Graag geven wij een nadere toelichting op het door ons gevoerde beleid met betrekking tot de Zalmsnip. Het door het gemeentebestuur al ingaande 2004 niet meer verstrekken van de Zalmsnip heeft voornamelijk te maken met de economische teruggang en de in korte tijd sterk verslechterde gemeentefinanciën. Op basis van de miljoenennota van september 2003 heeft de gemeenteraad in december 2003 besloten voor de periode 2004-2007 een gefaseerd bezuinigingstaakstelling van € 4 miljoen voor de periode 2004-2007 te realiseren. Op basis van de Voorjaarsnota 2004 van het rijk en de recente junicirculaire van het Gemeentefonds hebben we de hoogte van het te bezuinigen bedrag nog moeten bijstellen tot € 7 miljoen structureel.

 

Voor een middelgrote gemeente als Delft is dat een aanzienlijk bedrag.  Een dergelijke bezuinigingsopdracht wordt in de praktijk gerealiseerd door een mix van maatregelen, schrappen in taken/budgetten, efficiencymaatregelen,   herschikking in budgetten, en (voor ons als laatste optie) het verhogen van prijzen en tarieven. In aanvulling op structurele maatregelen worden ook incidenteel maatregelen genomen om dreigende tekorten voor de begroting tegen te gaan. Eind 2004 heeft de gemeenteraad in dat kader besloten om al ingaande het begrotingsjaar 2004 de Zalmsnip in te trekken, en het vrijkomende bedrag beschikbaar te stellen voor manifeste grote risicodossiers met betrekking tot het beleidsveld in de Sociale Zorg. Te noemen zijn de fors verminderde rijksbijdragen voor de bijzondere bijstand (wel een open einde regeling!) en het minimabeleid, de kortingen op het onderwijsachterstandsbeleid, begrotingsrisico’s in de Wet Voorziening Gehandicapten en de voor ons grote risico’s ten gevolge van de wijzigingen in het objectief verdeelmodel met betrekking tot de stelselwijziging Wet Werk en Bijstand. Deze risico’s worden nog vergroot door de gevolgen van de economische malaise.

 

Onze  sociale reserve is daarom bedoeld als een risicobuffer, een risicobuffer die het gemeentebestuur tijd geeft om beleid om te buigen en om de belastingtarieven vanwege een dreigend begrotingstekort niet extra te laten stijgen.   

 

U verwijst in uw brief terecht naar de behandeling van het wetsvoorstel inzake de voortzetting van de lokale lastenverlichting ingaande 2000. Vanaf 2000 hebben de gemeenten meer vrijheid gekregen in de vormgeving van de lastenverlichting. De intentie van de ƒ 100,- maatregel bleef evenwel ongewijzigd. Naar het toenmalige oordeel van Tweede Kamer en Kabinet was het Leidse model een uiterste invulling van de beoogde doelstelling dat alle gezinshuishoudens een herkenbare en gelijke lastenverlichting ontvangen. Maar dat was de situatie van 1999, de situatie ook van een rooskleurige economie. Inmiddels is de financiële situatie van het rijk en van de gemeentes evenwel drastisch veranderd.

 

Minister Zalm heeft indertijd aangegeven, dat bij de uitgaven van de Zalmsnip getoetst zou worden of gemeentes handelen naar de geest van de wet. Delft heeft dat in de periode 1998/2003 zonder meer gedaan door de Zalmsnip op 100% van het beschikbare geld te houden. Als we in deze periode 25% per jaar afgezonderd hadden voor een Sociale Reserve was dat ook volledig binnen de spelregels van de junicirculaire 1999, en hadden wij dus geen brief van u ontvangen. Ca 25% van de gemeentes zit op het zogenaamde Leidse Model. Vergelijkenderwijs zal Delft over de periode 1998/2004 meer dan deze gemeentes aan lastenverlichting per huishouden besteed hebben. Over deze 6 jaarsperiode komen wij gemiddeld uit op 83%.

 

Wij willen benadrukken dat wij in onze oplossing blijven voldoen aan de eis, dat de gelden voor de lastenverlichting niet toegevoegd worden aan de algemene middelen. Het geld blijft dus ten goede komen aan lastenverlichting in de vorm van inkomensondersteunende maatregelen.  

 

Wij verzoeken u dit bij uw eindoordeel over de Delftse beleidswijziging te betrekken. Wij hopen, dat u zich daar wellicht onder een aantal condities mee kunt verenigen. Wij danken u voor de aandacht die u aan deze zaak wil schenken.

 

Hoogachtend,

 

 

 

Het college van burgemeester en wethouders gemeente Delft,

 

 

G.A.A. Verkerk,                            burgemeester

 

 

 

H.G.L.M. Camps,                            gemeentesecretaris