 

Pm

85

 

Pm

85

 

Subtotaal 

(300)

760

1.210

1.710

II.

Herijken financiële relaties met derden

 

 

 

 

 

4. Lagere subsidiëring: grote instellingen en projecten:

a.      Welzijn

b.      Cultuur

c.      Beleid & projecten Sociale Zorg

 

 

---

---

---

 

 

65

35

10

 

 

130

70

20

 

 

195

105

30

 

5. Lagere bijdragen aan gemeen-schappelijke regelingen

a.       GGD

b.       Recreatieschap Midden Delfland

c.       RIO

d.       Stadsgewest Haaglanden

e.       Hulpverleningsregio Haaglanden

 

 

---

---

---

---

---

 

 

---

---

---

15

2

 

 

---

---

495

15

5

 

 

---

---

495

15

7

 

Subtotaal (exclusief Pm)

 

127

735

847

III/IV

Efficiency en personeelsmaatregelen

---

 

 

 

 

6. Applicatiebeheer/licenties/servers

---

100

100

100

 

7. Personele maatregelen

(310)

600

1.000

1.000

 

Subtotaal

(310)

700

1.100

1.100

V.

Financiële Techniek

 

 

 

 

 

8. Rente verzilverd kapitaal

(890)

890

700

500

 

9. Temporiseren/herprioriteren indicatief investeringsprogramma

---

---

Pm

Pm

 

10. Overige maatregelen

---

100

100

100

 

11. incidenteel treasuryresultaat

---

300

---

---

 

Subtotaal 

(890)

1.290

800

600

VI.

Hogere prijzen en tarieven

 

 

 

 

 

12. Kostendekkendheid leges/tarieven

---

70

145

270

 

13. Overige prijzen en tarieven

a.   Straatmarkten

b.   Werken voor derden Stadsbeheer

c.   Service Centrum Bedrijven

 

---

---

---

 

---

15

---

 

---

15

---

 

---

15

---

 

14. Uitbreiding gemeentelijk belastingengebied

---

---

Pm

Pm

 

Subtotaal

---

85

160

285

 

Totaal

(1.500)

2.962

4.005

4.542

 

Nota Bene: het vooronderzoek is een eerste uitwerking op hoofdlijnen. Nadere uitwerkingen zullen tot scherpere inzichten leiden voor wat betreft de financiële gevolgen. Dat kan dan overigens zowel positief als negatief zijn. Als er gaandeweg het bezuinigingstraject evenwel besparingsverliezen ontstaan zullen alternatieve bezuinigingsmogelijkheden onderzocht worden.


Beknopte inhoudelijke toelichting resultaten vooronderzoek

Onderwerp

Toelichting

I. Herijken gemeentelijk taakniveau

 

1.      Overdracht van taken

We doen nader onderzoek naar mogelijkheden voor overdracht van taken aan derden. Onderdeel van dit soort processen is dat onderhandelingen gevoerd gaan worden met andere partijen. Om onze onderhandelingspositie niet te schaden zien we voor deze openbare rapportage af van het benoemen van de taakvelden waar wij een overdracht van taken zouden willen onderzoeken.

2.      Afschaffen Delftpendel in 2005

Het gebruik van de Delftpendel bleef enigszins achter bij de verwachting. Door het in gebruik nemen van de Zuidpoortgarage begin 2005 vervalt ook de noodzaak voor de Delftpendel.

3.      Verlagen structurele stortingen in fondsen

a.     Parkeerfonds

 

Bij de Startnotitie Bezuinigingen is de bijdrage aan het Parkeerfonds incidenteel verlaagd met  € 300.000.  Deze lijn wordt voortgezet voor het 1e jaar van de nieuwe programma-begroting 2005-2008. Voor 2006 e.v. is een eventuele verlaging vooralsnog Pm geraamd. Op basis van het rekenmodel zullen nadere exercities plaatsvinden of een structurele verlaging haalbaar is..

b.     MISV

 

De voorgenomen bezuiniging leidt tot een iets krapper financieel kader voor de  uitvoering van ISV-projecten.

c.     Overig

Voor overige structurele stortingen in een aantal fondsen ligt een relatie naar punt  10.

II. Herijken financiële relaties met derden

 

4.      Lagere subsidiëring: grote instellingen en projecten:

a.      Welzijn

b.      Cultuur

c.      Beleid & projecten Sociale Zorg

Het denkmodel van 1% over de hele linie is behulpzaam bij het bepalen van een bezuinigingsbedrag, maar bij voorkeur wordt op de diverse subsidies gericht bezuinigd.  Concrete voorstellen voor 2005 worden nu uitgewerkt.

5.      Lagere bijdragen aan gemeenschappelijke regelingen

 

 

a.      GGD

b.      Recreatieschap Midden Delfland

De GGD en het Recreatieschap willen wij ontzien. Voor de GGD houdt dit vooral verband met de inzet die de GGD nu moet plegen bij het realiseren van jeugdgezondheidsteams op wijkniveau. Voor het Recreatieschap speelt daarbij een rol dat in de programmabegroting 2004 nog een te realiseren bezuiniging te boek staat van € 130.000, deels in de vorm van “bevriezen”van de bijdrage, deels door afbouw van eigen apparaatskosten. 

c.      RIO

 

 

Bij de RIO wordt in 2005/2006 recentralisatie voorzien. In de afgelopen jaren hebben gemeentes zelf aanzienlijke middelen vrijgemaakt voor de activiteiten van het RIO. Deze middelen vallen bij recentralisatie weer goeddeels vrij.

d.      Stadsgewest Haaglanden

We denken hierbij aan een taakstellende bezuiniging van € 50.000, ruim 10% van de gemeentelijke bijdrage. Een gedeelte daarvan is overigens nodig voor verlaging van de bijdrage met  € 35.000 in verband met de invoering van het BTW compensatiefonds. Uiteraard vergt een dergelijke bezuiniging draagvlak van de andere deelnemende gemeentes.

e.      Hulpverleningsregio Haaglanden

We denken hierbij aan een efficiencykorting van  1% per jaar (2005-2007) op de gemeentelijke bijdrage. Vergt draagvlak van de andere deelnemende gemeentes.

III./IV.Efficiency en personeelsmaatregelen

 

6.      Applicatiebeheer/licenties/servers

Betreft een aantal efficiencymaatregelen m.b.t. automatiseringsfaciliteiten van de organisatie.

7.      Personele maatregelen

Het gaat hierbij om een efficiëntere taakuitvoering,  inspelen op natuurlijk verloop en stimuleren van uitstroom i.v.m. efficiency. Hierbij komen ook zaken aan de orde als vergroten productiviteit, verdere beperking inhuur derden, lager ziekteverzuim.

V. Financiële Techniek

 

8.      Rente verzilverd kapitaal

De bakstenen EZH hebben  € 18 miljoen meer opgebracht dan in de programmabegroting geraamd. Via de startnotitie bezuinigingen is voor 2004 € 890.000 als opbrengst geraamd. 

We gaan er vanuit, dat ook in 2005 deze € 18 miljoen niet uitgegeven wordt, en dat in 2006/2007 slechts een gedeeltelijke besteding plaatsvindt.

9.      Temporiseren/herprioriteren indicatief inves-teringsprogramma

Is in dit stadium van het onderzoek niet verder uitgezocht, de directe noodzaak voor temporiseren/herprioriteren ontbreekt ook gelet de resultaten van het vooronderzoek. Overigens leidt temporiseren/herprioriteren in eerste aanleg ook alleen tot incidentele voordelen.

10.  Overige maatregelen

De jaarlijkse dividenden worden nu gestort in de reserve nutswinsten met een jaarlijkse voeding ad € 750.000 ten behoeve van reserve DK, MTF, stadspromotie, Energiefonds. We stellen voor nu structureel € 1 ton ten gunste te laten komen van de algemene dienst. Dit betekent pondspondsgewijs een lagere bijdrage voor  de genoemde subcircuits .

11.  Incidenteel treasuryresultaat

Door gebruikmaking van het lage renteniveau voorzien we –incidenteel- een extra  voordelig treasuryresultaat.

VI. Hogere prijzen en tarieven

 

12.  Kostendekkendheid leges/tarieven

Legesverordening: onderzoek naar de tarieven van de producten bij burgerzaken wijst uit dat veel producten al tegen het door het rijk opgelegde (te lage) maximum tarief worden verstrekt, of dat er helemaal geen tarief voor berekend mag worden. Dat geeft beperkingen aan de wens om kostendekkende tarieven te kunnen realiseren.

Begrafenisrechten: de kostendekkendheid van de begraafplaatsen is in 2004 ca. 80%.  We stellen voor om voor de komende 3 jaar een extra jaarlijkse stijging van 3% door te voeren..

13.  Overige prijzen en tarieven

 

a.      Straatmarkten

 

Door de structurering van de warenmarktbegroting in 2003 zijn de tarieven inmiddels kostendekkend geworden. Verdere tariefsverhoging is daardoor niet meer aan de orde.

b.      Werken voor derden Stadsbeheer

 

Het maken van inritten en huisaansluitingen gebeurt thans op basis van tarieven die niet kostendekkend zijn.

c.      Service Centrum Bedrijven

Met de invoering van accountmanagement worden de vragen vanuit het bedrijfsleven gekanaliseerd, gestroomlijnd en geeft een goed relatie met  bij bedrijven. Deze hulp of service doorberekenen zet deze relatie onder druk. We zien er daarom vanaf om de dienstverlening vanuit het accountmanagement in  rekening te gaan brengen.

14.  Uitbreiding gemeentelijk belastingengebied

De  VNG werkt voorstellen uit ter verruiming van het gemeentelijk belastingengebied, dit in verband met de afschaffing van OZB gebruikersbelasting.

 

Passend in deze ontwikkeling wordt nu al  op nationaal niveau concreet  gediscussieerd over de bekostiging van het waterbeheer.

 

Wij zullen deze ontwikkelingen volgen mede in relatie tot  de bezuinigingsoperatie 2004 - 2006.


 

 

 

 

 

BIJLAGE II.

 

Geactualiseerde

 

Risicoparagraaf  Rijksbezuinigingen

Risicodossiers rijksbezuinigingen

 

Onderstaande risicodossiers zijn benoemd in de Startnotitie bezuinigingen. Inmiddels hebben op rijksniveau begrotingsbehandelingen plaatsgevonden en heeft het rijk ten aanzien van de Algemene Uitkering in het najaar 2003 nog twee circulaires het licht doen zien. Daarnaast heeft de gemeente op onderdelen (geldt met name voor de WvG, en de Wet Werk en Bijstand) nadere plannen ontwikkeld om maatregelen te treffen naar aanleiding van de rijksbezuinigingen. Deze plannen zijn ook aan de raad voorgelegd.

 

Door middel van deze notitie wordt nog eens een totaaloverzicht van de risicodossiers gepresenteerd.

 

1.         Algemene Uitkering

Prinsjesdag heeft laten zien, dat het gemeentefonds en provinciefonds in de nieuwe bezuinigingsronde ten opzichte van de meerjarige cijfers van de junicirculaire fors worden aangeslagen. Rekeninghoudend met een aantal andere mutaties bedraagt het tekort op de Algemene Uitkering voor Delft in 2004 vrijwel € 1.3 miljoen en voor 2005 e.v. € 1.4 miljoen. Deze cijfers zijn verwerkt in de startnotitie bezuinigingen.

 

De in september en november 2003 uitgebrachte circulaires bevestigen dit beeld.  De door het rijk uitgesproken verwachting is dat onder de veronderstelling van een weer aantrekkende economie, voor 2006 en volgende jaren weer een positief reëel accres te verwachten zijn.

 

Vooralsnog lijkt het ons wijs (ook al zijn er flauwe signalen, dat het economisch beter zal gaan) daar in de Delftse financiële boekhouding nog geen rekening mee te houden. Overigens loopt er nog een discussie met het rijk om de bezuinigingstaakstelling in positieve zin te corrigeren, het rijk heeft namelijk eenzijdig de afspraken voor de accresberekening gewijzigd (zo zal bijvoorbeeld de ontwikkeling in bijstandsuitgaven niet meer meetellen in de accresontwikkeling). Het is nog te voorbarig om met een dergelijke positieve correctie rekening te houden.

 

De ontwikkelingen m.b.t. de Algemene uitkering zullen uiteraard actief gevolgd worden en via de geëigende kanalen (VNG, en contacten met het rijk) zal getracht worden dit positief te beïnvloeden. 

 

 

2.         Rijksplannen m.b.t. de OZB

Het in 2005 afschaffen van de OZB voor gebruikers van woningen geeft forse herverdeeleffecten voor de gemeentes. Voor Delft komt dat naar verwachting neer op € 7 per inwoner, zeg ca € 650.000. Er zal naar verwachting sprake zijn van een (niet gespecificeerde) overgangsperiode waarbij nadeelgemeentes extra gecompenseerd worden ten koste van voordeelgemeentes. Dat geeft gelegenheid om het uitgavenniveau van gemeentes aan te passen.

 

Dit gaat overigens gepaard met het door het rijk maximeren van de door de gemeentes gehanteerde tarieven voor OZB niet woningen (gebruikers- en eigenarenbelasting) resp. voor OZB-woningen (eigenarenbelasting). Dat stelt grenzen aan compensatie van het te verwachten tekort ad € 650.000 binnen het Delftse OZB-circuit door hogere tarieven voor eigenaren woningen, resp. eigenaren/gebruikers van bedrijfspanden. Op termijn moet er een maximum tarief komen voor elke gemeente, voor gemeentes waarbij het tarief hoger ligt wordt een overgangsregeling getroffen. Delft bevindt zich daar in een gevarenzone. De precieze uitwerking van de rijksplannen is nog niet beschikbaar, ook via de VNG wordt krachtig verweer geboden, de afschaffing van de OZB leidt tot grote herverdeeleffecten en ruim 25% van de gemeentes zal nadeelgemeente zijn. Daarnaast is de VNG gestart met een nadere studie voor verruiming van het gemeentelijk belastingengebied in de vorm van volwaardige alternatieve belastingen. Het rijk zal naar verwachting eind januari het definitieve wetsvoorstel aan de Raad van State voorleggen.

 

Nadere acties:

a.         Via de geëigende kanalen (VNG, en contacten met het rijk) blijven protesteren tegen inperking van het gemeentelijk belastinggebied door het afschaffen van de OZB woningen gebruikersbelasting en de maximering van tarieven.

b.         Initiatieven van de VNG m.b.t. verruiming van het gemeentelijk belastingengebied ondersteunen.

 

 

3.         Wet Werk en Bijstand

Het beleidsveld Werk en Inkomen blijft ten gevolge van de invoering van de Wet Werk en Bijstand een risicodossier. Het inkomensdeel dat nu voor 40% volgens het objectieve verdeelmodel wordt bepaald lijkt in eerste aanleg evenwel niet ongunstig voor Delft uit te pakken, waardoor mogelijk enige ruimte voor het dekkingstekort bijzondere bijstand kan ontstaan. 

 

Een mogelijk risico in dit beleidsveld is nog wel de ontwikkeling van de werkloosheid. Mocht dat in Delft hoger liggen dan gemiddeld bij overige gemeentes, dan zal dat negatief doorwerken in de uitkering van de Wet Werk en Bijstand.

 

Nadere acties:

a.         Monitoren van de consequenties van de WWB, met name ook in relatie tot de ontwikkeling van de werkloosheid

b.         Ook zullen de mogelijkheden van de  subsidiebron ESF nader onderzocht worden.

 

 

4.         Bijzondere bijstand en minimabeleid

Er bestaan aanzienlijke financiële risico’s in bijzondere bijstand en minimabeleid. Het kabinet heeft bij de behandeling van de SZW begroting de voorgenomen bezuiniging van € 220 miljoen op de bijzonder bijstand teruggedraaid met € 80 miljoen. Naar verwachting is dit slechts incidenteel. De totale korting voor Delft bedraagt op een budget van € 4 miljoen voor 2004 € 1.1 miljoen, en vanaf 2005 structureel € 1.6 miljoen. Via het Beleidsplan Werk en Inkomen 2004-2007 wordt een bezuinigingsbedrag ad € 230.000 (bijzondere studiekosten, witgoedregeling, gebruiksgoederen) aangegeven.

 

Mogelijke tekorten op de bijzondere bijstand worden in eerste instantie gedekt uit een eventueel overschot binnen het inkomensbudget (zie 3. Wet Werk en Bijstand) dan wel uit het vereveningsfonds Werk en Inkomen.

 

 

5.         WVG

Bij de programmabegroting 2004-2007 is er € 1 miljoen vrijgemaakt voor de te leveren voorzieningen in kader WvG. Inmiddels zijn de maatregelen uitgewerkt om binnen het ter beschikking staande WVG budget de nodige besparingen te realiseren. Het risico blijft wel bestaan, dat bij een verdergaand groeitempo (maatschappelijke trend) het budget voor 2005 niet toereikend is. 

 

Nadere actie:

Met het rijk (SZW) verder in gesprek te gaan over de dreiging van onbeheersbare kostenontwikkelingen.

 

 

6.         Onderwijs Achterstandsbeleid

In het hoofdlijnenakkoord van de regering was opgenomen, dat schoolbudgetten in het kader van Onderwijs Achterstandsbeleid zoveel mogelijk gebundeld zou worden en gedecentraliseerd naar scholen. Dit gaat gepaard met een landelijke korting voor 2004 is

€ 50 mln., voor 2005 € 100 miljoen.

 

Tijdens de begrotingsbehandeling heeft de minister aangegeven dat er een rol blijft voor gemeentes en heeft de bezuiniging uitgesteld, zij wil samen met gemeentes en scholen een plan uitwerken om de bezuinigingen vanaf augustus 2005 te realiseren. Het totale gemeentelijk budget zal dan dalen van € 235 miljoen naar € 150 miljoen.  

 

Op dit moment is in Delft € 1.8 miljoen beschikbaar voor onderwijsachterstanden. Daarvan draagt de gemeente € 225.000, integratiemiddelen € 4 ton en het rijk bijna € 1.3  miljoen bij. Het risico bedraagt circa € 250.000 in 2004 en € 500.000 vanaf 2005.

 

Nadere acties:

a.         Druk blijven uitoefenen op het rijk om deze bezuinigingen niet door te laten gaan

b.         Voorziening OBP  en de voorziening onderwijsachterstanden gebruiken voor eerste opvang mogelijke nadelen vanaf 2005

c.         Bij het OBP  2005-2008 rekening houden met deze ontwikkeling.

 

 

7.         Inburgering en nieuwkomers

In het regeerakkoord zijn nieuwe algemene beleidsvoornemens aangekondigd op het terrein van nieuwkomers. Voor het zomerreces 2004  wordt aan de Kamer nieuwe wetgeving gelegd, waarin deze voornemens concreet worden gemaakt. De grote lijnen voor de nieuwe regeling zijn:

o           Nieuwkomers worden geacht in hun eigen land een zeker basisniveau van taal en “maatschappijleer van Nederland” te hebben opgedaan (verplichting voor toelating)

o           daarna moet dan in Nederland een diploma worden gehaald voor “een nader vast te stellen minimaal niveau “inburgering” ( voorwaarde voor verblijfsvergunning)

o           de inburgeraar betaalt de kosten voor dat laatste zelf (en krijgt die gemaximeerde kosten terug, bij het halen van het diploma)

 

Vooruitlopend op deze nieuwe regeling heeft het Rijk een bezuiniging aangekondigd op de gemeentelijke budgetten voor 2004. Delft is in dit verband gekort voor een bedrag van € 0.6 mln. De minister heeft op eind december 2003 aangegeven geen reden te vinden om de voorgenomen bezuinigingen in te trekken of te verzachten. Zij is alleen bereid tot een compensatieregeling voor het geval de reserves van gemeenten te kort schieten.

 

Nadere acties:

a.         een bezwaarschrift indienen tegen de budgetbeschikking 2004

b.         monitoren op het aantal nieuwkomers, als zich daar geen substantiële daling voordoet “verhaal halen”bij het rijk.

 

 

8.         MISV

De door het Kabinet voorgestane extra bezuinigingen (€ 26 miljoen in 2004 en € 40 miljoen in 2005) werken door in het ISV-2 budget, met andere woorden: dit budget gaat omlaag. Het ISV budget in de programmaperiode 2005-2009 is in de Programmabegroting op het “oude” niveau bepaald van € 11.5 miljoen. Het definitief ter beschikking staande budget moet nog bepaald worden.

 

 

 

 

Nadere acties (in volgorde):

Oplossingen bij een ontoereikend gemeentelijk budget zijn gelegen in

a.         Herprioritering binnen het MISV investeringsplan

b.         Verschuivingen binnen het totale indicatieve Investeringsplan grote projecten

c.         Voor die onderwerpen, die “over de rand dreigen te vallen” kan overwogen worden om deze onder te brengen in het Investeringsprogramma Grote Projecten, waarvoor dan mogelijk aanvullende dekking uit nieuw reservevermogen (bakstenen EZH) aangewezen kan worden.

 

 

9.         Slotsom

De risico’s van verdergaande rijksbezuinigingen blijven aanzienlijk, de begrotingsbehandelingen in de Tweede kamer hebben op onderdelen enige verlichting gegeven, dit geeft echter geen aanleiding om de bezuinigingstaakstelling neerwaarts aan te passen. De lagere rijksbezuinigingen zijn immers vooral incidenteel van aard. Elk dossier zal op zijn eigen merites nader gemonitord en beoordeeld moeten worden. De in deze notitie aangegeven oplossingsrichting is daarbij een eerste leidraad.

 

In de totale bezuinigingstaakstelling is een risicobuffer opgenomen, die als volgt te berekenen is. Deze begrotingspost bedraagt in 2006/2007 circa € 9 ton structureel.

 

Bezuinigingstaakstelling

2004

2005

2006

2007

Begrotingstekort

- 1.282

- 2.263

- 3.020

- 3.135

Opbouwen risicobuffer

- 218

- 737

- 980

- 865

Totale Bezuinigingstaakstelling

1.500

3.000

4.000

4.000

 

In aanvulling daarop is de Sociale Reserve ten behoeve van de minima ingesteld. Hiertoe is de begroting voor 2004 gewijzigd. De Sociale Reserve wordt gevoed uit:

a.

Opheffen Zalmsnip in 2004: 

 1.582.568

b.

Amendement programmabegroting voor herbestemming van middelen  voor het digitaliseren bestemmingsplannen              +                                                   

       150.000

Totaal

    1.732.568

                                                                          


 

 

 

 

 

Bijlage III

 

 

Ontwikkeling van de

 

personele formatie in 2001-2004


Ontwikkeling van de personele formatie in 2001-2004

 

Bij de behandeling van de Programmabegroting 2004-2007 is door het college toegezegd, dat er een nader verklarend overzicht m.b.t. de groei van de personele formatie in de periode 2001-2004 opgesteld zou worden voor de raad.

 

In aanvulling daarop zijn in het kader van de bezuinigingsdiscussie in de Algemene Commissie van 26 november resp. in de commissie Middelen en Bestuur van 2 december jl. opmerkingen gemaakt over de noodzakelijk stijging van de arbeidsproductiviteit van de ambtelijke organisatie; de raad heeft daarbij aangegeven behoefte te hebben aan nader inzicht m.b.t. de daarvoor gehanteerde normen.

 

Een vast onderdeel van de bezuinigingsoperatie is de efficiencytaakstelling, die in het vooronderzoek van het college vooralsnog op € 1 miljoen is bepaald.

 

In deze raadsnotitie wordt ingegaan op:

1.                   De ontwikkeling van de personeelsformatie

2.                   Vergelijking met andere gemeentes

3.                   De normering van de arbeidsproductiviteit

4.                   De relatie naar de bezuinigingsoperatie

5.                   Conclusies en aanbevelingen

 

 

 

1.     De ontwikkeling van de personeelsformatie

 

De personeelsformatie van de gemeente Delft is in een periode van vier jaar gegroeid van 1275 formatieplaatsen naar 1434 formatieplaatsen. In het kader van de discussie over de bezuinigingsoperatie 2004-2007 waren enkele raadsfracties de opvatting toegedaan, dat de groei van de personeelsformatie een onevenredig beslag betekent op de gemeentelijke middelen, en dat de omvang van de personele formatie verminderd moet worden.  Het college heeft daarop toegezegd een nadere toelichting te geven op deze formatieve groei.

 

Door middel van deze notitie wordt nader zicht gegeven op de ontwikkeling in de afgelopen jaren van de personeelsomvang. Onderstaand schema geeft een totaal overzicht voor de Delftse organisatie.

 

 

2001

2002

2003

2004

Centrale Staf, Griffie, DPP

31,6

32.7

40,6

40,0

Facilitaire Zaken

276,4

273,5

264,4

271,8

Wijk-/stadszaken

137,9

135,0

156,1

156,1

Publiekszaken

338,9

370,9

390,6

455,5

Bedrijven

489,3

504,7

510,3

511,6

Totaal

1275,1

1316,9

1362,0

1434,9

 

In dit overzicht is niet opgenomen de bestuurlijke organisatie (raadsleden/wethouders) en de groei daarvan in verband met de invoering van het duaal stelsel. De ambtelijke ondersteuning voor de raad in de vorm van de griffie is opgenomen onder het kopje Centrale Staf. Evenmin zijn opgenomen Combiwerk, de leerkrachten openbaar onderwijs en de werknemers in kader subsidieregelingen (ID’ers).

 

De groei van de personele organisatie is het gevolg van een aantal zaken die het gemeentebestuur de afgelopen jaren intensiever heeft opgepakt. Voorbeelden van intensiveringen zijn het toezicht op de openbare ruimte, parkeren (waar ook extra inkomsten tegenover staan), het zelf doen van de OZB-taxaties (vanwege de kostenefficiëntie), formatie-uitbreiding in het kader van klantmanagement (op basis van rijksfinanciering), en personele uitbreiding voor wijkzaken. Ook het organisatieverbeteringstraject bij Publiekszaken (Handen en Voeten in het Kwadraat) heeft daarbij een rol gespeeld. Deze formatie is door de raad goedgekeurd via specifieke nota’s/raadsvoorstellen en/of begrotingswijzigingen. Het budgetrecht van de raad is derhalve gerespecteerd. Per saldo is er meer werk gekomen en dus zijn er meer mensen aan het werk.

 

In de bijlageToelichting formatieontwikkeling in 2001-2004” treft u de nadere verklaringen aan van de personele groei in de periode 2001/2004.

 


 

2.                   Vergelijking met andere gemeentes

De betrekkingen bij de gemeente zijn soms van bijzondere aard. Zo heeft de gemeente zelf een muziekschool, de VAK, waar veel mensen werken, een gemeentelijk zwembad, musea en sporthallen. De afvalverwerking is voor een deel een gemeentelijke dienst, de groenvoorziening ook en de gemeente heeft stratenmakers in dienst, waarvoor ook leerlingen worden opgeleid. Kortom, de gemeente Delft doet veel dingen zelf die door andere gemeenten worden uitbesteed. Onderstaand schema van een aantal middelgrote gemeentes geeft daar een aardig eerste beeld van.

 

 

 

Delft

Emmen

Dordrecht

Heerlen

Leiden

Zwolle

Totaal inwoners

96.000

109.000

120.043

94.000

125.000

110.000

Grootte organisatie

1.643

1.245

1.839

1.201

1.600

1.000

Waarvan:

 

 

 

 

 

 

Gemeentemusea

41

Nvt

57

Nvt

20

Uitbesteed

Vrije Academie voor kunst/educatie

124

Nvt

Nvt

87

nvt

Uitbesteed

Sportbedrijf

46

49(beleid en onderhoud)

38 (beheer en beleid)

45(sport en recreatie)

60

Uitbesteed

Reiniging

109

114

geprivatiseerd

geprivatiseerd

400

Uitbesteed

 

De cijfers betreft niet het aantal Fte, maar wel het aantal medewerkers van de gemeente en de genoemde organisatieonderdelen. Het aantal Fte zal daar per gemeente ca 15 % onderliggen. Voor een echte vergelijking is dit materiaal nog onvolledig, het karakter van gemeentes als Delft, Dordrecht en Leiden is toch weer heel anders dan dat van Emmen, Heerlen en Zwolle. En een complicerende factor is in hoeverre taken zijn uitbesteed dan wel geprivatiseerd zijn.

 

Een globale vergelijking van Delft met deze andere middelgrote gemeentes geeft niet aan, dat Delft onevenredig meer personeel heeft. Delft heeft wel meer dan andere gemeentes tot nu toe de tendens weerstaan om bepaalde taakgebieden te verzelfstandigen, zoals eigen musea, een eigen sportbedrijf met accommodaties en een gemeentelijke reiniging.

 


 

3.                   De normering van de arbeidsproductiviteit

In de raadsdiscussie over de te realiseren bezuinigingen op de ambtelijke organisatie is o.m. is ingegaan op het ziekteverzuim, terugdringen van bureaucratie (bijv. afschaffen van dure praatgroepen) en vergroten van de arbeidsproductiviteit door met minder mensen de werkzaamheden effectiever uitvoeren.  Daarbij is een concreet voorbeeld genoemd, te weten de arbeidsproductiviteit van de Delftse Sociale Dienst ten opzichte van andere gemeentelijke sociale diensten. In § 3.1 wordt ingegaan op de in de gemeente toegepaste systematiek, in § 3.2 wordt op hoofdlijnen ingegaan op de casus “Sociale Dienst”.  

 

In de raadsdiscussie is daarbij met name toelichting gevraagd op de netto (na aftrek van verlof, ziekte etc) inzetbare productieuren van de ambtelijke organisatie. Het begrip arbeidsproductiviteit heeft uiteraard niet alleen daarmee te maken, maar ook met de benodigde arbeidsuren voor de productie. Het bepalen van de formatieomvang geschiedt voor een deel van de organisatie in globale zin (op basis van ervaringscijfers) en deels op basis van het te berekenen aantal benodigde productieve uren per productgroep. Dit laatste geldt met name voor de zgn. “harde diensten” (werkgebied stadsbeheer), maar sinds de introductie van de Planning en Normeringssystematiek ook voor de Delftse Sociale Dienst (werkgebied bijstandsverlening).

 

Een methode die voor onderdelen in de Delftse organisatie daarbij ondersteunend kan zijn is via benchmarking te toetsen op de formatieomvang. Dit geldt naast de genoemde werkgebieden nu ook voor het cluster facilitaire Dienstverlening, waar het benchmarkonderzoek in het 4e kwartaal 2003 gestart is (zie ook het vooronderzoek bezuinigingen).

 

In deze raadsnotitie wordt het bredere begrip arbeidsproductiviteit niet verder uitgewerkt, wel wordt een nadere toelichting gegeven op de uitgangspunten voor de Delftse organisatie als het gaat om  productieve en inproductieve uren per werknemer

 

 

3.1               Gemeentelijke normstellingen voor productieve uren

 

Norm productieve uren

Of we nu uitgaan van productieve uren of van meer globaal bepaalde Fte’s, in beide gevallen is het nodig om te bepalen wat het aantal beschikbare productieve uren per Fte is.

 

Bij bepaling van normen van productieve uren zijn differentiaties in hoeveelheid verlof, ziekteverzuim, onwerkbaar weer enz. van belang. Per functiesoort kunnen hierin verschillen bestaan.

 

In de Delftse organisatie worden de volgende functiesoorten onderscheiden:

·       Kantoorpersoneel algemeen

·       Kantoorpersoneel met verzwarende omstandigheden; bijvoorbeeld in verband met belastende klantcontacten

·       Buitendienst algemeen

·       Buitendienst met verzwarende omstandigheden; bijvoorbeeld in geval van zwaar fysiek werk (grondwerk e.d.)

·       Buitendienst met bezwarende omstandigheden  geen onwerkbaar weer

·       Leerling stratenmakers

 


Op basis van ervaringsgegevens wordt uitgegaan van de navolgende invulling van het bruto-/nettotraject voor de berekening van netto productieve uren:

 

 

 


In dit overzicht is niet apart benoemd het werkgebied van de bijstandsuitkeringen (zie § 3.2). In zijn algemeenheid kan gesteld worden, dat althans op papier de gehanteerde normen natuurlijk ook aangescherpt kunnen worden. Een aantal gegevens zoals verlofdagen staan vast, maar voor een aantal andere gegevens (sleutelvariabelen) kunnen verschillende en dus zo gewenst ook scherpere normen gehanteerd worden.  Dit geldt met name voor aspecten als:

a.                   gemiddeld ziekteverzuim          

b.                   (afhankelijk van werksoort) onwerkbaar weer

c.                   (en ook afhankelijk van de werksoort) de indirect productief[2] uren.

 

Daarbij dient echter wel in ogenschouw genomen worden, dat aanscherping van normen in eerste aanleg een administratieve handeling is. Er ontstaan pas echte besparingen zodra er formatieve aanpassingen mogelijk zijn.  Daar moet een organisatie ook aan toe zijn. Daarbij is het zo, dat als het werkelijk ziekteverzuim zoals dat nu het geval is boven de administratieve norm uitkomt er eerst een inhaalslag nodig is om de norm te halen. Pas als het lukt om het ziekteverzuim nog verder naar beneden te brengen (naar een scherper gestelde norm) én het is mogelijk om de formatie daarop aan te passen ontstaan er feitelijke begrotingsvoordelen.

 

3.2               Casus “Sociale Dienst”

In de raadsdiscussie is een verwijzing gemaakt naar een benchmark van gemeentelijke sociale diensten waarbij de gemiddelde urenproductiviteit per werknemer voor de betrokken 11 gemeentes op 1150 uur op jaarbasis ligt.

 

Dit werd vergeleken met een urenproductiviteit van de Delftse Sociale Dienst (onderdeel werkgebied Werk, Inkomen en Zorg) van totaal 980 productieve uren op jaarbasis. In de raadscommissie werd daarbij de redenering gevolgd, dat “dit ruimte lijkt te geven voor een efficiencyverbetering van ruim 15 %. En als een dergelijke lage arbeidsproductiviteit ook gemeentebreed van toepassing is, zou dat zelfs gemeentebreed een aanzienlijke ruimte voor efficiencyverbetering geven”.

 

In onderstaande uitgebreide toelichting wordt aangegeven dat de in de raadscommissie genoemde urenproductiviteit van  Delftse Sociale Dienst niet correct is weergegeven, wat dan dus ook geen basis kan zijn voor de vervolgredenering. In de toelichting wordt achtereenvolgens ingegaan op de landelijke pilot, de Delftse systematiek van Planning en Normering, met een berekening van het werkelijk aantal productieve uren.

 

De landelijke pilot

In 2003 is een landelijke pilot, gestart, in het kader van de ontwikkeling van een uitvoeringskostenmodel ABW.

 

De groep testgemeenten is beperkt van omvang. De uitkomsten van het model kennen een grote variatie in de urenproductiviteit.  5 van de 13 testgemeenten gebruiken een uniforme netto productietijd. Het overgrote deel van de productietijden ligt tussen de 800 en 1300 per Fte. Het goed vergelijken van gemeenten blijkt op dit punt nog niet zo eenvoudig, gezien de eerste uitkomst van de pilot "uitvoeringskostenmodel ABW".

 

Delft doet wel mee aan de "gewone" benchmark in het kader van de ABW-uitvoering. Hier komen de volgende resultaten uit 2002 naar voren voor de urenproductiviteit (netto productieve uren als percentage van het totaal aantal bruto-uren inclusief feestdagen, in totaal 1880 uur per jaar).

 

In de "kring" van Delft participeren de volgende gemeenten:

 

Zaanstad

72%.

Leiden

67%.

Hengelo

64 %

Delft

61%.

Almelo

59%.

Deventer

58%.

 

     

Planning en normering

De systematiek van Planning en normering is gestart als onderdeel/uitvloeisel van de turnaround (het Verbeterplan) bij de voormalige Dienst Maatschappelijke Zorg. Op basis van aanbevelingen van TNO is een traject ingezet voor kwaliteitsverbetering op het vlak van ziekteverzuim, het beperken van retourstromen en verlaging van normtijden. Hier zijn indertijd ook extra gelden voor beschikbaar gesteld door het gemeentebestuur. Daarnaast was ook sprake van een taakstellende bezuiniging (ruim € 2 ton) te realiseren door efficiencymaatregelen. Dit betekende dat tot ultimo 2002 een efficiencyverbetering van 4,5% gehaald zou moeten worden en voor de periode 2000-2005 jaarlijks een efficiencyverbetering van 3 %.

 

Telkenjare wordt via de nota Planning en Normering gerapporteerd over de realisatie van de kwaliteits- en efficiencyverbetering. Efficiencyverbeteringen kunnen betrekking hebben op:

o       verlagen ziekteverzuim

o       beperken van retourstromen

o       verlagen van normtijden

Het werkgebied m.b.t. de bijstandsverlening betreft ca 50 Fte. Geconstateerd kan worden, dat deze efficiencyverbeteringen ook telkens gehaald zijn.

 

Het aantal productieve uren van deze medewerkers is inmiddels ook duidelijk hoger dan de genoemde 980 per werknemer op jaarbasis. Dit aantal stamt namelijk uit 1999. Inmiddels zijn via de genoemde efficiencymaatregelen aanzienlijke vorderingen gemaakt. WIZ hanteert nu bij de berekening van de nota Planning en normering 2003 een norm van 1056  netto uur.  Daarbij dient echter in ogenschouw genomen te worden, dat in deze norm een aftrek is opgenomen  in verband met het gegeven dat WIZ elk jaar ter bevordering van de gewenste kwaliteit een eigen opleidingsgroep heeft. Via deze opleidingsgroep worden nieuwe onervaren consulenten, 3 maanden fulltime worden opgeleid in het vak en tellen in de cijfers mee voor 0% productief. In de 3 maanden daarna worden deze medewerkers voor 50% als productief meegerekend. Indien deze aftrek niet wordt meegenomen, komt Delft op een aantal van 1144  uur netto productietijd per Fte. Dit ligt nog wel lager, maar verhoudt zich wel redelijk met de gemeentelijke productieve norm voor kantoorpersoneel met bezwarende omstandigheden. En dit aantal van 1144 netto productieve uren is praktisch gelijk aan het gemiddelde van de eerder genoemde benchmark van gemeentelijke sociale diensten.   En zoals eerder gezegd ook voor 2004/2005 zijn verdere efficiencyslagen voorzien.

 

Berekening netto werktijd medewerker WIZ (2003)

Uren

Contracttijd

 

 

 

1.814

Verlof

8%

 

 

153

leeftijdsverlof

1%

 

 

21

Organisatie eigen werk

3%

 

 

50

Vergadering/werkoverleg/opleiding

10%

 

 

179

Ziekteverzuim

10%

 

 

181

Netto beschikbare werktijd

 

 

 

1.229

Persoonlijke verzorging

10%

 

 

115

Telefoontijd

5%

 

 

58

Netto beschikbare werktijd voor productie

 

1.056

 

 

 

 

 

Gecorrigeerd voor opleidingsgroep (3mnd 0% prod. + 3 mnd 50% prod.)

 

 

 

 

 

Berekening netto werktijd medewerker WIZ (2003)

Uren

Contracttijd

 

 

 

1.814

Verlof

8%

 

 

153

leeftijdsverlof

1%

 

 

21

Organisatie eigen werk

3%

 

 

50

Vergadering/werkoverleg/opleiding

5%

 

 

91

Ziekteverzuim

10%

 

 

181

Netto beschikbare werktijd

 

 

 

1.317

Persoonlijke verzorging

10%

 

 

115

Telefoontijd

5%

 

 

58

Netto beschikbare werktijd voor productie

 

1.144

 

 

3.3                Conclusie

Nadere bestudering van de casus DMZ leert, dat er in de afgelopen 4 jaar (zoals de raad dat ook wenst) juist sprake is geweest van succesvolle kwaliteits- en efficiencyslagen. Het was in de raadsdiscussie slechts een voorbeeld, maar zeker geen voorbeeld op basis waarvan grote verwachtingen van efficiencyslagen gestoeld kunnen worden.

 

Ook in algemene zin is het in de gemeentelijke organisatie gebruikelijk om te werken met normen voor de productiviteit. Voor het bezuinigingstraject kan gedacht worden aan verdere verhoging van de arbeidsproductiviteit, niet alleen voor de inzet van niet-productieve arbeidsuren, maar ook door andere efficiencymaatregelen. Dit traject is al in gang gezet via het bezuinigingstraject “personele maatregelen”. Daarnaast is ook de benchmark facilitair te noemen als een traject dat in gang gezet is om de nodige efficiency te bereiken.

 

Door het college en raad kunnen hier gaandeweg het bezuinigingstraject nadere normen aan gesteld worden.


 

 

4.                   De relatie naar de bezuinigingsoperatie

 

Bezuinigingstaakstelling

2004

2005

2006

2007

Efficiency- en personeelsmaatregelen

310

600

1.000

1.000

 

In het vooronderzoek bezuinigingen wordt rekening wordt gehouden met een gefaseerd te realiseren taakstelling van € 1 miljoen. De personele gevolgen van deze taakstelling moeten nog in kaart gebracht worden. Bij de besluitvorming over de in 2004 te realiseren bezuinigingen is door de raad het bedrag voor 2004 vastgesteld op € 310.000. De raad heeft nog nadrukkelijk de mogelijkheid opengehouden voor eventueel aanvullend benodigde bezuinigingen, waarbij met name de relatie gelegd is naar verdere bezuinigingen op de ambtelijke organisatie. Vastgesteld is echter dat  als de financiële positie van de gemeente dat vereist, dat dat in het reguliere afwegingsproces van de Programmabegroting nader bepaald kan worden.

 

De bezuinigingstaakstelling op het personeel staat in het teken van efficiëntere taakuitvoering,  inspelen op natuurlijk verloop en stimuleren van uitstroom i.v.m. efficiency. Hierbij komen ook zaken aan de orde als vergroten productiviteit, verdere beperking inhuur derden, lager ziekteverzuim. Het GMT voert de regie op de realisatie van de te bereiken kostenbesparingen. Daar hoort ook bij dat per vacature zal worden bekeken of de vacante functie geheel of gedeeltelijk moet worden vervuld en of in de personeelsbezetting kan worden voorzien door herverdeling van taken, bezetting door bovenformatieven, inboeken van efficiencyvoordelen, bijvoorbeeld door automatisering van werkprocessen, of anderszins.

 

Gelet op de omvang van de bezuinigingsmaatregel krijgt  de planning en control van de formatie-omvang extra aandacht. Inmiddels is daartoe een PersoneelsBeheersPlan opgesteld. Via dit PersoneelsBeheersPlan worden de procedures en afspraken m.b.t. de formatieontwikkeling aangescherpt. Het personeelsbestand zal op een systematische wijze geanalyseerd/gemonitord worden op zaken als overhead, managementcapaciteit, urenproductiviteit, omvang managementcapaciteit en omvang beleidscapaciteit.

 


 

5.                   Conclusies  en aanbevelingen

 

5.1   Conclusies

De groei van de personele organisatie is het gevolg van een aantal zaken die het gemeentebestuur  de afgelopen jaren heeft opgepakt. Daar kunnen verschillende redenen aan ten grondslag liggen: beleidsintensiveringen (sociale sector, parkeren), uitvoeringsintensiveringen (zoals het toezicht op de openbare ruimte, en wijkzaken), en ook soms door het zelf gaan uitvoeren van bepaalde taken vanwege de kostenefficiëntie (zoals zelf doen van de OZB-taxaties). Per saldo er is meer werk gekomen en dus zijn er meer mensen aan het werk.

 

Uiteraard kan een krapper wordende financiële situatie weer aanleiding zijn om de discussie te starten over de door de gemeente uit te voeren taken, waarbij ook taakafstoting danwel taakvermindering aan de orde kan zijn. Dit vraagt een inhoudelijke aanscherping van waar de gemeente verantwoordelijk voor wil zijn, en ook in eigen beheer tot stand wil brengen. Dat is een andere vraag en een andere benadering dan of hetzelfde werk ook met minder mensen gedaan kan worden.

 

Een globale vergelijking van Delft met een aantal andere middelgrote gemeentes geeft niet aan, dat Delft in verhouding onevenredig meer personeel heeft. Delft heeft wel meer dan andere gemeentes tot nu toe de tendens weerstaan om bepaalde taakgebieden te verzelfstandigen, zoals eigen musea, een eigen sportbedrijf met accommodaties, en een gemeentelijke reiniging.

 

De in Delft gehanteerde normeringssystematiek met betrekking tot inzetbare productieve uren geeft ook niet direct aanleiding tot de conclusie, dat de productiviteit van Delftse ambtenaren te wensen overlaat. Wel is op onderdelen, zoals bijvoorbeeld in het ziekteverzuim een nadere normstelling mogelijk. Het college heeft ook een traject ingezet meer en meer gebruik te gaan maken van concrete (benchmark)vergelijkingen uit de beroepsgroep. Daarbij moet echter bedacht worden, dat een aanscherping van normen op zichzelf beschouwd nog niet hoeft te leiden tot besparingen. Voor kostenbesparingen moet vooral ook gekeken worden naar mogelijkheden om het werk anders (efficiënter) te organiseren.

 

Het college heeft via de startnotitie bezuinigen inmiddels ook aangegeven, dat daar nu na de beginjaren van de NEON organisatie weer ruimte voor moet zijn. Voor elk van de drie door het college gepresenteerde scenario’s is een vast onderdeel de realisatie van een efficiencytaakstelling op het ambtelijk sapparaat. In het vooronderzoek bezuinigingen wordt vooralsnog rekening wordt gehouden met een gefaseerd te realiseren taakstelling van € 1 miljoen.

 

Via het PersoneelsBeheersPlan zal ingaande 2004 op een systematische wijze gemonitord gaan worden op  personeelsverloop, vacatures, ziekteverzuim, urenproductiviteit, e.d. Daarnaast wordt een normeringssystematiek ontwikkeld voor de verdere beheersing van het ziekteverzuim. Ook zal meer en meer gebruik gemaakt worden van benchmarkinformatie. De werkwijze om tot besparingen op de ambtelijke organisatie te komen is daarmee voor het bestuur en de organisatie voldoende geborgd.


5.2     Aanbevelingen

 

a.         De ontwikkeling in de personeelsformatie in het vervolg ook in het kader van de beleidscyclus (begroting, beheersrapportage, rekening) gestructureerd blijven monitoren

b.         Op basis van deze notitie geen nadere normen stellen m.b.t. ziekteverzuim en arbeidsproductiviteit maar deze te verbinden aan het ingezette bezuinigingstraject “personele maatregelen” overeenkomstig het PersoneelsBeheersPlan.


Bijlage: Toelichting formatieontwikkeling in 2001-2004

 

2001

2002

2003

2004

Centrale Staf, Raadsgriffie, DPP

31,6

32.7

40,6

40,0

Facilitaire Zaken

276,4

273,5

264,4

271,8

Wijk-/stadszaken

137,9

135,0

156,1

156,1

Publiekszaken

338,9

370,9

390,6

455,5

Bedrijven

489,3

504,7

510,3

511,6

Totaal

1275,1

1316,9

1362,0

1434,9

In onderstaand overzicht worden de belangrijkste afwijkingen toegelicht.

 

Toelichting formatieontwikkeling Cluster Centrale Staf, Raadsgriffie, DPP

Jaar

 

Aantal

Fte

Typering

2002/

2003

 

 

 

 

Centrale Staf

 

 

1.

In 2002 heeft een interne herschikking plaatsgevonden van de managementassistentes, deze kwamen nu direct in dienst bij de afzonderlijke clusters. Dit heeft geleid tot een interne verschuiving van formatieplaatsen van facilitair naar de clusters. Per saldo budgettair neutraal, noch uitbreiding, noch krimp. Voor de Centrale Staf gaat het om 7.8 Fte.

+ 7,8

Interne

Verschuiving

 

2.

In de formatie van de Centrale Staf is voor 1,6 Fte bezuinigd. Daarnaast is  het strategisch P&O-beleid in 2002 overgegaan naar cluster facilitaire Dienstverlening, per saldo – 3,7 Fte.

- 5,3

Bezuiniging op

 formatie, en Interne

Verschuiving

 

Griffie

 

 

1.

In verband met de invoering van het duaal stelsel is ingaande 2002 de ambtelijke organisatie uitgebreid door middel van de griffie. Dit betekende een formatie-uitbreiding met 3.5 Fte, dit wordt deels ingevuld door detachering vanuit BPS voor 2 medewerkers. Per saldo uitbreiding van 2 Fte. Voor 0.5 Fte interne dekking, deels compensatie uit het gemeentefonds, voor het resterende deel  heeft het gemeentebestuur budget moeten vrijmaken vanwege ontoereikende rijkscompensatie.

+ 2.0

Wettelijke

Verplichting

 

Directie Programma’s en projecten (DPP)

 

 

1.

In verband met de Spoorzoneontwikkeling is in 2001 de Directie Programma’s en Projecten opgericht. In 2002/2003 is de formatie uitgebreid tot 3.8 Fte.

+ 3.8

Eigen ambities

Gemeentebestuur

 

 

Toelichting formatieontwikkeling Cluster Facilitair

Jaar

 

Aantal

Fte

 

2002

 

 

 

1.

In 2002 heeft een interne herschikking plaatsgevonden van de managementassistentes, deze kwamen nu direct in dienst bij de afzonderlijke clusters. 19,9 Fte is overgegaan naar andere clusters.

- 19.9

Interne

Verschuiving

2.

Er heeft een uitbreiding van beleidsveld vakteam P&O plaatsgevonden: overdracht vanuit de Centrale Staf 3.7 Fte, en omzetting budget voor begeleiding ID 1.6 Fte.

+ 5,3

Interne

Verschuiving en ID-budget (1,6 Fte)

3.

Uitbreiding bij Beheer Onroerende Zaken door omzetting van budget voor langlopende projecten (2,6 Fte) in vaste formatie. Idem bij Huisvesting, Services en Middelen omzetting uitbesteed werk in eigen beheer (2,8 Fte)

+ 5.4

Werk nu in eigen formatie

 

4.

Uitbreiding o.m. specifiek voor de functie van communicatieadviseur voor Directie Programma’s en Projecten.

+ 1.2

Projectgelden spoorzone

5.

Voor de rest in 2002 enige kleinere aanpassingen in de personeelsformatie

 

Budgettair neutraal

2003

 

 

 

6.

Bij vakteam P&O verdere formatie-uitbreiding voor het FUWA project (1.8 Fte), en 2.5 Fte voor preventie en reïntegratie (ARBO),

+ 4.6

Langlopende projecten,budgetten omgezet in formatie

7.

Ten gevolge van de Beheersrapportage 1e kwartaal 2003 versterking bodefunctie 1.8 Fte

+ 1.8

Via begrotings-wijziging t.l.v. gemeentefonds

8.

Aanstelling 1 Fte energiecoördinator ten laste van het klimaatbeleidsplan

+ 1.0

Uit milieugelden

 

 

Toelichting formatieontwikkeling Cluster Wijk-/stadszaken

Jaar

 

Aantal Fte

 

2002

 

 

 

1.

In 2002 heeft een interne herschikking plaatsgevonden van de managementassistentes, deze kwamen nu direct in dienst bij de afzonderlijke clusters. Bij het cluster Wijk-/stad gaat het om 6,0 Fte.

+ 6,0

Interne

Verschuiving

2.

Uitbreiding bij vakteam onderwijs voor onder meer het RMC, het OALT, en het Bredeschoolproject.

+ 6,6

Langlopende projecten omgezet in formatie

3.

Bij vakteam milieu versterking op basis van Zomernota 2003, voor o.m. natuur- en milieucommunicatie

+ 2,3

Beleids-intensivering

4.

Versterking eigenaarsrol onroerend goed management (Zomernota)

+ 0,8

Versterking bedrijfsvoering

5.

Bij Wijkzaken personele uitbreiding met name vanwege EZH-projecten (0,7 Fte), plus 1,4 Fte voor wijkcoördinatie en 0,4 Fte voor Binnenstadsmanagement

+ 2,7

Beleids-intensivering

6.

Personele versterking bij projecten en projectondersteuning met name 1,8 Fte vanuit MISV voor herstructurering Poptahof en

+ 1,9

Langlopende projecten omgezet in formatie

.

Voor de rest in 2002 enige kleinere aanpassingen

 

 

2003

 

 

 

 

In 2003 afgezien van de gebruikelijke kleinere aanpassingen in de vorm van omzettingen van functies, en enkele interne verschuivingen geen bijzonderheden.

 

 

 

 

Toelichting formatieontwikkeling Cluster Publiekszaken

Jaar

 

Aantal

Fte

 

2001

 

 

 

1.

Toezicht Openbare Ruimte is na NEON gaan bestaan uit diverse oude organisatiedelen waaronder parkeerbedrijf,  stadstoezicht, OVV etc. De toename in de formatie is cosmetisch, aangezien de medewerkers al wel werkzaam waren voor TOR, maar formeel niet aan de formatie waren toegevoegd.

+ 20

Correctie op overdrachtsdossiers reorganisatie

2.

Correctie van formatie van belastingen n.a.v. het in eigen beheer uitvoeren van de inning reinigingsrechten. De dekking hiervan was geregeld in de vorm van lagere kosten voor het energiebedrijf.

+1,9

Uitbesteed werk in eigen beheer

 

 

 

 

2002

 

Fte

 

3.

In 2002 heeft een interne herschikking plaatsgevonden van de managementassistentes, deze kwamen nu direct in dienst bij de afzonderlijke clusters. Bij cluster Publiekszaken gaat het om 5,1 Fte

+ 5,1

Interne verschuiving

4.

Uitbreiding vakteam Toezicht en Openbare ruimte met name voor toezicht handhaven (1 Fte).

+ 1,0

Uitvoeringsinten-sivering

5.

Bij vakteam Activering en Inburgering is 0,7 Fte toegevoegd in verband met incentivebeleid, en 6 Fte voor oud- en nieuwkomersbeleid.

+ 6,7

Beleidsintensivering

6.

Personele versterking op basis nota Planning & Normering 1,5 Fte.

+ 1,5

Aanpassing formatie op workload

7.

Formatie-uitbreiding Duit

+ 1,3

Beleidsintensivering

8.

Voor de rest in 2002 enige kleinere aanpassingen bij verschillende vakteams (bijv Publieksbalie met extra werkzaamheden door meer producten en naturalisaties)

+ 2,2

Aanpassing formatie op workload

2003

 

 

 

9.

In 2003 zijn er veel mutaties. Ook veel interne verschuivingen, daarnaast is de structuur ook aangepast. Dit is met name het gevolg van het organisatieverbeteringstraject Handen en Voeten in het kwadraat. Per saldo is daardoor de formatie uitgebreid met 16,7 Fte, waarvan 10,5 Fte reeds is opgenomen onder punt 12. Resteert 5,2 Fte voor m.n. versterking applicatiebeheer, jurist TOR, teamleider stadstoezicht, en 2 stadstoezichthouders.

5,2

 

Versterking bedrijfsvoering

10.

Bij vakteam Toezicht Openbare Ruimte uitbreiding ten behoeve van het werkgebied parkeren. Deze formatie-uitbreiding is gedekt binnen het parkeerfonds.

+ 19,5

Uitvoerings-intensivering

11.

Toename personele capaciteit bij vakteam Belastingen als gevolg van het in eigen beheer nemen van het taxatiewerk WOZ (5,5 Fte). A.g.v. het in eigen beheer uitvoeren van de het taxatiewerk werd tevens een bezuiniging gerealiseerd, omdat de kosten voor het in eigen beheer uitvoeren lager waren dan de kosten van de kredieten die regulier werden aangevraagd voor de uitbesteding.

+ 5,5

Uitbesteed werk in eigen beheer

12.

HV2 Publieksbalie: los van interne verschuivingen tussen het vakteam Burgerzaken en Publieksbalie is hier sprake geweest van een uitbreiding met ca 10,5 Fte ten gevolge van het organisatieverbeteringstraject HV2. Een groot deel van deze uitbreiding is echter cosmetisch, omdat bovenformatieve medewerkers door de inzet van meeropbrengsten als dekking op formatie zijn geplaatst. Het werk werd namelijk al gedaan, de kosten werden ook al gemaakt alleen was dit nog niet eerder geformaliseerd in de formatie (8 Fte). Daarnaast een beperkte versterking van de organisatie (applicatiebeheer, teamleider publieksbalie).

+10,5

Grotendeels omzetting bovenformatief personeel

13.

Diverse beleidsintensiveringen: formatie-uitbreiding Duit (1,5 Fte), 1 Fte voor Invordering en bijzonder onderzoek (zomernota), verruiming openingstijden publieksbalie (1,5 Fte) verbetertraject parkeren publieksbalie (3,2 Fte deze wordt afgebouwd naar 2,2  Fte in 2004), formatie-uitbreiding BTM (4,5 Fte welke waren gedekt uit leges), handhavingregisseur 1 Fte.

+ 12,7

Beleids-intensiveringen

14.

Nota klantmanagement WIZ, de volledige dekking voor de extra kosten a.g.v. klantmanagement is afkomstig van Rijksgelden. Deze Rijksbijdrage is in 2005 voor het laatst beschikbaar en zal de formatie weer afgebouwd moeten zijn, danwel alternatieve dekking zijn gevonden.

+12,4

Tijdelijke versterking uit rijksgeld

 

Toelichting formatieontwikkeling Bedrijven

Jaar

 

Aantal

Fte

 

2002

 

 

 

1.

In 2002 heeft een interne herschikking plaatsgevonden van de managementassistentes, deze kwamen nu direct in dienst bij de afzonderlijke clusters. Bij cluster Bedrijven gaat het om 1 Fte.

+ 1,0

Interne verschuiving

2.

Uitbreiding met 1 archeoloog.  Zie nota toekomst voor de archeologie in Delft

+ 1,0

Versterking bedrijfsvoering ook i.v.m. wet- en regelgeving.

3.

De reiniging is uitgebreid met 16 Fte.

+16

Uitbesteed werk nu in eigen beheer

4.

De formatie van de brandweer is gecorrigeerd voor mensen die vallen onder het samenwerkingsverband, zij behoren echter niet tot de formatie.

- 8,0

Correctie zonder financiële gevolgen

5.

Voor de rest in 2002 enige kleinere aanpassingen

 

 

2003

 

 

 

 

In 2003 afgezien van de gebruikelijke kleinere aanpassingen in de vorm van omzettingen van functies, en enkele interne verschuivingen geen bijzonderheden.

 

 

.

Overigens wijzigt wel de organisatiestructuur, Stadsbeheer maakt in het vervolg onderdeel uit van het cluster Wijk-/stadszaken. De overige bedrijven (Brandweer, gemeentemusea, VAK en Regionaal Historisch Centrum bestaande uit gemeentearchief en archeologie) hebben een eigenstandige positie gekregen. De ‘losse’ bedrijven vallen elk wel onder eindverantwoordelijkheid van een GMT-lid.

 

 

 


 

 

 

 

 

Bijlage IV

 

 

PersoneelsBeheersPlan

PersoneelsBeheersPlan

 

Procedures en afspraken voor de realisatie van de door het gemeentebestuur vastgestelde bezuinigingen op personeel voor de periode 2004 – 2007.

 

 

 

1.         Algemeen

De gemeente Delft staat voor een bezuinigingstaakstelling voor de periode 2004 – 2007 van totaal € 4 miljoen.

 

De personele gevolgen van deze taakstelling moeten nog in kaart gebracht worden. Duidelijk is dat in ons  arbeidsintensief ‘bedrijf’ maatregelen in het kader van takenreductie/-vermindering en efficiencyverbeteringen mede zullen moeten leiden tot personeelsreductie.

Gelet op de omvang van de bezuinigingsmaatregel krijgt de planning en control van de formatie-omvang extra aandacht. Via het PersoneelsBeheersPlan worden de procedures en afspraken m.b.t. de formatieontwikkeling aangescherpt.

 

Gelet op de bezuiniging staat de formatieontwikkeling in het teken van een te realiseren personeelsreductie op basis van nadere analyses m.b.t. het personeelsbestand (op zaken als overhead, managementcapaciteit, arbeidsproductiviteit, omvang beleidscapaciteit) en de daaromtrent te stellen normen.

 

Om de gewenste formatieontwikkeling te realiseren zullen nadere personeelsmaatregelen getroffen moeten worden, zoals aangegeven in de startnotitie bezuiniging:  inspelen op natuurlijk verloop en stimuleren van enige uitstroom, verdere beperking inhuur derden, lager ziekteverzuim. Daarbij dient in ogenschouw genomen te worden, dat laatstgenoemde maatregelen nog niet direct hoeven te leiden tot begrotingsvoordelen (zie de notitie Ontwikkeling van de personele formatie).

 

In dit plan wordt aangehaakt op een algemene taakstelling van € 1 miljoen te realiseren met personeelsmaatregelen. In de nadere uitwerking kan een  verfijning naar taakstellingen per cluster gewenst zijn.

 

 

2.         Bezuinigingstaakstelling personeelsbudget

                                                                                                                                 * 1.000 €

Bezuinigingstaakstelling

2004

2005

2006

2007

Efficiency- en personeelsmaatregelen

310

600

1.000

1.000

 

Rekening wordt gehouden met een gefaseerd te realiseren taakstelling van € 1 miljoen. Bij de besluitvorming over de in 2004 te realiseren bezuinigingen is door de raad het bedrag voor 2004 vastgesteld op € 310.000. De raad heeft nog nadrukkelijk de mogelijkheid opengehouden voor eventueel aanvullend benodigde bezuinigingen, waarbij met name de relatie gelegd is naar verdere bezuinigingen op de ambtelijke organisatie. Vastgesteld is echter dat als de financiële positie van de gemeente dat vereist, dat in het reguliere afwegingsproces van de Programmabegroting nader bepaald kan worden.


3.         Uitgangspunten voor de te treffen personeelsmaatregelen in het kader van de

            bezuinigingen 2004-2007

 

Behoud van werkgelegenheid

Het gemeentebestuur heeft de inspanningsverplichting op zich genomen om gedwongen ontslagen te voorkomen!

Naarmate de financiële situatie van de gemeente onverhoopt nog verder, dan nu het geval  is, verslechtert, kunnen de personeelsmaatregelen worden aangescherpt; in eerste instantie kan dan gedacht worden aan: een selectieve of absolute vacaturestop, bevorderen van onvrijwillige mobiliteit, opheffen van functies, absolute stop op externe inhuur etc.

Ook kan een accentverschuiving gewenst zijn, van behoud van werkgelegenheid van personeel naar behoud van kwaliteit van de organisatie (in dat laatste geval moet geaccepteerd worden dat voor herplaatsingskandidaten – soms –  geen plek meer is binnen de gemeentelijke organisatie).

 

Behoud van gekwalificeerd personeel

Bezuinigen op personeel levert altijd druk op en kan leiden tot onrust. Dit kan een opleving in het personeelsverloop te zien geven, maar vaak ziet een organisatie dan z’n beste en/of meest productieve mensen vertrekken.

Behoud van gekwalificeerd personeel is daarom een belangrijk uitgangspunt, hetgeen voor de organisatie betekent: ‘perspectief blijven bieden’ op een uitdagende toekomst in Delft en blijven investeren in menselijke mogelijkheden.

 

 

Faciliteren van mobiliteit

In Delft is een personeelsbeleid ontwikkeld met een open en eerlijk sociaal gezicht. Het individu staat centraal. Het management wordt gestimuleerd om met medewerkers in gesprek te gaan over hun persoonlijke ontwikkeling, in relatie tot de ontwikkeling van de organisatie. Competentiemanagement levert hiervoor het instrumentarium aan. Veel wordt geïnvesteerd in opleiding, training en ontwikkeling. Tevens is er een beleid opgezet ter verbetering van de arbeidsomstandigheden en teruggeleiding naar eigen of ander werk bij uitval. Tal van instrumenten en voorzieningen voor het personeel zijn inmiddels ontwikkeld en geïmplementeerd, voorbeelden daarvan zijn: loopbaanadviescentrum STAP, casemanagement, bedrijfsmaatschappelijk werk, ontwikkelingsgesprekken, POP’s, opleidingsprogramma’s, reïntegratiebegeleiding, werkplekverbetering, coaching, intervisie en nog veel meer.

Maar ondanks al die investeringen, kan niet altijd het gewenste effect bereikt worden voor elke medewerker. De afgelopen jaren zijn, na de NEON-reorganisatie, ook oplossingen gevonden door het treffen van een “vertrekregeling” met medewerkers, die – uiteindelijk – een win-win-situatie opleverde voor medewerker en organisatie.

Erkend moet worden dat met een bepaalde categorie medewerkers soms naar andere oplossingen gezocht moet worden, buiten de eigen organisatie. Soms liggen die oplossingen ook voor het grijpen, maar blijken ze vanuit financiële overwegingen niet altijd haalbaar. Binnen het personeelsbestand van Delft is mede daardoor een (toenemend) aantal medewerkers dat minder productief is voor de organisatie en, met behoud van de eigen verantwoordelijkheid voor de eigen loopbaan (mogelijk), geholpen wil worden bij het treffen van een oplossing. Hieruit vloeit een toenemende managementbehoefte voort, die overigens tot de normale managementtaken en verantwoordelijkheden gerekend mag worden, om medewerkers die zich vrijwillig mobiliseren  en daarbij een organisatiebelang dienen, hierbij – financieel – te faciliteren.

 

Kansen benutten

De periode van krapte op de arbeidsmarkt lijkt al weer zo lang geleden. Juist in de huidige conjuncturele situatie, van afnemende werkgelegenheid, waarin de arbeidsmarkt – tijdelijk – ruimer is en met name weer jonge mensen op zoek zijn naar een (eerste) baan, kan de gemeente kansen voor de toekomst benutten. De demografische ontwikkelingen in de sector gemeenten leiden het komende decennium tot een toenemende vergrijzing. Het komende decennium vertrekt ca. 30% t.g.v. pré-pensionering (bij ongewijzigd FPU-beleid). Bij vervanging ontstaan dus juist nu kansen om jonge en goed(koper)e medewerkers aan te trekken. Op die wijze wordt geïnvesteerd in de toekomst van Delft.

 

 

Vacaturebeheersing

Een absolute vacaturestop is bij de huidige financiële situatie niet nodig en gelet op de  demografische ontwikkelingen vooral ook onverstandig.

Gezocht is daarom naar een (milde) vorm van vacaturebeheersing. De gekozen personeelsbeheersmaatregelen zijn met name hierop afgestemd. Per vacature wordt door de verantwoordelijke integrale manager, na overleg met de desbetreffende P&O-adviseur, bekeken of de vacante functie geheel of gedeeltelijk moet worden vervuld en of in de personeelsbezetting kan worden voorzien door herverdeling van taken, bezetting door boven-formatieven, inboeken van efficiencyvoordelen, bijvoorbeeld door automatisering van werkprocessen, of anderszins. Een beheersmaatregel in dit kader is niet alleen gewenst om tot een kritische afweging tot vervulling te komen, maar zeker ook indien een beroep wordt gedaan op de door het college ter beschikking gestelde flankerende middelen.

 

Terugdringing arbeidsverzuim

Een ander aspect waarmee rekening moet worden gehouden bij de te treffen beheersmaatregelen is, dat de uitstroom van personeel als gevolg van arbeidsongeschiktheid, m.n. door de Wet Verbeterde Poortwachter, stagneert, hetgeen de productiviteit van de organisatie nadelig beïnvloedt en de omvang van het ziekteverzuim opstuwt. Verzuimbeheersing heeft in Delft dan ook een grote prioriteit en leidt al tot kostenbesparing (dat is nog geen bezuiniging op begrotingsbasis).

De verzuimaanpak is, gedreven door de nieuwe wetgeving, hoofdzakelijk gericht op het langdurig verzuim; thans worden ook voorstellen ontwikkeld om het kort frequent ziekteverzuim terug te dringen.

Een aandachtspunt bij de verdere terugdringing van het ziekteverzuim is het vaststellen van  realistische normpercentages (het gemiddelde verzuimpercentage is voor Delft te grof en daardoor nietszeggend) en doelstellingen voor ziekteverzuim, voor een zo gediversifieerde organisatie als de gemeente Delft, moet rekening gehouden worden met de aard van het werk en de leeftijdsopbouw. Hiertoe zijn in Nederland normeringsystematieken beschikbaar, die in nauwe samenwerking met een bedrijfsarts of –geneeskundige eenvoudig kunnen worden vastgesteld. Een hele gangbare is de ‘zgn. Verbaannorm’. Een uitwerking van dergelijke normen naar de praktijk van Delft levert genuanceerde stuurinformatie op voor het management. 


 

4.         Procedures en afspraken van het PersoneelsBeheersPLan 2004-2007

 

 

1.     De ontwikkeling van de omvang van de personeelsformatie vanaf 2001  (en daarmee de ontwikkeling van de personeelsbegroting) wordt kritisch gevolgd en geanalyseerd op GMT-niveau. Daartoe worden beknopte formatieoverzichten op vakteamniveau opgesteld.

Actoren: Specialist formatiebeheer (voorbereidend)

                                                                       P&O-adviseur/controller (analyserend, adviserend)

                                                                       Clusterdirecteur (beslissend)

 

 

2.     Per vakteam wordt vanaf 2001 de groei/afname van de managementinzet, de beleidsinzet en de beheersinzet (in Fte’s) inzichtelijk gemaakt, met de daarbij behorende productiviteitstoelichtingen (meer/minder taken).

Actoren:           Specialist formatiebeheer (voorbereidend)

                                                                       P&O-adviseur/controller (analyserend, adviserend)

                                                                       GMT (beslissend)

 

 

3.     Via onder meer een halfjaarlijkse monitoring van het personeelsverloop en een prognose voor het daarop volgende jaar; de herijking van het gemeentelijk taakniveau en te treffen efficiencymaatregelen, moet een bijdrage geleverd kunnen worden aan het in kaart brengen van de huidige en vooral toekomstige personeelsformatiebehoefte.

Actoren: P&O-adviseur/controller (voorbereidend, adviserend)

                                                                       Vakteamhoofd/Sectorhoofd (beslissend)

 

 

4.     Er komt een gemeentelijk vacature-overzicht dat maandelijks ter kennis wordt gebracht aan het GMT en waarin wordt aangegeven welke vacatures geheel of gedeeltelijk kunnen worden ingezet ter realisering van de bezuinigingstaakstelling.

Actoren: Specialist formatiebeheer (voorbereidend)

            P&O-adviseur/controller(analyserend, adviserend)

            Clusterdirecteur (beslissend)

 

 

5.     Iedere vacature moet door het verantwoordelijke (vakteam- of sector)management – veel meer dan tot nu toe – kritisch worden beoordeeld op noodzakelijke vervulling.

Actoren:           Specialist formatiebeheer (voorbereidend)

P&O-adviseur/controller (voorbereidend, adviserend)

                                                                       Vakteamhoofd/Sectorhoofd (beslissend)

 

 

6.     Indien een functie voor vervulling wordt vrij gegeven, wordt daarvan in alle gevallen éérst melding gedaan bij de herplaatsingsmedewerker.

Dit is staand beleid, maar gegeven de huidige situatie is het gewenst dat deze maatregel ‘nieuw leven’ wordt ingeblazen. Indien er geen (potentieel geschikte of geschikt te maken) kandidaat bekend is wordt in alle gevallen éérst intern geworven via Delft Direct.

Actoren:           Herplaatsingsmedewerker (voorbereidend)

P&O-adviseur (adviserend)

            Vakteamhoofd/Sectorhoofd (beslissend)


 

7.     Indien extern wordt geworven, wordt de werving met name gericht op jonge medewerkers (25-30 jaar).

Dit biedt de gelegenheid tijdig in te spelen op de uitstroom van ervaren medewerkers in de komende jaren en bewerkstelligt een ‘gezonde leeftijdsspreiding’ onder het personeel. Hierbij is geen sprake van een voorrangsbeleid. De uitstraling van Delft als moderne werkgever via de nieuwe personeelsadvertentie en via andere uitingen is hiertoe al krachtig genoeg.

Actoren:           P&O-adviseur (adviserend)

            Vakteamhoofd/sectorhoofd (beslissend)

 

                       

8.     In ontwikkelingsgesprekken en voortgangsgesprekken zijn mobiliteit en perspectief vaste gespreksonderwerpen.

Actoren: Leidinggevenden (uitvoerend)

P&O-adviseur (adviserend)

 

 

9.     Een centraal (namens het GMT) beheerd flankerend budget (incidenteel € 1 mio tot 2007) wordt voorgesteld om vrijwillige mobiliteit te faciliteren.  Bedoeld budget is beschikbaar voor de volgende categorieën van medewerkers:

o       Minder productieve of functionerende medewerkers

o       Medewerkers die niet meer passen binnen de context van de organisatie

o       Combinatie van factoren, met inbegrip van ‘WAO-kansloosheid’

Bij facilitering van mobiliteit wordt 50% van de vacatureruimte teruggegeven.

Actoren: Clustermanagement + Klantenteam P&O (voorbereidend)

            Hoofd P&O/S&C (adviserend)

            GMT (beslissend)

 

 

10.      Er wordt een normeringssystematiek ontwikkeld voor de beheersing van het ziekteverzuim. Hiertoe kan de zgn. “Verbaannorm” worden vertaald naar de functiegroepen binnen vakteams, of wordt gebruik gemaakt, indien aanwezig, van concrete (benchmark)vergelijkingen uit de beroepsgroep. Periodiek wordt het verzuim in de werkoverleggen besproken, afgezet tegen de erkende normeringen.

Actoren: Hoofd P&O (voorbereidend/adviserend)

            GMT (beslissend)

 

 

 

 

 

 



[1] Na vaststelling van de startnotitie bezuinigingen december 2003 bij begrotingswijziging voor het jaar 2004 gewijzigd

[2] Indirect productief zijn uren die (gemiddeld) opgaan aan zaken als werkoverleg, eigen werkorganisatie, (normale) opleiding en instructie, vakliteratuur, persoonlijke verzorging, reizen binnen werktijd.