Treasury Jaarplan 2004

 

 

 

Gemeente Delft

 

 

 

 

 

Vakteam:  Treasury & Risk Management

6 mei 2004

 

Inhoudsopgave

 


1     Kaderstelling. 3

1.1  Samenhang. 3

1.1.1   Opzet jaarplan. 3

1.1.2   Werkwijze en doelstelling. 3

1.2  Vooruit- en terugblik. 4

1.3  Conclusies. 6

1.4  Gevraagd Jaarmandaat Treasury. 7

2     Opbouw Treasury portefeuilles. 9

2.1  Ontwikkeling Lening- en beleggingportefeuille. 9

2.2  Renterisico vanuit de portefeuilles. 10

2.3  Totale financieringsruimte. 12

2.4  Kredietrisico u/g portefeuille en garanties. 12

2.4.1   Uitzettingen. 12

2.4.2   Garanties. 12

2.5  Mogelijkheden binnen de treasury portefeuilles 2004. 14

2.5.1   Renteaanpassingen leningen. 14

2.5.2   Vervroegde aflossingen. 14

3     Financieringsstrategie. 15

3.1  Financieringsbehoefte 2004 -2011. 15

3.2  Financieringsmogelijkheden. 16

3.2.1   Beschikbaarheid lange leningen. 16

3.2.2   Beschikbaarheid op korte termijn. 16

3.2.3   Ontwikkeling risicoportefeuille. 16

3.3  Renteontwikkeling. 17

4     Strategie 2004. 17

4.1  Acties 2004 en 2005. 17

4.2  Effect na uitvoering voorstellen. 19

 


1           Kaderstelling

 

1.1          Samenhang

Met het verschijnen van de Jaarbegroting 2004 en meerjarenbegroting 2004-2008 verschijnt normaliter ook het Treasury Jaarplan 2004.

Zoals gebruikelijk, krijgen in het jaarplan de beleidskaders en operationele activiteiten van de vakteam TRM gestalte. Het jaarplan bevat daarom concrete taakstellingen en doelstellingen voor de komende periode, die een afgeleide zijn van het financiële beleid van de Gemeente Delft. Dit (financieel) beleid is vastgelegd in de meerjarenbegroting 2004-2008. Hierin zijn ook kwantitatieve doelstellingen geformuleerd waarop de treasury, zoals onder meer is vastgelegd in het treasurystatuut, expliciet op kan acteren.

Doordat er onder meer afgeleide rendement- en financieringscriteria zijn opgenomen, wordt in de uitwerking van dit plan volledig rekening gehouden met de realisatie van de geschetste criteria.

1.1.1          Opzet jaarplan

De treasury houdt zich bezig met risico’s die samenhangen met alle toekomstige kasstromen. Deze risico’s komen zowel voort uit de financieringsbehoefte, als uit de modaliteiten van de bestaande portefeuilles (onder meer: vervroegde aflossingen, herfinanciering, herbeleggingen, renteaanpassingen en dergelijke). Het treasurybeleid is primair gericht op het waarborgen van financiële continuïteit door het resultaat en vermogen te beschermen tegen financiële risico’s en de organisatie financierbaar te houden. Deze bescherming vindt plaats door de renterisico’s en risico’s uit financiële posities te vermijden en te spreiden. Deze twee soorten risico’s zijn leidend bij de analyses in dit jaarplan.

Net als in het jaarplan 2003 zal ook het jaarmandaat voor de Treasury worden geformuleerd. Daarmee beoogt Gemeente Delft sturing te geven aan de operationele handelingen en een efficiënte organisatie daarvan neer te zetten.

De opzet van het Jaarplan is als volgt:

·         Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de financieringsbehoefte uit exploitatie en (des)investeringen volgens de meerjarenbegroting geconfronteerd met de treasuryportefeuille (leningen en beleggingen) en de wettelijke kaders en richtlijnen van de Provincie. Hieruit volgt het treasuryplan voor 2004;

·         In hoofdstuk 3 wordt eveneens ingegaan op de renteverwachtingen voor het komende jaar;

·         Tenslotte wordt in hoofdstuk 4 het concrete jaarmandaat voor de Treasury uitgewerkt.

 

1.1.2          Werkwijze en doelstelling

De vaststelling van dit jaarplan vindt plaats door het College. Na goedkeuring ontstaat hierdoor het mandaat, en daardoor de taakopdracht voor het Treasuryberaad respectievelijk het hoofd Treasury en Riskmanagement van de Centrale Staf.

Vertrekpunt van dit Jaarplan is zoals eerder verwoord de meerjarenbegroting 2004-2008. Dit houdt in, dat in de uitwerking rekening is gehouden met het voorgenomen beleid en de planning van (des)investeringen. Daarnaast wordt rekening gehouden met de volgende kwantitatieve financiële doelstellingen en beperkingen, zoals onder meer:

Beleidsuitgangspunten:

Financieringsuitgangspunten:

Rente- en financieringsrestricties:

 

Afgeleide doelstellingen:

Binnen het gegeven kader volgt voor de treasury de volgende afgeleide doelstellingen voor 2004 op hoofdlijnen:

·         Op kasstroomontwikkeling afgestemde financieringsprogramma;

·         Gemiddeld rentevoet externe financiering actief terugdringen;

·         Renterisico verkleinen;

·         Volume kortlopende financieringen handhaven op voorgeschreven kasgeldnorm.

Expliciet zijn deze doelstellingen gericht op het versterken van de financierings- en vermogenspositie. Door de financiering (duur en aflossingswijze) af te stemmen op de kasstroomontwikkeling wordt gestreefd naar balansverkorting, en de daarmee gepaard gaande financierbaarheid minimaal te houden c.q te vergroten. Door het feitelijke rendement op de leningportefeuille terug te dringen wordt eveneens een impuls gegeven de exploitatie positief te beïnvloeden. Om dit voornemen te consolideren mag het renterisico profiel niet toenemen, wordt het gebruik van kortlopende lening beperkt tot de kasgeldnorm en dient de match tussen o/g en u/g niet in gevaar te worden gebracht.

De genoemde doelstellingen wijken feitelijk niet af aan vorig boekjaar.

Net als vorig jaar wordt het gevraagde mandaat uiteindelijk vertaald naar concrete transacties, omdat juist die transacties de resultante zijn van een serie berekeningen, uitgangspunten en scenario’s die afgestemd zijn op de begroting en de daarmee gepaard gaande doelstellingen van de gemeente. Hiermee wordt op praktische wijze, een concrete invulling gegeven aan het beleid. Bovendien ontstaat hierdoor een transparant management tool waarmee voorkomen wordt dat telkens weer een nieuwe afweging moet worden gemaakt.

 

1.2              Vooruit- en terugblik

De inhoud van dit jaarplan wijkt zoals gezegd niet noemenswaardig af van eerdere plannen, met dien verstande dat de kasstroomprognose gebaseerd is op eigen inschattingen. De betreffende vakteams hebben door omstandigheden niet mee kunnen werken aan het prognosticeren van de geldstromen vanuit hun begrotingen.

De treasury kan vooralsnog redelijk goed uit de voeten met de onzekerheden in het verloop van de kasstromen. In principe is het treasurybeleid zoveel mogelijk gericht op toepassing van het matching principe. Dit houdt in, dat inkomsten zoveel mogelijk worden gekoppeld aan de uitgaven. De inkomsten uit desinvesteringen zullen daarom in eerste instantie worden ingezet als financieringsmiddel voor investeringen. Discrepanties in de vorm van een financieringstekort worden zoveel mogelijk opgevangen met de kasgeldlimiet.

Door de gekozen uitgangpunten in het jaarplan 2003 en met name door de uitvoering daarvan, is de treasurypositie verbeterd. De verantwoording over het resultaat en de uitvoering wordt via de gebruikelijke planning & control cyclus gegeven door middel van de Treasury Kwartaalrapportages over 2003 en in de treasuryparagraaf van de jaarrekening.

Onderstaand wordt op hoofdlijnen de belangrijkste resultaten beknopt toegelicht:

Ø       De geplande lening van € 20 miljoen voor de Harnaschpolder is niet aangetrokken, omdat de eigendomsoverdracht van de grond is uitgesteld tot in 2004;

Ø       Een aantal vervroegd afgeloste leningen zijn niet geherfinancierd, omdat voldoende liquide middelen aanwezig waren om de aflossingen te kunnen bekostigen.

    

 

 

1.3          Conclusies

Vanuit hoofdstukken 2 en 3 kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

  1. Het renterisico, zoals gedefinieerd in wet FiDO,  blijft meerjarig binnen de gegeven 20% norm;
  2. De gecombineerde renterisico’s uit de treasury portefeuilles en kasstromen bewegen zich eveneens binnen de norm. Echter; de grootste volumes worden de komende drie jaren worden gerealiseerd. Hoewel tot nu toe geen beleid hierop is geformuleerd wordt dit risico als acceptabel gezien. Dit wordt mede ondersteund doordat juist in de eerste drie jaar het risico voor circa de helft wordt beïnvloed door de investeringsopgaaf. Het spreekt voor zich dat de omvang en timing van de investeringsplanning moeilijker te sturen zijn dan de rente;
  3. Voornoemde risico’s (onder a en b) zijn kwantitatief. Met andere woorden; de percentages zeggen niets over het absolute renteniveau dat de exploitatie kan dragen. In de toekomst zal hierop beleid worden ontwikkeld;
  1. De financieringsbehoefte voor 2004 bedraagt € 68 miljoen. Daarnaast ontstaat mogelijkerwijs een additionele behoefte door vervroegde aflossingen en renteaanpassingen (al of niet in combinatie met het aflossen en herfinancieren van deze renteaanpassingen);
  2. Aangezien de huidige markten uiterst vriendelijk zijn, verwachten wij dat de  gemiddelde rentevoet komend jaar verder kan dalen. Vanzelfsprekend komt dit de exploitatie en vermogenspositie ten goede. Hiertoe zal dus een beroep op de kapitaalmarkt worden gedaan. Bovendien zal daar waar mogelijk een ingreep worden gedaan in de huidige leningportefeuille respectievelijk lopende leningsovereenkomsten;
  3. De omvang en timing van de financieringsbehoefte in 2004 wordt voor een deel bepaald door het voorgenomen (des)investeringsprogramma. De hardheid van de investeringsplanning speelt een toonaangevende rol in de uitwerking. Redenerend vanuit de financiële positie en de onzekerheden over de ontwikkeling van de kasstromen en rentemarkten, is het aan te bevelen het “harde”gedeelte van de financieringsbehoefte in te dekken. Hierin past dus ook het vervroegd aflossen en herfinancieren van leningen;
  4. De timing van het aantrekken van gelden of vastzetten van rentepercentages wordt enerzijds bepaald op basis van de liquiditeitsbegroting en anderzijds aan de hand van de renteverwachtingen. Er zal in de uitwerking gewerkt worden met een brandbreedte van percentages waarbinnen gewerkt mag worden. De bewaking hiervan vindt plaats in het treasuryberaad.
  1. Binnen de beleggingsportefeuille wordt momenteel geen formele invulling gegeven aan verdeling van belegde middelen over diverse debiteuren per rating, categorie, tijdsduur en volume. In principe dient dit nog te worden bepaald;
  2. De huidige portefeuille is qua samenstelling vanuit het verleden zo gegroeid. Momenteel zijn de beleggingen hoofdzakelijk gematcht met leningen. Bovendien is het grootste deel van de portefeuille uitgezet bij kwalitatief hoogwaardige debiteuren;
  3. Daarentegen is de garantieportfeuille minder solide dan de u/g portefeuille. In principe zijn hypothecaire zekerheden van een lagere rangorde dan garantie van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw. Daarnaast speelt per definitie de soliditeit van de individuele debiteur een rol. In het tweede kwartaal van 2004 zal een nieuw garantiebeleid worden gepresenteerd.

 

1.4          Gevraagd Jaarmandaat Treasury

Op basis van de conclusies en de uitwerking van het gevraagde mandaat in hoofdstuk 4 wordt goedkeuring gevraagd door het Hoofd TRM voor:

Mandaat


  1. De financieringsbehoefte van € 68 miljoen knippen in lang geld (harde deel) en kort geld (zachte deel). Voor lang geld wordt rekening gehouden met:

Alle rentepercentages zijn gebaseerd op de actuele rente. De ranges geven het verschil aan tussen contante financiering en uitgesteld lenen met een risicopremie verdisconteerd in het rendement (o.b.v. swaption).

De resterende behoefte (zachte deel) in het jaar 2004 van maximaal van € 27,5 miljoen kort financieren op basis van de huidige kasgeldfaciliteiten tot een maximum van 3%;

  1. De renteherzieningen in 2004 (zie paragraaf 2.5.1) vast te leggen of – daar waar mogelijk en zinvol- af te lossen en her te financieren, tegen een maximale rente van 4,75% op basis van een 10 jaar rentevast periode;
  2. De vervroegd af te lossen leningen (zie tabel vervroegde aflossingen bij paragraaf 2.5.2) daar waar zinvol en aantrekkelijk, af te lossen en desgewenst her te financieren tegen een maximale rente van 4,75% op basis van een 10 jaar rentevast periode;
  3. Waar mogelijk en aantrekkelijk worden de renteherzieningen voor 2005 in het boekjaar 2004 voor een belangrijke deel al vastgelegd of gehedged tot een maximale renteniveau van 5,20% en waar mogelijk gekoppeld aan de renteherzieningen vanuit de u/g portfeuille;

Goedkeuring

  1. De benodigde financieringsbehoefte voor 2005 zal als gevolg van de onzekerheden vooralsnog niet in 2004 worden vastgelegd. Afhankelijk van de hardheid van de prognose, ontwikkelingen op de kapitaalmarkt en vooruitgang met betrekking tot de herstructurering / nieuwbouw zal in het Treasuryberaad de voortgang worden getoetst en bewaakt. Afhankelijk van de uitkomsten hiervan kan het renteniveau vooraf worden afgedekt middels een renteoptie (swaption). Door het rentepercentage voor een deel van de financieringsbehoefte als plafondrente te verzekeren, kan zonder het vooraf afsluiten van een lening tussentijds profiteren van een rentedaling totdat de lening(en) aangetrokken moet worden;

 

2           Opbouw Treasury portefeuilles

In de volgende paragrafen wordt nader ingegaan op de specifieke elementen uit de leningportefeuille (o/g) en beleggingsportefeuille (u/g).

Ook wordt stilgestaan bij het renterisico en mogelijkheden binnen de genoemde treasury portefeuilles.

 

2.1          Ontwikkeling Lening- en beleggingportefeuille

Hieronder is de toekomstige ontwikkeling van de u/g en o/g portefeuille naar de stand van ultimo 2003 weergegeven:

Uit de grafiek kan impliciet worden opgemaakt dat vanaf het jaar 2005 de netto vaste schuldpositie omslaat in een netto beleggingspositie. De netto waarden per jaarschijf zijn als volgt:

Door de aflossing van relatief korte fixe leningen, met name in verband met de herfinanciering van de oude Spoorleningen, en doordat een groot aantal oude leningen  annuitaire aflossingen kennen, wordt de leningportefeuille de komende jaren sterk afgebouwd.

De sterke afbouw van de portfeuille biedt als zodanig de mogelijkheid om enerzijds een afgestemde match te maken met de beleggingsportefeuille, en anderzijds meer gebruik te maken van fixe leningen in het kader van bedrijfsfinanciering.

 

2.2          Renterisico vanuit de portefeuilles


Het volgende overzicht presenteert op welk moment, over welk bedrag de rente zal worden herzien en wanneer de eindaflossingen plaatsvinden. De nieuwe rente die in de toekomst hierover vastgesteld zal gaan worden, is een onzekere factor en vormt daarom een renterisico.

 



Uit bovenstaande grafiek kan worden opgemaakt dat het renterisico wordt gevormd door de renteherzieningen en eindaflossingen uit de lening- en beleggingsportefeuille. De netto positie vanuit beide portefeuilles is als volgt:

De netto renteposities laten zien dat de norm 20% norm volgens Wet FiDO niet wordt overschreden. Hierbij moet opgemerkt worden dat FiDO alleen rekening houdt met renterisio’s die worden gelopen over nieuw af te sluiten leningen ter vervanging van afgeloste leningen. De Gemeente Delft heeft een eigen renterisicobenadering waarin rekening wordt gehouden met de totale vermogensbehoefte (incl. mutaties in liquide middelen) in plaats van de vermogensbehoefte door aflossingen.

De ruimte ten opzichte van de norm kan worden gezien als beschikbaar vrije financieringsruimte. Met andere woorden; er kunnen lange leningen worden aangetrokken zonder dat de norm wordt overschreden. Voor het jaar 2004 correspondeert dit met een bedrag van  € 11,7 miljoen.

 

2.3          Totale financieringsruimte

Naast de financieringsruimte vanuit de lange renterisico normering kent FiDO ook een korte renterisico norm (zgn. kasgeldplafond). Dit betreft een maximum dat aan kortlopende financiering mag worden aangetrokken. Voor het jaar 2004 is het bedrag bepaald € 27,56 miljoen.

Inclusief de lange renterisico norm is de getotaliseerde financieringsvolume voor 2004 € 39,24 miljoen.

 

 

2.4          Kredietrisico u/g portefeuille en garanties

Naast het renterisico dient ook het kredietrisico van de uitzettingen ter worden bepaald. Dit laatste geldt feitelijk ook voor de garantieportefeuille.

Doordat Delft geen derivatentransacties is aangegaan, is de bepaling van het rente- en kredietrisico niet van toepassing.  

2.4.1          Uitzettingen

Zoals eerder is vermeld is de u/g portefeuille in 2003 met € 20,5 miljoen afgenomen en bedraagt per 1 januari 2004  € 199,8 miljoen. De samenstelling van de portefeuille bestaat in aanvang van het boekjaar voor 99,99% uit leningen aan locale woningcorporaties. De overige leningen zijn aan zorg en sportsector.

De uitzetting aan de woningcorporaties staan onder garantie van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw. Dit fonds kent door de twee toonaangevende rating agencies de hoogste typering van kredietwaardigheid.

Uit voornoemde kan worden opgemaakt dat het risico is te verwaarlozen.

2.4.2           Garanties

De huidige omvang van de garantieportefeuille bedraagt per ultimo 2003 ruim € 1,3 miljard. De opbouw over de segmenten waar garantie is verleend kan als volgt worden weergeven:

Pur sang bedrijven kunnen geen gemeentegarantie krijgen. Uitzonderingen zijn betreffen onder meer de garantieverlening aan Eneco en Parking Delft BV. De garantie van geldleningen aan Eneco, is vanuit historische omstandigheden ontstaan, en wordt in de komende 4 jaar afgebouwd. Daarnaast maakt Parking Delft B.V. (waarvan de aandelen in bezit zijn van de stichting parkeervoorzieningen, waar de gemeente in vertegenwoordigd is) voor ruim € 26,4 miljoen deel uit van het totaal.

 

In de totale garantieverstrekking nemen de Delftse woningcorporaties een dominante positie in. De garanties worden niet als risicovol aangemerkt. Hiertegenover staat een op voorhand een zeer solide sectorale waarborgfonds met een “triple A” rating. Dit waarborgfonds (Waarborgfonds voor Sociale Woningbouw) heeft een vergelijkbare kredietwaardigheid als bijvoorbeeld de decentrale overheden in Nederland.


Als we de bedrijfsgaranties en de garanties waar wij slechts in de achtervang risico lopen (eigen woningen, sociale woningbouw) op het totaal corrigeren dan bedraagt het risicovolume:

Tegenover deze garanties staan hypothecaire inschrijvingen en of een contra garantie van de “niet rated” waarborgfondsen sport en kinderopvang.

Hoewel de risico’s relatief beperkt lijken, wordt momenteel een nieuwe nota (verordening) opgemaakt om de garantieverstrekkingen transparant, eenduidig en toetsbaar te maken.

 

2.5          Mogelijkheden binnen de treasury portefeuilles 2004

De uiteenzetting in hoofdstuk 2.2 is geconstateerd dat het renterisico relatief beperkt is. Toch  is het aan te bevelen blijvend te werken aan optimalisatie van de spreiding binnen de portefeuille. Om tot een adequate oplossing te komen dienen, naast het aangaan van nieuwe leningen, ook de mogelijkheden binnen de portefeuilles te worden belicht.

2.5.1          Renteaanpassingen leningen

Hieronder wordt een overzicht gegeven van de leningen die een renteaanpassing kennen.

Het principe van dergelijke leningen is dat de beschikbaarheid (op termijn) wel is vastgelegd, maar het rentepercentage op moment van herziening niet. Doordat Delft een vergelijkbare (doorleen)portefeuille heeft opgebouwd, is dit risico in principe één op één afgewenteld op de tegenpartij.

Het beleid is dat de renteherzieningen vanuit de o/g portefeuille zoveel mogelijk wordt gematcht met de herzieningen vanuit de u/g portefeuille.

In het nabije verleden zijn al een aantal u/g leningen en o/g leningen vooraf gefixeerd middels een renteafspraak. Met het maken van een renteafspraak wordt het toekomstige renteniveau vastgelegd voor de overeengekomen periode. Dit wordt doorgaans gedaan als de verwachtig is dat de rente substantieel gaat stijgingen en / of  ingrepen gedaan moeten worden ten aanzien van het renteniveau voor de exploitatie. De renteafspraken zijn in principe aangegaan op initiatief van de woningcorporaties.

Daarnaast is bij een aantal leningen geen gebruikgemaakt van de verlengingsmogelijkheden ic. renteherziening. Deze leningen zijn dan afgelost. Ook dit geschiedt op basis van het initiatief van de corporatie. Om de match te handhaven heeft de gemeente de vergelijkbare lening afgelost bij de geldgever.

 

2.5.2          Vervroegde aflossingen

Naast het feit dat beslissingen genomen moeten worden over herfinanciering van eindaflossingen, de renteaanpassingen en de afgeloste leningen met renteaanpassingen, moeten ook de leningen met vervroegde aflossingsmogelijkheid worden bekeken.

Binnen de o/g en u/g portefeuille zijn een groot aantal leningen aanwezig die in principe vervroegd of versterkt afgelost kunnen worden. De aflossingen kunnen plaatsvinden op de eerst volgende betaaldatum. Ook hier is het beleid dat gestreefd wordt naar een match.De volgende leningen komen in 2004 en 2005 voor vervroegde aflossing in aanmerking:

3           Financieringsstrategie

In dit hoofdstuk zal de financieringsstrategie voor 2004 uiteen worden gezet en waarvoor - als onderdeel van deze begroting - mandaat wordt gevraagd.

Hierbij gaat het om:

·         de looptijden van de nieuwe leningen;

·         het moment van aantrekken;

·         de ‘soorten’ leningen die zullen worden aangetrokken;

·         de timing van de renteherzieningen van bestaande leningen.

 

3.1          Financieringsbehoefte 2004 -2011

De komende jaren worden gekenmerkt door omvangrijke investeringsopgaven. Een deel van deze investeringen worden gefinancierd door de opbrengsten uit verkoop. Dan nog resteert een behoorlijke vraag naar nieuw geld. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de sterke afbouw van de leningportefeuille.

Op basis van het meerjarenprogramma Vastgoed is voor de investeringen een doorkijk gemaakt naar 2011. De ontwikkeling van de vermogensbehoefte vanuit Vastgoed wordt onderstaand weergegeven.

Uit het overzicht volgt dat de reeks negatieve kasstromen in de jaren 2010/2011 worden terugverdiend. Tot die tijd zullen de negatieve stromen moeten worden gedekt. Als naast het investeringsprogramma rekening wordt gehouden met de huidige stand van de kasgeldleningen, de kasstromen uit verkoop van deelnemingen en de reguliere eindaflossingen (niet zijnde vervroegde aflossingen) vanuit de o/g en u/g portefeuille, dan kan een indicatie worden gegeven van de geldbehoefte voor de komende jaren.

De behoefte aan geld wordt voor de komende jaren als volgt weergegeven:

 

Doordat het kasgeldlimiet, volgens wet FiDO, van circa € 27 miljoen wordt overschreden, zien wij dat Delft geconfronteerd wordt met een structurele financieringsbehoefte. In 2004 zullen dan ook lange leningen aangetrokken worden om het tekort aan middelen te kunnen dekken.

3.2          Financieringsmogelijkheden

3.2.1          Beschikbaarheid lange leningen

Zoals in paragraaf 3.1 is aangegeven kent Delft in de planperiode een aanzienlijke financieringsvraag. Doordat wij een decentrale overheid zijn, waarbij “het papier”, volgens de richtlijnen van de centrale bank, “solvabiliteitsvrij” is, wordt geen belemmering gezien in het verkrijgen van lange leningen.

Nog steeds zijn met name de overheidsbanken (zoals BNG en NWB), maar in toenemende mate ook buitenlandse partijen geïnteresseerd in het verstrekken van lange leningen tegen een gunstige prijs. Voor de nabije toekomst worden eveneens geen nadelige gevolgen verwacht inzake de financierbaarheid.

Het financieringsbeleid van Delft is gericht op interne financiering om de vermogenspositie minimaal in stand te houden (interne solvabiliteitseis). Als gevolg hiervan wordt voor de externe financiering de duur en aflossingswijze van leningen zo veel mogelijk afgestemd op de (toekomstige) kasstroomontwikkeling. Bij het aantrekken van de leningen zal de looptijd van de lening worden bepaald aan de hand van de verwachte toekomstige kasstromen. Deze zullen de duur van de lening bepalen. Desondanks is het voor de financierbaarheid, maar ook uit oogpunt van risicobeheersing, van belang rekening te houden met de normen volgens wet FiDO. Juist de voorgeschreven normering kan als opstakel worden gezien voor de financierbaarheid.

3.2.2          Beschikbaarheid op korte termijn

Ten tijde van onverwachte debetstanden moet Delft in staat zijn om deze snel aan te zuiveren. De kortstondige liquiditeitsbehoefte wordt voorspeld door de korte liquiditeitsprognose. Hierop wordt geanticipeerd door het aanhouden van direct opneembare kortstondig krediet. Uiteraard dient rekening te worden gehouden met de maximale eis van voor de korte rentenormering van wet FiDO.

Het beleid van Delft is in ieder geval gericht op het maximaal benutten van de toegestane norm (zgn. kasgeldplafond). Voor 2004 is de norm becijferd op € 27,56 miljoen. Bij de BNG is een kredietlijn direct beschikbaar voor circa € 25,5 miljoen. Daarnaast maakt TRM gebruik van een netwerk aan brokers op de geldmarkt om permanent toegang te houden tot de markt en de prijzen van de BNG te toetsen.

Doordat er een lichte discrepantie is tussen de BNG kredietlijn en de toegestane kasgeldplafond, zal TRM bij BNG de kredietlijn verhogen tot maximaal de norm.

3.2.3          Ontwikkeling risicoportefeuille

Door de rentemutaties vanuit de treasury portefeuilles (o/g en u/g) te combineren met de kasstroommutaties uit de bepaling van de geldbehoefte, kan een totaalbeeld worden geschetst van het renterisico. In onderstaande grafiek is het totaal weergegeven.

Uit bovenstaande reeks blijkt dat de risicograad in 2004 relatief hoog is, waarbij de norm wordt overschreden. De overschrijding is circa € 13,5 miljoen. Dit bedrag correspondeert met de vervroegde aflossing van een deel van de lening 30710 (zie paragraaf 2.5.1). Deze overschrijding is een fictieve overschrijding en wordt volgens PZH binnenkort in de wet gerepareerd.

3.3          Renteontwikkeling

De renteverwachtingen laten een stijging van de rente zien. De onderling verschillen voor de 3-maand en 10-jaar rente is wel opvallend.

 

Bank

3 mnds

(nu)

3 mnds

(3 mnd)

3 mnds

(1 jaar)

10 jaars

(nu)

10 jaars

(3 mnd)

10 jaars

(1 jaar)

Actuele rentecurve      

1,96

1,90

2,25

4,10

4,18

4,46

Deutsche bank 

 

1,85

2,00

 

4,36

4,56

Rabo Bank  

 

1,61

2,35

 

3,94

4,21

Fortis Bank      

 

2,14

2,70

 

4,29

4,86

JP Morgan

 

2,15

2,50

 

4,29

4,50

Gemiddelde renteverwachting

 

1,94

2,39

 

4,17

4,99

 

 

 

 

 

 

 

€ / $ actuele curve

1.22

1.22

1.21

 

 

 

€ / $ gem. verwachting banken

 

1.24

1.21

 

 

 

Er heersen positieve geluiden over het herstel van de economie. Het eerste teken daarvan is al waarneembaar. De financiële markten vinden langzaam hun weg omhoog en de economische groei in de VS is verrassend hoog geweest, ondanks de jongste terroristische aanslagen.

Het herstel lijkt vooralsnog niet te leiden tot een hogere inflatie. Ook de overschrijding van de stabiliteitsnorm van 3% door Duitsland en Frankrijk lijkt op korte termijn niet direct te leiden tot hogere inflatie en rente. De negatieve effecten hieruit worden voorlopig gecompenseerd door de hogere arbeidsproductiviteit en lagere werkloosheidsaanvragen uit de VS. Desondanks zal op het iets langere termijn een stijging van de rente plaatsvinden. Voor Europa zal de stijging beperkt blijven door de gematigde economische groei in de eurozone en beperkte inflatie. In het algemeen mag worden verwacht dat de ECB in het 2e kwartaal van 2004 de refi-rente zal verhogen.

Op langere termijn (2005 ev.) wordt op grond van het verwachte economische herstel een stijging van de rente verwacht. In het algemeen wordt aangenomen dat de lange rente licht zal stijgen naar circa 5,25% en de korte rente verder zal stijgen naar 3,50%.

Ondanks de monopoliepositie van de Overheidsbanken zien we dat de spreadontwikkeling voor decentrale overheden momenteel blijft hangen op een niveau van 5 tot 7 basispunten. Aangenomen mag worden dat de markt hierop is getest, waardoor geen verdere stijging wordt verwacht.

Vertaald naar acties zou voornoemde inhouden:

 

4           Strategie 2004

4.1          Acties 2004 en 2005  

Voor de uitvoering van de treasuryfunctie is het noodzakelijk een mandaat te verkrijgen voor het realiseren van transacties. Die transacties zijn de sluitpost (resultante) van de uitvoering van het beleid voor het komende jaar, uiteraard rekening houdend met de geschetste doelstellingen en beperkingen. Op grond van voorgaande analyse wordt het volgende mandaat voorgesteld.

Voor 2004 moet naar verwachting € 68 miljoen (afgerond) worden ingekocht. Voor 2005 is het bedrag geraamd op € 38 miljoen  

Daarnaast zal in 2004 voor € 44,5 miljoen aan renteherzieningen dienen plaats te vinden. Een aantal van deze leningen kunnen vervroegd worden afgelost als geen wederzijdse overeenstemming wordt bereikt over het nieuwe rentepercentage met de geldgever. Uiteraard moeten de eventuele aflossingen gefinancierd worden als de geldnemers (u/g) de leningen willen doorzetten.

Ook kan in 2004 een aantal leningen, in overeenstemming met de voorwaarden, vervroegd worden afgelost c.q. worden opgezegd door de geldnemers (ug), al of niet met bijbetaling van een boete. Zie voor een specificatie paragraaf 2.5.2. Per saldo zullen een aantal vervroegde aflossingen moeten worden geherfinancierd.

Het voorstel is om dit als volgt in te kopen:

1. Indekken financieringsbehoefte

Gedurende het jaar 2004 is circa € 68 miljoen aan middelen nodig. Hiervan is in ieder geval circa € 22 miljoen nodig aan herfinanciering van eindaflossingen. Aanvullend is circa € 23 miljoen nodig voor de financiering van de Harnaschpolder. Het verschil van € 23 miljoen kan worden opgevangen met kasgeld.

De timing en volume kunnen afwijken van de prognose. Hiervoor zal, gelet op de omvang van het verkopen en investeringsprogramma, enige voorzichtigheid in acht worden genomen.

Gezien de huidige rentemarkten en de verwachting van de rente, is het voornemen dan ook de het harde gedeelte van de planning (zijnde herfinancieringen en Harnaschpolder) in te dekken.

Voor de resterende financieringsbehoefte wordt vooralsnog uitgegaan van kasgeld.


De volgende inkoopmatrix afgestemd op de renteverwachting, het renterisico profiel en de liquiditeitsprognose wordt voorgesteld:

 


2. Indekken renteherzieningen

Voor de renteherzieningen in 2004 (zie 2.5.1) wordt mandaat gevraagd om tot herziening of – waar dat zinvol en voordelig is - tot aflossing en herfinanciering over te gaan. De keuze tussen acceptatie van het rentevoorstel van de geldgever of aflossen en herfinancieren, wordt gemeten op basis van een vergelijking tussen beide geoffreerde percentages, rekening houdend met eventuele additionele kosten bij aflossen en herfinancieren. Doornaast wordt een renteherziening of herfinanciering alleen geaccepteerd als de geldnemer van de u/g lening de lening wenst te verlengen. Het effectief rendement van de herfinanciering moet lager zijn dan het voorstel van de bestaande geldgever, en lager zijn dan de u/g lening.

3. Indekken vervroegde aflossingen

De vervroegd af te lossen leningen in 2004 (zie tabel vervroegde aflossingen paragraaf 2.5.2) wordt mandaat gevraagd om deze af te lossen en her te financieren. Voor de herfinanciering zal in principe zo veel mogelijk worden aangesloten op het oorspronkelijke aflossingsschema. Het volume van de herfinanciering wordt bepaald als het saldo uit de ontvangen middelen (aflossing u/g) ontoereikend is.

4. Financieringsbehoefte 2005

De voor 2005 benodigde gelden van circa € 38 miljoen zullen als gevolg van de onzekerheden en enorme forward (ruim 3 basispunten per maand), behoudens tussentijdse wijzigingen in de prognoses, vooralsnog niet in 2005 worden vastgelegd.

Afhankelijk van de hardheid van de prognose, ontwikkelingen op de kapitaalmarkt en vooruitgang met betrekking tot de (des)investeringen zal in het Treasuryberaad de voortgang worden getoetst en bewaakt. Afhankelijk van de uitkomsten hiervan kan het renteniveau vooraf worden afgedekt middels een renteoptie (bijv. swaption). Door het rentepercentage voor een deel van de financieringsbehoefte als plafondrente te verzekeren, kunt u zonder het vooraf afsluiten van een lening tussentijds profiteren van een rentedaling totdat de lening(en) aangetrokken moet worden.

5. Renteherziening 2005

Waar mogelijk en aantrekkelijk worden deze renteherzieningen in 2005 voor een belangrijke deel al vastgelegd of gehedged. Daarmee blijft Delft de verwachte rentestijgingen in enigermate voor.

 

4.2          Effect na uitvoering voorstellen


Door uitvoering van de voorstellen zoals genoemd onder 4.1 wordt het effect op de risicoportefeuille volgens wet FiDO als volgt::

 


In bovengenoemde opstelling is het voorgestelde financieringsplan voor 2004 verwerkt. Hieruit volgt dat het risiconorm niet wordt overschreden. Bovendien blijkt uit het verloop dat Delft de risicoposities in een meerjaren perspectief gelijkmatiger heeft verdeeld.

Naast de hiervoor genoemde doelstelling van treasury om een meer gelijkmatige spreiding van het renterisico te realiseren en de financiering meer af te stemmen op de ontwikkeling van liquiditeiten, is het ook de missie van TRM om de rentelasten te drukken.


Verwacht wordt dat TRM voor 2004 de volgende resultaten zal behalen:

Ten opzichte van 2003 verwachten wij dat het gemiddelde percentage op de o/g portefeuille met 0,75% te verlagen. Het gemiddelde percentage op de u/g portefeuille wordt vooralsnog hoog ingeschat. Wij verwachten dat een aantal corporaties geen gebruik zullen maken van hun recht tot vervroegde aflossingen, waardoor een afname wordt verwacht van 0,20%.