Reglement
Delftse Rekenkamer
Gelet
op artikel 7 van de Verordening gemeentelijke Delftse Rekenkamer,
stelt
de rekenkamer het navolgende reglement vast.
Taakverdeling
1.
De rekenkamer benoemt ingevolge artikel 4 van de Verordening uit haar
midden
een plaatsvervangend voorzitter, een secretaris, een plaatsvervangend
secretaris en een penningmeester.
In
de bijlage bij dit reglement zijn voor de benoemingsperiode de taakverdeling
met de namen van de daarbij behorende leden opgenomen.
Interne
vergaderingen
2.
De rekenkamer vergadert minimaal zeven maal per jaar, zo mogelijk voltallig.
3.
Het bijeenroepen van de leden geschiedt door ambtelijk secretaris, minimaal
vijf dagen voorafgaand aan de vergadering.
4.
De concept-agenda wordt vastgesteld door voorzitter en secretaris. De overige
leden van de rekenkamer kunnen agendapunten minimaal tien dagen voor
de vergadering inbrengen bij de secretaris. De leden kunnen staande de
vergadering agendapunten inbrengen, alleen ter bespreking, niet ter
besluitvorming.
5.
Op verzoek van twee of meer leden kan binnen een week een extra vergadering
worden belegd.
6.
De rekenkamer kan besluiten een of meer nader omschreven taken te mandateren
aan de voorzitter of aan de voorzitter en secretaris gezamenlijk.
7.
Besluiten van de rekenkamer kunnen alleen worden genomen in aanwezigheid van
vier of meer leden. Indien de stemmen staken geeft de stem van de (plv.)
voorzitter de doorslag.
8.
De rekenkamer besluit in principe bij meerderheid van stemmen.
9.
Een aantal besluiten vergt echter een gekwalificeerde meerderheid. Een
gekwalificeerde meerderheid bestaat
uit tenminste vier leden.
Besluiten die een gekwalificeerd
meerderheidsbesluit vragen, zijn:
-
Besluiten tot daadwerkelijke uitvoering van een onderzoek
-
Vaststellen van een onderzoeksvoorstel
- Instellen van een
(sub-)commissie
- Vaststellen van een
rapportage met conclusies en aanbevelingen
-
Het jaarverslag
-
Begroting en Rekening
Overige
overleggen
10.
De rekenkamer overlegt naar behoefte maar tenminste één maal per jaar met een
vertegenwoordiging van de Raad en eveneens minimaal één maal per jaar met een
vertegenwoordiging van het College.Ten behoeve van deze overleggen wordt een
agenda opgesteld en van de overleggen wordt een verslag gemaakt, dat na goedkeuring
door alle betrokkenen zal worden vastgesteld.
11.
Tevens zal één keer per jaar een overleg plaatsvinden met een door de Raad aan
te wijzen commissie naar aanleiding van het jaarverslag van de rekenkamer.
12.
De voorzitter en tenminste één ander lid van de rekenkamer overleggen minimaal
twee maal per jaar met de gemeentesecretaris, ook minimaal twee maal per jaar
met de griffier, en één maal per jaar met het presidium van de gemeenteraad.
Onderzoek
13. De rekenkamer kan besluiten om voor een onderzoek een
(sub)commissie in te
stellen,
bestaande uit twee of drie van haar leden. Deze (sub)commissie wordt belast met
de uitvoering van een specifieke opdracht of onderzoek, waarvoor vooraf een
door de (sub-)commissie opgesteld plan van aanpak door de rekenkamer is
goedgekeurd, inclusief de wijze van terugmelding aan de andere leden.
14.
De rekenkamer zal bij elk onderzoek in principe een zelfde werkwijze hanteren,
waarbij
de beginselen van zorgvuldigheid en behoorlijk bestuur in acht worden genomen.
15.
In de rapportages zullen geconstateerde feiten zo helder mogelijk worden
weergegeven en onderbouwd vanuit zo objectief mogelijke waarnemingen. Daar waar
beoordelingen aan de orde komen, zullen de toetsingscriteria daarvoor zo
mogelijk vooraf geformuleerd worden.
16.
Het onderzoek kan zich uitstrekken over alle organen van de gemeente, te weten
de Raad, het College, en de Burgemeester. Daarnaast kan het zich ook
uitstrekken over de diensten en instellingen waarvoor de gemeente bestuurlijk
verantwoordelijk is of waarvan de activiteiten geheel of in belangrijke mate
door de gemeente worden bekostigd.
17.
Het onderzoek heeft betrekking op aspecten van doelmatigheid en
doeltreffendheid.
18.
Daar waar rechtmatigheidaspecten naar voren komen, wordt overleg gepleegd met
de externe accountant. Indien vermoedens van strafbare feiten uit het door
de rekenkamer verrichte onderzoek naar voren komen, zal aangifte bij de
officier van Justitie gedaan worden. Betrokkene(n) zullen onmiddellijk van deze
aangifte op de hoogte gesteld worden.
De
werkwijze omvat in ieder geval de volgende fasen:
-
de selectie en planning
19.
Er wordt jaarlijks minimaal één onderwerp uitgekozen van een lijst van door de
rekenkamer vastgestelde potentiële onderwerpen, aan de hand van door de rekenkamer
vast te stellen lijst met criteria.
De
rekenkamer kan onderwerpen aan deze lijst toevoegen en onderwerpen schrappen.
De lijst wordt als bijlage bij het jaarverslag gevoegd. Deze lijst wordt
jaarlijks besproken met een door de Raad aan te wijze commissie.
De lijst wordt ook besproken met het College.
-
de voorbereiding
20.
De rekenkamer kiest een onderwerp voor onderzoek en formuleert de
onderzoeksvragen. Voor zover noodzakelijk wordt eerst een oriënterend onderzoek
gedaan waarbij ook de mogelijke onderzoeksvragen worden geformuleerd. Daarnaast
kunnen stukken worden opgevraagd bij de betrokken dienst of de betrokken
instantie, en kunnen oriënterende gesprekken worden gevoerd met
betrokken personen. Tevens wordt in deze fase onderzocht welk effect met het
onderzoek wordt beoogd en wordt onderzocht of een eventueel onderzoek intern of
extern wordt uitgevoerd.
21. De uitkomsten van deze voorstudie worden vastgelegd in een
onderzoeksvoorstel. De rekenkamer beslist vervolgens of het voorgestelde onderzoek
daadwerkelijk wordt uitgevoerd.
22.
Indien wordt besloten om het onderzoek zelf uit te voeren, wordt een
(sub)commissie ingesteld ten behoeve van de uitvoering van het onderzoek.
Indien
wordt gekozen voor uitbesteding of inhuur van derden, zal offerte worden
gevraagd aan minimaal twee bureaus of personen. Het bureau of de onderzoeker
mogen geen belang hebben ten aanzien van het onderzoek.
23.
Indien het onderzoek door externen wordt uitgevoerd, stelt de rekenkamer een
(sub-)commissie in ter begeleiding van het externe bureau.
-
het onderzoek
24.
Als besloten is tot uitvoering van onderzoek, wordt het onderzoek schriftelijk
aangekondigd bij de betrokken instanties en de Raad via het presidium.
In
de aankondiging wordt kort omschreven: het onderzoeksvoorstel, de termijn
waarbinnen het onderzoek zal plaatsvinden, en welke leden van de rekenkamer het
onderzoek zullen verrichten c.q. begeleiden. Tevens zal globaal worden
aangegeven welke stukken de rekenkamer of de onderzoekers in eerste instantie
willen inzien en met welke functionarissen gesprekken zullen worden gevoerd.
Vervolgens
zal het feitelijke onderzoek plaatsvinden in het kader waarvan de benodigde
gegevens zullen worden verzameld: inzien van archieven, het voeren van
gesprekken met betrokkenen, het houden van enquêtes of het bezoeken van externe
locaties, edg. Op basis van deze informatie zal een voorlopig onderzoeksrapport
worden opgesteld.
-
de rapportage
25.
Dit voorlopige onderzoeksrapport zal worden voorgelegd aan de onderzochte
instanties c.q. personen met wie gesprekken zijn gevoerd ter controle van de
feitelijke gegevens. Deze instanties en personen zullen in de gelegenheid
worden gesteld om binnen veertien dagen te reageren. Voor zover de opmerkingen
betrekking hebben op feitelijke onjuistheden c.q. de weergave van letterlijke
citaten in het voorlopige onderzoeksrapport, worden deze opmerkingen in het
onderzoeksrapport verwerkt.
26.
Op basis van het onderzoeksrapport formuleert de rekenkamer conclusies en
aanbevelingen en stelt het definitieve rapport vast.
Dit
definitieve rapport met conclusies en aanbevelingen dient door een
gekwalificeerde meerderheid van de
rekenkamer te worden vastgesteld.
De
politiek verantwoordelijke(n) krijgen de mogelijkheid hun zienswijze in een
bijlage toe te voegen.
27.
De rekenkamer biedt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk veertien dagen na de
vergadering waarin het onderzoeksrapport is vastgesteld, het rapport met
conclusies en aanbevelingen aan de Raad aan.
-
de publicatie
28.
De rekenkamer stelt een persbericht op. Na aanbieding van het rapport aan de
Raad, worden het rapport en het bijbehorende persbericht vrijgegeven voor de
media. Onder embargo zullen rapport en persbericht de dag voor de officiële
aanbieding aan de fractievoorzitters van de Raad beschikbaar gesteld worden.
Financiën
29.
De penningmeester bewaakt het budget van de rekenkamer en stelt jaarlijks een
voorstel voor de begroting op.
Het
door de Raad beschikbaar gestelde budget zal worden besteed aan:
-
vacatiegelden leden rekenkamer;
-
ambtelijke ondersteuning;
-
het (laten) verrichten van onderzoek;
-
het evt. inhuren van externe deskundige(n);
-
het opstellen van de rapportage;
-
deskundigheidsbevordering van de leden van de rekenkamer
-
overige activiteiten die naar het oordeel van de rekenkamer ten laste van het
budget
gebracht kunnen worden.
Evaluatie
30. De rekenkamer evalueert dit reglement minimaal één maal
per drie jaar. Indien deze evaluatie leidt tot wijzigingen laat zij dit de Raad
en het College terstond weten.
31. De
rekenkamer stelt een rooster van aftreden op.
BIJLAGE
Behorende bij het
huishoudelijk reglement van de Delftse Rekenkamer
Vastgesteld d.d.
02-06-2004
W.H.J.
Bloemendaal-Lindhout,
voorzitter
L. T.J. Polak,
plv.voorzitter
C.A. Hazeu,
secretaris
I. Horstik,
plv.secretaris
A. Langstraat,
penningmeester
Th.W. de Valk,
lid