Concept

Treasurystatuut

 

 

 

 

Gemeente Delft

 

 

 

 

 

 

 

Vakteam TRM, 13 oktober 2004

 

 

 

Inhoud Treasurystatuut

I.      Begrippenkader 3

Artikel 1. Begrippen. 3

II.         Uitgangspunten Treasurybeleid. 4

Artikel 2. Uitgangspunten. 4

III.        Doelstelling treasurystatuut en treasuryfunctie. 4

Artikel 3. Doelstelling Treasurystatuut 4

Artikel 4. Doelstellingen van de treasuryfunctie. 5

IV.        Risicobeheer 5

Artikel 5. Uitgangspunten risicobeheer 5

Artikel 6. Renterisicobeheer 5

Artikel 7. Koersrisicobeheer 5

Artikel 8. Kredietrisicobeheer (of debiteurenrisicobeheer) 6

Artikel 9. Intern liquiditeitsrisicobeheer 6

VI.        Gemeentefinanciering (doelstellingen, richtlijnen en limieten) 6

Artikel 10.  Doelstelling financiering ten aanzien van het aantrekken van vreemd vermogen: 6

Artikel 11. Doelstellingen ten aanzien van het afgeven van gemeentegaranties: 7

Artikel 12. Doelstellingen ten aanzien van  het uitzetten van liquiditeiten geldt: 7

Artikel 13. Te hanteren algemene richtlijnen en limieten voor leningen en uitzettingen: 7

Artikel 14. Relatiebeheer: 7

VII.           Kasbeheer (doelstellingen, richtlijnen en limieten) 8

Artikel 15. Doelstellingen Geldstromenbeheer: 8

Artikel 16. Te hanteren algemene richtlijnen en limieten bij geldstroombeheer: 8

Artikel 17. Doelstellingen Saldo- en liquiditeitenbeheer 8

Artikel 18. Te hanteren algemene richtlijnen en limieten bij saldo- en liquiditeitenbeheer: 8

VIII.          Administratieve organisatie en interne controle. 9

Artikel 19. Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle: 9

Bijlage              Memorie van toelichting. 10

 


 

              I.      Begrippenkader

 

Artikel 1. Begrippen

In dit statuut wordt verstaan onder:

- Derivaten                         Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren

- Financiering                     Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen bestaan

- Geldstromenbeheer         Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer)  

- Intern liquiditeitsrisico     De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitsplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen

- Kasgeldlimiet                   Een bedrag op basis van de Wet FiDO ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar

- Koersrisico                       Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen

- Kredietrisico                     De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit

- Liquiditeitenbeheer         Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar

- Liquiditeitsplanning         Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid

- Rating                              De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier

- Renterisico                       Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen

- Renterisiconorm               Een bij de aanvang van het jaar op basis van de Wet FiDO gefixeerd percentage van het totaal van de vaste schuld van de gemeente dat bij herfinanciering niet mag worden overschreden

- Rentetypische looptijd     Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding

- Rentevisie                        Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling

- Saldobeheer                    Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen

- Treasuryfunctie                De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, relatie- en kasbeheer

- Uitzetting                          Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

 

            II.      Uitgangspunten Treasurybeleid

 

Artikel 2. Uitgangspunten

1.   De gemeente kan leningen aangaan, middelen uitzetten of garanties verlenen

uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak van de gemeente.

2.       De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut.

3.       Risicodragend middelen uitzetten in de vorm van aandeelhouderschap in private ondernemingen is geen overheidstaak. De gemeente is terughoudend met aangaan van nieuwe deelnemingen. Bestaande deelnemingen worden, gelet op de huidige maatschappelijke ontwikkelingen, indien mogelijk en gewenst, zoveel mogelijk afgestoten. Het oprichten van gemeentelijke vennootschappen en public private partnerships voor investeringsprojecten als verlengstuk van de lokale publieke taak is wel toegestaan.

4.       Het gebruik van derivaten is toegestaan maar deze worden conform de Wet FiDO uitsluitend toegepast ter beperking van financiële risico’s.

5.       De wettelijke regels vinden onverkort toepassing.

 

 

          III.      Doelstelling treasurystatuut en treasuryfunctie

 

Artikel 3. Doelstelling Treasurystatuut

Het Treasurystatuut van de gemeente Delft heeft tot doel een formeel kader te scheppen voor het treasurybeleid op hoofdlijnen, in de vorm van doelstellingen, richtlijnen en limieten waarbinnen de financierings- en beleggingsactiviteiten van de organisatie dienen plaats te vinden. In het Treasurystatuut zorgen eveneens de vier elementen sturen, beheersen, verantwoorden en toezicht houden in hun samenhang voor duidelijkheid en transparantie in het treasuryproces. Dit formele kader op hoofdlijnen wordt in het treasuryhandboek detailleert uitgewerkt.

 

In algemene zin zal het financiële beleid dienen bij te dragen aan en ondersteuning te bieden bij de uitvoering van de publieke taken van de gemeente. Meer specifiek zal de continuïteit van de gemeente op korte en lange termijn gewaarborgd dienen te worden.

 

Artikel 4. Doelstellingen van de treasuryfunctie

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

1.       Het verzekeren van duurzame toegang tot de financiële vermogensmarkten tegen de scherpste en acceptabele condities;

2.       Het beschermen van vermogens- en (rente-) resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico, koersrisico, kredietrisico, liquiditeitsrisico en aanspraken op afgegeven gemeentegaranties;

3.       Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

4.       Het realiseren van een flexibel en controleerbaar liquiditeitsbeheer in de organisatie;

5.       Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet Financiering Decentrale Overheden (hierna: Wet FiDO) respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut;

6.       Het realiseren van informatiestromen ter ondersteuning van het beleid.

 

 

          IV.      Risicobeheer

 
Artikel 5. Uitgangspunten risicobeheer

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

1.       De gemeente mag leningen of garanties op grond van de “publieke taak” uitsluitend verstrekken aan door de gemeenteraad goedgekeurde derde partijen;

2.       Middelen kunnen uitzet worden indien deze uitzettingen een prudent (i.e. ‘geschiedend met of getuigend van beleid’) karakter heeft en niet zijn gericht op het genereren van inkomen. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd door middel van de richtlijnen en limieten van het Treasurystatuut, danwel de limieten die stringenter zijn dan het Treasurystatuut en die, als zij van toepassing zijn, als bijlage zijn opgenomen in het treasury handboek en treasury jaarplan;

3.       Bij het uitzetten van middelen mag alleen gebruik worden gemaakt van financiële instrumenten die minimaal een hoofdsomgarantie kennen zoals bedoeld in de wet FiDO.

4.       Het gebruik van derivaten is toegestaan; derivaten worden uitsluitend toegepast ter beperking of afgrendeling van risico.

 

Artikel 6. Renterisicobeheer

Met betrekking tot renterisicobeheer gelden de navolgende uitgangspunten:

1.       De kasgeldlimiet conform de wet FiDO mag niet ongeoorloofd worden overschreden;

2.       De renterisiconorm conform de wet FiDO mag niet ongeoorloofd overschreden;

3.       Nieuwe leningen en/of uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie -aanwezige leningenportefeuille, een recente liquiditeitsplanning- en een actuele rentevisie;

4.       De rentevisie van de organisatie is in principe gebaseerd op de rentevisie van ten minste drie gezaghebbende financiële instellingen en wordt meerdere keren per jaar opgesteld.

 
Artikel 7. Koersrisicobeheer

Met betrekking tot koersrisicobeheer gelden de navolgende uitgangspunten:

1.       Het koersrisico op uitzettingen wordt beperkt door de looptijd van de uitzettingen af te stemmen met de liquiditeitsplanning, rekening houdend met de vervalkalender van de bestaande lening- en beleggingsportefeuilles, en vervolgens af te stemmen op het (rente)risicoprofiel;

2.       Het koersrisico wordt beheerst door de omvang en de resterende looptijd van het financiële instrument te matchen met de omvang en looptijd van de beschikbare liquide middelen, danwel verplichtingen.

3.       Met betrekking tot valutarisico geldt dat valutarisico door de gemeente Delft wordt uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de  geldende Euro munteenheid. Daar waar betalingen moeten worden verricht in een andere valuta dan de geldende Euro munteenheid, zal het daarmee gepaard gaande valutarisico direct worden afgedekt.

 
Artikel 8. Kredietrisicobeheer (of debiteurenrisicobeheer)

Overtollige middelen worden uitsluitend uitgezet bij:

1.       Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht [1]) met minimaal een A-rating van ten minste één gezaghebbende rating agency (Standard & Poor’s, Moody’s, Fitch IBCA);

2.       Instellingen aan wiens papier door een bancaire toezichthouder in een EER-lidstaat de solvabiliteitsvrije status is toegekend;

3.       Financiële instellingen zonder rating met minimaal een met A-rating vergelijkbare kredietwaardigheid. Deze gelijkwaardigheid zal door het treasury management schriftelijk nauwkeurig worden onderbouwd, en ter goedkeuring worden aangeboden aan het Treasuryberaad;

4.       Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden, op grond van de nota Garantiebeleid, indien mogelijk, zekerheden of garanties geëist.

 

Artikel 9. Intern liquiditeitsrisicobeheer

Met betrekking tot intern liquiditeitsrisicobeheer gelden de volgende uitgangspunten:

1.       De treasury-activiteiten zijn gebaseerd op een korte termijn liquiditeitsplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitsplanning met een horizon van ten minste de eerste vijf opeenvolgende jaren;

2.       De verschillende clusters (vakteams) zullen voor de (tussentijdse)rapportages een kasstroomprognose opstellen;

3.       Interne financiële stromen zullen, daar waar mogelijk, binnen één rentecompensatiecircuit plaatsvinden;

4.       Gebruikt worden uitsluitend daggeld, deposito’s en goed verhandelbare financierings- en beleggingsinstrumenten.

 

 

                            VI.      Gemeentefinanciering (doelstellingen, richtlijnen en limieten)

 

Artikel 10.  Doelstelling financiering ten aanzien van het aantrekken van vreemd vermogen:

1.       Het aantrekken van leningen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de intern beschikbare middelen te gebruiken voor financiering;

2.       Leningen worden alleen aangetrokken ten behoeve van de uitvoering van de publieke taak;

3.       Het aantrekken van leningen dient te geschieden tegen aanvaardbare risico’s. De duur en aflossingstype van de leningen worden afgestemd op de liquiditeitsplanning,  het renterisicoprofiel en een actuele rentevisie;

4.       De toekomstige behoefte aan leningen zal, gegeven de kredietwaardigheid van de gemeente tegen zo laag mogelijke kosten worden aangetrokken;

5.       De financierbaarheid van de gemeente dient altijd veilig te worden gesteld, zodat op elk gewenst moment middelen kunnen worden aangetrokken;

 

Artikel 11. Doelstellingen ten aanzien van het afgeven van gemeentegaranties:

1.       Het verstrekken van garantie, borgtochten of leningen aan derden mag alleen plaatsvinden in het kader van het publieke belang;

2.       Op het verstrekken van garanties, borgtochten of leningen aan derden is een separate verordening c.q. nota van kracht.

 

Artikel 12. Doelstellingen ten aanzien van  het uitzetten van liquiditeiten geldt:

1.       Het optimaliseren van het renteresultaat op bestaande en geprognosticeerde liquiditeitsoverschotten tegen aanvaardbare risico’s;

2.       Het verstrekken van geldleningen aan derden tegen aanvaardbare condities en risico’s, zoals genoemd in het treasurystatuut.

 

Artikel 13. Te hanteren algemene richtlijnen en limieten voor leningen en uitzettingen:

1.       De gemeente wendt primair het eigen vermogen aan om te voorzien in de vermogensbehoefte;

2.       Renterisico op de vlottende schuld zijn begrensd tot de kasgeldlimiet van de wet FiDO;

3.       Renterisico op de vaste schuld zijn begrensd tot de renterisiconorm van de wet FiDO.

4.       De rentevisie en het rentescenario van de gemeente zijn gebaseerd op ten minste 2 gezaghebbende financiële instellingen;

5.       De gemeente hanteert in principe integrale of totale financiering en past als zodanig de matching van middelen toe;

6.       Het aantrekken van leningen en uitzetten van gelden gebeurt door minimaal twee offertes te vragen bij goedgekeurde partijen overeenkomstig dit treasurystauut;

7.       De toegestane financiële instrumenten zijn gebaseerd op onderhandse leningen, vaste geldleningen en Medium Term Notes;

8.       In het kader van risicobeheer zijn de artikelen 5 tot en met 9 uit dit treasurystatuut van toepassing;

9.       Koersrisico’s op aandelen zijn uitgesloten, tenzij deze zijn gekocht in het kader van de uitoefening van de publieke taak;

10.   Nadere detaillering van de richtlijnen, werkwijze en limieten is verwoord in het treasury handboek.

 

Artikel 14. Relatiebeheer:

1.       De gemeente stelt zich ten doel tot het realiseren van gunstige c.q marktconforme condities op producten en diensten geleverd door financiële instellingen;

2.       De gemeente stelt zich ook ten doel een voortdurende beschikbaarheid van bancaire diensten tegen vooraf overeengekomen kwaliteit en prijs te bewerkstelligen;

3.       Bankrelaties en de condities worden tenminste eens in de vijf jaar beoordeeld;

4.       Bankrelaties en overige financiële instellingen dienen minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 8 en nader zijn uitgewerkt in het treasury handboek.

 

 

                          VII.      Kasbeheer (doelstellingen, richtlijnen en limieten)

 

Artikel 15. Doelstellingen Geldstromenbeheer:

De doelstellingen voor het geldstromenverkeer zijn:

1.       Beperking van het gebruik van liquide middelen.

2.       Inrichting van het betalingsverkeer dat wordt bereikt, dat de externe bankkosten (valutadagen, provisies, datacommunicatiekosten e.d.) tot een minimum worden beperkt.

3.       Het optimaliseren van de gemiddelde debiteuren- c.q. crediteurentermijn.

4.       Het zo doelmatig mogelijk beheren van debiteuren en crediteuren.

5.       Het minimaliseren van interne handelingskosten.

 

Artikel 16. Te hanteren algemene richtlijnen en limieten bij geldstroombeheer:

1.       De gemeente betaalt facturen tijdig. Dat wil zeggen, dat wordt betaald op de uiterste vervaldatum.

2.       Bij het aangaan van verplichtingen ingevolge contracten worden afspraken gemaakt over het betalen in termijnen.

3.       Er wordt een vaste debiteuren- en crediteurenprocedure opgesteld, uitgevoerd en periodiek gecontroleerd. Bij de debiteuren wordt onderscheid gemaakt in privaat- en publiekrechtelijke vorderingen.

4.       Het betalingsverkeer wordt zo mogelijk geconcentreerd bij één bankinstelling.

5.       Bij het uitvoeren van het betalingsverkeer wordt gebruik gemaakt van de goedkoopste en meest efficiënte instrumenten.

6.       De gemeente maakt gebruik van de meest goedkope en efficiënte manier van innen van de vorderingen en voor het voldoen aan verplichtingen, voor zover niet in strijd met andere beleidsuitgangspunten, zoals een burgervriendelijke benadering.

7.       De in- en uitgaande geldstromen worden op elkaar afgestemd met behulp van de eerder genoemde liquiditeitsprognose.

 

Artikel 17. Doelstellingen Saldo- en liquiditeitenbeheer

1.       Bij het aantrekken van gelden voor een periode tot één jaar gelden de volgende doelstellingen:

·         Het aantrekken  van vreemd vermogen tegen aanvaardbare condities;

2.       Bij het uitzetten van gelden tot één jaar wordt het optimaliseren van het renteresultaat nagestreefd  op bestaande en geprognosticeerde liquiditeitsoverschotten voor een periode tot één jaar.

 

Artikel 18. Te hanteren algemene richtlijnen en limieten bij saldo- en liquiditeitenbeheer:

1.       De toegestane kasgeldlimiet mag niet worden overschreden, tenzij vooraf de Provincie hiermee akkoord is gegaan;

2.       De gemeente hanteert naar een concentratie van overtollige middelen binnen één rentecompensatiecircuit bij een bank tegen de meest gunstigste condities;

3.       De maximumbedragen voor het kort krediet arrangement wordt gekoppeld aan de door de Provincie toegestane kasgeldlimiet;

4.       De toegestane korte termijn financieringsinstrumenten zijn gebaseerd op kasgeldleningen, kredietlimiet op rekening-courant en commercial paper, en wordt nader beschreven en uitgewerkt in het treasury handboek.

 

 

                        VIII.      Administratieve organisatie en interne controle

 

Artikel 19. Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle:

1.       De verdeling van taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden, de delegatie en mandateringen zijn eenduidig en schriftelijk vastgelegd in de administratieve organisatie;

2.       Bij uitvoering van de treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd;

3.       In relatie hiermee is in het kader van een adequate beleids- operationele- en verantwoordingsinformatie procedure doorgevoerd en schriftelijk vastgelegd;

4.       De administratie bevat daarnaast als kernonderdeel de maatregelen voor de interne controle om daarmee te bewerkstelligen en te bevestigen, dat de uitvoering van de treasuryfunctie conform de gestelde regels gebeurt;

5.       De administratieve organisatie en de interne controle moeten waarborgen, dat:

·         uitvoering van de treasuryfunctie rechtmatig en doelmatig is;

·         treasury-activiteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;

·         risico’s kunnen worden beheerst;

·         juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd is.

In de bijlagen is een tabel opgenomen met betrekking tot de verantwoordelijkheden, de bevoegdheden en de informatievoorziening.

 

 


Bijlage                        Memorie van toelichting

 

In dit treasurystatuut wordt het treasurybeleid van de gemeente Delft op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van uitgangspunten van het treasurybeleid (in artikel 2) en van de algemene doelstelling van het treasurystatuut (in artikel 3).

De specifieke doelstellingen van de treasuryfunctie worden in artikel 4 verwoord. Vervolgens geeft het bestuur in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet FiDO. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente Delft bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De treasuryparagraaf in de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het statuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting in de treasuryparagraaf zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet FiDO en het treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

 

Artikel 4

In artikel 4 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie de gemeente Delft weergegeven, hieronder worden deze doelstellingen afzonderlijk toegelicht.

Artikel 4 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente Delft duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daar bij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 4 lid 2

Als gevolg van haar gemeentelijke activiteiten loopt de gemeente de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en interne liquiditeitsrisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. In de artikelen 5 tot en met 9 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 4 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 4 lid 4/5

 

De gemeente Delft streeft ernaar haar renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentelasten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s, de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”). Binnen het acceptabele risicoprofiel, zoals vastgesteld in de Wet FiDO en dit treasurystatuut, kan desondanks worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 5 lid 1/2/3

 

 

De Wet FiDO geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”.

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak; deze taak is voorbehouden aan de gemeenteraad. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak.

 

 

 

Conform de Wet FiDO, dienen een prudent karakter te hebben.

In de Wet en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan. Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet FiDO.

De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente Delft.

Artikel 5 lid 4

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 6 lid 1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 6 lid 2

 

 

 

 

 

 

Artikel 6 lid 3

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 6 lid 4

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 7 lid

1/2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 7 lid 3

 

 

 

 

 

Artikel 8 lid

1/ 2

 

 

 

 

Artikel 8 lid

3/4

 

 

 

 

 

 

Artikel 9

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 10

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 11/12

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 13 lid 4

 

 

 

Artikel 13 lid 7

 

 

 

 

 

Artikel 14

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 15

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 16 lid 4

 

 

Artikel 17

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 18 lid 1

 

 

Artikel 19

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet FiDO stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.

 

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente.

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet FiDO is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet FiDO (evenals in de Wet filo) de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage te vermenigvuldigen met de totale vaste schuld.

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt bedragen slechts te lenen cq. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn. Door ook spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de kapitaalmarkten op de renteresultaten van de gemeente, gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente Delft haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld dat het doen van uitzettingen met een lange looptijd wordt uitgesteld op het moment dat men een rentestijging wordt verwacht.

Als de organisatie in een vastrentende product heeft belegd maar – wegens wijziging in de liquiditeitenplanning - voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom terugbetaald, maar de huidige waarde van de uitzetting afhankelijk van de rente en resterende looptijd. Teneinde deze koersrisico’s zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af met de liquiditeitenplanning. Ook zal de gemeente in de afstemming rekening houden met de voorschreven renterisiconorm, zodat  overschrijding van de norm wordt vermeden.

Ten einde koersrisico voortvloeiend uit valuta’s te vermijden, wordt  uitgesloten transacties aan te gaan in andere valuta’s dan de Euro. Indien toch wisselkoersverschillen optreden moeten deze verschillen direct worden afgedekt.

Ter beperking van kredietrisico zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van partijen waarin belegt kan worden. De kredietwaardigheid wordt vormgegeven door ratings afgeven door onafhankelijke toonaangevende bureau’s. De hoogste kredietwaardigheid wordt weergegeven door AAA, gevolgd door AA en A. Lagere kwalificaties zijn de B-serie (BBB,BB en B), gevolgd door de C- en D series. Hieruit volgt dat een minimum rating van A als zeer kredietwaardig kan worden gezien.

Een solvabiliteitsratio van 0% is, anders dan een rating, een status die door de bancaire toezichthouder (zoals De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor het desbetreffende papier geen (risico/dekkings)reserves hoeft aan te houden. Deze status wordt onder meer toegekend aan (decentrale)overheden.

De Wet FiDO stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Omdat de Gemeenteraad de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door de Gemeenteraad goedgekeurde partijen. Teneinde de kredietrisico’s te verkleinen kunnen zekerheden of garanties worden verlangd van de debiteuren.

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente Delft haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente Delft en hun financiële gevolgen.

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet FiDO als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd.

Primair streeft de gemeente Delft zoveel mogelijk interne financiering na, om haar weerstandsvermogen te verstreken. Door dit streven wordt de financierbaarheid van de gemeente vergroot. De gemeente conformeert zich ook aan de wet en de opgelegde richtlijnen en limieten vanuit de wet. Daarnaast zal de gemeente alleen leningen aantrokken in het kader van het publieke belang.

 

Het uitzetten van gelden en verlenen van garanties is geen doel op zich, maar dient uitsluitend in het kader van publieke belang plaats te vinden. Voor de uitwerking van het garantiebeleid en het bijbehorende kader is een separate verordening. In artikel 5 tot en met 9 is het risicobeheer gedefinieerd op welke wijze het prudente karakter van uitzettingen wordt geborgd.

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van het lenen en uitzetten van gelden te waarborgen. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de alsdan gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Vaste geldleningen zijn leningen die afgesloten kunne worden bij financiële instellingen. Onderhandse leningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgever kunnen worden vastgesteld. Een medium term nota is een verhandelbare schuldbewijs aan toonder met een oorspronkelijke looptijd van 2 jaar of langer.

Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal eens in de 5 jaar plaats moet hebben. Tussenpersonen hebben een intermediairfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 3 en 4 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente Delft voor tussenpersonen als eis dat zij een vergunning hebben en onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM).

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten.  Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (cq. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillende banken over te boeken.

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente Delft bij één bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Het is in de wet mogelijk de kasgeldlimiet tijdelijk te overschrijden. De Provincie moet hiervoor toestemming verlenen. De gemeente dient vooraf een gemotiveerd verzoek in te dienen.

Bij de treasuryfunctie zijn veel personen en organen betrokken. Het statuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente Delft betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in de bijlagen beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente Delft. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, wat als voordeel heeft dat er slagvaardiger kan worden geopereerd. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle. In de bijlage wordt ook aangegeven welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie, beleidsmatige informatie  en verantwoordingsinformatie . Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste voorwaarden voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente Delft.

 



[1] EER staat voor Europese Economische ruimte